bespreking van
enkele stellingen uit
Benedetto Croce:
L'Estetica come scienza dell'espressione e linguistica generale
(1902)
en
Breviario di estetica - estetica en nuce (1912)
SITUERING
Het denken van Benedetto Croce omvat twee luiken: het theoretische en
het praktische. Het theoretische luik bestudeert de esthetica (intuïtie en
expressie, het fenomenale, het domein van het schone), en de logica (concepten
en relaties, het noumenale, het domein van het ware). Het praktische luik omvat de
economie (het domein van het nuttige), en de moraal (het domein van
het goede).
In het theoretische luik gaat het over kennis. Kennis is ofwel intuïtief
(verkregen door verbeelding en individueel), ofwel logisch (verkregen
door verstand en universeel). Intuïtie schept beelden, logica concepten.
Het beeld kan daarbij niet bestaan zonder zijn uitdrukking (expressie):
een gedachte is pas gedachte als ze is verwoord, een muzikale inval
wanneer hij wordt verklankt, en een picturale fantasie wanneer ze is
geschilderd.
Naast de expressie is er ook de veruiterlijking (XV)* die de reproductie van de expressie
(het heropwekken ervan in de geest van de toeschouwer) mogelijk maakt.
Intuïtieve of expressieve kennis is kunst - het voorwerp van de
esthetica. Kunstfilosofie valt dus samen met esthetica, en deze valt op
haar beurt samen met linguïstiek
(XVIII).
KRITIEK (1): GEEN ONDERSCHEID TUSSEN EEN WERKELIJKE EXPRESSIE EN HET BEELD
ERVAN
Niet elke expressie is een beeld. Er zijn namelijk
werkelijke expressies
en beelden
van expressies.
Een werkelijke expressie is het verwoorden van een gedachte - Croce's
'Eureka!' van Archimedes (II, Unity and indivisibility). Een beeld van
een expressie is de nabootsing van het gebeuren in Archimedes' bad door
een acteur op de scène. Een werkelijke expressie is voor Croce onze
intuïtie van een landschap (XIII, Natural beauty). Het beeld van zo'n
expressie zou dan een geschilderd landschap zijn.
De verwarring ligt voor de hand omdat vele expressies - bv. in stilte
geformuleerde gedachten - eerst als beeld verschijnen in de geest, om
vervolgens te worden 'veruiterlijkt' in werkelijke woorden.
Croce is dus blind voor het onderscheid tussen het scheppen van een
beeld (het maken van kunst), en het omvormen van de werkelijkheid naar
onze intuïties (design). Dat blijkt overduidelijk uit het feit dat hij architectuur en
het ontwerpen van zwaarden tot de kunst rekent (XIII, Critique of the beautiful that
is not free).
En omdat hij blind is voor het onderscheid tussen beeld en
werkelijkheid, kan hij al helemaal niet zien dat de kunstenaar in de regel
niet alleen een beeld maakt, maar ook het origineel - denk aan een
centaur, die alleen dank zij zijn nabootsing in het beeld bestaat (voltooide mimesis).
Hoe weinig dat het geval is blijkt overduidelijk uit (I, Intuition and
perception), waarin hij het heeft over 'real images' (die van de
waarneming) and 'unreal images' en daaraan toevoegt: 'Intuition is the
indifferentiated unity of the perception of the real and of the simple
image of the possible'. Zonder zich daarvan bewust te zijn, gebruikt
Croce het woord 'image' hier in een betekenis die niet die van een
'intuïtie' kan zijn, want dan zou er staan: 'Intuition is the perception
of the intuition of the possible'.
KRITIEK (2): GEEN ONDERSCHEID TUSSEN ONMIDDELLIJKE EN MIDDELLIJKE MIMESIS
Croce
blijkt ook blind voor het verschil tussen een
waargenomen en een voorgesteld beeld (onmiddellijke en middellijke
mimesis). Voorgestelde beelden zijn de voorstellingen die de verteller in onze geest oproept via woorden. Waargenomen
beelden zijn foto's of geluidsopnames die ons de visuele of auditieve
verschijning van een object voor de ogen of oren toveren. De visuele
of auditieve verschijningen van de objecten in kwestie zijn echt. Dat we ze niettemin beelden noemen, komt omdat
ze van het object dat ze ons voor ogen toveren alleen de visuele of de
auditieve verschijning leveren, en dus niet echt zijn (interzintuiglijke
suggestie).
Dat heeft zijn gevolgen voor de analyse van het scheppingsproces. In
alle gevallen is er het scheppen van een object (van een uitspraak als
'Eureka!" tot het bouwen van een kathedraal) - het eigenlijke equivalent
van Croce's intuitie-expressie. Daarnaast is er inzake kunst het maken
van een beeld daarvan (al dan niet tezamen met het concipiëren van het
origineel). Dat kan door het waarneembaar
maken van een verschijning van het orgineel (schilderij, monoloog).
De verteller moet zijn toevlucht nemen tot een verdere stap: het
produceren van woorden (voorstellingopwekkende tekens)
die voorstellingen oproepen in de geest van de luisteraar.
Omdat Croce geen oog heeft voor het verschil tussen waargenomen en voorgesteld
beeld - tussen het leveren van een waarneembare verschijning van een
origineel en het opwekken van een voorstelling daarvan in de geest - begrijpt hij de waarneming van het onmiddellijke beeld in termen
van die van het middellijke beeld: voor hem zijn de lijnen van de
tekening of de kleuren op het doek slechts middelen die ons toelaten
het beeld te reproduceren, net zoals we dat doen als we ons
voorstellingen vormen bij het horen van een verhaal.
Toch is hij er zich van bewust dat er een verschil is, maar hij
redeneert dat weg door te beweren dat 'alleen de weg langer is' (XIII, Writings).
De voorbeelden die hij geeft van die langere weg spreken boekdelen: hij stelt de
lectuur van de 'Divina commedia' gelijk met de uitvoering van
de partituur van de 'Don Giovanni ' - en ziet daarbij over het hoofd dat
de lezers bij de lectuur van het boek voorstellingen oproepen in hun
geest, terwijl de muzikanten geen voorstelling in de geest van de
luisteraars oproepen, maar waarneembare klanken produceren - het
auditieve beeld van Don Giovanni. Er is met name een verschil tussen de woorden van een verhaal -
dat zijn voorstellingopwekkende tekens - en de noten van een partituur -
dat zijn uitvoeringopwekkende
tekens ...
Dat Croce over het hoofd kan zien dat bij een schilderij of een
beeldhouwwerk de verschijning van het origineel waarneembaar is en niet
voorgesteld, komt omdat er ook bij een waarneembaar beeld elementen zijn
die niet tot het beeld behoren: niet alleen het tweedimensionale
mimetische medium dat pas na interpretatie tot driedimensionale
waarneembare verschijning wordt, maar vooral de mediumdrager (het doek
of het paneel waarop het mimetisch medium is aangebracht). De verleiding
wordt dan groot om die gelijk te schakelen met de woorden van het
verhaal of de noten van de partituur - al gaat het in werkelijkheid om
drie verschillende fenomenen.
KRITIEK (3): GEEN ONDERSCHEID TUSSEN BEELD EN TEKEN
Dat Croce die fout kan maken komt ook omdat hij niet het onderscheid ziet tussen beeld en teken.
Hij neemt de aloude semiotische interpretatie van het beeld over die stelt dat het
beeld slechts een bijzonder soort teken is - met name een 'natuurlijk'
teken, dat slechts gradueel verschilt van het 'conventionele' teken van
de taal (XVI, Critique of the division of signs into natural
and conventional) - waarbij hij zich beroept op de aloude hoax van de
'primitieven' die geen visuele beelden zouden kunnen lezen
(de ruiter die geen been zou hebben omdat het achter het lijf van het
paard is verborgen). De volkomen onterechte
gelijkschakeling van beeld en teken wordt
bezegeld in de al vermelde gelijkschakeling
van 'esthetica' met
'linguïstiek'. Hoe ver de gelijkschakeling gaat, blijkt als Croce -
vooruitgrijpend op Danto - onomwonden stelt dat
''Every scientific work is also a work of art'
(II, Art en Science).
Pas tegen deze achtergrond dringt het goed tot ons door hoezeer voor
Croce - het 'fenomenale' ten spijt - het beeld in eerste instantie een
vorm is van kennis: 'expressie' als (verbale of non-verbale) 'propositie'.
KRITIEK (4): GEBREKKIG ONDERSCHEID TUSSEN EXPRESSIE EN VERUITERLIJKING
Om het 'geestelijke' karakter van de expressie te benadrukken, moet Croce
het beeld duidelijk onderscheiden van het 'puur materiële'. En dat brengt hem
in almaar moeilijker parketten. Waar het aanvankelijk heette dat het
beeld niet kan worden gescheiden van de expressie - die in Archimedes'
'Eureka!' ontegensprekelijk een luidop uitgesproken woord is - heet het
wat later 'When we have conquered the word within us, conceived
definitely and vividly a figure or a statue or found a musical motive,
expression is born and is complete, there is no need of anything else'
(VI, Exclusion of the practical from the aesthetic). Het concrete
spreken, het zingen, het spelen op de piano, het schilderen 'is all an
addition', 'a practical fact'. Wat aanvanklijk de expressie heette,
blijkt er later als 'veruiterlijking' tegenover te staan: 'poetry, prose, poems, novels, romance, tragedies or comedies, are
'physical stimulants of reproductiton'. (XIII, The physical beautiful).
Niet alleen dat 'Eureka!' spreekt die analyse tegen, maar vooral het al
vermelde feit dat schilderijen (en onmiddellijke mimesis in het
algemeen) waarneembare verschijningen zijn, waarvan hoogstens - vooraf
of achteraf - een beeld in de voorstelling kan bestaan.
MIMESIS EN EXPRESSIE
Onnodig te vermelden dat het begrip van kunst in termen van expressie is
bedoeld om te ontsnappen aan de aloude mimesistheorie. De obligate
sneren naar deze theorie mogen hier dan uiteraard niet ontbreken (II,
Critique of the imitation of nature).
Kunst is nabootsing van de natuur als 'representation or intuition of
nature' - maar dan alleen als 'idealising imitation
of nature', niet als 'mechanical reproduction': wassen beelden en foto's geven geen esthetische intuïties.
Het is niet moeilijk om in te zien dat Croce hier alleen 'nabootsing'
vervangt door een andere uitdrukking (representation, reproduction,
intuition), om vervolgens te stellen dat die 'geïdealiseerd' zijn,
zodat uiteindelijk nabootsing kan worden afgevoerd als 'letterlijke nabootsing'.
BESLUIT
We hebben hier dus te maken met een
theorie die niet in staat is om ons het fenomeen van het beeld te
verklaren, en alleen als theorie van de kunst (van het maken van
beelden) kan doorgaan omdat ze in het beste geval kan worden beschouwd
als een theorie van de kunst (van de expressie).
Een zeer nefast gevolg
van de onterechte gelijkschakeling van kunst met expressie is dat het
vooroordeel wordt bevestigd dat het beeld een teken is - dat de kunst
een taal zou zijn waarin men zich zou uitdrukken zoals in de verbale
taal - 'The science of art is that of language' (XVIII, Identtity
of Linguistic and Aesthetic). Een beeld is geen (uitspraak in een) taal
waarin de kunstenaar zich uitdrukt: hoogstens is het een beeld van het
(verbale of niet-verbale) spreken van wat erin verschijnt.
© Stefan Beyst,
januari 2016.
* De Romeinse cijfers verwijzen naar de hoofdstukken, de titels naar de
paragrafen.
Benedetto Croce in Engelse vertaling als PDF:
The aesthetic as the science of expression and of the linguistic in general (1902)
The essence of aestheteic(1912)