EEN SUPERNOVA
Paul McCarthy - geboren in 1945 in Salt Lake City, hoogburcht van de
Mormonen - studeerde aan de University of Utah (1969), schilderen aan
het San Francisco Art Institute, en film, video, en kunst aan de
University of Southern California (1972). Sinds 1982 onderwijst hij
performance, video, installatie, en de geschiedenis van de
performancekunst aan de University of California, alwaar hij naar
verluidt grote invloed uitoefende op andere grote kunstenaars als Jason
Rhoades, Cindy Sherman, Mike Kelley, Jonathan Meese, John Bock, Jake en
Dinos Chapman. Als kunstenaar bleef hij lange tijd relatief onbekend.
Maar sinds de tentoonstelling van 'The Garden' in het Museum of
Contemporary Art te Los Angeles in 1992, is zijn opmars niet meer te
stuiten. In 2001 is er een retrospectieve in het New Museum of
Contemporary Art te New York, de Villa Arson teNice, en de Tate
Liverpool. Weldra volgen overzichtstentoonstellingen in het Van
Abbemuseum te Eindhoven (2004), het Haus der Kunst te München (2005),
het Moderna Museet in Stockholm (2006),het ARoS Aarhus Kunstmuseum in
Denemarken (2006) en hetS.M.A.K te Gent (2006-2007). En gedurende de
zomer van 2007 was in het beeldenpark Middelheim te Antwerpen nog 'Air
Borne - Air Borne'' te zien, een tentoonstelling gewijd aan de recente
grootschalige opblaasbare sculpturen.
Wat heeft deze kunstenaar - die voor vele ingewijden tot voor kort nog
een volslagen onbekende was, maar plots 'een levende legende' blijkt te
zijn, ja zelfs 'tot de belangrijkste en invloedrijkste kunstenaars van
zijn generatie' blijkt te behoren - ons te bieden?
HAPPENING, AKTION, PERFORMANCE
Al in 1967 springt Paul McCarthy op de trein van de in 1959 door Allen
Kaprow geïntroduceerde happening met werken als 'Sudden Leap' (1967)
waarin hij uit een raam springt, 'Black Paintings' (1967-1968) waarin
hij doeken zwart brandde met een soldeerbout, 'Face painting - Floor
white line' waarin hij over de grond schuift met een blik witte verf,
(1972) en 'Plaster Your Head and One Arm into a Wall (1973), waarin hij
'de verhouding van het lichaam tot de ruimte exploreert'.
Vanaf 1971 begint hij maskers te gebruiken om zich te kunnen inleven in
allerlei personages zoals Madonna en Alfred E. Neumann. Geleidelijk gaat
McCarthy ook de seksuele identiteit verkennen. Laten we hem even zelf
aan het woord: 'I realised that if I was sitting down and then stood up
without wearing my pants, my penis fell below my legs, I was a woman
sitting down, and a man when I stood up...'(interview).
Hij komt in toenemende mate onder invloed vande ontwikkelingen in
Europa, inzonderheid van het Wiener Aktionismus, dat al van in de vroege
jaren zestig het doek van de action painters had vervangen door het
naakte lichaam, en verf door bloed en uitwerpselen (zie
Hermann Nitsch).
Het bloed en de uitwerpselen van de Wiener Aktionisten worden bij
McCarthy op hun beurt vervangen door ketchup, mayonaise en
chocoladesaus. In 'Penis Painting' (1973) schildert McCarthy met zijn
penis, en in 'Painting, Wall Whip' (1974) met zijn hoofd en zijn voeten.
In 'Sauce' (1974) smeert hij zijn penis in met ketchup om hem vervolgens
tussen de benen naar achter te duwen. In 'Sailor's Meat' (1975) gaat
hij, verkleed in lingerie, een hoop rauw vlees te lijf. Net zoals bij
Hermann Nitsch komt na de seksualiteit ook het sadomasochisme aan bod.
Het kondigt zich eerst schuchter aan in de titel van 'Whipping a Wall
with Paint' (1974), maar ontplooit zich tot automutilatie, zoals al in 'Meat
Cake' (1974), maar vooral in 'Class Fool' (1976) waarin hij een
Barbiepop in zijn rectum duwt, en zichzelf tegen met ketchup besmeurde
muren slingert.
DE METAMORFOSEN VAN DE HAPPENING
Een happeningkunstenaar dus. De happening was onder meer een protest
tegen de almaar toenemende invloed van de kunsthandel op het
kunstgebeuren: anders dan duurzame schilderijen of beelden, werden
happenings geacht onverkoopbaar te zijn, en ze werden bij voorkeur
buiten het circuit van galeries en musea opgevoerd. Maar de markt heeft
zo zijn eigen logica waaraan ook de performers zich uiteindelijk
onderwierpen, kwestie van ook aan de bak te komen en hun graantje mee te
pikken). Zo begon Hermann Nitsch de relieken van zijn 'Aktionen' als
kunstobjecten te verkopen - waarmee hij in één klap de vertaling van de
action painting naar het werkelijke leven ongedaan maakte, waar het
allemaal om begonnen was. Ook Gilbert en George bewandelden dezelfde
weg: in plaats van voor de rest van hun leven zichzelf in levende lijve
te moeten gaan voorstellen, lieten ze deze taak weldra over aan foto's
en tekeningen. Eenzelfde lot was ook de 'Land Art' beschoren: ook
Andy Goldsworthy, die zweert bij vergankelijke werken, is vooral bekend
vanwege de fotoboeken en de video-opnames die hij van zijn werk maakt.
Want, niet alleen de markt heeft zijn logica, ook het beeld heeft die.
Al van in de oertijden zijn mensen ertoe overgegaan om duurzame
nabootsingen te maken van de werkelijkheid, gewoonweg omdat die niet
vergaan en altijd beschikbaar zijn.
Niet anders verging het McCarthy. In 1983 stopte hij met live
performances om scheep te gaan met de Rosamund Felsen Gallery.
Aanvankelijk vergenoegde hij zich er mee om, net als Hermann Nitsch, de
attributen van zijn performances als een soort relieken tentoon te
stellen:'The trunks' (1972-1983), 'An accumulation of props from 1972
through 1984', 'Butt plug chair' (1978), 'Mask performance props'
(1994), 'Kitchen set' (2003),'Yellow table' (2004). Een en ander
culmineerde in 'The Box' (1999) waarin McCarthy de gehele inhoud van
zijn atelier in een box monteerde die hij 90° kantelde.
Weldra nemen driedimensionale bewegende beelden McCarthy's rol als
performer over.
In 'Bavarian Kick' (1987) komen een Beierse man en vrouw met een
clownneus van achter een openklappende deur te voorschijn, klinken met
een literpint, en heffen tegelijk het been op met een danspas die veel
weg heeft van een schop. In 'The Garden' (1992) masturbeert een
gemechaniseerde vader met een boom, en zijn dito zoon met de aarde in
een decor uit de reeks 'Bonanza'.In 'Cultural Gothic' (1992) copuleert
een jonge man met een geit onder het goedkeurende oog van zijn vader. In
Heidi (1992) eindigt Heidi in bed tussen haar grootvader en Peter.
Daarbovenop schakelde Paul McCarthy, die al van meet af aan zijn
performances op foto's en films vastlegde, resoluut over naar het medium
film. Het performancekarakter wordt bewaard doordat McCarthy zijn films
projecteert in de bijbehorende decors. In Bossy Burger (1991) is op
televisieschermen in het afgedankte decor van de Amerikaanse soap
'Family Affair' te zien hoe McCarthy, met het masker van Mad Magazine
icoon Alfred E. Neuman, een maaltijd prepareert - troep maakt. In
Pinocchio Pipenose Householddilemma' (1994), voert een gekostumeerde
familie een uit de hand lopende huishoudelijke soap op. In 'The Painter'
(1995) worden Willem de Kooning en zijn verzamelaars en dealers
belachelijk gemaakt. In 'Sod and Sodie Sock Comp O.S.O.' (1998) worden
smakelijkheden uit een fictief militair kamp uit de doeken gedaan. In 'Santa's
Trees' (1996/1999) zien we McCarthy, verkleed in Santa Claus, in een
Japans restaurant aan het werk met ketchup en chocoladesaus, omgeven
door versierde kerstbomen. In 'Houseboat' (2001-2005) doorbreekt hij de
idylle van de happy family. In 'Wild Gone Girls' (2003) zitten meisjes
in bikini met een bijl te hakken in een been. Dan komt het bekende 'Frigate
with Caribbean Pirates” (2001-2005), voor het eerst vertoond als
onderdeel van “La La Land Parody Paradise” in het Haus der Kunst in
München (2005) waarin piraten de vrouwen van een dorp te lijf gaan. 'Piccadilly
Circus' (2003). In 'Bunker Basement' (2003) geven George W. Bush, Osama
Bin Laden en de Queen Mom zich over aan een orgie van seks en geweld. In
“F-Fort Party” (2005) wordt de natuurminnende cowboy aan de kaak
gesteld.
Vele van deze tot installatie gestolde performances worden daarbovenop
ook nog als goed verkoopbare portfolio's gepresenteerd: “Pirate Party
Photograph Portfolio” en “Houseboat Party Photograph Portfolio”,
evenals, in opdracht van Haus der Kunst: “F-Fort Party Photograph
Portfolio” (2005).
SCULPTUREN
Van poppen als gestolde performances naar echte beelden - en daarmee
naar verkoopbare waar bij uitstek - is maar een stap. Hij wordt gezet
als de vader en de zoon uit 'The Garden' (1992) afzonderlijk worden
tentoongesteld als 'Garden Figures' (1992-1994). Weldra verschijnen
beelden die als zodanig zijn opgevat: twee manshoge copulerende knuffels
'Bear and Rabbit on a Rock' (1992); 'Spaghetti Man', een mannetje met
een meterlange spaghettipenis (1993), 'Apple heads on Swiss Cheese'
(1997-99),beelden van Michael Jackson gebaseerd op die van Jeff Koons,'Pot
Head' (2002), 'Tomato head' (2004), 'Mechanical pig' (2003-2005), een
natuurgetrouw nagebootst varken dat ademt en winden laat en..., 'Michael
Jackson fucked up' (2004), 'Santa Butt Plug' (2004), 'Santa Long Neck'
(2004), 'Santa Candy Cane' (2004) en 'Dreaming' - een zelfafgietsel,
alweer zonder broek (2005). Speciaal voor de tentoonstelling in het SMAK
maakte McCarthy de 'Pig Island Peaces' (2007): bewegende sculpturen
waarin George W. Busch een varken van achter neemt en deel uitmaakt van
een treintje van 'k.ntn..k.rs'.
Wellicht omdat deze beelden hem al te zeer aan de vroeger zo gewraakte
kunstobjecten deden denken, gaat hij weldra over tot opblaasbare
sculpturen: vergankelijk zoals de happening, maar niettemin goed
verkoopbaar. De reeks begint met 'Chocolate Blockhead Nosebar Outlet'
(2000) voor de Expo 2000 in Hannover. In opdracht van de Tate Modern
maakte hij het 35 meter hoge 'Blockhead' (2003) en het 16 meter hoge
Daddies Bighead (2003) gebaseerd op een ketchup fles. En in 2007 zijn op
de tentoonstelling 'Air Born - Air Borne' in het Middelheim te Antwerpen
opblaasbare versies van 'Santa Butt Plug' te zien, evenals werken als
'shit Pile' (2007), varkens en een hoofd van George W. Bush
PARODIE?
"We become what we see in the media"
Paul McCarthy
Al dat ledematenafgezaag en diereng.n..k overgoten met ketchup en
mayonaise: hebben we hier te maken met een viespeuk die zijn private
obsessies als 'outsider art' in het museum opgenomen wil weten? Verre
van: naar verluidt is hier een cultuurcriticus aan het werk die zich
bedient van de parodie als voertuig voor een 'desublimerende'
'deconstructie' van 'onze Westerse Cultuur'.
De formule werd hem aangereikt door zijn benadering van de action
painting die werd omgezet in het besmeuren, aanvankelijk van het doek,
maar weldra van de gehele ruimte en het eigen lichaam. Die transformatie
komt inhoudelijk neer op een 'blootleggen van de ware aard', het
'afrukken van het masker': van het schilderen (action painting) als
sporen nalaten op het doek tot het doorleven van de daad zelf.
Eenmaal via deze eerste ontmaskering op het terrein van de 'performance'
aanbeland, begint Paul McCarthy ons de werkelijke wereld te ontsluieren
die schuilgaat achter het 'opgepoetste' beeld dat ons wordt opgehangen
door Disney en Hollywood: de brutaliteit van de Amerikaanse bezetting
van Irak, kindermishandeling en seksueel misbruik van kinderen, en de
inperking door sociale conventies, worden geviseerd door groteske
parodieën van respectievelijk 'Pirates of the Carribean', Johanna Spyn's
'Heidi'en Carlo Collodi's 'Pinocchio'. De ontmaskering van iconen van
de 'cultuurindustrie' wordt uitgebreid tot de deconstructie van andere
vormen van mass-entertainment: educatieve programma's over koken in 'Bossy
Burger' (1991) en over kunst in 'The Painter' (1995).
De parodie en het groteske uitvergroten verworden daarbij ongemerkt tot
scheldpartij. Op het einde van 'The Painter' (1995) laat McCarthy in de
rol van Willem de Kooning zijn onderbroek zakken - zijn broek was al af
- en zijn 'k.nt' besnuffelen door kunstverzamelaars. Het vervangen van
de schone schijn door de naakte werkelijkheid maakt hier plaats voor het
tot 'shit' verklaren van schilderkunst kortweg.
De desublimering van de parodie tot scheldpartij gaat verder als
McCarthy de iconen van het politieke establishment probeert te
ontwaarden, niet door te tonen wat ze werkelijk aanrichten, maar door
gewoonweg te verklaren dat het 'f.ck.rs' zijn - zoals wanneer hij
politieke iconen als George W. Bush, the Queen Mom en Osama Bin Laden
laat opgaan in vunzige orgieën. En de desublimering wordt voltooid in de
meesterwerken die McCarthy maakte voor de tentoonstelling van Philippe
Van Cauteren in het SMAK te Gent: George W. Bush die een varken van
achter neemt. Dit is geen parodie meer, maar de niet-verbale uitbeelding
van een scheldwoord - of in het beste geval een niet-verbale uitspraak
waarin het varken de 'hebzucht' moet symboliseren. Parodie
gedesublimeerd tot scatologie.
De omslag van parodie in scatologie onthult met terugwerkende kracht het
ware gelaat van McCarthy's parodie. Want het gehalte van iemand die zijn
tegenstanders te lijf gaat door ze tot 'k.ntl.kk.rs' en 'varkensn..k.rs'
te promoveren, verheft zich niet boven dat van degene die in het toilet
allerlei vunzige uitspraken en vieze tekeningetjes meent te moeten
aanbrengen. Wat doet vermoeden dat de ontmaskering niet meer is dan een
excuus om zich zelf te kunnen onderdompelen in 'de duistere zijde van
onze cultuur'. Want, geef toe, verfijnde scenario's zoals die van
McCarthy kun je niet concipiëren, laat staan met zoveel zichtbaar
genoegen zelf uitvoeren, als je er zelf geen onbedwingbare hang naar
hebt.
WEG MET DE KUNSTMARKT?
Niet veel anders is het gesteld met Paul McCarthy's kritiek op de
kunstmarkt zoals in 'The Painter'. Dezelfde man die zijn carrière begon
met de onverkoopbare happening, beklaagt er zich heden ten dage over dat
hij tot 1990 geen enkel werk kon verkopen aan een Amerikaans museum. Tot
1990: want intussen - sedert zijn knieval voor het kunstestablishment -
boert hij merkelijk beter. 'The Garden' (1992) werd gekocht door de New
Yorkse 'art advisor and dealer' Jeffrey Deitch. Andere werken van hem
halen respectabele prijzen in Christies. Voor zijn 'Santa Butt Plug' -
de bronzen tegenhanger van de zogenaamd 'onverkoopbare' luchtsculpturen
- liet hij zich 280,000 Euro betalen. En - als kers op de taart - van 11
November tot 14 December 2007 - in volle Sinterklaasperiode - wordt er
een chocoladefabriek geïnstalleerd in de Maccarone Gallery in New York
alwaar dagelijks 1000 chocoladeversies van 'Santa Butt Plug' zullen
worden geproduceerd die te koop zijn voor het zachte prijsje van 100
dollar het stuk (online). Het gaat hier
wel degelijk over dezelfde McCarthy die naar aanleiding van zijn
luchtsculpturen verklaart: 'De grootste schade die de kunstmarkt
toebrengt aan de kunst, is dat ze de tijdelijkheid ervan hoe langer hoe
meer opnieuw in vraag stelt.’ Na het omzetten van de 'vluchtige'
happening in gedegen duurzame en verkoopbare objecten voor de
kunstmarkt, is het maken van opblaasbare beelden om je gezicht te redden
alleen maar een lachertje. Want dat ze opblaasbaar zijn, betekent nog
niet dat het niet langer duurzame objecten zouden zijn. Wel integendeel:
ze kunnen telkens opnieuw op telkens andere plaatsen weer worden
opgeblazen. Kan overigens iemand me verklappen hoeveel onze
cultuurcriticus heeft opgestreken voor zijn 'verpakte lucht' in het Middelheim?. Over schone schijn gesproken! Onder het mom van de
anticommerciële kunstenaar die het 'consumerism' aanklaagt, wist Paul
MCarthy zich een gedegen segment te veroveroven op de kunstmarkt. Zouden
we het masker van de varkensn..k.nd. Bush niet beter vervangen door dat
van McCarthy zelf?
WEG MET DE (SCHILDER)KUNST?
In hetzelfde 'The Painter' (1995) waarin McCarthy Willem de Kooning zijn
onderbroek doet afdoen om zijn k.nt te laten besnuffelen door zijn
verzamelaars, laat hij de schilder bij herhaling mompelen: ‘You can’t do
it anymore, you can’t do it anymore’. Waarmee hij te kennen geeft dat
schilderen definitief heeft afgedaan. Had Paul McCarthy inmiddels het
schilderen niet al 'gedesublimeerd' tot de echte daad: het besmeuren van
de eigen penis met ketchup?
Maar het stellen van die echte daad brengt zo zijn eigen problemen met
zich: eigenlijk kun je er alleen mee terecht in een duistere uithoek van
een sekspark, en niet in de schijnwerpers van de tempels van de kunst.
We beschreven al hoe McCarthy daarom de vluchtige happenings de
metamorfose liet ondergaan tot duurzaam object - en daarmee tot
verkoopbare waar.
Kunst, ongetwijfeld, maar van een lamentabele
kwaliteit, niet alleen inhoudelijk zoals al aangegeven, maar vooral
formeel: de filmische hoogstandjes van Paul McCarthy zijn nauwelijks te
onderscheiden van die van de porno-industrie - waarin Hollywood pas echt
stilistisch en inhoudelijk is 'gedesublimeerd'. Je zou voor minder
heimwee krijgen naar Rabelais, waar deze criticus van 'onze Westerse
cultuur' zo te zien nog nooit van heeft gehoord. Hoe weinig de verfilmde
versies van de performances om het lijf hebben, geven de organisatoren
zelf te kennen door fragmenten eruit te lichten en simultaan te vertonen
op tientallen reuzenschermen, zodat je het verloop van de film als de
simultaneïteit van losse fragmenten te zien krijgt. Uitvergroten en
optellen van 'highlights' als compensatie voor gebrek aan artistieke
zeggingskracht. Zelfs Wim Delvoye meent naar aanleiding van het
zaalvullende 'The Garden' dat McCarthy 'hetzelfde had kunnen uitdrukken
met een schetsje'. Waarbij hij dan weer vergeet dat Manzoni's bescheiden
blikjes 'Merda d'artista' de integrale boodschap van 'Cloaca' niet
alleen met heel wat bescheidener middelen, maar vooral veel spiritueler
hadden overgebracht.
Om de povere kwaliteit nog verder te compenseren, worden Paul McCarthy's
meesterwerken met nadruk van de nodige referenties voorzien (in de
reclamewereld heet de techniek 'endorsement'). De 'mantra-achtige
bewegingen' in 'Bossy Burger' worden vergeleken met Becketts 'Waiting fo
Godot'. 'Houseboat (2001-2005) zou refereren naar de film van Edward
Albee’s “Who’s Afraid of Virginia Woolf?” en 'Bunker Basement' (2003)
naar Pasolini's 'Salo'. McCarthy laat niet alleen schrijvers, maar ook
echte schilders opdraven: zijn smodderen met ketchup zou zijn
aangekondigd door Francis Bacon; zijn 'Butt Plug' zou refereren naar de
sculpturen van Constantin Brancusi of Hans Arp; 'Cultural gothic' (1992)
zou het ware gelaat tonen van 'American Gothic' van Grant Wood; en ''Blockhead'
(2003), zou verwijzen naar Tony Smith. Philippe van Cauteren, de curator
van de tentoonstelling in Gent, doet er nog een schepje bovenop: zonder
verpinken vergelijkt hij Paul McCarthy met Ensor, Brueghel en Bosch! Zo
wordt de man die in 'The painter' almaar herhaalt dat 'you really can't
do that anymore' uiteindelijk goed en wel bijgezet in het pantheon van
de grote ... schilders!
'Ten onrechte' is het nodig om eraan toe te voegen: want blijkbaar zijn
zelfs de kunstcuratoren blind geworden voor de hemelsbrede kloof die
gaapt tussen 'Pink Island Train' (2007) en een echt meesterwerk zoals
'De parabel van de blinden' van Brueghel, dat we onder meer daarom laten
zien als kop bij deze tekst.
KUNST EN GRENSVERLEGGING
Wat meteen de vraag doet rijzen waarom Paul McCarthy met dat soort
vertoningen zo welkom blijkt in de tempels van de kunst? Dat komt omdat
het verleggen van grenzen aldaar inmiddels een goede naam heeft
verworven, ja zelfs conditio sine qua non voor aanvaarding is geworden.
Daar zijn lange tijd goede redenen voor geweest. Zolang het maken van
beelden een dure aangelegenheid was, bepaalden de opdrachtgevers -
politieke en religieuze autoriteiten - wat er op het beeld was te zien.
En dat was vaak alleen maar schone schijn. Die werd doorprikt zodra de
prentkunst en weldra ook de fotografie het beeld goedkoper maakten, of
zodra de gestegen welvaart de schilderkunst binnen het bereik van
bredere lagen van de bevolking bracht - die alle redenen had om de
schone schijn te doorprikken. Kritische kunstwerken - vele hoogtepunten
uit de Westerse schilderkunst en literatuur behoren tot deze categorie -
choqueerden uiteraard degenen die met de vinger werden gewezen, maar
genoten een des te groter prestige bij degenen die eindelijk hun morele
verontwaardiging konden luchten. Het is dus in de eerste plaats de lange
traditie van kritische kunst die heeft bijgedragen aan het prestige van
het choqueren en tot het vereenzelvigen van kunst met het verleggen van
grenzen, hier als herinneren aan de norm.
Geheel tegengesteld aan deze eerste vorm van grensverlegging, die in
naam van de norm het onrecht en de immoraliteit aanklaagt, is een tweede
traditie, die integendeel de norm in vraag stelt. In het Westen is het
in de eerste plaats de Kerk die het moest ontgelden, vooral inzake haar
seksuele moraal, die in steeds nieuwe golven onder vuur kwam te liggen.
De kunstenaars hebben in deze strijd een sleutelrol gespeeld. Hun steeds
meer drieste opvoeren van de geneugten van het vlees choqueerde telkens
weer de religieuze autoriteiten die de censuur niet schuwden: het
volstaat te verwijzen naar Savonarola die de eerste naakten in Firenze
naar de brandstapel verwees. Ook deze traditie, die net zoals de eerste,
naast veel gepruts van minderwaardig allooi, ook enkele grote
meesterwerken opleverde, heeft ten zeerste bijgedragen tot het prestige
van het choqueren en tot het vereenzelvigen van kunst met het verleggen
van grenzen, ditmaal als doorbreken van de norm.
In een derde traditie worden ook normen in vraag gesteld, maar die zijn
ditmaal niet van morele, maar van puur artistieke aard: de veranderingen
van stijl, die in de loop van de geschiedenis van de kunst evenzeer de
aanhangers van de gevestigde stijl choqueerden. Zoals al blijkt uit het
feit dat de namen van stijlen vaak scheldwoorden zijn (gotiek, kubisme,
fauves.....) hebben stijlen hetzelfde effect als hoofddoeken en
kruistekens: ze geven aan tot welke groep iemand wil behoren. En dat kan
de gemoederen vaak hoog doen oplaaien. Omdat ook hier de grenzen in de
regel werden verlegd door de betere kunstenaars, werd kunst voor de
derde keer vereenzelvigd met choquerende grensverlegging.
Goede kunst was dus vaak grensverleggend. In afwachting is het van groot
belang om terdege onderscheid te maken tussen de drie verschillende
vormen van grensverlegging, en daarmee van choqueren.
WEG MET HET VINGERTJE?
Want, al is Paul McCarthy blijkbaar heel welkom in de tempels van de
kunst, dat is niet voor iedereen even vanzelfsprekend.
Neem nu de Gentse burgemeester Daniël Termont (SPA), die naar aanleiding
van de opening van de tentoonstelling van Paul McCarthy in het SMAK vol
trots verklaarde: “Binnen de grenzen van mijn stad mogen kunstenaars
buiten de lijntjes kleuren!” Daarmee geeft hij meteen te kennen dat er
over de schreef wordt gegaan. Niettemin wil hijin naam van de
artistieke vrijheid kunstenaars en curatoren geen duimbreed in de weg
leggen: buiten de lijntjes kleuren mag. En dat geldt evenzeer voor
Philip Heylen, schepen van cultuur van de stad Antwerpen (CD & V), die
naar aanleiding van de opening van tentoonstelling 'Air Born/Air Borne'
- in vergelijking met de vertoning in het SMAK een lachertje - toch de
moed opbracht om een
kritische noot te laten horen: tegenover de
vrijheid van de kunstenaar brengt hij alleen de vrijheid van
meningsuiting in het geweer. Voor Philip Heylen mag er wel buiten de
lijntjes worden gekleurd, als maar mag gezegd dat het buiten de lijntjes
is. Doortastender waren de aanhangers van Pim Fortuyn die erin slaagden
om de door de stad Rotterdam aangekochte zes meter hoge bronzen versie
van 'Santa Butt Plug' naar het binnenplein van Boymans van Beuningen af
te voeren, of de burgemeester van Angoulême, die een tentoonstelling van
het werk van Paul McCarthy wilde laten sluiten.
Het loont de moeite om even naar de argumenten te luisteren die in deze
controverse worden gebruikt. De aanhangers van Pim Fortuyn kregen te
horen dat er indertijd ook heftig protest was tegen 'Verwoeste Stad' van
Ossip Zadkine, een beeld dat nu door allen is aanvaard. En dat is ook
het argument waarmee Philip Heylen zichzelf tot de orde riep: maakte men
in 1952 niet ook bezwaren tegen de aankoop van Henry Moore's 'Koning en
Koningin'?
Wij weten intussen dat deze argumenten niet opgaan. Er is immers een
verschil tussen het weigeren van een stijl en het weigeren van de
inhoud: niemand had bezwaar tegen het feit dat Ossip Zadkine de wanhoop
van de verscheurde stad wilde uitbeelden, wel tegen het feit dat hij dat
deed in een stijl die velen niet wilden pruimen (de volksmond bedacht
het beeld met de naam 'Jan Gat'). In het geval van McCarthy hebben velen
een ander bezwaar: dat tegen het opvoeren van sadistische orgieën in een
museum (of van een butt plug op een openbaar plein). De vergelijking met
Ossip Zadkine zou alleen opgaan als die een beeld had gemaakt waarin de
vernietiging van de stad werd verheerlijkt. Een vergelijking die wel
opgaat, is die van McCarthy's orgieën met de sadistische vertoning van
de inmiddels wereldberoemd geworden Guillermo Vargas Habacuc, die er
onlangs niets beter op vond om een straathond aan een touw vast te
binden aan de muur van de 'Galería Códice' in Managua (2007) en hem daar
te laten sterven van honger en dorst. Dat lokte een massaal protest uit
van... dierenbeschermers. Niet van de kunstwereld, die de man
integendeel selecteerde voor de 'Biennale Centroamericana Honduras
2008'. De vergelijking gaat evenzeer op met de natuurgetrouwe
wassenbeelden van kinderen die Maurizio Cattelan aan een touw opknoopte
aan de bomen in een openbaar park te Milaan. Omdat de autoriteiten
aldaar de kunstenaar ruimdenkend buiten de lijntjes lieten kleuren -
'free expression is the foundation of our society' benadrukte Gabriele
Albertini, de burgemeester van Milaan - voelde een oude man zich
gedreven om eigenhandig de beelden te verwijderen, maar viel daarbij
jammer genoeg zelf uit de boom. De vergelijking gaat evenzeer op met de
zelfverminkingen van
Marina Abramovic zoals die in 'Lips of Thomas'
(1975), die in december 2007 worden heropgevoerd in het Guggenheim.**
Het protest kan evenzeer gerechtvaardigd zijn, maar andere gronden
hebben dan morele. Philip Heylen verwijst naar het protest tegen de
aankoop voor zo'n slordige 33.500 Euro van de tekstregels 'Ijzer en goud
in de lucht. Stuifmeel en rook op de grond." 'Iron and gold in the air,
dust and smoke on the ground' van
Lawrence Weiner voor een
tentoonstelling van beeldhouwwerken in het Middelheim in 1997. De man
die wel een kritische noot wilde plaatsen bij de (morele) inhoud van
sommige beelden, komt blijkbaar niet (meer) op de gedachte dat letters
op een wand met de beste wil van de wereld geen beeldhouwwerken kunnen
worden genoemd, ook al beweren de hele kunstwereld en Lawrence Weiner
himself dat hij een beeldhouwer is. Op grond van deze simpele
vaststelling hadden de verantwoordelijken dat 'beeldhouwwerk' niet mogen
toelaten in het beeldenpark dat Middelheim toch is. Om dezelfde reden
hadden de galeriehouders Guillermo Vargas Habacuc ook niet mogen
toestaan een echte hond van echte honger te laten sterven in hun
galerie, en zouden de curatoren van het Guggenheim Marina Abramovic ook
niet mogen toestaan om haar echte lichaam echt te verminken in hun
museum. Bij mijn weten horen degenslikkers en fakirs - die overigens nog
stijl genoeg hebben om zich net niet te verwonden - niet in het museum
thuis, maar op de kermis (Zie: 'Mimesis en kunst'). Het is dezer dagen
blijkbaar nodig eraan te herinneren dat er een verschil is tussen een
kunstwerk en tentoongestelde werkelijkheid: Othello speelt alleen maar
dat hij Desdemona wurgt. Iemand die dat in het echt doet is strafbaar -
behalve als hij het in een galerie doet zoals Guillermo Vargas Habacuc
of Marina Abramovic om er te genieten van de 'artistieke vrijheid'.
Waarom ook Spencer Tunick zich ook voor beeldhouwer laat doorgaan:
anders kan hij zich niet meer beroepen op de artistieke vrijheid.
Terwijl ik geen morele bezwaren heb tegen de tekstregels van Lawrence
Weiner of tegen de 'naaktsculpturen' van
Spencer Tunick, tellen de
bezwaren tegen de creaties als die van Guillermo Vargas Habacuc en
Marina Abramovic zich op: ze hebben niet alleen een dubieuze morele
status, het zijn om te beginnen geen kunstwerken.
Niet alleen normvervaging dus, maar ook categorievervaging: 't is niet
al kunst wat kunst wordt genoemd (zie 'Wat is kunst?').
GRENZEN VERLEGGEN (1) TRANSGRESSIE OMWILLE VAN DE TRANSGRESSIE
Om te begrijpen hoe die vervaging is gegroeid, moeten we even ingaan op
de economische aspecten van de grensverlegging: wat is ter zake het
effect van de bijna voltooide opname van de kunst als waar op de vrije
markt?
Ook op de kunstmarkt geldt dat elke innovatie extra gewin en extra
aandacht in het vooruitzicht stelt.
Kijken we eerst even naar effecten daarvan op de grensverleggingen van
de derde soort. We wezen er al op dat stijlen de gemoederen vaak hoog
doen oplaaien. Het volstaat om hier te herinneren aan de commotie rond
'Verwoeste stad' van Ossip Zadkine. Hier, zoals elders op de zich
ontplooiende kunstmarkt, hadden de handige jongens - zowel de
kunstenaars als de dealers die hun werk verkopen en de curatoren die het
tentoonstellen - al vroeg door dat je met stijl sensatie kon schoppen en
in de kijker kon lopen. Waardoor vanaf de tweede helft van de
negentiende eeuw de mallemolen der stijlenvernieuwingen steeds sneller
begon te draaien. De carrousel der '(modern)ismen' kwam pas tot
stilstand als het 'postmodernisme' uiteindelijk het 'alles kan' uitriep,
zodat op dit terrein niet meer kan worden gescoord. Al is de storm
inmiddels gaan liggen, de ravage is niet te overzien. Want uiteraard kan
niet alles: het ene is namelijk beter dan het andere. Kunst is met name
- in tegenstelling tot wat de bijbehorende ideologieën, zoals die van de
paradigmawissel ons willen laten geloven - in de eerste plaats een
kwestie van het stap voor stap, generatie per generatie opdrijven
vanperfectie. Hoe langer dat opdrijven duurt, hoe hoger de kwaliteit:
de don Giovanni van Mozart en da Ponte is een hoogtepunt dat bouwt op
een lange reeks voorafgaande versies van het thema (zie daarover 'Leda
en de zwaan'). Door almaar sneller op telkens nieuwe terreinen van
telkens andere nulpunten te beginnen, daalt op elk nieuw terrein het
behaalde niveau. Daar komt bij dat niet elke stijl zich leent voor om
het even welke opgave: stijl heeft ook zijn inhoudelijke consequenties.
Het valt niet mee om de schoonheid van het lichaam te bezingen als je
kubist bent, of je ziel hebt verpand aan de geometrische abstractie.
Piet Mondriaan had daar geen problemen mee. Maar men kan niet in alle
ernst beweren dat het gehele spectrum van de 'comédie humaine' kan
worden herleid tot de tegenstelling tussen horizontaal en verticaal. We
analyseerden de problemen ter zake uitvoerig in 'Ligeti's Aventures'.
Inzake grensoverschrijdingen van de eerste soort - het choqueren van de
overtreders door ze te herinneren aan de norm - stellen zich heel wat
minder problemen. Zeker, de hang om onrecht of immoreel gedrag aan de
kaak te stellen, niet uit morele verontwaardiging, maar uit winstbejag,
geeft zo nu en dan aanleiding tot de nodige excessen. Maar er is een
sterke ingebouwde rem op de escalatie. Want wie blootlegt, mag
natuurlijk zelf niets te verbergen hebben, al was het alleen maar dat
hij het uit winstbejag doet. En dat wil niet altijd meevallen. Daarom
valt er op dit vlak veel meer geld te verdienen aan het construeren van
de schone schijn, of aan het aanvaardbaar maken van verwerpelijk gedrag:
denk aan het vandaag meer dan ooit geliefde demoniseren van de
tegenstander om vervolgens straffeloos de norm opzij te kunnen schuiven.
En het is precies aan het construeren van de schone schijn dat we een
belangrijk deel van het soort 'cultuurindustrie' te danken hebben dat om
ontmaskering schreeuwt.
Het tweede soort grensverlegging - het in vraag stellen van de norm -
biedt daarentegen ongekende perspectieven. Waren zijn immers de
natuurlijke bondgenoten, niet zozeer van het nut, dan wel van de
driften. Het komt erop aan om nieuwe markten te veroveren. Goddank
verschillen normen van cultuur tot cultuur, en worden ze in de loop der
tijden vaak bijgesteld. Zo beschreven we hierboven hoe de strenge
seksuele moraal van het Christendom in toenemende mate door steeds
bredere lagen van de bevolking in vraag werd gesteld. Op elk fase van
het proces waarbij het vlees in ere werd hersteld, kon de kunstenaar in
kwestie rekenen niet alleen op de verontwaardiging van degenen die de
status quo wilden handhaven, maar vooral op de juist daardoor gewekte
interesse van allen die uit waren op ongestoord erotisch genot. Naarmate
het lichaam zodoende in ere werd hersteld, viel er hoe langer hoe minder
te choqueren en extra aandacht te krijgen. En dat bracht gladde kerels
alweer op gedachten: in de kerkers der onderdrukking maken nog vele
driften hun opwachting. Waarom niet telkens nieuwe driften uit telkens
diepere kerkers bevrijden? Want de seksualiteit die werd bevrijd, was
zelf weer heteroseksueel ingeperkt. Er bleef dus nog een hele strijd te
voeren om de homoseksuele variant. En als die was gestreden, kon men nog
de soorten omgang uitbreiden of de leeftijdgrens van de partners
verlagen. Tegelijk konden ook de deuren voor het sadomasochistische
universum worden ontsloten. Het is daarbij mooi meegenomen dat de
weerstand tegen nieuwe bevrijdingen toeneemt naarmate de driften uit
diepere kelders worden gehaald: des te groter is de herrie, en des te
luider rinkelt de kassa.
Maar dat maakt meteen ook duidelijk dat er vroeg of laat een grens wordt
overschreden. In de limiet kan men ook de norm als zodanig in vraag
stellen, maar dat zou alleen maar het steeds heftiger protest uitlokken
van degenen die daarvan schade ondervinden. Want bedriegen is leuk,
bedrogen worden iets minder: waarom eerlijkheid - of trouw - een norm
is. Of, om het wat toe te spitsen: nog geen tweeduizend jaar geleden zag
men er geen graten in om gespierde naakte mannen met gepunte drietanden
en vlijmscherpe zwaarden elkaar totterdood te lijf te laten gaan. Lekker
g..l! Jezus is er verantwoordelijk voor dat zoiets vandaag niet meer
kan: trachtte hij ons niet te leren dat we onze naaste moesten
liefhebben als onszelf? Waarom de Westerse democratie geacht wordt de
rechten van de hele kudde te beschermen, anders dan de Griekse, waar de
'Herren'' vonden dat ze andere mensen als slaven voor de bevrediging van
hun behoeften en driften mochten misbruiken. Moet ook deze norm in vraag
gesteld in naam van de emancipatie van de driften?
Het gaat er dus niet om het in vraag stellen van de norm tot norm - tot
nieuwe conventie - te maken, ja zelfs tot heilige plicht, zoals de
handige jongens het willen hebben die de kunstenaar tot grensverlegger
hebben uitgeroepen, en daarbij kunnen rekenen op de sympathie van allen
die ergens een norm op hun weg vinden. Het gaat er alleen om te strenge
normen af te zwakken, verkeerde normen te herzien, en er zonodig nieuwe
in te voeren. En dan moeten we consequent zijn, en ook durven zeggen dat
de artistieke vrijheid inzake moraal niet onbeperkt kan zijn. Net zoals
de vrijheid van meningsuiting niet het recht inhoudt om bewust leugens
te verspreiden, houdt de artistieke vrijheid niet het recht in om patent
immoreel gedrag aan te prijzen. In afwachting is het alleen maar wachten
op het ogenblik dat de verheerlijking van het verkrachten van baby's de
galeries of de musea zal halen - slechts als mimesis op het
tweedimensionale doek, of driedimensionaal en bewegend via dezelfde
animatronics als die waarmee McCarthy Bush zijn varken laat n..k.n, dan
wel live zoals bij de performances van Marina Abramovic of de
installatie van Guillermo Vargas Habacuc.
Het volstaat om de evolutie van het werk van Paul McCarthy te overlopen
om vast te stellen hoezeer ook hij in het opbod van de transgressie is
terechtkomen, om uiteindelijk te eindigen in wat velen - met de obligate
referentie naar een groot kunstwerk - beschrijven als 'de hel van
Dante'.
Waarbij het in deze context niet zonder belang is eraan te herinneren
dat in dat 'inferno' degenen die buiten de lijntjes kleurden - de
'zondaars' in het toenmalige jargon - niet werden bediend, maar
bestraft! Als Fehlleistung kan dat tellen: bij het bedrijven van wat
blijkbaar 'zondig' is, laat het 'vermanende vingertje' - het geweten, om
ook dat ding even bij zijn ouderwetse naam te noemen - niet lang op zich
wachten.
GRENZEN VERLEGGEN (2): VAN HET SCHEMERDUISTER NAAR HET OPEN DAGLICHT
Gladde kerels die terugdeinzen als ze de laatste wendingen van deze
neerwaartse spiraal naar de hel onder zich zien opdoemen, beschikken in
afwachting over nog veel andere mogelijkheden.
Een eerste mogelijkheid bestaat in het upgraden van de waar: wat
voorheen alleen in het schemerduister van het boek, de prent, de foto en
de video gedijde, kan altijd wat dichter naar de schijnwerpers van de
openbaarheid worden geschoven - wat meer salonfähig gemaakt. Toen
Courbet in 1866 'L''Origine du Monde' schilderde, kon men al lang tussen
de benen kijken op foto's. Op doek was het misschien een primeur, maar
de bezitter verborg het schilderij niettemin achter gordijntjes. Vandaag
hangt het zonder gordijntjes in het museum, en het is maar afwachten tot
een of andere curator de pers wil halen door het frontaal tegenover de
Mona Lisa in het Louvre op te stellen. Dit verhaal kan nog vele malen
worden overgedaan. Homofiele geneugten gingen al onder de toonbank zodra
de fotografie was uitgevonden, maar pas met Robert Mapplethorpe kon het
in de openbaarheid van de galeries. En dat geldt ook voor het - gemeten
aan wat er in de duisterste regionen van de kunstindustrie inmiddels al
in beeld is gebracht - nog schuchtere sadisme dat door
Joel-Peter Witkin
zo artsy werd ingekleed dat het zijn opwachting kon maken in het
openbare kunstcircuit - althans in de sector fotografie.
Paul McCarthy tapt niet alleen uit het vaatje van de tot norm geworden
transgressie, maar ook nog uit dat van de toenemende openbaarheid. Als
kleinschalige videovertoning in een zaaltje ergens in de kelders van het
museum zou het vertonen van zijn creaties al choquerend genoeg zijn
geweest. Maar door zijn sadistische orgiën open en bloot op alle muren
van een op alle verdiepingen ingenomen museum te vertonen, of door
'Santa Butt Plug' eerst zes meter hoog in brons midden in de stad te
willen opstellen en hem ten slotte ook nog op veel groter formaat op te
blazen tot luchtsculptuur in een beeldenpark, eist Paul McCarthy de
grootst mogelijke openbaarheid op. Dat zegt alles, niet alleen over het
inhoudelijk totaal overbodige'grote formaat', maar nog meer over de
zogenaamde stijlfiguur van de 'parodie', die hiermee haar ware gelaat
toont: aan de creaties van Paul McCarthy is niet te zien dat het
'kritische' kunstwerken zijn. De metershoge opgeblazen 'Butt Plug' kon
net zo goed als propaganda dienen voor een firma die dergelijke
speeltjes produceert, of ter verwelkoming aan de ingang van een
eroticabeurs staan. Dat het om een parodie gaat, weten we alleen doordat
het in een beeldenpark wordt gepresenteerd.Bij 'La Valse' van Ravel
hebben we daarvoor geen 'context' nodig: de muziek zelf vertelt het ons.
Ook hier geldt dat wat binnenskamers of achter gesloten deuren wordt
gedoogd - en dat zal in alle culturen wel nodig en wenselijk blijven,
niet noodzakelijk moet worden aanvaard op openbare plaatsen, laat staan
in instellingen die geacht worden iets hoog te houden, zoals musea horen
te zijn. En wel om dezelfde reden als waarom men leugens wel gedoogt in
het private leven, maar niet op prime time tijdens het nieuws, laat
staan voor de voltallige vergadering van de UNO.
GRENZEN VERLEGGEN (3): VAN TONEN OM TE VEROORDELEN TOT TONEN KORTWEG
Een volgende uitweg is stiekemer en veel moeilijker te ontmaskeren: men
gebruikt een of ander alibi om het moreel verwerpelijke te kunnen tonen.
Wat dat betreft hebben we een rijke traditie. Het is voldoende bekend
hoe het naakte lichaam van Jezus en Sebastiaan, of dat van Griekse Goden
en Godinnen al eeuwenlang mannen en vrouwen in vervoering weet te
brengen. Nog weelderiger ontplooide zich in de Christelijke kunst het
sadomasochistische universum: niet alleen veldslagen, maar vooral het in
de verf zetten van het lijden van de christelijke martelaren - Christus
op kop, om nog maar te zwijgen van het afschilderen van de straffen in
de hel, boden het gewilligste excuus.
Het beste alibi is uiteraard het morele zelf. Het moreel verwerpelijke
wordt getoond, niet om het aan te prijzen, maar om het af te keuren. Dat
gebeurt bij uitstek met de kleine menselijke ondeugden in de schemerzone
tussen het toelaatbare en het ontoelaatbare: denk aan de trouweloosheid
van Don Giovanni die op het einde van het stuk de hel in wordt gedreven,
of aan Cosi Fan Tutte waar de ontrouwen elkaar uiteindelijk om
vergiffenis vragen. Maar het kan zonder probleem worden uitgebreid tot
de duisterste uithoeken van het morele universum: hoe dikker de ondeugd
in de verf wordt gezet, hoe groter de morele verontwaardiging.
Heel veel hangt hier af van de mate waarin de ondeugd in de verf wordt
gezet en van de manier waarop. Aan de verve waarmee Mozart zijn
onvolprezen Don Giovanni heeft getoonzet, valt maar al te duidelijk af
te lezen welke warme sympathie hij deze held van de ontrouw toedraagt.
Maar dat geldt nog meer voor de onvergetelijke tonen waarmee hij de
Commandeur de onverlaat vervolgens de hel laat indrijven: van de mooiste
bladzijden uit de muziekgeschiedenis.
De formule zoals gehanteerd door Da Ponte en Mozart, werd weldra te
hypocriet bovonden door degenen die het alleen maar op Don Giovanni
hadden begrepen. Waarop de Commandeur gewoon werd afgevoerd.
Met deze muziek in de oren, laten mijn vingers het afweten als ik de
naam 'P..l McC.rth.' wil typen. Want bij hem wordt de formule pas goed
geperverteerd. Op de Guernica van Picasso valt geen detail te bekennen
waaraan een sadist zich zou kunnen verkneukelen. Maar Paul McCarthy zet
wat hij pretendeert aan te klagen zo dik in de verf, dat hij er van het
zwelgen bijna in stikt. Dat neemt niet weg dat niemand hem met de vinger
wijst, want dat beweert hij al zelf te doen, en hij weet zijn zwelgen op
de koop toe te verkopen als de 'stijlfiguur' van het groteske. En, net
zoals de martelaars van de Inquisitie zich konden voordoen als de
hoeders van de deugd, kan hij zich inschrijven in de eerbiedwaardige
traditie van kritische kunst in het Westen. Als de babyverkrachters ooit
het museum willen halen, dan hebben ze hier ongetwijfeld nog iets te
leren.
GRENZEN VERLEGGEN (4): KUNST IS MEER DAN VERF OP DOEK
Als ook deze tweede mogelijkheid is uitgeput, rest er nog een derde
uitweg. Als het te moeilijk wordt om de kunst qua vorm of inhoud te
vernieuwen, kunnen ook nog de grenzen van de kunst zelf in vraag worden
gesteld: dat laat je toe design, tentoongestelde werkelijkheid en
niet-verbale uitspraken voor kunst te laten doorgaan (zie 'Mimesis en
kunst'). Het komt er dan natuurlijk op aan om te verdoezelen dat er hier
alweer een grens wordt overschreden die gewoonweg niet mag worden
overschreden: die van de kunst als zodanig. Wij gaan tenslotte ook niet
naar het voetbalstadium om er een striptease opgediend te krijgen.
Het mag verbazing wekken, maar inzake kunst is het blijkbaar een makkie
om een striptease voor voetbalwedstrijd te laten doorgaan. Er is
inmiddels een hele bibliotheek uitgegroeid waar de grootste denkers alle
denkbare theorieën hebben bedacht om de truc gedaan te krijgen. De
argumenten laten zich herleiden tot twee soorten gedachtegang. In de
eerste wordt kunst tot een historisch veranderlijk gegeven verklaard in
de stijl van 'Was kunst vroeger niet nauwelijks te onderscheiden van
magie en religie? En waarom zou ze vandaag dan geen nieuwe gedaantes
mogen aannemen?' In de tweede wordt er triomfantelijk aan herinnerd dat
de almaar vaker opduikende vraag 'Is dat nog kunst' altijd werd
ingehaald door de algemene erkenning van de gewraakte kunstwerken: denk
maar aan het urinoir van Marcel Duchamp, dat inmiddels tot het kunstwerk
van de eeuw werd uitgeroepen. Maar niettemin geen kunstwerk is, en nooit
zal worden. Nadat we
glijbanen geserveerd kregen in de Tate, en er
inmiddels ook stervende honden op het menu verschijnen, moet er toch
iets beginnen te dagen. Niet?
Inzonderheid tentoongestelde werkelijkheid heeft daarbij - afgezien van
het feit dat het makkelijker is om een bloem te plukken en in een vaas
te zetten, dan ze te schilderen - onvermoede charmes: al kan men op het
vlak van mimesis de beperkingen van de werkelijkheid in vele opzichten
overtreffen, 'the real thing' is in al zijn beperkingen altijd veel
aantrekkelijker dan de nabootsing ervan. Al sedert Hume - die daarmee
ook de juiste grens trekt tussen kunst en niet-kunst - weet men dat de
mensen de slachtpartij in het theater meteen verlaten als er op het
marktplein een echte terechtstelling valt te beleven. Waarom een
getrukeerde zelfverminking - zoals die van McCarthy die alleen maar op
ledematen van polyester inhakt - het nooit zal halen bij het zoveel
bescheidener 'real thing' dat Marina Abramovic aan zichzelf voltrekt.
Of: waarom de adepten een grotere kick krijgen bij de gefotografeerde
verminking van echte lichamen door Joel-Peter Witkin - al zijn het
lijken - dan bij slechts geschilderde verminkingen zoals die van
Grünewald. Al kan de grotere speelruimte in de slechts voorgestelde
wereld van de kunst de balans wel doen doorslaan...
Inzake de grenzen van kunst is het in deze context niet overbodig een
ander misverstand uit de weg te ruimen. Dezelfde heren die bij hoog en
bij laag beweren dat kunst niet te definiëren valt, zullen je niettemin
haarfijn proberen aan te geven waar de grens ligt tussen 'kunst' en
'porno'. Maar dat zal ze nooit lukken, om de doodeenvoudige reden dat
porno kunst is, net zoals tekeningen van kinderen en andere 'outsiders',
en de foto's op grootmoeders kast, ja zelfs 'kitsj' (zie 'Wat is
kunst?'). Kunst, ongetwijfeld! Maar daarmee is de kous wel af: het
verschil tussen de Venus van Urbino en een pornofilm, of dat tussen de
Mozes van Michelangelo en een tuinkabouter, is in de eerste plaats een
kwestie van artistieke kwaliteit*, en in de tweede plaats een kwestie
van dubieuze of verwerpelijke morele status (porno), of bedenkelijk
wereldbeschouwelijk gehalte (tuinkabouters, of, wat meer ter zake: feeën
en elfen, aliens, griezels, mutanten en wat dies meer zij). Met andere
woorden: de term 'porno' is net zoals de term 'kitsj' een scheldwoord
voor een bijzondere vorm van minderwaardige kunst .
GRENZEN VERLEGGEN (5): DE LAT STEEDS HOGER LEGGEN
Waar geen twijfel over kan bestaan is dat 'kunst' - het woord zegt het
zelf - iets met kunnen te maken heeft. Net zoals we in het sportstadium
naar uitzonderlijke prestaties gaan kijken, zouden we in het museum ook
alleen maar werken mogen te zien krijgen die een meer dan gemiddeld
niveau halen. Zo ergens, dan moeten kunstwerken grensverleggend zijn op
kwalitatief vlak: de lat steeds hoger leggen zeg maar.
We hadden het hierboven al vaker over de ondermaatse artistieke
kwaliteiten van Paul McCarthy. Nu moet je - als je je de tocht naar het
SMAK wilt besparen - echt even een paar minuten van je kostbare leven
uittrekken om te gaan kijken naar 'The Painter' (het onderste filmpje).
Waarschijnlijk zul je gechoqueerd zijn, niet alleen door de bedroevende
manier waarop het op zich al hoogst bedenkelijke thema is benaderd, maar
nog meer door de ronduit lachwekkende acteerprestaties, om nog maar te
zwijgen van de zo mogelijk nog lachwekkender kwaliteit van de film als
zodanig. Ik durf er mijn kop op verwedden dat je, net als ik, ook aan
dat schuivertje hebt zitten prutsen om het geheel wat sneller te laten
verlopen, kwestie van niet van verveling in slaap te vallen, of in de
verwachting dat er misschien nog iets zou kunnen komen. Meteen begrijp
je nu wellicht beter wat ik bedoelde met de truc van het simultaan
projecteren van 'highlights' op die grote schermen in het SMAK.
Moet de maker van dergelijke meesterwerken nu echt als miskend genie in
het museum gevierd? Anders geformuleerd: zie je Shakespeare al zoiets
afleveren voor The Globe? Of zijn publiek hem daarvoor onthalen op een
daverend applaus? Wat meteen in alle omvang duidelijk maakt welke orgie
hier eigenlijk wordt gevierd: die van de rancune van de almaar
aangroeiende horde van onmachtigen die het alle lust ontgaat als ze
aangezicht in aangezicht komen te staan met almaar grotere hoogten die
grote meesters in het verleden wisten te bereiken. De rancune tegen
schoonheid - want zo heet inhoudelijke en formele kwaliteit in kunst.
Een intelligenter figuur als Marcel Duchamp, die al snel had begrepen
dat hij het in Parijs niet kon halen tegen Picasso, en in München niet
tegen Kandinsky, ging dan maar in New York zijn trucje met het fietswiel
vertonen, hors concours. Van veel lager allooi is de rancune van Paul
McCarthy, die zich om te beginnen al vergrijpt aan een mindere god als
Willem de Kooning, om hem vervolgens met nog plompere middelen - met de
staart tussen de benen - door de mayonaise en de ketchup te halen. Geef
toe: met Van Eyck, Brueghel, Rubens, Goya, ja zelfs met Picasso in de
rol van Willem de Kooning, zou pas goed duidelijk worden hoe in-triestdeze
vertoning wel is. En zou pas in alle omvang duidelijk worden welk
cultuurdrama er eigenlijk wordt verwoord in volgende schijnbaar
onschuldige uitspraak van Paul McCarthy: 'There is an old feud boiling,
painters versus conceptual artists. The doctrine of painting and beauty
versus the doctrine of Michael Asher' (Voor degenen die ook dit
vooralsnog miskende genie niet kennen: Michael Asher is een in
California wereldberoemde profeet van het conceptualisme).
Dat maakt er ons pas goed attent op dat inzake kwaliteit de grenzen al
decennia lang niet meer zijn verlegd: ook hier werden ze integendeel
stuk voor stuk gewoon deskundig 'gedeconstrueerd' zodat we inmiddels
zijn aanbeland, niet in het rijk van de immoraliteit ditmaal, maar in
dat van de veralgemeende onkunde - zoniet in beide tegelijk.
Onkunde die voor meesterschap wil doorgaan, daar nog in slaagt ook, en
ten slotte de norm wordt: is dat niet pas choquerend?
OVER INQUISITIE, FASCISME EN NEO-LIBERALEN
Na deze analyse is het hopelijk duidelijk geworden hoe misleidend het is
- wraakroepend - om bij elke nieuwe grensverlegging de kunstenaars en
hun curatoren tot helden uit te roepen, en allen die zich gechoqueerd
voelen te herinneren aan Savonarola, de Inquisitie, het 'Salon de
Refusés' en de 'Entartete Kunst'. Want, al hadden de autoriteiten in
kwestie allemaal zo hun eigen redenen om zich gechoqueerd te voelen,
volgens de boven beschreven artistieke en morele criteria hadden ze geen
been om op te staan. Eerder hebben wij het volste recht om ons
gechoqueerd te voelen door de hypocrisie en het gebrek aan kwaliteit dat
zij ons als grote kunst wilden opdienen.
Dat neemt niet weg dat die verwijzing het merkwaardig goed blijft doen.
Als vermanend vingertje volstaat ze om elke discussie in de kiem smoren.
Wie wil er nu als filister en kunstbanause doorgaan? Zeker niet de
autoriteiten, de politici. Citeren we Philip Heylen: 'velen zouden niet
liever zien dan dat ik een gedeelte van de tentoonstelling zou
verbieden, zodat de politicus als exponent van het establishment met
veel zogenaamd “progressief” genoegen nog eens onderuit kan gehaald
worden'. Of raadslid Arthur Vlaardingerbroek van Rotterdam
(ChristenUnie/SGP) die zich naar aanleiding van de affaire rond 'Santa
But Plug' in Rotterdam bekloeg: 'Als je je als politicus inhoudelijk
bemoeit met kunst, word je zowat voor nazi uitgemaakt’. De heldhaftige
burgermeesters die we hierboven al citeerden hebben ook hoger geplaatste
voorbeelden, helden van ministeriële rang. Denk maar aan de voormalige
Franse Minister van Cultuur - Renaud Donnedieu de Vabres van de niet
bepaald progressieve UMP. Na de vertoning van 'L'histoire des larmes'
van Jan Fabre - nog zo'n held van de transgressie die cultuurkritiek
pleegt met lichaamssappen, en al evenmin vies is van ketchup en
chocoladesaus - smoorde hij het protest in de kiem door demonstratief te
applaudiseren. Niet alleen de politici hebben hun lesje geleerd. Al
hebben ze het er zichtbaar moeilijk mee, ook de krantencommentatoren
doen echt hun best om niet als kleinzielige reactionairen of
moraalridders over te komen. Kunsteducatoren zoals Amarant lokken met
lofprijzingen die je zelfs in de reclamewereld niet vaak te horen krijgt
de kudde naar de tempel om er deskundig te worden ingewijd (wat zoals
gezien niet overbodig is). Over kunsteducatie gesproken: de hoeders van
grensverlegging zullen niet rusten alvorens alle lagen van de bevolking
- kinderen incluis - zijn bekeerd tot het ware geloof: curator Philippe
Van Cauteren - die vindt dat 'een bezoek aan Plopsaland gevaarlijker is
dan McCarthy bezoeken, en daar niet de conclusie uit trekt dat
Plopsaland dan moet worden gesloten - heeft integendeel hele educatieve
pakketten voorzien voor scholen, en de leerlingen kunnen niet jong
genoeg zijn om in de cultus te worden ingewijd. Zelfs de vroeger zo
gewraakte 'verontruste ouders' zijn nergens meer te bekennen.
Tegenwoordig lijkt het eerder bon ton om de allerjongsten, nog voor ze
kunnen lopen, in kinderwagens door het 'inferno' te sluizen, zoals ik
met eigen ogen mocht vaststellen.
Overigens loont het de moeite om de verwijzing naar de Inquisitie en de
Nazi's wat grondiger te bekijken. Inquisiteurs en dictators zijn zowat
de verpersoonlijking van al wat de mensen haten in de politieke of
religieuze autoriteiten: het veel gewraakte vermanende vingertje - of
zonodig de martelkamers en concentratiekampen - van kerk en staat. Maar
geef toe: de laatste decennia hebben we wat dat betreft toch echt niet
te klagen gehad, althans niet in het Westen. Al is de terugkeer van de
heerschappen in kwestie verre van denkbeeldig, men kan zich niet van de
indruk ontdoen dat ze intussen verdacht vaak als schrikbeeld worden
opgevoerd. Zou het kunnen dat de alom verbreide antipathie voor het
vermanende vingertje - en de nog meer verbreide cultus van de helden van
de transgressie - iets te maken heeft met al die kleine en grote
duiveltjes die velen graag aan de borst zouden willen koesteren, al
verdragen ze eigenlijk het daglicht niet zo best? Het jammere aan het
misbruik van die schrikbeelden is dat het alleen maar blind maakt voor
het feit dat de macht van de staat of de kerk in het niet verzinkt bij
de macht van de 'Invisible Hand' van de markt, die ons inzake kunst - in
de musea niet anders dan in de porno-industrie - in toenemende mate het
dictaat van de obligate transgressie oplegt, en daarmee al die kleine en
grote duiveltjes deskundig uit hun holletjes lokt. De verlichte geesten
die ons willen laten meemarcheren in de rangen van de permanente en
obligate transgressie, hebben alleen maar de ene meester voor de andere
ingeruild. In plaats van ineen te krimpen onder de terechtwijzende blik
van de Grootinquisiteur of de Führer, onderwerpen ze zich liever
kwijlend aan het dictaat van de Vrije Markt en zijn waar. Het zijn de
neo-liberalen van de kunstmarkt, die elke ingreep van de mens op de
'onzichtbare' blinde mechanismen waarvan hij het slachtoffer dreigt te
worden, willen afdoen als 'Fascisme' of 'Inquisitie'. Zij willen een
sterke staat alleen maar als het erop aan komt de 'artistieke vrijheid'
te garanderen, zodat de vrije markt zijn vrije loop kan gaan. Het
vingertje mag wel geheven, als het maar niet tegen de waar is, maar
tegen degenen die het aanbieden ervan in vraag willen stellen. De staat
mag daarnaast ook nog betalen, en organiseren, en subsidiëren, maar niet
ingrijpen: dat doen de heren wel zelf en in besloten conclaaf.
Uit het bovenstaand blijkt afdoende dat ik daarom nog geen voorstander
ben van democratische inspraak in het conclaaf: over kwaliteit wordt
niet bij meerderheid gestemd. Nog minder ben ik voorstander van het
ingrijpen van politieke, laat staan van religieuze 'autoriteiten'. Wel
integendeel, juist omdat het autoriteiten zijn, hebben ze veel te
verdedigen en nog meer te verbergen, en moet er, net zoals voor de vrije
meningsuiting, ten allen prijze een vrije zone worden voorbehouden voor
de kunst. Meer nog dan voor politieke en religieuze autoriteiten, ben ik
echter beducht voor de onzichtbare autoriteit van de vrije markt: want
die heeft dan weer veel te verkopen, en daarom nog meer te legitimeren
en te verdoezelen, en slaagde er daardoor in om de kunst niet zozeer te
doen verkeren in het tegendeel van wat ze is, dan wel ze terug te
dringen naar haar laagste verschijningvormen.
Het is hoog tijd om de wurggreep te doorbreken waarin de 'Invisible
Hand' de kunst inmiddels dreigt te verstikken. Goede kunst is immers,
net als echte liefde, geen waar. Het is een geschenk, waar je alleen
maar dankbaar voor kunt zijn. Want, in tegenstelling tot liefde, kun je
dit schenken niet beantwoorden door zelf ook te schenken. Dankbaarheid
en bewondering moeten volstaan. Al moet ook deze norm, net zoals inzake
liefde, met de nodige soepelheid worden gehanteerd. De kunstenaar mag
ten slotte ook leven. Maar het moet duidelijk gesteld dat het de norm
is. Betaalde liefde heet al sinds mensenheugenis hoererij. Het wordt
tijd dat we ook zo'n term bedenken voor betaalde kunst.
Tijd dus om, tweeduizend jaar later, alweer eens de kooplieden uit de
tempel te verdrijven: ze hebben het er de laatste eeuw net iets te bont
gemaakt. Tot de overheid moeten we ons daarbij niet wenden, want dan
krijgen we weer te maken met farizeeën. Sedert de Verlichting beschikken
we over een beter wapen dan de zweep die Jezus hanteerde: het vrije
woord. Het komt er op aan de ideologische sluiers te lichten waarachter
de vrije markt zich verschuilt:inzonderheid het fabeltje van de
ondefinieerbaarheid van kunst en de hele retoriek van de transgressie
(ook in de bijzondere variant van het modernisme). Het wordt hoog tijd
dat de progressieven onder ons - of gewoonweg allen die bekommerd zijn
om het lot van de kunst - zich niet langer laten misleiden door de
emancipatorische frasen die de vrije markt voor eigen doeleinden heeft
gerecupereerd.
Pas naarmate we in deze taak slagen kunnen de werkelijke vernieuwingen
in de beeldende kunsten aan bod komen die al lang op zich laten wachten.
© Stefan Beyst, november
2007
referrers:
the artist.org
kunstbus
fantastic! stunpendous!
marc ernst
jos
van hecke
worship the glitch
kyberia
ningun lugar
simeon barkas
biographicon