HET DING
In dit boek willen we het hebben over fenomenen zoals spiegel- en
schaduwbeelden, schilderijen en beeldhouwwerken, foto's en films, echo's en geluidsopnamen,
knuffeldieren en fopspenen, fantasieën en dromen,
de vroegere 'verschijningen', herinneringen en hallucinaties, en - last but not least - de voorstellingen die in onze geest opduiken bij het
beluisteren van een verhaal.
Vooraleer in het eerste hoofdstuk aan te geven wat het is dat al deze
fenomenen gemeen hebben, komt het er in deze proloog op aan een passende
naam ervoor te vinden.
HET WOORD (1): BEELD (IDEE, ICON)
Vandaag de meest gebruikelijke
term is 'beeld'. Een groot
voordeel van die term is dat hij zonder meer van toepassing is op het beeld bij
uitstek: het tweedimensionale stilstaande beeld. Een bijkomend voordeel is
dat hij - bij uitstek in het Nederlands - vele combinaties toelaat zoals beeldmedium, beeldsubject, beeldruimte enz.
Maar hij
vertoont een aantal niet te onderschatten nadelen.
Om te beginnen is hij niet
zomaar van toepassing op het gehele spectrum van de hierboven
vermelde fenomenen. Bij 'het beeld van een
vogel' denken we meteen aan een visueel beeld, niet aan het fluiten
waarmee een vogel auditief wordt nagebootst, en nog minder aan
een 'geluidsopname' daarvan. Hoezeer 'beeld' wordt vereenzelvigd met 'visueel'
beeld moge blijken uit uitdrukkingen zoals 'beeld en geluid', die
impliceren dat geluid geen beeld kan zijn. Toch is het nabootsen van het
fluiten van de vogel onmiskenbaar de auditieve tegenhanger van het visuele beeld, zoals nog Isidorus van
Sevilla in zijn Etymologiae wist als hij - mogelijk denkend aan Echo, de
tegenvoetster van Ovidius' Narcissus - de echo beschrijft als een
'icon/imago' van de menselijke stem. De term 'beeld' lijkt al
helemaal niet van toepassing op de 'lagere
zintuigen', die al van oudsher met een scheef oog worden bekeken: van
een fopspeen zeggen we probleemloos dat het een nabootsing is van de
tepel, maar niet dat het een (tactiel) beeld ervan is. Door de
term 'beeld' tot soortnaam te promoveren, dreigen we dit opticentrische
beeldbegrip te verankeren. Maar dit bezwaar
is gemakkelijk te ondervangen door het bijvoegen van een bepaling:
'visueel beeld', 'auditief beeld', 'tactiel beeld', 'olfactief beeld', 'gustatief
beeld', 'interoceptief beeld' enz.
Een tweede bezwaar is dat de term
'beeld' op een hinderlijke manier meerduidig is. Het is niet altijd duidelijk
of de term 'beeld' slaat op de verschijning van David, dan wel op het marmeren object waarin
die David verschijnt. Dat kan tot de nodige problemen leiden, zoals
wanneer we het hebben
over een 'tweedimensionaal beeld': de Mona Lisa is immers
driedimensionaal; tweedimensionaal is alleen het paneel waarop ze
verschijnt.
Een derde
bezwaar komt alleen in zicht als we ons niet - zoals gebruikelijk bij
het nadenken over het beeld - blindstaren op het enkelvoudige,
tweedimensionale, niet-bewegende, en visuele beeld. Terwijl bij het tweedimensionale beeld het
perspectief vastligt, kunnen we een driedimensionaal beeld vanuit vele
mogelijke perspectieven benaderen. De vraag stelt zich dan of de term
'beeld' betrekking heeft op een specifiek perspectief op een
beeldhouwwerk (een 'beeld' op het 'beeld'), dan wel op het beeldhouwwerk
als zodanig - een object dat
vanuit talloze perspectieven kan worden bekeken. De term 'nabootsing' verwijst ondubbelzinnig naar
het beeldhouwwerk als zodanig. Een verwant probleem stelt zich bij
bewegende beelden: verwijst de term 'bewegend
tweedimensionaal beeld' naar een integrale shot, dan
wel naar een van de talloze afzonderlijk 'beelden' waaruit zo'n shot is
samengesteld, ja zelfs - om het probleem uit te breiden tot dat van het
samengestelde beeld - naar de gehele film? We komen uitvoerig op deze problematiek terug
in I, 6.
Een laatste, maar niet minder zwaarwegend bezwaar is dat de term
'beeld' ook in metaforische zin wordt gebruikt (een 'beeld' op de
situatie, 'beeldspraak', een 'wereldbeeld'). Hij verwijst dan naar fenomenen die heel
andere, ja zelfs tegengestelde eigenschappen hebben dan het beeld in
letterlijke zin (zie I, 12 en VIII, 4 en 5). Dat geldt in het bijzonder voor wat
wordt aangeduid met de
Griekse term 'idee', die eigenlijk beeld betekent, maar vandaag eerder
verwijst naar
'begrip',' concept' enz.
HET WOORD (2): NABOOTSING, IMITATIO, MIMESIS
Een alternatief is de term die van oudsher werd gebruikt: nabootsing - 'mimesis', 'imitatio' (imitatio naturae). De
term is danig in onbruik geraakt, maar overleeft nog als benaming voor randfenomenen
zoals 'klanknabootsing'.
Deze term heeft het
grote voordeel dat hij
een duidelijke tegenhanger heeft in de term 'origineel' - datgene
waarvan het beeld een beeld of een nabootsing is. Dat is niet het geval
met de term
'beeld' - daar beschikken we alleen over
niet-specifieke termen zoals 'echt' of ' werkelijkheid', termen die overigens
ook passen
bij 'nabootsing'.
Daar staan een groot aantal nadelen tegenover.
Om te beginnen heeft
de term 'nabootsing' een bedenkelijke bijsmaak - niet alleen
omdat hij doet denken aan bedrog, al meer omdat hij als 'slaafse
nabootsing' getuigt van 'weinig
originaliteit', maar vooral omdat visuele nabootsing - vroeger een kunst in de ware zin van het woord -
sedert de uitvinding van de fotografie is ontwaard tot iets waartoe zelfs het kleinste kind
in staat lijkt, zodat er 'geen kunst
meer aan is'.
Een belangrijker nadeel is dat ook de term 'nabootsing',
meer nog dan de
term 'beeld', meerduidig is.
Om te beginnen kan hij slaan op de nabootsing als
afgewerkt product (een tekening, een schilderij, een foto, een
uitgevoerd muziekstuk, een voorgedragen gedicht, een opgevoerde rol), dan wel op een
productieve handeling: het maken van een schilderij of een foto, het componeren/spelen
van een muziekstuk, het opvoeren van een personage. We moeten dus onderscheid maken tussen nabootsing
als product en
nabootsing
of nabootsen als handeling. Dat valt niet altijd mee,
omdat bij beide samenvallen bij het spelen van muziek, het voordragen van een lyrisch
gedicht, of het spelen van een rol, terwijl ze alleen duidelijk
temporeel zijn gescheiden bij het maken van een schilderij,
beeldhouwwerk of foto.
Vervolgens blijkt dat elk nabootsen als handeling
wel resulteert in
een nabootsing als product, maar dat niet elk van die
nabootsingen een nabootsing is in de zin van een beeld. Denk
slechts aan het
nabootsen van het gedrag van een voorbeeld - iets waar mensen als lerende en
conventionele wezens heel sterk in zijn. Het kan hier
gaan om het nabootsen van het gedrag van een oudere (ouder, leraar),
zoals bij opvoeding of onderwijs, of
van gelijken, zoals bij marcheren of dansen, of conventioneel
groepsgedrag als zodanig (Lebon, Tarde, Freud,
Canetti). Tot dit soort nabootsen behoort wat men vroeger de 'imitatio Christi'
noemde, of de 'imitatio
naturae' (in de zin van het nabootsing van de natuur als scheppende
kracht - als natura naturans), evenals alle fenomenen die vandaag door
Benjamin, Adorno en Girard onder de term 'mimesis' worden
gesubsumeerd. Maar in geen van deze gevallen leidt dit nabootsen
tot het ontstaan van een nabootsing in de zin van een
beeld. De
leerling die het gedrag van zijn leraar nabootst, wordt daardoor niet
tot een beeld van die leraar, evenmin als soldaten die
in de pas marcheren op het paradeplein, dansers die dezelfde danspassen
uitvoeren, of schapen die elkaars blaten nabootsen:
Mussolini is wel een nabootsing, maar geen beeld van Hitler, Bolivar geen van Napoleon,
en dansers geen van elkaar. Blijkt dus dat we onderscheid moeten
maken tussen nabootsingen in de zin van 'een beeld zijn van', en
nabootsingen in vele andere betekenissen, waaronder die van
'duplicaat zijn', waar we in hoofdstuk 1 uitvoerig op terugkomen.
Omgekeerd komen vele beelden niet
tot stand door nabootsen. Zeker, de acteur die een personage opvoert,
doet dat door het gedrag en het spreken ervan na te bootsen.
Maar dat kan niet gezegd van da Vinci die de Mona Lisa
schildert: die hanteert penselen met verf, en dat is iets heel
anders dan het gedrag van de Mona Lisa nabootsen. De taal speelt
ons hier parten: zeggen we niet dat da Vinci de Mona Lisa
nabootst? Inderdaad! Maar, daar bedoelen we niet mee dat hij het gedrag van
de Mona Lisa nabootst (zoals de acteur zou doen die haar in een
tableau vivant zou belichamen), maar wel dat hij een beeld
schept dat de Mona Lisa nabootst.
Een beeld dat de Mona Lisa nabootst: blijkbaar is er, naast het
nabootsen als productieve handeling die al dan niet een
nabootsing als beeld tot resultaat heeft, ook nog het nabootsen
van het origineel door het beeld (dat al dan niet door
nabootsen wordt geproduceerd). Maar, vermits de verf op het doek niets doet, en al helemaal geen
gedrag nabootst, is hier alleen in metaforische zin sprake
van 'nabootsen': in werkelijkheid is er alleen sprake van 'gelijken op' in een nog nader te specificeren zin. Dat geldt ook voor de nabootsing die de
acteur door zijn nabootsen produceert, al worden we hier op het
verkeerde been gezet doordat diens productieve daad, die wel degelijk nabootsen is. Want,
al produceert hij het personage al nabootsend, het
personage zelf bootst alleen in metaforische zin het
origineel na - of om het nauwkeuriger uit te drukken: het
gelijkt er alleen maar op (in een nog nader te specificeren
zin), net zoals de Mona Lisa, die niet door nabootsen van haar
gedrag tot stand kwam.
Niet alle nabootsen leidt tot dus de productie van een
nabootsing in de zin van een beeld, niet elke nabootsing in de
zin van een beeld komt tot
stand door nabootsen, en de nabootsing in de zin van een beeld beeld bootst alleen in
metaforische zin een origineel na. De meeduidigheid van de term
'nabootsen' is dus zo mogelijk nog verwarrender dan die van de
term 'beeld'.
Tot overmaat van ramp wordt de term 'nabootsing' in de Griekse versie
van 'mimesis' door auteurs als Erich Auerbach ook nog gebruikt als synoniem
voor 'realisme', een categorie die (zoals 'idealisme') een modus
beschrijft van de relatie tussen nabootsing en werkelijkheid als
zodanig. Zoals we in I, 9 zullen aantonen, gaat het hier om een
bijzondere modus van nabootsen (of beeld zijn van) in
metaforische zin: mimesis als epifanie.
HET WOORD (3): AFSPRAKEN
Dat alles maakt de verleiding alleen maar groter om een nieuwe term in te voeren.
Maar de praktijk leert dat zoiets geen
beveiliging is tegen nieuwe begripsverschuiving. Overigens zijn de
beschikbare mogelijkheden al lang ingenomen en verknoeid: denk slechts aan de
term 'icon'.
We stellen dan ook voor om ons van
beide bestaande alternatieven te bedienen, en mogelijke misverstanden te
vermijden door een aantal afspraken
te maken. We gebruiken bij voorkeur de term 'beeld', niet alleen omdat hij
eerbiedwaardiger in de oren klinkt dan de term 'nabootsing', maar vooral
omdat hij geen aanleiding geeft tot verwarring met nabootsen als
handeling in letterlijke zin. We gebruiken de term wel niet uitsluitend voor
visuele beelden, maar ook voor beelden voor alle (combinaties van)
zintuigen. Waar dat nodig is, laten we de term voorafgaan door een
bijkomende bepaling: 'visueel beeld', 'auditief beeld',
'tactiel beeld', 'olfactief beeld', 'gustatief
beeld', 'interoceptief beeld' enz. We bedoelen er in alle gevallen de
verschijning van een origineel mee (het beeldhouwwerk of de integrale filmshot), niet de momentane en/of perspectivische
waarneming daarvan. De term 'nabootsing' gebruiken we daarentegen als de
nadruk moet gelegd op de vermaledijde 'slaafse gelijkenis'. De Griekse
term 'mimesis' gebruiken we in meer neutrale contexten, of als
eufemisme. Als de term niet nader wordt bepaald, dan bedoelen we er
gewoon de nabootsing als beeld mee. Waar verwarring mogelijk is, geven
we met een bijkomende bepaling aan dat we hebben te maken met nabootsing
als letterlijke productieve handeling, of met nabootsing in de zin van
'gelijken op'. Soms laten we op de term 'nabootsing' tussen haakjes het
woord 'beeld' volgen, of omgekeerd, in de hoop dat de combinatie de
betekenissen die er niet toe doen zullen neutraliseren.
SAMENVATTING
In dit boek willen we het hebben over de brede waaier van fenomenen die
worden aangeduid als 'nabootsing' of als 'beeld'. Beide termen zijn op een hinderlijke manier meerduidig. Een beeld is niet altijd het resultaat van nabootsen, en niet alle
nabootsen heeft een beeld tot gevolg. Overigens
is het beeld alleen een nabootsing in metaforische zin. We gebruiken
beide termen, maar geven de voorkeur aan de term 'beeld'.