INLEIDING
Naar het
beeld en de gelijkenis van de Schepper
die de eerste mens boetseerde uit klei, stelt men zich het maken van een
beeld al te gemakkelijk voor als iets wat door één schepper in één
enkele beweging wordt voltrokken en één enkel exemplaar oplevert.
In werkelijkheid
is het scheppen van een combinatie van vinden en maken, is het proces
niet altijd een eenmanszaak, kan het
vaak van lange duur zijn en vele achtereenvolgende fasen omvatten, wordt
er gebruik gemaakt van instrumenten en machines, en resulteert het vaak
in massaproductie. Geven we een overzicht.
PRODUCTIE VAN HET ORIGINEEL EN PRODUCTIE VAN HET
BEELD
De productie van een beeld bestaat uit twee verschillende onderdelen:
het maken van een origineel (het 'model') en het maken van een beeld
daarvan: : het schilderen, fotograferen, voordragen enz
Bij onvoltooide mimesis beperkt het maken van zo'n origineel zich tot
het opstellen of selecteren van objecten (stillevens) voor de spiegel,
de camera, de schildersezel, de microfoon enz. Het opstellen van
personen kan zich ontplooien tot zelfopvoering ('poseren' bij portret)
en zich utbreiden tot het bouwen van uitgebreide decors in theater en
film. Bij voltooide mimesis kan de kunstenaar zijn toevlucht nemen tot
het maken van maquettes (zoals die van Picasso) of schetsen, of het
opstellen van een te vervormen model (zoals bij vervormende spiegels) -
al valt het scheppen van het origineel veelal samen met het maken van
een beeld ervan.
GEVONDEN EN GEMAAKTE BEELDEN
(0): ALGEMEEN
Beelden zijn wel meestal het werk van mensenhanden, maar dat belet niet dat we er heel
wat zomaar aantreffen in de natuur: denk slechts aan de figuren die we menen te ontwaren in wolken, schaduwen (Kora/Callirhoe),
wortels, takken en boomstronken, verweerde muren (da Vinci), fossielen, en, last
but not least, alle vormen van mimicry in de levende natuur
die ontstaan door het blinde proces van mutatie en selectie.
Het paradigma van het gevonden beeld is het wateroppervlak waarin Narcissus zich spiegelde, lang voordat de spiegel werd
uitgevondenl. Er is ook gevonden
auditieve mimesis: denk slechts aan de echo die Echo's stem weerkaatste,
lang voor de geluidsopname werd uitgevonden, de klopgeesten die we
horen in het kraken van trekkend hout, de boze god die we horen bulderen
als het dondert, de stemmen die Jeanne d'Arc meende te
horen in het klokgelui. Een gevonden tactiel beeld is dat van de tepel die de zuigeling meent te voelen als
hij zijn duim in de mond steekt. En er is, ten
slotte, ook nog de spontane/gevonden mimesis in de verbeelding:
herinneringsbeelden.
In al deze gevallen kunnen we spreken van 'mimésis trouvé' (gevonden of
natuurlijke mimesis) om ze te onderscheiden van 'mimésis créé' (gemaakte
of kunstmatige mimesis), beelden die het resultaat zijn van doelbewuste
(menselijke) activiteit. Er is geen reden om gevonden beelden niet
als beeld te beschouwen omdat er geen 'intentie' aan ten
grondslag ligt (zie Croce,
Wiesing). Of mimetische gelijkenis nu tot stand kwam door menselijk
toedoen of door toeval, doet verder niet ter zake: we worden door gevonden zintuiglijk gereduceerde gelijkenis net
zo goed verrast of tot beeldwaarneming gedwongen als door mensgemaakte
mimesis. Het is alleen maar de polysemie van de term 'nabootsen' die ons
op een dwaalspoor zet: het volstaat om de term 'beeld ' te gebruiken -
om ons weer te laten leiden door de dingen veeleer dan door de woorden -
om in te zien dat ook het spiegelbeeld in het water een beeld is. Daarom
zegt onze definitie niets over de manier waarop die gelijkenis tot stand
komt: zowel gevonden als gemaakte beelden zijn beelden, ook al past het
fenomeen van spontane mimesis niet in het theoretisch keurslijf waarin
bij uitstek fenomenologen het beeld willen rijgen.
GEVONDEN EN GEMAAKTE BEELDEN
(1): MENGING VAN MAKEN EN VINDEN GEDURENDE DE PRODUCTIE
De scheidslijn
tussen gevonden en gemaakte mimesis is overigens niet altijd scherp te trekken: er is
sprake van een continuüm. Al de in kleuren gedrenkte spons van da Vinci
moet hier een belletje doen rinkelen: want wat die spons op de muur
tevoorschijn tovert, is niet zomaar een gevonden beeld: de spons is
gegooid met de bewuste bedoeling om een beeld te scheppen dat
ongekende originelen suggereert (of om ze sneller te kunnen realiseren).
In die zin is ze vergelijkbaar met allerlei procedés die
de
vroegere schilders gebruikten om tranen of blaadjes aan de bomen te
suggereren. Ook als de beeldenmaker zich niet bewust van het toeval
bedient, blijft hij er schatplichtig aan. Want de handeling die is bedoeld om een bepaalde
mimetische intentie te realiseren heeft altijd onbedoelde effecten.
Deze onbedoelde effecten kunnen als fouten worden beschouwd, en dan
weggewerkt, maar vaker worden ze gebruikt als welkome suggesties - als
mimesis trouvé - die dan verder worden uitgewerkt. Ook bij fotografie is er meestal sprake van onbedoelde
effecten, zelfs bij degenen die de techniek volledig onder controle menen
te hebben.
GEVONDEN EN GEMAAKTE BEELDEN
(2): MENGING VAN MAKEN EN VINDEN OP VERSCHILLENDE NIVEAUS
Menging van gevonden en gemaakt
vinden we niet alleen in de verschillende fasen van de productie, maar
ook op verschillende niveaus ervan. Zeker, bij onmiddellijke mimesis valt het beeld
(afgezien van de intrazintuiglijke suggestie) samen met het mimetisch
medium, zodat alle gevonden beelden ook voorbeelden zijn van een
mimetisch medium dat in zijn geheel is gevonden. Maar ook door de mens
gemaakte mimetische media bevatten gevonden elementen - subliminaal
kleine zoals kleurpgimenten, maar ook grotere zoals de steentjes van
mozaïeken of de bloemen van bloemtaptijen (zie III, 1). Geven we een
overzicht:
Bij de meeste media
gebruikt de kunstenaar kleinste elementen (pigmenten, pixels) die hij
naar believen met elkaar combineert.
Alleen de kleinste elementen zelf zijn aan de natuur ontleend. Om ze
naar believen te kunnen schikken, moesten ze eerst losgeweekt uit de
samenhang waarin ze zich bevonden (door vermalen, fijnstampen enz.), om
vervolgens door stiften en penselen of door chemische processen in een
nieuwe samenhang te worden ondergebracht.
Onderstaand voorbeeld toont hoe het verstoren van de gevonden samenhang
(een groen blad papier) bij wijze van stunt ook kan worden gerealiseerd
door plooien:
Anders liggen de zaken bij de mozaïek. Ook hier maakt de kunstenaar gebruik van kleinste elementen, maar hij is slechts verantwoordelijk voor een deel van de compositie ervan. De samenhang waarin de kleinste elementen zich in de steen bevinden, wordt door de kunstenaar niet verstoord zoals in de gevallen hierboven. De kunstenaar behoudt de samenhang (naar kleur en toon egaal vlak), zij het dan binnen de grenzen van een door hemzelf bepaalde vorm (bv. vierkanten). Niet alleen de kleinste elementen, ook (een aspect van) de compositie ervan tot grovere elementen is hier bij voorbaat gegeven: egaliteit van kleur en toon zijn gegeven, de omtrek wordt bepaald door degene die de steentjes kapt. Hetzelfde geldt voor de vellen gekleurd papier die Matisse gebruikt in zijn papiers collés.
De mate van voorgevormd zijn kan nog veel groter zijn. Dat is het geval als aan de natuur of aan door mensen gemaakte producten kleinste elementen worden ontleend die meteen zijn samengesteld tot gehelen met de gewenste (componeerbare) vorm: denk aan de bloemen van een bloementapijt, de duimspijkers, kevers of de schijfjes been van Jan Fabre, de metalen staafjes van Anthony Gormley, de schoenen van Brian Jungen, het wrakhout van Heather Jaensch, ...
De kunstenaar kan ook tweedimensionale montages maken van bestaande mimetische media (schilderijen, tekeningen, maar meestal foto's) of driedimensionale 'assemblages' met integrale 'gevonden' objecten die meteen kunnen worden gebruikt als onderdelen van het origineel, zoals in de bekende stierenkop van Pablo Picasso:
De enige menselijke ingreep bestaat hier uit het opsporen van geschikte
elementen en het combineren ervan.
In de limiet wordt het kunstwerk gemaakt uit één enkel aangetroffen
object. Het is alsof de natuur zelf het mimetisch medium heeft geschapen. De
menselijke tussenkomst is hier gereduceerd tot het tentoonstellen van
een object dat geschikt werd bevonden, zoals in de Judith Schils
hierboven.
We kunnen dergelijke min of meer kant en klaar aangetroffen
elementen
'gevonden voorgevormde elementen van het onmiddellijk mimetisch medium'
noemen om
ze te
onderscheiden van hun zelfgemaakte tegenhangers, waarbij het materiaal
eerst door de mens uit zijn voorgevormdheid wordt losgemaakt tot
kleinste elementen die dan naar willekeur kunnen worden gehercombineerd
(zie media met voorgevormde elementen versus media met
onbeperkte combineerbaarheid in III, 1).
Er bestaan ook combinaties van
gevonden met zelfgeschapen elementen van het onmiddellijk mimetisch medium. Het meest voor de hand liggende
voorbeeld is het witte vlak dat op papier door de lijn wordt omgrensd:
combinatie van maximale ingreep via de lijn met minimale ingreep via het
vlak Maar ook de Hausmanns hieronder combineren
resp. gevonden foto's met zelfgeschilderde onderdelen, en
industrieel voorgevormde objecten met een zelfgebeeldhouwde kop.
Bij middellijke
mimesis zijn de taal en de voorstellingopwekkende objecten (inclusief
muziek of geuren) gevonden.
GEVONDEN EN GEMAAKTE BEELDEN
(3): GEVONDEN ORIGINELEN
En al is het beeld zelf mensgemaakt, vele originelen worden pasklaar
aangetroffen: dat is het geval bij alle vormen van onvoltooide mimesis, en alle vormen van
voltooide mimesis waarbij (onderdelen van) bestaande verschijningen
worden gehercombineerd. Bij het gebruik van het eigen lichaam en/of de eigen stem
door de acteur of de voordrager is het origineel in de werkelijkheid
tegelijk het beeld
(mimetische substituut).
Maar ook allerlei mechanische,
elektromagnetische, optische, of chemische procedés kunnen worden ingezet
om
de verschijning van het origineel in de
werkelijkheid (het model) om te zetten
in die van het origineel in het beeld (op een
andere drager): denk aan het spiegelbeeld, het afgietsel, de afdruk
zoals het doek van Veronica of de lijkwade van Turijn, de foto en film,
evenals de geluidsopname. Alleen bij voltooide mimesis schept de
kunstenaar naast het beeld ook nog het origineel. Maar ook hier is er geen sprake
van een pure tegenstelling, maar van een continuüm. Zo gebruikt
degene
die zichzelf in de spiegel bekijkt het bestaande lichaam, net
zoals de acteur, maar hij laat het allerlei
zelfgemaakte uitdrukkingen, gebaren en houdingen opvoeren: zijn
vertoning is dus half gevonden, half gemaakt.
PRODUCTIE IN één RUK OF
IN FASEN
Onderzoeken we vervolgens de vele manieren waarop het beeld kan worden
geproduceerd.
Temporeel gezien
kan de productie op uiteenlopende manieren zijn gestructureerd.
Daar is om te beginnen de eenmalige daad die
resulteert in een blijvend product, zoals bij het
maken van een afdruk - driedimensionaal van de eigen hand in klei of van iemands gezicht
in was, of tweedimensionaal zoals het doek van Veronica.
Bij beelden die slechts bestaan tijdens de productie heeft de eenmalige
daad een duur (de duur van een enkelvoudig beeld): een dans, een
gedicht, de scène uit een toneelstuk, de shot in een film of de 'shot'
van een geluidsopname.
Vervolgens zijn er de productieprocessen die
bestaan uit de optelling van gelijksoortige productieve handelingen. Bij
handelingen die resulteren in een blijvend resultaat zijn dat het
aanbrengen van lijnen bij tekenen of van toetsen bij schilderen, het
boetseren van een beeld in was, of het kappen van een beeld in marmer. Bij
beelden die slechts bestaan gedurende de productie zijn dat de optelling
van lettergrepen bij spreken, of van noten bij musiceren.
Ten slotte zijn
er productieprocessen waarbij verschillende soorten handelingen
met elkaar worden gecombineerd.
Die handelingen kunnen elkaar opvolgen als fasen in de productie: eerst aanbrengen van
ondertekening of grisaille, vervolgens aanbrengen van kleurenglacis;
eerst maken van (het origineel, dan van) een foto, dan
ontwikkelen van negatief, dan afdrukken van de foto op papier; eerst
maken van tekst, dan voordragen ervan; eerst neerschrijven van de
muziek, en dan het uitvoeren ervan; eerst opnemen van alle
afzonderlijke partijen, en dan monteren ervan.
Maar ze kunnen, bij uitstek bij beelden die
slechts
bestaan tijdens de productie, gelijktijdig worden uitgevoerd: dat is de regel bij de uitvoering van muziek, waarbij meerdere producenten (de vele gelijksoortige instrumentengroepen in een orkest of
stemmensoorten in een koor) dezelfde
of verschillende stukken van de partituur
realiseren. Bij
opeenvolging van de
fasen ontgaat het gelede karakter ons vaak omdat de vorige
producent alleen een onpersoonlijk product naliet. Als de acteurs op het
toneel spelen, vergeten we al te gemakkelijk dat er eerst een schrijver
was die de teksten schreef. Bij het laten afspelen van
voorgeprogrammeerde beeldsequenties, zoals in vele videospelen, lijkt
het alleen maar alsof de speler zelf het verhaal produceert. De
voorafgaande bijdrage van andere producenten ontgaat ons nog meer als
die niet is gestold in een (halfafgewerkt) product, maar in de instrumenten, machines en
grondstoffen die we zullen bespreken in volgende paragraaf. De druk op de knop van de
foto- of filmcamera of de bandopnemer
- een op het eerste gezicht
voldragen
daad - verbergt niet alleen dat achteraf een negatief moet ontwikkeld en
afgedrukt, maar ook dat er een camera wordt ingezet die de visuele
verschijning omzet in korrels of pixels.
PRODUCTIE MET DE BLOTE HAND, MET EEN INSTRUMENT,
MET EEN MACHINE, OF AUTOMATISCH
Sommige beelden worden gemaakt zonder enig ander instrument dan het
eigen lichaam:
het kind dat een rollenspel speelt, iemand die zichzelf voor de spiegel
showt, of de voordrager die zijn eigen spreken opvoert.
Bij andere beelden wordt gebruik gemaakt van instrumenten en
grondstoffen: de verf en de penselen, het marmer en de beitel, de lucht
en het
muziekinstrument. Ook de productie van de grondstoffen en
de instrumenten
is een
onderdeel
van de productie van het beeld, al
ontsnapt
het
meestal aan de aandacht. Dat is vooral het geval bij productieprocessen die stollen in een product, zodat de
instrumenten verdwijnen achter de grondstof
of het halffabrikaat. Bij producten
die pas bestaan tijdens de productie blijven de instrumenten
immers zichtbaar. Bij het opvoeren
van muziek worden ze niet weggestopt, maar dat is wel het geval
bij het vertonen van een film, of het bewegen van marionetten.
De bijdrage van instrumenten en grondstoffen aan de productie van het beeld is
nochtans wezenlijk. Elk voorgevormd
materiaal heeft zijn eigen kenmerken,
en bepaalt vaak ingrijpend hoe
het beeld eruit ziet. Vele grondstoffen hebben een
eigen
materialiteit
- een fresco is heel anders dan een olieverfschilderij, met burijnen maakt men
andere originelen dan met potloden
of
met penselen (zie deel VI), een melodie
klinkt heel anders naargelang het instrument waarop ze
wordt gespeeld, een handpop beweegt heel anders dan een marionet.
Bij nog andere beelden worden delen van de productie geautomatiseerd.
Bij tweedimensionale visuele beelden is er het gebruik van een spiegel,
een camera, belichting
van negatieven
en chemisch ontwikkelen van
negatieven en
fotopapier, of digitale
bewerkingen allerhande. Bij driedimensionale visuele beelden is er het
afgieten of 3D-printen (of het gebruik van pneumatische hamers bij het
kappen van beelden, enz.), het gebruik van veren (18e eeuwse automaten),
motoren of zuigers die met de hand of met de computer worden bestuurd ('The sultan's elephant' door Royal de Luxe enz).
Bij computerspelen is zelfs het activeren en selecteren van de
voorgeprogrammeerde sequenties geautomatiseerd door drukken op knop van
computer of joystick, of door sensoren (zoals de lichamen bij
Godfried-Willem Raes die sequenties in
beweging zetten). Idem voor spelen met poppen of auto's.
Dat vooronderstelt in vele gevallen voorgevormde grondstoffen: de chemische emulsie voor
negatieven en fotopapier, de pixels in een camera, of
voorgevormde 'halffabrikaten', zoals voorgevormde beeldsequenties die
worden geactiveerd door joysticks of Raes' sensoren.
Er is dus een heel spectrum van technieken om beelden te produceren,
gaande van het inzetten van het eigen lichaam als mimetisch substituut
of als klankbron, over productie met de blote hand, tot het pure
activeren van voorafgeprogrammeerde
sequenties in het videospel, of de druk op de knop van het fototoestel
in de smartphone, die meteen het elektronische beeld levert.
Het gaat niet op om alleen beelden die
puur
met het eigen lichaam worden
gemaakt (acteur, zanger),
of alleen ambachtelijk gemaakte beelden als
beeld te beschouwen.
Hoe
verder naar de automatische pool van het spectrum, hoe meer het lijkt
alsof de laatste producent de enige en eigenlijke maker is van het
beeld. Dat geldt al voor degene die zich voor de spiegel opvoert, maar
pas goed voor de gamer die een computerspel speelt. Dat wordt treffend
weergegeven in de slogan van Kodak, die daarmee tegelijk het verdrongen
aandeel van de camera in het daglicht stelt: 'You press the button, we do the rest.'
Ook bij de productie van originelen kan er sprake zijn van manuele,
ambachtelijke, machinale of volledig automatische productie. Het loont
om erop te wijzen dat de productie hier meestal 'met de blote hand'
is. De ingrepen kunnen minimaal zijn, zoals bij zelfopvoering voor spiegel
of camera. Maar ze kunnen ook ingrijpender zijn zoals wanneer de acteur dikker of magerder
moet worden, zijn baard moet laten groeien enz. De ingrepen kunnen nog
drastischer zijn zoals wanneer Orlan zichzelf laat ombouwen via plastische chirurgie.
SOLISTISCHE VERSUS COÖPERATIEVE PRODUCTIE
Of de productie nu in één ruk gebeurt, dan wel is opgedeeld in fasen,
het is duidelijk dat ze slechts uitzonderlijk
een solistische aangelegenheid is. Wel is waar dat de verschillende
fasen vaak door éénzelfde producent worden uitgevoerd (bv. schilder die
én doek en verven prepareert, én de grondlaag aanbrengt, én de glacis; een dichter die achteraf zelf zijn gedicht voorleest, of een
componist die achteraf zelf zijn werk speelt). Maar het
kwaliteitsverhogende effect van specialisering zorgt ervoor dat
vaker telkens andere individuen instaan voor elke afzonderlijke
fase: de tekstschrijver versus de acteur, de dichter versus de
voordrager, de componist versus de uitvoerder, de leerjongens
die het schilderij in een atelier aanzetten versus de schilder die het afwerkt., om nog maar te
zwijgen van de talloze gespecialiseerde producenten die zijn betrokken
bij het maken van een film: de schrijvers van het scenario, acteurs en
decorbouwers, filmen en
geluidsopname, montage. We spreken dan van coöperatieve of
gespecialiseerde productie. Voor de individuele producent die gebruik maakt
van de bijdragen van anderen verschijnen deze bijdragen als gevonden
(stukken van) beelden. Zodra er bij die bewerkingen sprake is van
grondstoffen, instrumenten of geautomatiseerde productieprocessen, zijn
er onzichtbare producenten betrokken bij de productie: denk slechts aan
degenen die de verven en de inkten maken, aan
de instrumentenbouwers die de instrumenten van het orkest bouwden, of aan
de technici die de camera, de films of het
fotopapier produceerden, of de programma's voor beeldbewerking zoals fotoshop. Bij
collectieve productie zijn de producenten alleen als collectief
zichtbaar als er sprake is van simultane samenwerking, zoals bij een
ensmble of een orkest (dat improviseert) - al verdwijnen ook hier de
makers van de instrumenten uit het beeld.
Pas als we rekening houden met successieve optelling van
productieprocessen, en vooral met de objectivering ervan in
halfafgewerkte producten, instrumenten en machines, wordt in
alle omvang duidelijk dat het maken van een beeld slechts in
zeldzame gevallen een solistische aangelegenheid is, en in nog
meer zeldzame gevallen met de blote hand gebeurt. Daarom is ook
het idee van de schepping door één enkele schepper,
die hoogstens gebruik mag maken van een instrument,
zoals bij Focillon en Scruton,
veel meer een fantasmagorie dan een werkelijkheid,
en al helemaal geen grond om collectieve of ambachtelijke of machinale
productie uit het rijk van de kunst te bannen. Ongetwijfeld zijn
er fasen in het productieproces die belangrijker zijn dan andere - het
aanbrengen van de compositie is nog iets anders dan het prepareren van
het doek, of het maken van een een sonate is nog iets anders dan het
maken van een instrument. Maar zelfs het eigenlijke scheppen kan het
resultaat zijn van de anonieme bijdrage van een veelvoud aan scheppers -
denk aan het Japanse idool Hatsune Mikudie teksten en muziek zingt die
de collectieve schepping zijn van haar leger van fans.
PRODUCTIE VOOR DERDEN OF VOOR EIGEN GEBRUIK
Een volgend onderscheid betreft de relatie tussen producent en
consument.
Een beeld kan worden geproduceerd door degene die er van wil genieten.
Dat is het geval wanneer iemand zichzelf voor zichzelf opvoert voor de
spiegel, als iemand foto's maakt voor in zijn eigen familiealbum of op zijn
eigen scherm, of als hij een privaat dagboek bijhoudt. Gaat het om een
op te voeren beeld, dan vallen productie en consumptie van het beeld
samen: zoals wanneer iemand zich voor zichzelf visueel opvoert of naar zijn eigen stem luistert die zijn eigen
teksten voorleest.
Productie voor eigen gebruik is ook mogelijk als in een gefaseerd
productieproces alle voorafgaande
schakels worden geproduceerd door andere producenten, die dan voor
derden produceren. Dat is het geval als een kind op een computerscherm
poppen van telkens andere kleren voorziet, of wanneer een speler op een
computerscherm voorafgeproduceerde sequenties activeert; als een kind
speelt met poppen of speelgoeddieren die door derden zijn gemaakt; als iemand
voor zichzelf een tekst voorleest die door anderen
is geschreven, of een
partituur uitvoert die door een componist is gecomponeerd; als
luisteraars of de uitvoerder beslissen hoe de partituur zal worden uitgevoerd - denk aan het Klavierstück XI van Stockhausen, of de
Twenty-five Pages van Earle Brown.
Een minder doorzichtige vorm van productie voor eigen gebruik
is
het invullen van suggestie door de consument, die dan als laatste
producent de ontbrekende
onderdelen van het beeld invult dat hij zelf consumeert - exemplarisch
bij het lezen van een roman.
VERMENIGVULDIGING VAN BEELDEN DOOR DISTRIBUTIE OF
DOOR REPRODUCTIE
Een bijzonder aspect van de productie is de vernenigvuldiging van
beelden door distributie - radio, televisie - of door reproductie. Van
deze laatste zijn er twee vormen: de productie van meerdere exemplaren
die pas bestaan na de productie, en de productie van meerdere exemplaren
die pas bestaan tijdens de productie (opvoeringen van lyrische
gedichten, theater, of muziekopvoering). En deze laatste kunnen al dan
niet geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd worden zoals het afspelen
van platen of CD's, of het afspelen van films.
Distributie en reproductie kunnen met elkaar worden gecombineerd, zoals
wanneer een plaat wordt afgespeeld door de radio of een film door de
televisie.
Het gaat dus ook niet op om unieke exemplaren hoger te waarderen dan
producten die beschikbaar zijn op grote schaal. Het is van belang
daarbij niet over het hoofd te zien dan een uniek exemplaar van een
beeld dat pas bestaat na de productie niettemin telkens opnieuw
gedurende lange tijd kan worden waargenomen door mensen die zich
verplaatsen en daarin dus niet verschilt van een beeld dat op één moment
op vele plaatsen zichtbaar is, zoals de rechtstreekse uitzending van een
toneelstuk of een concert. Dat noodzaakt ons de nodige nuances aan te
brengen inzake het 'kunstwerk in het tijdperk van zijn
reproduceerbaarheid'.
CONCLUSIE
Het beeld hoeft niet door mens gemaakt.
Het beeld hoeft niet solistisch gemaakt, maar kan ook collectief: geen
reden om arbeidsdeling zoals in film uit te sluiten.
Het beeld hoeft niet manueel te worden gemaakt: kan ook automatisch of
mechanisch of digitaal enz.
Het beeld hoeft niet uniek te zijn.
Al is de ene manier om beelden te maken meer gesofisticeerd dan de
andere, een beeld is een beeld, los van de manier waarop het tot stand
komt.
Al valt er iets te zeggen voor de stellingen die worden verdedigd in
Focillons ''Eloge de la Main', het gaat geenszins op om met Scruton de
fotografie uit het rijk van de kunst te bannen op grond van het feit dat
de productie van het visuele duplicaat zou zijn geautomatiseerd (nog los
van het feit dat ook bij de foto het origineel wordt geproduceerd: denk
slechts aan het poseren voor een portret. Dat geldt ook voor de meer afgezwakte versie door
Wiesing en zijn telebeelden).
SAMENVATTING
De productie van een beeld bestaat uit twee onderdelen die al dan niet
kunnen samenvallen: het maken van het origineel en het maken van een
beeld daarvan. Naast door mensen gemaakte beelden zijn er ook gevonden
beelden. De scheidslijn is niet altijd scherp te trekken: er is sprake
van een continuüm omdat zowel materialen als productiewijzen geheel of
gedeeltelijk gevonden kunnen zijn. De productie van het beeld kan een eenmalige daad zijn
of bestaan uit de
optelling van gelijkaardige of veerschillende bewerkingen, zowel
simultaan als successief.
Er is productie met de blote hand, met behulp van een instrument of een machine,
en volledig geautomatiseerde productie. De productie kan solistisch of
coöperatief zijn, en voor eigen gebruik of voor derden.