Kazimir Malevitsj - de man van het legendarische 'zwart vierkant op
witte achtergrond' - geldt als een van de boegbeelden van de zogenaamde
'abstracte' kunst, een kunst die niet langer (af)beeld(ing) wil zijn.
Schreef hij niet in The Non-Objective World (1927): ‘In the year 1913, trying
desperately to free art from the dead weight of the real world, I took
refuge in the form of the square.’ ?
Het loont om een van zijn werken - Dynamisch suprematisme - even met onbevangen ogen
te bekijken, en te
beschrijven wat erop is te zien.
Dan blijkt dat de geometrische vormen op dit doek zich wel
degelijk in een ruimte bevinden.
Het is wel niet de ons vertrouwde driedimensionale ruimte waarin
de vormen zich probleemloos in alle richtingen kunnen ontplooien en
bewegen. Die van Malevitsj bestaat klaarblijkelijk uit twee parallelle lagen -
één waarin de grote driehoek zich uitbreidt, en een andere waarin de vele
kleinere vormen zich in drie groepjes concentreren. Die laatste laag is zelf weer
samengesteld uit vele parallelle lagen, waarin de kleinere vormen zich
bewegen op verschillende niveaus. De vormen die deze lagen bevolken, hebben zich helemaal aangepast aan
hun gelaagde
habitat: het zijn tweedimensionale vlakken. Dat ze
ook nog geometrisch zijn - driehoeken, rechthoeken en cirkelsegmenten -
en daardoor de complete tegenstelling lijken te zijn van het levende dat
zich bij voorkeur in driedimensionale organische vormen ontplooit, doet
al te gemakkelijk over het hoofd zien dat hun organisatie helemaal niet
geometrisch is, maar uitgesproken biomorf. De grote driehoek op de
achtergrond is als het ware een dragende - bergende, haast moederlijke - entiteit, rond de
uithoeken waarvan meer beweeglijke, heterogene - niet-uniforme - wezens in
hiërarchisch georganiseerde configuraties druk
doende zijn. Het verschuiven van de aandacht van geometrische vormen naar
hun organische interactie
maakt pas zichtbaar dat de entiteiten wel geometrisch zijn, maar
geenszins levenloos. Het zijn bezielde wezens, en dat ze zich
organiseren in complexe configuraties maakt op zijn beurt weer zichtbaar dat ze niet
zijn onderworpen aan de wetten van de
zwaartekracht. Want zoals de engelen van weleer zweven ze gewichtsloos in een
ruimte die ook nog in een ander opzicht
onaards is: het licht erin straalt niet uit een centrale lichtbron die oppervlaktes
belicht en zo schaduwen werpt, noch uit de
voorwerpen zelf, maar doordringt gelijkmatig en schaduwloos de hele ruimte - zoals in de hemelen van weleer
die baadden in een
goddelijk alomtegenwoordig licht.
Al zijn er dus aanzienlijke verschillen met de wereld zoals wij hem
kennen, de wereld die Malevitsj ons toont is wel degelijk een wereld in
een driedimensionale maar gelaagde ruimte, waarin zich tweedimensionale
en gewichtsloze bezielde wezens bevinden die verwikkeld zijn in complexe
interacties, en die zichtbaar worden in het
licht van een ether die gelijkmatig over de hele ruimte is verspreid.
Geen 'abstracte' kunst dus, maar een kunst die werelden openbaart die we
tot dan toe nog niet hadden gezien - 'figuratieve' kunst. En wat erger
is: figuratieve kunst die haar 'figuren' ook nog eens letterlijk - natuurgetrouw,
slaafs zelfs -
afbeeldt. De geometrische wezens worden immers niet gesuggereerd door toetsen
of lijnen met een eigen organisatie, maar in alle
gedetailleerdheid volledig verzadigd weergegeven, en de vorm ervan, die
al altijd bevattelijk was, is niet
vereenvoudigd en al helemaal niet expressief vervormd. Hoe vermaledijd 'fotografisch' de weergave van deze ongewone
wereld wel is, zou in volle omvang blijken als we een driedimensionale
en uitgekiend belichte maquette
ervan zouden maken die we vervolgens zouden fotograferen, omde afdruk vervolgens naast het
schilderij te hangen: het verschil zou nauwelijks merkbaar zijn.
Abstracte kunst, de verst doorgedreven ontkenning van de verafschuwde
'slaafse fotografie', figuratieve kunst dus, die als vanouds een - zij
het zelfgeschapen - wereld toont, en die weergeeft op de meest voor de
hand liggende en vanouds vertrouwde - namelijk 'natuurgetrouwe' -
manier.
© Stefan Beyst, juli 2015.