bespreking van
de centrale stellingen in:
Charles Batteux:
'Les beaux-arts réduits à un même principe',
1746.
KUNST IS NABOOTSING
Een belangrijke verdienste van dit boek is dat het een categorie
verschijnselen (de 'kunsten') met elkaar verbindt en van andere onderscheidt op grond van een toereikend criterium: dat
het 'nabootsingen' zijn: 'poésie', 'peinture', 'musique', et
'l'art du geste' (dans). Maar deze verdienste wordt tegelijk
ongedaan gemaakt doordat Batteux,
misleid door de dubbelzinnighei van de
'nabootsing', twee bijkomende criteria invoert,
waardoor de kunsten terechtkomen in categorieën waar ze niet in
thuishoren .
NABOOTSING ALS BEELD VERSUS NABOOTSING ALS NAVOLGEN VAN EEN
VOORBEELD
Al gebruikt hij zelden de term 'beeld', met de term 'nabootsing' verwijst
Batteux in eerste instantie wel degelijk naar dingen die 'niet echt'
zijn, maar 'slechts nabootsingen'. In de schilderkunst 'tout est fantöme'(I, 2)*
en de poésie 'remplit notre esprit d'images feintes (...) souvent
plus charmans que s'il etoient vrais et naturels' (I, 2). Of: in de
kunst hebben we slechts te maken met 'un fantome, une apparence' (II,
5). Of nog: de regels van de schilderkunst herleiden zich 'à tromper les
yeux par la ressemblance, à nous faire croire que l'objet est reël,
tandis que ce n'est qu'une image' (III,2).
Maar, zoals zovelen voor en na hem, trapt ook Batteux in de valstrik
die hem wordt gespannen door de meerduidigheid van
het begrip 'nabootsing'. Want, naast de zoëven besproken
'metaforische' betekenis volgens dewelke een beeld slechts
pretendeert werkelijkheid te zijn, is er ook een letterlijke
betekenis: het nabootsen van voorbeelden - zoals in de
'nabootsing van de natuur' (imitatio naturae), of in de 'nabootsing
van Christus' (imitatio Christi).
En, evenzeer zoals zovele anderen die
het niet hebben begrepen op het 'slaafs nabootsen', stelt ook
Batteux dat de kunst (het beeld) de natuur niet moet nabootsen zoals
ze is, maar zoals ze zou moeten zijn: zo heeft hij het over de
'poésie' als over 'un
mensonge perpetuel qui a toutes les caractères de la vérité'. (I,
2).
Hoezeer daarbij het juiste criterium wegvalt om de kunsten van andere
fenomenen te onderscheiden, blijkt al meteen uit het feit dat hij
een bijkomend onderscheid moet maken
tussen 'imitation
reelle' (telle qu'elle est dans la société) en de 'imitation
artificielle', (telle qu'elle est dans les arts) (I, 2).
Het probleem lost zich pas op als men inziet dat het maken van
beelden uit twee onderdelen bestaat: het scheppen van een origineel
(dat voor Batteux waarschijnlijker moet zijn dan het voorbeeld in de natuur), en het maken
van een 'natuurgetrouwe' nabootsing van dat origineel in
een beeld - en als men tegelijk inziet dat het nabootsen als (al
dan niet letterlijk) navolgen van een voorbeeld, een ander nabootsen
is dan het maken van een 'nabootsing' - het maken van een beeld.
DE SCHONE KUNSTEN EN DE KUNSTEN VAN DE LUST
Zo komen 'les arts de li'mitation' niet tegenover
'les arts du 'réel' te staan, maar worden ze als 'arts de l'imitation
artificelle' nevengeschikt aan de 'arts de 'l'imitation réelle'. Tot
overmaat van ramp voert Batteux nog een volgend onderscheid in: de
kunsten zijn weldra niet langer 'les arts de l'imitation' maar
'les beaux arts'. Het nieuwe criterium 'schoonheid' is niet de tegenstelling van 'lelijkheid'.
Schoonheid is enerzijds de tegenstelling van 'nut' - want Batteux onderscheidt de 'schone kunsten' als 'arts du
plaisir' van de arts mécaniques (arts du besoin) (I, 1), en anderzijds,
tezamen met het goede, de tegenstelling van het ware ('le goût est dans l'art
ce que l'intelligence est dans les sciences') (II, 1) - waardoor kunst
tegenover de wetenschap komt te staan.
KUNSTTAKKEN
Batteux slaagt er niet
alleen niet in de kunsten van de nabootsing adewkaat te onderscheiden van de andere
kunsten, hij is evenmin in staat om een juiste indeling van de kunsten te
maken.
Hij
stelt voor om de kunsten te onderscheiden naar gelang van de middelen die
ze gebruiken om de natuur na te bootsen. Hij deelt ze in in twee categorieën
naar zintuiglijk domein; de kunsten voor het oog (schilderkunst,
beeldhouwkunst, dans) en de kunsten voor het oog (I, 5). Hij ziet daarbij
over het hoofd dat een indeling in
zintuiglijke domeinen niet toelaat om de narratieve vormen van kunst in de
classificatie op te
nemen, want die zijn niet zintuiglijk waarneembaar, want voorgesteld - en
omvatten in de voorstelling alle zintuiglijke domeinen, bij uitstek de
visuele. Tegelijk ziet hij niet in dat de (geschreven of gesproken) woorden van
een verhaal slechts de middelen zijn waarmee de voorstellingen worden
opgeroepen. Door dat
onderscheid niet te maken rangschikt hij de literatuur (epiek, dramatiek en
lyriek) onder de
'auditieve kunsten', terwijl dat alleen opgaat voor lyriek en drama, maar
niet voor de verhalende literatuur. (I, 5).
DE ERFZONDE
Het werk van Batteux is jammer genoeg zeer invloedrijk geweest. Heel wat
auteurs na hem - niet in het minst Kant - hebben zijn fundamentele fouten
overgenomen: de meervoudige definitie van kunst en de gebrekkige zintuiglijke
classificatie van de kunsten. Van geen deze smetten wist
de kunstfilosofie zich tot op heden wit te wassen.
© Stefan Beyst, december 2015.
* de Romeinse cijfers verwijzen naar de delen, de Arabische naar de hoofdstukken.