het beeld: mimesis herbekeken
deel VII: oneigenlijk begrip van het beeld (1)
begrip van het beeld in termen van zijn bijkomstige eigenschappen


inleiding



INLEIDING

Het beeld heeft vele eigenschappen gemeen met andere fenomenen: dat het maken ervan een kunst kan zijn en creativiteit veronderstelt, dat het genieten ervan groepsbindend kan zijn, dat het op ons inwerkt, dat het vaak het schouwtoneel is van transgressie, ...

Nu doet zich inzake beelden het merkwaardige fenomeen voor dat we - om ons even te bedienen van de hier erg handige termen van 'essentie' en 'accidens' - het beeld vaak niet begrijpen in termen van zijn essentie (zijn 'wezen'), maar in termen van één van bovenstaande accidentia (zijn eigenschappen). Het standaardvoorbeeld van dergelijke verschuiving is het begrip van het beeld in termen van 'kunst', verschuiving die zo is ingeburgerd dat men 'beeld' en 'kunst' is gaan vereenzelvigen. Deze oerverschuiving maakt er vele andere mogelijk: kunst is convivialiteit (groepsbinding)', 'kunst is creativiteit', 'kunst is schoonheid', 'kunst is het verleggen van grenzen (transgressie)' - uitdrukkingen die meteen gaan wringen als je 'kunst' door 'beeld' vervangt.

De verschuiving van essentie naar accidens kan twee gedaantes aannemen. Bij wat we de 'reductionistische verschuiving' zullen noemen, wordt de eigenschap aan andere essenties ontzegd en uitgeroepen tot definiens voor het beeld. Dat maakt blind voor het voorkomen ervan in andere menselijke activiteiten - in concreto voor het voorkomen van kunstigheid, groepsbinding, creativiteit, schoonheid, en transgressie buiten het beeld - én voor fenomenen die wel beelden zijn, maar niet de eigenschap van het nieuw definiens vertonen - in concreto voor het bestaan van niet-kunstige, niet-creatieve, niet-groepsbindende, lelijke, of niet-transgressieve beelden. Bij wat we de 'amplificerende verschuiving' zullen noemen, worden alle essenties die de eigenschap bezitten gesubsumeerd onder die eigenschap - wat blind maakt voor de verschillen tussen de gesubsumeerde essenties: creatieve beelden worden dan op gelijke voet gesteld met creatieve oplossingen van wiskundevraagstukken, of transgressieve beelden met transgressie in seksueel gedrag. De reducerende verschuiving lijkt vaak te rechtvaardigen doordat het beeld het domein is waar de betreffende eigenschap het duidelijkst tot uiting komt. De amplificerende verschuiving is geliefd bij allen die de grenzen van kunst willen uitbreiden tot verwante terreinen, of bij allen die de verwante terreinen willen laten delen in de status van de kunst. De geheime charmes van deze beide verschuivingen mogen echter geen aanleiding zijn om de accidentia tot essentie uit te roepen en daarmee de ware essentie van het beeld te miskennen.

De verschuivingen van accidens naar essentie kunnen best worden ontmaskerd door volgende formule: 'vele beelden zijn x, maar niet elke x is een beeld', in concreto: 'Veel beelden zijn kunstig, maar niet alles wat kunstig is, is een beeld', 'Veel beelden zijn creatief, maar niet alles wat creatief is, is een beeld', 'Veel beelden zijn groepsbindend, maar niet alles wat groepsbindend is, is een beeld', 'Veel beelden zijn schoon (of verheven, ...), maar niet alles wat schoon (of verheven, ...) is, is een beeld', 'Veel beelden zijn transgressief, maar niet alles wat transgressief is, is een beeld'.

In de volgende hoofdstukken zullen we per eigenschap eerst duidelijk aantonen dat de eigenschap in kwestie geen privilege is van het beeld, en aangeven welke andere fenomenen de eigenschap vertonen. We zullen - ingaand tegen de neiging tot reducerende verschuiving - vaak moeten vaststellen dat het beeld wel de natuurlijke biotoop is van de eigenschappen in kwestie, maar niet de enige. Vervolgens geven we aan welke soorten beelden uit de boot vallen door vereenzelviging met de eigenschap in kwestie (onterechte uitsluiting), en welke fenomenen daardoor - gehoor gevend aan de amplicicerende verschuiving - ten onrechte met het beeld worden gelijkgeschakeld (onterechte insluiting). Die onterechte insluiting verloopt in twee tegengestelde bewegingen. In een eerste beweging - afritten uit het beeld - meent men door het produceren van de gewenste eigenschap nog een beeld te maken ook als dat niet langer het geval is: de kunst treedt buiten haar oevers. In een tweede beweging - opritten naar de kunst - meent men dat er sprake is van een beeld (meestal verbaal vermomd als 'kunst') als de betreffende eigenschap wordt aangetroffen. Nadat we orde op zaken hebben gesteld, zijn we, ten slotte, in staat om aan te geven hoe het beeld kan worden gecombineerd met de verwante fenomenen in kwestie, vaak in combinaties die zo vertrouwd zijn, dat we niet meer doorhebben dat het combinaties zijn - wat de verwarring alleen maar in de hand werkt.