INLEIDING
Het beeld heeft vele eigenschappen gemeen met andere fenomenen: dat het maken ervan
een kunst kan zijn en creativiteit veronderstelt, dat het genieten
ervan groepsbindend kan zijn, dat het op ons inwerkt, dat het vaak het
schouwtoneel is van transgressie, ...
Nu doet zich inzake beelden het merkwaardige fenomeen voor dat we - om
ons even te bedienen van de hier erg handige termen van 'essentie' en 'accidens' - het
beeld vaak niet begrijpen in termen van zijn essentie (zijn 'wezen'), maar in termen van
één van bovenstaande accidentia (zijn eigenschappen). Het
standaardvoorbeeld van dergelijke verschuiving is het begrip van het
beeld in termen van 'kunst', verschuiving die zo is ingeburgerd dat men
'beeld' en 'kunst' is gaan vereenzelvigen. Deze oerverschuiving maakt er
vele andere mogelijk: kunst is convivialiteit (groepsbinding)', 'kunst is creativiteit',
'kunst is schoonheid', 'kunst is het verleggen van grenzen
(transgressie)' - uitdrukkingen die meteen gaan wringen als je 'kunst' door 'beeld' vervangt.
De verschuiving van essentie naar accidens kan twee gedaantes aannemen. Bij wat we de 'reductionistische verschuiving'
zullen noemen, wordt de eigenschap aan
andere essenties ontzegd en uitgeroepen tot definiens voor het beeld.
Dat maakt blind voor het voorkomen ervan in andere
menselijke activiteiten - in concreto voor het voorkomen van
kunstigheid, groepsbinding, creativiteit, schoonheid, en transgressie
buiten het beeld - én voor fenomenen die wel beelden zijn, maar niet de eigenschap
van het nieuw definiens
vertonen - in concreto voor het bestaan van niet-kunstige, niet-creatieve,
niet-groepsbindende, lelijke, of niet-transgressieve
beelden. Bij wat we de 'amplificerende verschuiving' zullen noemen, worden alle essenties die
de eigenschap bezitten gesubsumeerd onder die eigenschap - wat blind
maakt voor de
verschillen tussen de gesubsumeerde essenties: creatieve beelden worden dan op gelijke voet
gesteld met creatieve oplossingen van wiskundevraagstukken, of
transgressieve beelden met transgressie in seksueel gedrag.
De reducerende verschuiving lijkt vaak te rechtvaardigen doordat het
beeld het domein is waar de betreffende eigenschap het duidelijkst tot
uiting komt. De amplificerende verschuiving is geliefd bij allen die de
grenzen van kunst willen uitbreiden tot verwante terreinen, of bij allen die de
verwante terreinen willen laten delen in de status van de kunst. De
geheime charmes van deze beide verschuivingen mogen echter geen aanleiding
zijn om de accidentia tot
essentie uit te roepen en daarmee de ware essentie van het beeld te
miskennen.
De verschuivingen van accidens naar essentie kunnen best worden ontmaskerd
door volgende formule: 'vele beelden zijn x, maar niet elke x is een
beeld', in concreto: 'Veel beelden zijn kunstig, maar niet alles
wat kunstig is, is een beeld', 'Veel beelden zijn creatief, maar niet alles wat
creatief is, is een beeld', 'Veel beelden zijn groepsbindend, maar niet alles
wat groepsbindend is, is een beeld', 'Veel beelden zijn schoon (of
verheven, ...), maar niet alles
wat schoon (of verheven, ...) is, is een beeld', 'Veel beelden
zijn transgressief, maar niet alles
wat transgressief is, is een beeld'.
In de volgende hoofdstukken zullen we per eigenschap eerst duidelijk
aantonen dat de eigenschap in kwestie geen privilege is van het beeld,
en aangeven welke andere fenomenen de eigenschap vertonen. We
zullen - ingaand tegen de neiging tot reducerende verschuiving - vaak moeten vaststellen dat het beeld wel de
natuurlijke biotoop is van de eigenschappen in kwestie, maar niet de
enige.
Vervolgens geven we aan welke soorten beelden uit de boot vallen
door vereenzelviging met de eigenschap in kwestie (onterechte
uitsluiting), en welke fenomenen daardoor
- gehoor gevend aan de amplicicerende verschuiving - ten onrechte met het beeld worden gelijkgeschakeld
(onterechte insluiting). Die
onterechte insluiting verloopt in twee tegengestelde bewegingen. In een eerste
beweging - afritten uit het beeld - meent men door het produceren van de gewenste eigenschap nog
een beeld te maken ook als dat niet langer het geval is: de kunst
treedt buiten haar oevers. In een
tweede beweging - opritten naar de kunst - meent men dat er sprake is van
een beeld (meestal verbaal vermomd als 'kunst') als de
betreffende eigenschap wordt aangetroffen.
Nadat we orde op zaken hebben gesteld, zijn we, ten slotte, in
staat om aan te geven hoe het beeld kan worden gecombineerd met de
verwante fenomenen in kwestie, vaak in combinaties die zo vertrouwd zijn,
dat we niet meer doorhebben dat het combinaties zijn - wat de
verwarring alleen maar in de hand werkt.