Mars II is de naam van een indrukwekkende, 70 minuten durende, en aangrijpende creatie van Karl
Van Welden, die voor dit project en Frederik Croene onder de arm nam - twee kunstenaars die blijkbaar meer
aandacht verdienen, al valt dit werk enigszins buiten hun gebruikelijke
productie - opmerkelijke creaties op de 'piano démécanisé'
voor Frederik Croene, en vaak tentoongestelde werkelijkheid voor
Karl Van
Welden - denk slechts aan
een performance zoals IMAGES FOR MARS I, of een object als 'A fall' (2015) dat al de kiem
bevat van het gebeuren dat in Mars II tot voldragen beeld wordt.
Omdat het niet alleen artistiek, maar ook theoretisch heel interessant is,
schreven we er volgende tekst over.
MARS II
Het stuk begint met een pianist die blijkbaar van plan is een
repetitief stuk op te voeren.
Als hij wat op dreef is, worden we plots afgeleid door enkele flikkeringen,
die zich geleidelijk ontpoppen tot een regen van vulkaanas. Nauwelijks zijn we van de auditieve naar de
audiovisuele dimensie overgeschakeld, of een nieuw fenomeen trekt onze aandacht
in de auditieve dimensie: we horen een toon weerklinken zonder dat de
pianist de bijbehorende toets had ingedrukt: blijkbaar kreeg de pianist een automaat als tegenspeler.
Onder een almaar heviger
wordende vlokkenstorm ontplooit zich een heroïsch duel dat na een tweede
golf implodeert in volledige
duisternis, zelf weer de prelude op een epiloog: een lamento met een hartverscheurende dialoog tussen een
nog toonloos voorttikkende automaat en een muzikant die zijn zwanenzang zingt.
DE COMPOSITIE
In een eerste auditieve laag varieert de pianist almaar een muzikale
cel, die begint als een alternerend interval, soms
gecombineerd met een herhaalde tegennoot, en doorweven met een loopje, maar
zich uiteindelijk ontvouwt tot een waterval van
op en neer rollende toonladders. Rond deze niet aflatende melopee in de
middenregisters begint de robot een zich over de hele breedte van het
klavier uitbreidende waaier van losse - ook toonloze 'prepared'- noten te weven. Tot het weefsel van losse tonen uitdunt
en het toonladdergeweld implodeert tot zieltogend motiefje
dat oplost in complete stilte. Dan spreidt een dramatisch geoctaveerde melodie de
vleugels over het almaar doordringender ratelende tremolo van de robot,
eerst in de middenregisters, maar dan geleidelijk
in de diepte zinkend om van daaruit in steeds verder naar boven rollende vloedgolven de
vleugelslag van de pianist te overspoelen, waarna alles weer
stilvalt - we horen alleen maar het tikken van de vallende as en het rollen
van roosters die ze uitstrooien. Tegen de achtergrond van het almaar
doorgaande onregelmatge tikken van een klankloze toon horen we in de epiloog de
gestage voortgang van twee door spaarzame akkoorden gedragen melodische lijnen
- losse noten elk gespeeld met
één vinger - tot ook dit melancholische naspel oplost in het niets.
//geprepareerde noten, programma van robot)
In een tweede visuele laag verschijnen - naast de figuur van de spelende
pianist en zijn piano - eerst vlagen van aarzelende vlokjes vulkaanas, dan
steeds meer stromen uit steeds meer richtingen, die eerst weer uitsterven om
dan weer op te steken in een steeds woester ontketende alomvattende storm die
implodeert in stille duisternis, waaruit hij aarzelend weer opsteekt en uitsterft
als de pianist over zijn toetsenbord instort en definitief het duister
valt.
Beide lagen evolueren samen, al is het gebeuren in de visuele laag - die slechts intuïtief met curves
is vastgelegd - veel minder complex dan het gelaagde gebeuren in de
auditieve dimensie. En die
evolutie is geen spanningsloze opeenvolging van
gebeurtenissen waarvan men niet weet hoe lang ze nog gaan duren, eerder
Lachenmans gewraakte 'tausendfach-erprobte
Crescendo-Entwicklung' - zij het dan voor deze duizend-en-éénste keer niet alleen
erg verrassend, maar vooral zeer overtuigend. Van meet af aan voorvoelt men de
lengte van de boog die wordt gespannen, en de spanning wordt alleen maar
opgedreven als blijkt dat zich in meerdere lagen meerdere bogen ontvouwen, niet alleen in de auditieve, maar ook in de visuele dimensie.
Alle bogen gehoorzamen daarbij niet alleen aan een eigen interne logica, ze
evolueren ook in onderlinge organische samenhang - en niet volgens een of andere
transpositiemechanisme dat auditieve gebeurtenissen op basis van een puur
willekeurige code omzet in visuele.
AUTONOME COMPOSITIE VERSUS COMPOSITIE VAN EEN BEELD
Geen compositie dus die puur formeel
speelt met op zich niet ter zake doende elementen, zoals
de cijfers en tonen in Tom Johnsons
Naryana's cows. Hier wordt ondubbelzinnig een gebeuren ten gehore gebracht dat eminent
mimetisch is: uit het gedwongen keurslijf van het repetitieve ostinato dat
zich ontwikkelt van melopee tot het razen van toonladders
maakt zich de zang los van een ziel die zich tracht te verheffen boven het
ratelen van haar zielloze alter ego in de robot.
De op het eerste gezicht puur formeel gestructureerde diversiteit van de
klankformaties in de auditieve dimensie beantwoordt daarbij inhoudelijk aan
een breed register van stijlen uit de muziekgeschiedenis, gaande van seriële
wolken, over lineair repetitieve reeksen, de bravoure-Liszt van geoctaveerde
pathetische melodieën en het klaterende pianogeweld, de Nuages-gris-Liszt
van tastende éénvingermelodiën, tot de regentropfen-Chopin van tot in den
treure herhaalde noten, zonder dat er ook maar sprake is van letterlijke
citaten of pastiche. Daardoor wordt de opeenvolging van deze zelfgeschapen
klankbeelden tot een tocht doorheen de muziekgeschiedenis - geen voortgang,
eerder een door melancholie gedragen zich terugtrekken in de mist van vergane glorie, een heimwee dat des te
sterker knaagt naarmate de ontketende natuurkrachten in de audiovisuele laag uiteindelijk het hele gebeuren in de auditieve
laag verstikken.
RELATIE TUSSEN DE AUDITIEVE EN DE VISUELE LAAG
Dat betekent echter niet dat hier een gewoon
audiovisueel beeld wordt opgevoerd, waarvan de evolutie organisch samenhangt gewoonweg omdat
de beide zintuiglijke dimensies de verschijning zijn van éénzelfde
origineel, zoals wanneer de zanger die bij Schubert eerst
het beeld van de Leiermann oproept zelf tot
acteur wordt als hij bij het zingen van de woorden 'Willst zu meinen Liedern deine Leier
drehn?' de visuele expressie voegt die hoort
bij wat hij in de auditieve dimensie uitspreekt.
Maar dat is slechts op het eerste gezicht het geval in Mars II. Normaal
gesproken zetten we bij het beluisteren van
mimetische muziek de muzikanten
en hun instrumenten - de visuele dimensie die de auditieve produceert - tussen haakjes om
één of meedere afwezige - al dan niet imaginaire - wezens te laten
verschijnen die zich
uitdrukken in de muziek. In Mars II wordt die neiging gedwarsboomd
doordat de pianist tegelijk het visuele beeld is van een
virtuoos die uiteindelijk wordt bedolven onder een regen van vulkaanas. Zodoende wordt het spelen van de pianist, dat er in
principe naar tendeert om puur auditief te worden benaderd,
door uitbreiding met een visuele laag tot audiovisueel gebeuren. Maar
het mag ons niet ontgaan dat hier eigenlijk twee beelden met
elkaar zijn verdicht: naast het auditieve verhaal van de pianist die de
strijdt aanbindt met zijn tegenspeler in het innerlijk van zijn piano, is er
ook het visuele verhaal van de pianist die wordt bedolven onder een asregen. Dat tweede verhaal is niet de visuele verschijning van het
eerste, maar een gebeuren sui generis, al is het er - zoals we verder zullen
zien - metaforisch mee verbonden. Beide beelden kunnen moeiteloos in elkaar
schuiven omdat in beide de protagonist een pianist is. De verdichting wordt
verder bezegeld doordat beide beelden hun geleding gemeen hebben, en doordat
het evolueren van de regen van vulkaanas voldoende eenduidig
is om het complexere verloop van de strijd tussen de pianist en
de automaat niet te doorkruisen.
Niet zomaar het toevoegen van een visuele dimensie bij de
auditieve zoals bij een
lyrisch l;ed dus. Ook geen combinatie van een waarneembaar audiovisueel
gebeuren - Isolde die na het drinken van de doodsdrank haar opgang naar
Tristan beschrijft - met de auditieve en visuele voorstelling van die opgang.
Ook geen waarneembaar maken van de beelden die opduiken bij voorstellingopwekkende muziek - zoals wanneer we in
Different Trains van
Steve Reich de beelden van treinen naar
de concentratiekampen in Europa en treinen tussen twee ouderlijke huizen in
de VS op schermen zouden projecteren. Nog minder de trendy combinatie van
beeld en werkelijkheid zoals bij Stefan Prins en Michael Beil. Laat staan het emphatisch los van elkaar
evolueren van heterogene audiovisuele gebeurtenissen zoals in John Cages
Europera. En al helemaal niet één van de talloze
muzikale opvoeringen waarbij de aandacht verschuift van wat er via de
instrumenten als auditief beeld zou moeten worden opgeroepen naar het
opvoeren van klankproductie als zodanig zoals in de studies voor strijkers van Simon Steen-Andersen. Wel:
een auditief beeld dat moeiteloos kan versmelten met een visueel beeld omdat ze
de pianist en zijn piano gemeen hebben, synchroon verlopen ...
IN EEN BED VAN METAFOREN
... en zich metaforisch tot elkaar verhouden.
We wezen er al op hoe het klankmateriaal, hoezeer ook in een eigen idioom
verklankt, reminiscenties oproept aan vele periodes uit de muziekgeschiedenis. Daar komt bij dat het talloze
associaties uitlokt - met de prepared piano van
Cage, de metronomen van Ligeti, de mechaniek van Czerny, Schuberts
Leiermann, om er maar enkele te noemen. Daardoor wordt de auditieve laag metaforisch opgeladen
- het beeld ingebed in een weefsel van niet aanschouwelijk gegeven
samenhangen. Zo kunnen we het hoorbare dramatische
verloop lezen als het lot van het pianospel - dat aanvankelijk werd gecultiveerd
in burgerlijke huiskamers, plaats moest maken, eerst voor het optreden van
de virtuozen in concertzalen, en vervolgens voor het beluisteren van opnames
gedistribueerd via de radio of grammofoons en mp3-spelers, terwijl tegelijk
de technologie van de automatische piano evenzeer de prestaties van de
virtuozen in de schaduw stelde - denk slechts aan de robotten van
Godfried-Willem Raes. Waardoor we beter de reactie begrijpen van de
musicerende mens die uiteindelijk buiten spel wordt gezet door de
technologie.
Dit metaforisch uitgebreide auditieve gebeuren krijgt een extra dimensie
doordat het is ingebed in het visuele gebeuren op de scène.
Die regen van vulkaanas doet, behalve aan de sneeuwstorm waarin de Leiermann
zijn lier draait, in de eerste plaats denken aan de regen die Pompeï
onder vulkaanas bedolf, maar ook, meer conform aan de titel van het werk,
aan het marsstof op de planeet waar eens leven was, of aan de fallout die zou neervallen gedurende de nucleaire winter die
zou volgen op een nucleaire wereldoorlog. Daardoor wordt het lot van het pianospel op zijn
beurt een metafoor voor het lot van de
mensheid die wordt geconfronteerd met de faustische ontketening van de technologie.
En dan is er ook nog de titel van het werk dat als 'Mars II' is ingebed in het hele
rond de negen planeten georganiseerd oeuvre van
Karl Van
Welden. Op het eerste gezicht
lijkt dit een puur formeel kader. Bij nader toezien blijken de planeten
dekmantel te zijn voor de goden uit de Griekse mythologie naar
dewelke ze zijn vernoemd. De planeten zijn op hun beurt de plaatsvervangers voor de
manen die errond draaien: pas als we ons de Griekse namen herinneren van de
manen die rond Mars draaien - Deimos en Phobos (paniek/terreur en angst) -
begrijpen we hoezo Mars is verbonden met de overweldigende kracht van katastrofen -
al vanouds een schoolvoorbeeld voor het sublieme.
De niet aflatende herhaling in steeds breder bewegingen waarmee het
stuk begint, is dan weer
verbonden met een asteroïde die het zonnestelsel van Karl Van Welden
doorkruist: Sisyphus die zijn steen almaar vergeefs de berg op rolt. De cryptische manier waarop deze betekenissen
worden geactiveerd, verraadt een zekere schroom ten overstaan van de diepere
bewogenheid die beide kunstenaars bij hun scheppen drijft.
Onnodig erop te wijzen dat de beeldende kracht van Mars II niet staat of
valt met deze esoterische laag, zoals in zoveel werken die hun impact alleen
te danken hebben aan het discours dat errond is geweven. Eerder klinkt, omgekeerd, het beeld
zo krachtig, dat het onweerstaanbaar de talloze snaren die in onze geest op
verbeelding wachten doet resoneren. Dergelijk inhoudelijk resoneren in
meerdere dimensies staat in schril contrast tot vele werken die elke
inhoudelijke lading schuwen en daarmee hun creaties herleiden tot puur
formeel spel met in wezen nietszeggende elementen.
FORMATS
Passen nog enkele beschouwingen over de plaats van dit kunstwerk in het
huidige kunstgebeuren - de vraag naar het 'format'. We wezen er al op dat we
van meet af aan op het verkeerde been worden gezet: we verwachten een
concert door een pianist - waarbij we eigenlijk over de pianist en zijn
piano heenkijken om op te gaan in de wereld die door de muziek auditief
wordt opgeroepen. Alleen de wat merkwaardige belichting en de opstelling van
de pianist half met de rug naar het publiek hadden er ons op kunnen wijzen
dat de scène van meet af aan als theatrale scène was opgezet. Pas naarmate
in de visuele dimensie as beginnen neer te dwarrelen, blijken we toe te
kijken op een audiovisueel spektakel waarin een pianist wordt opgevoerd. In
een programmering voor podiumkunsten zou het omgekeerde
het geval zijn. Hoe dan ook, die
opvoering is geen klassiek theater omdat er maar één acteur is die overigens niet spreekt,
maar piano speelt, omdat er maar één doorlopend gebeuren is - één scène, en
omdat wat we te zien krijgen een audiovisueel dubbelbeeld is. Dat mag echter geen reden
zijn om dit theater een 'performance' te noemen, term die we best
voorbehouden voor een
(al dan niet op video gedocumenteerde) werkelijke
handeling van een werkelijk iemand (van
Abramovic tot Karl Van Weldens eigenste Mars I). Hier
wordt immers niet Frederik Croene opgevoerd, maar een pianist die de strijd
aanbindt met een robot, en wel - ook of zelfs bij uitstek in de in-situ uitvoering in Église
Saint-Etienne in Uzès waar het publiek zich bevond rondom de
opvoering in een met gaas afgesloten kubus - in een hoogst klassieke
'Guckkasten', die het schouwtoneel is van een hoogst narratief - niet
'post-dramatisch' - dubbeldrama.
Een voorbeeld te meer van hoe verwarrende
terminologie - in casu: de
term 'muzikale performance' - vaak leidt tot 'cryptomimesis' - tot
mimetische creaties die schuil gaan achter antimimetische sluiers - niet
anders dan bij beeldend kunstenaar' Fred Eerdekens
die zich tegen het traditionele (visuele) beeld keert door (auditieve)
beelden te maken. Helderheid ter zake zou toelaten een rechtmatige plaats
toe te kennen aan zowel het beeld als - overigens vaak niet te versmaden
vormen van auditief en visueel design.
UITKIJKEN ...
Mars II: niet alleen een indrukwekkende en aangrijpende creatie dus, maar ook
een eerder ongewone: niet alleen moeilijk onder te brengen in de
traditionele circuits, maar (zowel inhoudelijk als formeel) ook in de wereld
van de 'hedendaagse muziek'.
We kijken uit naar de verdere creaties van deze twee kunstenaars!
© Stefan Beyst, januari 2017.
Credits: Concept | Regie | Sound | Compositie: Karl Van
Welden – Dramaturgie: Bart Capelle – Sound | Compositie
| Pianist: Frederik Croene – Sound | Compositie | Sound
engineer: Vincent Malstaf – Machinerie | Realisatie:
Maarten De Vrieze – Lichtontwerp: Jelle Moerman |
Reynaldo Ramperssad – Productie: wpZimmer (BE) –
Coproductie: Vooruit (BE) | Gessnerallee (CH) | Uzès
Danse (FR) | Le Vivat (FR) | IN SITU: TAKT Dommelhof
(BE) | La Strada (AT) | METROPOLIS (DK) – Met de steun
van: de Vlaamse Overheid | LOD muziektheater (BE) – Met
dank aan: Piano's Maene.