OP NAAR HET
PARADIJS
In 1970 sticht Otto Mühl in Wenen een commune. Het experiment is een
uitloper van het ‘Aktionismus’, een Weense versie van de uit New York
overgewaaide happenings, geleid door intussen legendarisch geworden
figuren zoals Nitsch, Schwarzkogler en Brus. De ‘happenings’ - in het
Duits: ‘Aktionen’ - waren een poging om alle taboes in de kunst te
doorbreken. Velen vonden dat de revolutie in de kunst moest worden
bekroond door een revolutie van het leven. Het leven als het ultieme
kunstwerk zeg maar.
Het gaat hier geenszins om een puur politiek-economische revolutie.
Onder het motto ‘het persoonlijke is politiek’ verschoof reeds in
Kommune I und II in Berlijn de belangstelling naar een revolutie van het
persoonlijke leven. Bron van inspiratie was Wilhelm Reich, die reeds
tijdens de Weimar Republiek een synthese tussen Marx en Freud
nastreefde. Maar Mühl ging ook te rade bij meer softe en hippe figuren
zoals Janov met zijn schreeuwtherapieën*. Allen die tot de commune
wilden toetreden, moesten een soort inwijdingsritueel ondergaan. In een
‘Selbsdarstellung’ moesten ze voor het oog van de gehele gemeenschap hun
‘pantsers’ afleggen: de diep in de persoonlijkheid verankerde
‘repressieve structuur’ van de ‘patriarchale maatschappij’. De
verschuiving van artistieke naar ‘psychoanalytische’ revolutie vindt
haar neerslag in de naam: Otto Mühl heeft het niet over een
‘psychoanalyse' maar over een ‘Aktions-analyse’. De bijbehorende AAO (Aktions-analytische
Organisation) moest uitgroeien tot een ‘Weltbewegung’ die de bevrijde
maatschappij zou realiseren.
En het moet gezegd: al veroverde ze nooit de gehele wereld, de beweging
kende groot succes. Zozeer zelfs dat ze in 1972 al moest verhuizen naar
Friedrichshof alwaar de gelederen aangroeiden tot zeshonderd
bekeerlingen! Daarbovenop dienden nog nieuwe afdelingen opgericht in
Berlijn, Krefeld, Heidelberg, Hamburg, München en Genève evenals een
afleggertje in Amsterdam (de commune Vol Sap). De communards stroomden
toe uit alle hoeken van toenmalige ‘vrije’ Europa.
DE ‘VRIJE LIEFDE’
Vijand nummer één van de commune was de monogamie. Het ‘privé-eigendom
van de vrouw’ werd beschouwd als de voorwaarde voor het privé-eigendom
aan de productiemiddelen. Het monogame huwelijk was tevens de plaats
waar de maatschappelijke onderdrukking stevig in de persoonlijkheid werd
verankerd. Door zich te beperken tot één partner werd de seksuele drift
danig gemuilkorfd. Het mobiliseren van het revolutionaire potentieel
moest dus beginnen met het bevrijden van de seksualiteit.
Het ideaal van de levenslange trouw werd omgeruild voor dat van de
absolute promiscuïteit. Het was verboden om meer dan ééns per week met
dezelfde partner te vrijen. En ook aan de frequentie moest dringend
gesleuteld. Bij de burgerlijke echtparen daalde de frequentie van het
tot sleur geworden vrijen tot het alarmerend lage niveau van 2,57 keer
per week (althans volgens de toenmalige cijfers van Kinsey). In
Friedrichshof moest er evenveel maal per dag worden gevrijd als de
moslims de groet naar Mekka brengen. Wie de ‘kwaliteit’ boven de
kwantiteit wilde stellen, werd er prompt aan herinnerd dat ‘seks’
volledig moest losgekoppeld van de als burgerlijk bestempelde ‘liefde’:
een gesprek of een ‘voorspel’ en andere ‘romantische onzin’ waren uit
den boze. In het ideale geval moest de klus op tien minuten geklaard. Om
de communards voor de verleidingen van de burgerlijke traagheid te
behoeden, bedacht men een efficiënte maatregel: mannen kregen geen bed.
Zo moesten ze ’s nachts wel onderdak zoeken bij het andere geslacht. Nog
de traagste ziel zou zodoende minstens éénmaal per dag zijn behoefte
doen.
Meteen wordt begrijpelijk waarom de commune zo groot was: als je
vijfmaal per dag je matje moet uitrollen voor de voeten van telkens een
andere god of godin, zit je na één maand al aan nummer 150 en na twee
maand heb je de hele commune bekend. Al boden de zustercommunes een
uitweg, alleen een wereldomvattende keten van communes zou op termijn
kunnen volstaan. Ook promiscuen van het formaat van de imaginaire Don
Giovanni of de reële Casanova - de hedendaagse Cathérine Millet is ander
bier, dat we bij een andere gelegenheid drinken - bleven niet hangen in
een ‘dorpje’ van slechts 600 armzalige zielen. Zij breidden de ketting
van hun veroveringen eindeloos uit door een behoorlijk stukje af te
reizen, bij voorkeur tussen drukke metropolen en druk bezochte hoven.
Maar het idee van een commune is onverenigbaar met het voorschrift van
de absolute promiscuïteit. Terwijl men in Friedrichshof om de zoveel uur
behoefte had aan een nieuwe partner, duurde het weken of maanden
vooraleer een iemand zijn pantsers had afgelegd en zijn
inwijdingsritueel doorstaan. Het bekeringsvermogen van Mühl hield dus
geen gelijke tred met zijn behoefte aan vers vlees. Don Giovanni en
Casanova kenden dat probleem niet: zij teerden op de onuitputtelijke
voorraad van gehuwde kandidaten. Voor hen volstond het ze voor één nacht
te bevrijden uit de ketenen van de monogamie. Na afloop lieten ze hun
veroveringen hoonlachend aan de poort van hun gevangenis achter. Bij
Mühl daarentegen kwam het er niet op aan in de steek te laten, maar te
bekeren – op te nemen in het ‘collectieve eigendom’. Brute pech dus als
het aantal bekeerlingen niet groot genoeg was om de keten van hun
veroveringen eindeloos uit te breiden. Aan een tempo van vijf per dag
heeft men jaarlijks 1825 nieuwe schakels nodig! Gedurende een leven van
pakweg 77 seksueel actieve jaren moet men 140.525 schakels aan elkaar
zien te klinken! En vermits er twee geslachten zijn – bij Mühl waren ze,
Reich indachtig, heteroseksueel – zou de commune dus minstens 281.050
leden moeten tellen. En dan hebben we niet eens de komende en de
afstervende generatie meegerekend. Zodoende moest men op de duur wel de
eindjes van de ketting tot paternoster aan elkaar knopen en overgaan tot
‘circulaire promiscuïteit’. Herhaling was toegestaan, maar niet voor de
week om was. En zo komt langs een achterpoortje de uitgebannen trouw
weer opgedoken: elke herhaling dreigt het begin te zijn van precies de
vaste relaties waar men van af wilde. Als de commune 300 mannen en 300
vrouwen telt, en iedereen slaapt elke dag vijfmaal met een andere
partner, dan is men na 2 maanden rond, zodat men er eer het jaar om is
al zes rondjes op heeft zitten. Er ontstaat dus zoiets als een
collectieve trouw binnen een reuzenhuwelijk dat 600 leden omvat.
Het zal wel geen sinecure zijn geweest, er zo elke dag voor moeten
zorgen dat je de nodige kraaltjes uit telkens andere doosjes aan je
paternoster kreeg geregen. Het informele opstellen van agenda’s werd dan
ook vervangen door het raadplegen van de onfeilbare computer die ‘Flicklisten’
(vrij vertaald in verwant jargon: ‘poeplijsten’) voor de gehele
gemeenschap berekende.
AFVALLINGSKOERS
Al dat gereken en gecijfer legt een tweede contradictie bloot. Het
aantal herhalingen herleiden tot zes per jaar kan alleen als men zich
verzet tegen elke neiging om zich te beperken tot de sappigste
kandidaten of om verder te snoepen van een appeltje dat lekker smaakte.
Niet alle kandidaten zijn immers even aantrekkelijk. En de verschillen
vallen des te meer op naarmate niemand zich mag binden. In de echte
wereld trekken de meest begeerde exemplaren zich weldra terug in hun
liefdesnestjes. Zodat in het amfitheater, waar de partners zich voor
elkaar opvoeren een volgende paar kan gevormd, dat zich op zijn beurt
terugtrekt. En zo verder, tot alle kandidaten, ook de minst
aantrekkelijke, aan hun trekken zijn gekomen**. Maar als ze zich niet
mogen binden, blijven alle mogelijke kandidaten zich telkens opnieuw op
het podium vertonen. Daar wordt het volledige aanbod van seksuele
partners met elkaar vergeleken, niet langer het veel beperktere aanbod
van kandidaten die nog beschikbaar zijn. Met als gevolg dat alle
aanwezigen naar één en dezelfde partner verlangen: de aantrekkelijkste.
En daarom wilden in Friedrichshof alle vrouwen slechts met één man
slapen: Otto Mühl. Al cirkelden er rond de top ook nog andere wisselende
figuren die ‘zur Zeit besonders gut beim Sex drauf waren’. Alle andere
mannen waren voor deze vrouwen slechts tweede keus. Toch moesten ze -
als ze zich tenminste aan de regel wilden houden - twee maanden wachten
vooraleer ze nogmaals door hun eerste keus werden ontvangen…
Een oplossing zou zijn dat Mühl elke nacht met alle vrouwen sliep.
Gesteld dat hij dat zou kunnen – geef toe: 300 per dag is zelfs voor
goden veel gevraagd. Maar dan blijft de vraag of hij dat zou willen.
Want als de vrouwen rekening mogen houden met hun voorkeur, dan geldt
dat ook voor Otto Mühl. En al verlangden alle vrouwen naar Mühl, Mühl
zal op zijn beurt al evenmin naar alle vrouwen hebben verlangd, alleen
de begeerlijkste zullen voor hem hebben volstaan. En vermits hij het als
meest begeerde man voor het kiezen had, had hij vrije toegang tot de
meest begeerlijke exemplaren. Waarom zou hij zich wel inlaten met minder
aantrekkelijke assepoesters? En omdat aan de top meerdere aantrekkelijke
partners van beider kunne aan elkaar zijn gewaagd, zouden de
uitverkorenen zich op de duur beperken tot de uitverkorenen.
En dat is ook het patroon dat zich doorzette in de werkelijkheid.
Aanvankelijk werd het gebod om telkens met iemand anders te vrijen
aangevuld met het bijbehorende verbod op het afwijzen van minder
aantrekkelijke kandidaten: verplichte ‘sex’ dus, waarbij de echtelijke
plicht van het ‘burgerlijke huwelijk’ in het niets verzinkt. Maar juist
omdat door het handhaven van de vrije markt de verschillen zo groot
waren en bleven, en juist omdat de meest aantrekkelijken zich daarom tot
de meest aantrekkelijken konden wenden, waren ze des te minder geneigd
om af te dalen naar de laagste trappen van de piramide. Zo ontstond
geleidelijk de zogenaamde ‘innere Kreis’, waarin het kruim van de
commune zich onledig hield met het overige kruim. Tot groot ongenoegen
van de sukkels aan de basis die zo graag toegang hadden gekregen tot de
top: de roep om collectief eigendom is al altijd al uitgegaan van de
uitgeslotenen***. Rond 1985 werd het conflict beslecht doordat de
bevoorrechten de gelederen sloten, zodat ook de uitgeslotenen op elkaar
waren aangewezen.
Een en ander ging gepaard met een bijschaven van de ideeën. De idee van
een wereldomvattend netwerk van communes maakte plaats voor de
voorstelling van een ‘Kleinfamiliengesellschaft’. En het opdelen van de
commune in ‘Kleinfamiliën’ ging gepaard met de installatie van een
hiërarchie: in 1987 wordt, met instemming van 360 van de 400 communards,
zowaar de ‘monarchie’ uitgeroepen. In 1988 huwt (!) koning Otto Mühl de
‘eerste vrouw’ Claudia Weissensteiner. Hun in 1985 geboren eerste zoon
Atilla wordt troonopvolger. Het verdrongen patriarchaat herrijst in
volle ornaat uitgerekend op de plaats waar men dacht het uit te bannen.
Eenzelfde verschijnsel zien we ook optreden in de vele overige
seksfabrieken uit die tijd: denk aan Poona van de Bhagwan.
Omdat niet alle mensen gelijk zijn en liefde selectief is, trekken zich
in het echte leven de meest begeerlijke partners met de meest
begeerlijke partners terug, zoals we hierboven beschreven. En in
datzelfde echte leven heeft het verhaal ook nog een staartje: ze keren
ook terug naar elkaar, telkens opnieuw. Selectiviteit leidt tot spontane
trouw (zoals Reich al wist). Al zorgt de neiging om af en toe eens over
de schouder te gluren ervoor dat de spontane trouw vaak wordt beveiligd
door onderlinge afspraken of wettelijke voorschriften. Al dan niet
gesanctioneerd door straf - zeker als er kinderen van komen: dan willen
vooral mannen extra garanties. Maar die min of meer sterke vormen van
dwang mogen ons niet doen vergeten dat monogamie in eerste instantie het
resultaat is van de natuurlijke neiging om zich te beperken tot de meest
begeerlijke. Anders uitgedrukt: de onwil om zich aan allen – de minder
aantrekkelijken – te moeten geven. Pas als het spaak loopt, keren de
tekens zich om. Het huwelijk wordt dan ervaren als de verplichting om
zich te beperken tot zijn voormalige partner en als een hinderpaal om
zijn heil te zoeken bij vreemden – terug te mogen optreden in het
amfitheater. Het monogame huwelijk als een dwangbuis bestempelen is dus
de eenzijdige visie van degenen wier relatie is spaak gelopen. Of van
degenen die niet de gewenste keuze konden maken en zich dus graag
andermans ‘bezit’ zouden willen toe-eigenen.
Geen historisch of geografisch beperkte verschijnselen zoals de
patriarchale maatschappij of het kapitalisme leiden dus tot de monogamie
- het in ‘privaat eigendom’ nemen van een lief - maar de aard van de
liefde zelf. Een dwangmatig opgelegd gebod om niet kieskeurig te zijn en
telkens andere partners op te zoeken, zal dus te pletter lopen op deze
klippen. Alleen de promiscuïteit van wie het alleen om de verovering is
te doen - zoals die van Casanova - ontsnapt aan dit lot: wie telkens
opnieuw wil veroveren moet zo snel mogelijk weer loslaten. En dat valt
hem niet moeilijk: hij is niet geïnteresseerd in de seksuele kwaliteiten
van de partner, maar in de moeilijkheid van de verovering.
NIEUW VLEES IN DE KUIP
De commune van Mühl was een iets langer leven was beschoren dan de
talloze eendagsvliegen die deze periode rijk was. Lang genoeg om haar
kinderen de geslachtsrijpe leeftijd te zien bereiken. Waarbij meteen de
vraag rijst of de nieuwe generatie de rangen van de oude communards zou
komen vervoegen.
De ‘aktions-analytische’ therapie was blijkbaar niet efficiënt genoeg om
ervoor te zorgen dat de nieuwe generatie zich moeiteloos invoegde.
Vooral de jonge meisjes plachten zich nogal gereserveerd op te stellen
tegenover het seksuele gedrag van hun ouders. Maar geen nood: volgens de
theorie waren dat de laatste resten van het patriarchaat die nodig
moesten afgelegd, desnoods met dwang. Net zoals hun ouders, moesten ook
de meisjes eerst onder handen genomen worden door Mühl. In afwachting
mochten ze geen omgang hebben met jongens. En - je hebt het al geraden -
in 1987 laat Mühl zich bij volksstemming het aloude feodale recht van de
eerste nacht toekennen! Kwestie van de jongeren door de juiste persoon
te laten inwijden in de geheimen van de ware seksualiteit. Ook hier
wordt een natuurlijke voorkeur de kop ingedrukt: die voor de eigen
generatie. Mühl had er zelfs geen problemen mee dat hij als inwijder
maar al te vaak incest zou plegen: want de vrouwen van Friedrichshof
wensten zich Mühl niet alleen als vrijer, maar ook nog als bevruchter.
Nadat de commune als collectief bezit van allen aan allen was verworden
tot de verdoken harem van een monarch, ontpopt de monarch zich ook nog
eens tot de concrete belichaming van Freuds oervader, die ook nog
incestueus de volgende generatie opslokt.
In combinatie met het toenemende ongenoegen van wie zich uitgesloten
voelden als seksuele partner van Mühl of wie geen moeder kon worden van
diens kinderen, leidde dat uiteraard tot klachten voor het gerecht. In
1991 werd de vijfenzestigjarige Mühl tot zeven jaar gevangenis
veroordeeld.
Waar hem zeven magere jaren te wachten stonden…
DOORBIJTEN
Deze veroordeling is slechts de officiële bekroning van het toenemende
interne protest tegen deze dubbel tegennatuurlijke gang van zaken (onder
meer onder de leiding van Altenberg). De commune wordt dan opgedoekt.
Velen gaan over naar de techno-scène: het verlossende orgasme in bed
wordt afgelost door de vertoning op en naast de dansvloer van de
techno-tempels, en het door de computer beheerde keurslijf van de
commune wordt vervangen door een net van informele fuiven (‘Joined’ door
Altenberg). Alwaar het ‘gemeenschappelijk bezit van de vrouwen’ op een
minder gedwongen manier wordt gerealiseerd.
Dat belet niet dat de tweeënzeventigjarige Mühl het na zijn vrijlating
niet kon laten om zijn paternoster verder af te bidden. Hij begint
opnieuw in een optrekje in de Algarve in Portugal, zij het dan op veel
beperktere schaal en met een aanvoer van jong vlees, over de
spontaneïteit waarvan men zich vragen mag stellen. Zelfs zijn toenemende
Parkinson kan hem er niet van weerhouden om zich nog elke dag met jonge
meisjes onledig te houden.
Niet alleen Mühl bleef dus van zijn gelijk overtuigd. Ook de vrouwen uit
de voormalige ‘innere Kreis’ blijven dromen van een herhaling van het
experiment in ‘betere tijden’: wie weet vormen de nakomelingen van Mühl
in de toekomst een nieuwe commune, die ditmaal wel zou slagen?
Ook de talloze voorbeelden uit de voorbije millennia - laat staan dit
opstel - zullen niet verhinderen dat de voorstelling van het collectieve
bezit van de vrouwen nog lange tijd de kop zal blijven opsteken. Al is
het ideaal onder gematigder vorm al lang gerealiseerd op vlak van het
beeld.
OVER DE SPRONG VAN KUNST NAAR LEVEN
We zouden nog een hele boom kunnen opzetten over de relatie tussen
seksualiteit en economie in dit hele gebeuren - tussen het vrijen en
werken van Reich - of over de relatie tussen het herstel van het
patriarchaat in Friedrichshof en de gelijktijdige opkomst van het
neoliberalisme in de echte wereld. Beperken we ons echter tot een
randbemerking.
In een reportage van Channel 4 vraagt de interviewer aan Mühl hoeveel
maal hij heeft gevrijd. Waarop hij, meewarig neerblikkend op de arme
interviewer die zich tot deze zelfvernederende vraag wel moest
vermannen, triomfantelijk antwoordt: ‘Veel! Veel! Daar kunnen de meeste
mannen alleen maar van dromen!’
Het buitensporige aantal copulaties waar Mühl zich op kan beroepen, doet
meteen de vraag rijzen wat Mühl nog meer heeft gedaan in zijn leven – al
duurt vijf maal vrijen bij Mühl slechts 50 minuten, het onderhoud van de
machinerie die dit alles gesmeerd moest laten verlopen zal wel meer tijd
hebben gekost… Eén onder de vele leuke dingen in het leven lijkt de
plaats van alle andere te hebben ingenomen. De kettingvrijer doet meteen
denken aan de lekkerbek wiens leven zich niet afspeelt in bed, maar aan
tafel. Of aan de drinker achter de toog. Hun passies hebben iets van een
obsessie. En wat daar obsessioneel aan is, is niet zozeer het aspect van
de verslaving - dat zou neerkomen op een herleiden van het probleem tot
dat van de kettingroker of de junkie - maar eerder het eenzijdige, het
monomane van hun bezigheid. Anders uitgedrukt: het onvermogen om de
veelheid van de onderling met elkaar verbonden menselijke vermogens - en
genoegens - aan bod te laten komen.
Uitgerekend creatief bezig zijn als kunstenaar is zo’n andere bron van
genoegen, waarvan we zouden verwachten dat de kunstenaar die Mühl
tenslotte was hem zou aanboren. Maar we kunnen ons niet van de indruk
ontdoen dat Mühls obsessie voor het ‘leven’ als kunstwerk zijn falen als
schilder maskeert. Veel minder indrukwekkend dan zijn paternoster is
immers het ‘schilderkunstige oeuvre’ dat deze voormalige beeldenstormer
ons heeft nagelaten. Al worden er tegenwoordig zware bedragen voor
neergeteld, het volstaat om naar zijn website te gaan kijken om zich te
vergewissen van de povere kwaliteit van zijn werk. Het lijkt erop alsof
hij het uitpakken met meesterwerken heeft vervangen door het uitpakken
met seksuele exploten. Wellicht daarom was het hem meer te doen om
indruk te maken dan om het genot aan het vrijen zelf - en aan wat daar
normaal zoal uit voortspruit. Dat hij van zijn leven een kunstwerk wilde
maken had dus ook iets te maken met het feit dat hem dat op het doek
niet zo best wilde lukken. De verschuiving versterkt zichzelf: wie er
elke dag op toe moet zien dat hij het nodige kruit verschiet, houdt niet
veel meer over als het er op aan komt. En dat laat zijn sporen na. Zelfs
toen hij in de gevangenis op droog zaad zat, wist hij het niet verder te
schoppen dan het kliederen van wat cartoonachtige schimpscheuten op de
‘hypocriete’ kapitalistische maatschappij – oprispingen die overigens
uitgerekend in het Oostenrijk van Haider bij diens tegenstanders
volkomen ten onrechte op de nodige sympathie konden rekenen…
Waarmee ook iets is gezegd over de ‘sprong van de kunst naar het leven’,
alwaar van een kunstwerk al evenmin sprake was…
© Stefan Beyst, augustus 2002
* Over Janov via Solter:'Wat er schort: wenen van vraag tot ontlading'.
** Deze dynamiek wordt beschreven in hoofdstuk 3 en 4 van ‘De extasen
van Eros’.
*** Deze dynamiek wordt beschreven in hoofdstuk 5 van ‘De extasen van
Eros’.
GERAADPLEEGDE TEKSTEN
Theo Altenberg:
Kommune-Experiment Friedrichshof - ein verlorenes Paradies!
Die Aktions-Analytische Organisation
(AAO)
Jürgen Fischer:
Von einem, der (sich) auszog und das Fürchten lernte.
Kommuneerfahrungen in der "Aktions-Analytischen-Organisation"
Andreas Schlothauer:
Die diktatur der freien Sexualität, AAO,
Mühl-Kommune, Friedrichshof
Hermann Nitsch over Otto Mühl: 'Mühl war ein sehr guter Pädagoge, übte
auf viele junge Leute grosse Faszination aus und hat vielen
gescheiterten Jugendlichen Lebensinhalt gegeben.Trotz vieler Differenzen
war es für mich, als Mühl mit einer unverhältnismässig höhen
Gefängisstrafe bedacht wurde, klar, dass ich mich auf seine Seite
stellte und ihm helfe'... 'Mühls Lehre war, die Sexualität ganz gross zu
schreiben. Liebe und Erotik wurden auf Sexualität reduziert. Mühl
duldete keine Verliebtheit in der Kommune. Dass er die jungen Leute in
der Kommune in die Sexualität eingeführt hat, war für viele Jahre
akzeptiert, ja sogar gewollt. Dass es dann zu überschreitungen von
Grenzen gekommen ist, hätte nicht passieren dürfen, das war eine
Verfehlung''... 'Man darf nicht vergessen, dass Mühl zwanzig Jahre lang
von seinen Anhängern geradezu vergöttert worden ist. Erst die zweite
Generation hat dann alles kritischer betrachtet. Ähnlich wie ben den
ersten Kommunisten, da gab es eine ungeheure Aufbruchstimmung, die
später durch eine linke Funktionärsdiktatur gebrochen worden ist'.
Geciteerd uit: Spera, D: 'Hermann Nitsch, Leben und Werk, Brandstätter,
Wien 1999, p. 55-56.
referrers:
the guardian
the artists.org
waggish
mixtape
copyriot
imomus
spiritus temporis
buffalo