INLEIDING
Naast het benadrukken van het 'kunstige' in het beeld, wijzen velen ook
op het
'conviviale' karakter ervan. Ongetwijfeld hebben beelden een groepsbindende
functie: de omgang ermee schept een gevoel van verbondenheid bij allen
die het gezamenlijk bewonderen gedurende bijeenkomsten rond schilderijen
en beeldhouwwerken, rond voordragende dichters, rond toneel- en
opera-opvoeringen, rond concerten en filmvoorstellingen. Ook hier is het is maar de vraag of dat groepsbindend vermogen constitutief is
voor het beeld.
Vooraleer op die vraag te antwoorden, onderzoeken we eerst het fenomeen
van groepsbinding in het algemeen en van groepsbinding rond
beelden in het bijzonder.
GROEPSBINDING IN HET ALGEMEEN
De omgang met het beeld - met 'kunst' - heeft met vele andere menselijke
activiteiten gemeen dat het in wezen een gemeenschappelijk uitgevoerde
activiteit is: het gezamenlijk zich blootstellen aan de inwerking ervan. Als
zodanig verschilt die omgang slechts qua activiteit van andere gemeenschappelijk
uitgevoerde activiteiten zoals gezamenlijk eten, gezamenlijk drinken,
het gezamenlijk bewegen (marcheren op het Zeppelinfeld, het cirkelen rond de Kaaba), gezamenlijk dansen,
gezamenlijk zingen bij
het werken, gezamenlijk bidden, gezamenlijk celebreren of vereren van goden bij religieuze plechtigheden,
het gezamenlijk uitvoeren of bijwonen van rituelen (Herman
Nitsch in Friedrichshof), of het gezamenlijk
bewonderen van uitzonderlijke prestaties of creaties (sport en spel,
zie VII,6).
Bij het gezamenlijk uitvoeren van een activiteit genieten de deelnemers
niet alleen van de activiteit zelf (drinken, eten, zingen, aanschouwen
van het beeld, enz.) maar
vooral van het feit dat ze dat gezamenlijk doen. En dat komt omdat het
samen doen een typisch menselijke manier is om het gevoel van
samenhorigheid uit te drukken in wat we daarom een groepsbindend ritueel
noemen.
(Zie
hoofdstuk XI
over de orgie in 'De extasen van Eros')
Dat een activiteit groepsbindend is, wordt vaak
verdonkeremaand doordat ze niet
altijd door alle leden gelijktijdig en op dezelfde plaats wordt uitgevoerd.
Er zijn immers vele manieren om een groep te vormen. Naast
groepsbindende rituelen waar alle leden van de gemeenschap op één plaats
en hetzelfde tijdstip samenkomen, zijn er ook meer omvattende gemeenschappen,
waarvan de leden
samenkomen op diverse plaatsen (al dan niet op hetzelfde tijdstip: denk
aan de zondagsmis van de christenen, of de voetbalmatchen voor de
voetbalgemeenschap). Evenzeer misleidend zijn 'tweefasige' groepen, waarbij
de leden in een eerste fase de eigenlijke groepsbindende activiteit
uitvoeren in afzondering (een boek lezen, naar muziek luisteren, of naar
een film kijken in de huiskamer), om in een tweede fase in min of meer
grote, elkaar veelal overlappende groepen bijeen te komen om hun
ervaringen en waardering te delen. Dat is de
regel bij het bekijken van schilderijen, reproducties of digitale
beelden, als is er hier ook vaak samen bekijken zoals bij een
gezamenlijk bezoek aan een museum. In deze tweede fase kan het
bestaan van de groep nog verder worden verdoezeld
als de ontmoetingen plaatsgrijpen in effigie: via brief, telefoon,
of een artikel in de krant.
Zichtbare en concrete groepsvorming is
de regel bij beelden die niet blijven bestaan na de productie, maar
die almaar opnieuw moeten worden uitgevoerd: muziek, theater, en onder
gemechaniseerde versie in de film.
Maar, zoals het voorbeeld van de film aantoont, kunnen ook deze in
afzondering worden genoten (tv, computer).
We kunnen 'schone' (Engels: 'fine') en 'toegepaste' groepsbindende
rituelen onderscheiden. Bij toegepaste groepsbindende activiteiten staat
er een rem op de activiteit doordat ze ook een nuttig doel dient:
drinkgelagen of eetfestijnen waar het voortzetten van drinken of eten
botst op de grenzen van honger en dorst. In schone groepsbindende
rituelen zoals sport wordt een schone activiteit uitgevonden: een
activiteit waarvan het uitvoeren niet wordt doorkruist door beperkingen
van nut. Bij de omgang met beelden bestaan er geen beperkingen, juist
omdat beelden niet echt zijn: de toeschouwers kunnen de schoonheid
almaar opnieuw bewonderen of almaar opnieuw hun afschuw voor het
afzichtelijke delen, én in het beeld kunnen werelden worden opgevoerd
die aan onze stoutste verwachtingen kunnen beantwoorden. In die zin is
de groepsvorming rond het beeld de hoogste vorm van groepsbinding, en
kunst dus het geprivilegieerde domein waar de groepsbinding tot volle
ontplooiing komt.
GROEPSBINDING EN UITSLUITING
Een groep wordt niet alleen gekenmerkt door wie hij bindt, maar ook door
wie hij uitsluit. (Kant vergeet dat bij zijn stelling over de
universaliteit van het smaakoordeel).
Dat komt vooral tot uiting bij het uitvoeren van groepsbindende rituelen,
zoals gezamenlijk te communie gaan of knielen naar Mekka.
Die zijn immers bedoeld om kenbaar te maken dat men tot een bepaalde
groep behoort. Dat schept niet alleen een gevoel van samenhorigheid,
maar ook van distantie ten opzichte van wie er niet bij hoort: beide
gevoelens samen vormen wat we 'onderscheidende identificatie' noemen.
Daarom moet de groepsbindende activiteit altijd duidelijk zijn te
onderscheiden van die van de uitgeslotenen - denk aan het kruisteken
maken van links naar rechts of van rechts naar links dat katholieken van
orthodoxen onderscheidt. Ze maakt deel uit van een
systeem van groepsonderscheidende tekens, die zowel de inhoud als de
vorm tot betekenaar kunnen hebben. bv. figuratief versus abstract,
organisch versus geometrisch abstract, realistisch versus surrealistisch
figuratief, natuurgetrouw versus expressionistisch figuratief, goed
gecomponeerd versus chaotisch enz.; of inzake muziek: gecultiveerde
stemmen of verfijnde instrumenten versus rauwe natuurstemmen en
elektrische instrumenten, getempereerde versus natuurlijke stemming,
gecomponeerd versus geïmproviseerd, tonaal versus atonaal, enz.
De ombouw van de groepsbindende activiteit volgens de logica van
onderscheidende identificatie verstoort de oorspronkelijke
ervaring. Dat geldt al voor voedseltaboes: los van de vraag of varkensvlees lekker is, zullen moslims
ervan walgen en moeten braken bij de gedachte dat ze het hebben gegeten.
Maar het geldt bij uitstek voor groepsbinding rond het beeld. Er zijn
luisteraars
die al de oren sluiten bij het horen van een gecultiveerde operastem of
bij de aanzet van 'beat', of toeschouwers die al bij voorbaat de ogen
afwenden van een 'academisch' schilderij of van expressionistische
vervorming.
GROEPSBINDING BIJ NABOOTSING
Bij groepsbinding bootsen mensen elkaar na: zien
eten doet eten, zien vrijen doet vrijen, horen zingen doet meezingen
enz.
Er zijn verschillende graden van synchronisatie. Bij vele groepsbindende
rituelen is er alleen een algemene gezamenlijkheid van de uitvoering:
allen eten of drinken samen elk op zijn eigen tempo en niet noodzakelijk
met dezelfde drank of hetzelfde eten. Bij andere groepsbindende rituelen
is er al meer verbondenheid tussen de deelnemers doordat ze, zoals bij
spel en sport, een bepaald scenario uitvoeren waarin ze meestal
complementaire rollen spelen (aanvallen en verdedigen) of om de beurt
hun stunt uitvoeren. Bij andere groepsbindende rituelen worden de
gedragingen die de leden uitvoeren nauwgezet en in detail
gesynchroniseerd door het gebruik van bewegingopwekkende tekens:
inherente, zoals bij samen marcheren of samen reciteren van een tekst
(spreekkoren in voetbalstadia, bij betogingen, of in de kerk) of bij
samen uitvoeren van muziek of zang, maar ook exherente, veelal muzikale,
zoals bij arbeids-, mars-, of dansmuziek. Bij deze vormen van auditieve
groepsbinding is het gevoel van groepsbinding het grootst. Doordat allen
dezelfde bewegingen uitvoeren op het ritme van dezelfde
bewegingopwekkende tekens, bootsen ze elkaar na. In geen geval worden de
deelnemers daarbij tot beelden van elkaar in perceptieve zin: de
deelnemers aan een drinkgelag zijn geen beelden van elkaar, net zo min
als alle soldaten die gezamenlijk marcheren, alle dansers die dezelfde
dans uitvoeren, alle betogers of gelovigen die dezelfde niet-mimetische
tekst reciteren, alle muzikanten die dezelfde niet-mimetische muziek
uitvoeren (zie I, proloog over het ding en het woord).
SYMPATHISCHE MIMESIS
(0): GROEPSBINDING BIJ NABOOTSING VAN EEN BEELD, ALGEMEEN
'Singend und tanzend äussert sich der Mensch als Mitglied einer
höheren Gemeinschaft:
er hat das Gehen und Sprechen verlernt und ist auf dem Wege, tanzend in
die Lüfte emporzufliegen'
Nietzsche, Geburt der Tragödie, (1871).
Maar of de band nu losjes is of nauwkeurig gesynchroniseerd, de
uitvoerders van het groepsbindend ritueel zijn altijd gezamenlijk
actief. Dat ligt anders bij groepsbindende rituelen waarbij een groep
toeschouwers iets bewondert, zoals een beeld of een sportieve prestatie:
ze delen hun bewondering, maar blijven overigens passief. In vele
gevallen is er dan een organisatie van de groepsbindende aandacht rond
hoogtepunten: de goal op het voetbalveld, het opvoeren van de spanning
tot de ontknoping in het drama, ..., waarbij de toeschouwers meestal
overgaan tot eerder rudimentaire, bijkomende groepsbindende rituelen
zoals applaus, goedkeurend gejuich, of het uitspreken van 'esthetische
oordelen' ('Wat was dat mooi!'). In afwachting zijn er spreekkoren zoals
bij voetbal.
Er bestaat echter een groepsbindend ritueel waarbij ook die passieve
bewondering zich ontplooit tot actieve en gesynchroniseerde
groepsbindende deelname. Dat doet zich voor bij alle beelden die
handelende mensen tonen, in de mate dat hun handelen wordt gestuurd door
bewegingopwekkende tekens: voordracht van lyrische poëzie (spreken), mimetische
muziek (zingen en/of expressieve bewegingen). Die tekens sturen immers niet alleen de voordragers, zangers of
muzikanten, maar zetten ook de luisteraars ertoe aan om mee voor te
dragen, mee te zingen, of mee te musiceren. Door
nabootsen van het gedrag van de handelende wezens in het beeld worden ze
daarbij zelf ook beelden van die wezens.
Dat nabootsen van de
in het beeld opgevoerde wezens kan min of meer volledig zijn.
Ofwel slagen de groepsleden erin de opgevoerde beelden volledig na te bootsen, en
worden ze tot voor anderen waarneembaar volmaakt duplicaat
ervan - bv. bij het meezingen van een mimetisch lied. Maar
vaker beperken ze zich tot onvolledige of onvolmaakte nabootsing
(al dan niet aangevuld met voorstelling van het ontbrekende) - zodat ze voor buitenstaanders
slechts onvolledige of onvolmaakte duplicaten zijn van het gezamenlijk
nagebootste beeld - zoals wanneer ze de min of meer gebrekkig zingen zonder de
bijbehorende visuele verschijning te produceren. Of - en dat is bij meer gesofisticeerde vormen van
beluisteren de regel - ze beperken zich tot het zich voorstellen van hun
nabootsen - zodat ze alleen voor zichzelf in hun eigen
voorstelling als het volmaakte en volledig nagebootste beeld
verschijnen. In alle gevallen hebben de luisteraars het gevoel ook het
origineel te zijn dat in het verbale of muzikale beeld verschijnt - er
één mee te zijn. Al deze vormen van nabootsing van een nabootsing (een
beeld) zullen we sympathische mimesis noemen
Sympathische mimesis is hét gesynchroniseerde groepsbindend ritueel bij
uitstek: doordat de werkelijke toeschouwers tot beeld worden, kunnen de beperkingen van
hun reële bestaan worden
opgeheven, én vormen ze als evenvele gesynchroniseerde duplicaten van
elkaar en van het opgevoerde beeld een soort mystiek lichaam van hogere
orde. Ook hier dus blijkt het beeld de
natuurlijke habitat van groepsbinding te zijn.
Sympathische mimesis komt tot haar hoogste ontplooiing bij auditieve
beelden met bewegingsopwekkende tekens (verbale, maar vooral muzikale):
zij laten vereenzelviging toe met de 'wil' die wordt uitgedrukt in de
bewegingopwekkende tekens: het zijn altijd beelden van handelende
subjecten, niet van objecten die een handeling ondergaan. Ze kan zich
uitbreiden tot het nabootsen van de visuele verschijning als het beeld
audiovisueel is. Ook puur visuele bewegende beelden kunnen aanleiding
zijn tot sympathische mimesis op grond van onze neiging om ons ook
visueel nabootsend in te leven, maar die neiging is veel zwakker bij
afwezigheid van auditieve tekens, en wordt al helemaal onmogelijk als de
voorstelling een object is van het handelen en geen subject, zodat we
ons niet kunnen identificeren met de voorstelling (bv. een man die naar
een vrouwelijk naakt kijkt). Bij stilstaande beelden vallen ook nog de
eventuele visuele bewegingopwekkende tekens weg, en als ook de
voorstelling eerder geschikt is als object dan als subject, is er
helemaal geen sprake meer van sympathische mimesis.
Voor de
lezer die inzicht wil krijgen in de diverse vormen die deze sympathische
mimesis kan aannemen naar gelang van het soort auditieve mimesis
schreven we de drie volgende paragrafen. Andere lezers kunnen hun
lectuur verder zetten bij 'Groepsbinding en beeld'.
SYMPATHISCHE MIMESIS
(1): GROEPSBINDING BIJ NABOOTSING
VAN SONORE WEZENS
Er is om te beginnen de sympathische mimesis in absolute muziek waar de
beweging van de sonore wezens wordt gedicteerd en gecoördineerd door
bewegingopwekkende tekens.
Die drang om mee te bewegen gaat bij uitstek uit van de bewegingen van
bewegende klanken in absolute muziek - tenminste als ze worden
gestructureerd door inherente metrische en tonale bewegingopwekkende
tekens. Daardoor lijkt ze weer tot de spraak- en arbeids- of dansmuziek
te zijn geworden waaruit ze was geëmancipeerd. Maar, er is een verschil:
de beweging die hier worden opgewekt zijn niet langer bewegingen van de
mens (spreken of zingen, en arbeiden of dansen), maar bewegingen van
sonore wezens in de muzikale ruimte. En dat heeft zo zijn gevolgen voor
wie op deze bewegingopwekkende tekens wil gaan bewegen. Terwijl bij
spraak- en arbeids- of dansmuziek bewegingen worden opgewekt die zijn
gemaakt op mensenmaat, is het uitvoeren van bewegingen van sonore wezens
niet evident - wij kunnen ons wel op het aardoppervlak bewegen, maar niet in
de muzikale ruimte, en we hebben een lichaam waarvan uiteenlopende
onderdelen slechts een beperkt aantal bewegingen kunnen uitvoeren. Als
we dan al worden aangestoken door de bewegingopwekkende tekens van de
absolute muziek, dan gaat dat eigenlijk alleen maar door ons stoffelijk
lichaam in de materiële wereld achter te laten in het voetspoor
van de klanken zelf die zich losmaken van de muzikanten en de instrumenten
waaraan ze hun ontstaan hebben te danken - in concreto: door ons voor te
stellen dat we sonore wezens zijn die gedicteerde bewegingen uitvoeren.
We kunnen spreken van een soort hemelvaart - die treffend
wordt beschreven in het citaat van Nietzsche onder de hoofding van
vorige paragraaf. Vermits alle luisteraars
zich willen gelijkmaken aan dezelfde bewegende klanken, worden ze in die
etherische gemeenschap ook gelijk aan elkaar én aan de bewegende
klanken. Wie naar de Liebestod van Isolde luistert, beweegt zich als
sonoor geworden wezen mee op de extatische golvende bewegingen van
de klank. De eenwording gebeurt echter
niet in de driedimensionale werkelijke wereld met echte, voor elkaar
waarneembare lichamen, zoals
die van stemmen die samen zingen of dansers die samen dansen, maar
in de slechts voorgestelde muzikale ruimte waarin slechts voorgestelde sonore wezens
zich elkaars beweging hoogstens kunnen voorstellen. Terwijl allen die samen zingen of samen dansen elkaar horen of
zien, en dus auditief of visueel kunnen genieten van de opgang van allen
in de zingende of dansende gemeenschap, blijven in de concertzaal alleen
maar onbeweeglijke luisteraars achter die lijken te kijken naar het
spektakel van een spelend orkest, terwijl het echte gebeuren zich
afspeelt in een onzichtbare muzikale ruimte waar de zielen van de
luisteraars, elk in hun eigen voorstelling, samen bewegen met de klanken die door het orkest worden
gedupliceerd. Pas na de opvoering geven ze gezamenlijk in de werkelijke
wereld van de concertzaal hun instemming te
kennen door applaus met de handen van hun echte lichamen.
Herhalen we dat het niet altijd komt tot de vorming van een imaginaire
gemeenschap van sonore lichamen: het verschijnsel treedt alleen
op in zoverre absolute muziek is verdicht met bewegingopwekkende tekens.
Bij absolute muziek die niet is
opgeladen met inherente bewegingopwekkende tekens blijft de ziel van de
luisteraars in hun lichaam
wonen, zoals dat het geval is bij de niet-sympathische vormen van mimesis.
Onze houding
tegenover Pitoprakta verschilt niet van die tegenover het razen van een
sneeuwlawine of het wenen van een kind - en gelijkt dus op onze houding
tegenover de glimlachende Mona Lisa.
SYMPATHISCHE MIMESIS
(2): GROEPSBINDING BIJ NABOOTSING VAN GEWOON, MUZIKAAL, OF VERBAAL
AUDITIEF BEELD
Wat geldt voor de sonore wezens
van de absolute muziek in het bijzonder, geldt in het algemeen voor alle
auditief nagebootste fenomenen of wezens - eveneens in zoverre ze worden georganiseerd door
bewegingopwekkende tekens: de lamenterende Arianna van Monteverdi, de lachende heksen van Purcell,
de kakelende kippen van Rameau, de fanfare van het Romeinse
legioen in Respighi's Fontane di Roma, of de zuigers van Pacific 231 van Honegger: alle
zetten ze ons aan om hun
bewegingen, hun auditieve expressies, hun zingen, of hun spelen mee uit te voeren. Maar, anders dan bij
sonore wezens, worden
hier niet de bewegingen van sonore wezens opgewekt, maar de bewegingen
van veelal menselijke wezens, of van vermenselijkte wezens waar we het 'zingen' mee
gemeen hebben. Niets belet ons om mee te zingen met Arianna of Jacques
Brel, of mee te spelen met de Leiermann, en nog minder
belet ons om - met of zonder woorden - mee te zingen met wat instrumentale
zangers zoals de fanfare bij Respihgi 'zingen'.
We worden tot mede-opvoerders ervan. Ook hier ontstaat dus - steeds in de
veronderstelling dat alle luisteraars effectief tot mede-opvoeren overgaan - een gemeenschap
van min of meer volledige en min of meer volmaakte duplicaten van de
auditieve (of audiovisuele) beelden - een gemeenschap van beelden, zij het dan dat hier
geen sonore wezens opgaan in een voorgestelde muzikale ruimte, maar zingende of
spelende mensen in dëzelfde reëel waarneembare wereld als die
waarin de nagebootste wezens hoorbaar zijn. En, omdat de
gemeenschap van beelden puur auditief is, zien we bij opgave van de
gepaste perceptieve instelling ook
dat we geen katten of Arianna's of Chuck Berrys zijn - tenminste als de
deelnemers zich niet beperken tot puur interoceptieve
nabootsing, of tot plaatsvervangende mede-uitvoering,
zoals wiegen met de heupen of zwaaien met de armen.
Hetzelfde geldt voor gewone verbale mimesis als die wordt gestuurd door
metrum - lyriek, of koorzangen uit klassieke drama's (O
Kerstnacht, schoner dan de dagen...).
SYMPATHISCHE MIMESIS
(3): GROEPSBINDING BIJ NABOOTSING VAN VOORSTELLINGOPWEKKENDE MUZIEK EN DITO WOORDEN
Bij voorstellingopwekkende muziek liggen de zaken heel anders. De
voorstellingen kunnen worden opgewekt door muziek die bewegingopwekkende
tekens bevat, maar
daarom bevatten de voorgestelde bewegingen nog geen
bewegingopwekkende tekens - althans geen tekens met
dezelfde bewegingopwekkende kracht - denk aan de visuele voorstelling van
de golven die Liszt oproept in 'De heilige Franciscus', die ook als
visuele voorstelling bewegingopwekkend zijn, maar
niet met dezelfde kracht als die van de auditieve tekens die haar oproepen. De
kans dat die voorstellingen ons in beweging zetten is dus erg klein.
Niettemin kunnen we bij het horen van dergelijke muziek de neiging
krijgen om zowel de bewegingopwekkende tekens mee uit te voeren als
om zelf ook de (ditmaal vaak visuele) voorstelling uit te beelden met
ons lichaam, bv. het stappen van de Heilige Franciscus of het wiegen van
de golven, waarbij we zelf geheel of ten dele het opgeroepen beeld
worden. De voorstellingopwekkende muziek gaat dan werken zoals bij het
ballet, met dien verstande dat hier geen beelden worden opgewekt om te
bekijken, maar beelden die we zelf belichamen, al dan niet gecombineerd
met voorstellingen van wat we niet kunnen uitvoeren.
Hetzelfde geldt voor voorstellingopwekkende literatuur die wordt
gestuurd door bewegingsopwekkende tekens (spraakmuziek): we kunnen
mee reciteren met de verteller, en worden dan één met elkaar als
verteller, niet met het opgewekte beeld. Dat ligt anders als de verhalende
woorden zelf worden gesproken op het ritme van wat ze oproepen. Zo is het ritme waarop de
wandelaar in 'Die Krähe' vertelt dat hij uit de stad is gevlucht tevens
ook het bewegingopwekkende ritme van zijn wandelen en van
het vliegen van de kraai: veeleer dan dat we ons die wandelaar of die
kraai voorstellen, worden we ze dan zelf.
Een gelijkaardige analyse geldt voor voorstellingopwekkende tekst in
combinatie met muziek. In 'Im Abentrot' roept de tekst de voorstelling
op van een zonsondergang, die we tegelijk zelf ook worden omdat de
muziek ons de bijbehorende ondergaande beweging doet uitvoeren.
GROEPSBINDING EN BEELD
Zetten we even alles op een rijtje.
Alle omgang met beeld is groepsbindend, maar niet alle groepsbinding
komt tot stand door omgang met een beeld: er zijn talloze activiteiten die
niets met het beeld hebben te maken maar niettemin groepsbindend zijn.
Bij vele vormen van groepsbinding bootsen de mensen elkaar na. Die
nabootsing kan worden gesÿnchroniseerd door
bewegingopwekkende tekens: samen marcheren, werken of dansen en samen werken,
(exherent) of samen niet-mimetisch spreken, of
niet-mimetisch zingen of musiceren (inherent). Die nabootsing kan ongestructureerd of gesynchroniseerd zijn. Maar in
geen geval worden de deelnemers daarbij tot beelden van elkaar: de deelnemers aan een drinkgelag zijn geen beelden van elkaar, net
zo min als alle soldaten die gezamenlijk marcheren, alle dansers die
dezelfde dans uitvoeren, alle betogers of gelovigen die dezelfde
niet-mimetische tekst reciteren, alle muzikanten die dezelfde
niet-mimetische muziek uitvoeren.
Anders liggen de zaken als de groepsbindende activiteit bestaat uit
het nabootsen van de
uitvoering van een (bij uitstek auditief-interoceptief) beeld. De toeschouwers worden daarbij zelf geheel of gedeeltelijk tot de beelden die ze
beluisteren. We spreken van sympathische mimesis. Deze vorm van sympathische mimesis komt voor bij diverse
soorten mimetische muziek, maar ook bij gewone of verbale auditieve mimesis en
narratieve mimesis als die is voorzien van bewegingopwekkende tekens.
Sympathische mimesis komt veel minder voor bij niet-auditieve beelden.
Met de klagende Arianna klagen we mee, maar dat doen we niet met het
glimlachen van de Mona Lisa - al kan die ons diep aangrijpen of ontroeren.
Wel kunnen wel mee gaan bewegen met veranderlijke visuele verschijningen
als het geen objecten zijn tot dewelke we ons verhouden, maar subjecten
waar we ons mee kunnen identificeren.
ONTERECHTE
UITSLUITING VAN BEELDEN IN NAAM VAN DE GROEPSBINDING
De neiging bestaat om de status van (aanstekelijk) beeld te
ontzeggen aan meer solitaire vormen van omgang met het beeld, evenals
aan beelden die wel groepsgewijs, maar niet gesynchroniseerd worden genoten,
en bij uitstek aan beeldsoorten die niet uitblinken door 'sympathische
mimesis' (het stilstaande beeld van iets waar het beeldsubject zich toe
verhoudt). Dat gebeurt zelden openlijk, maar vaak
negatief door te beweren dat muziek de hoogste kunst is die als enige
'van ziel tot ziel' zou spreken (bv. bij Schopenhauer) of door erop te
wijzen dat schilderkunst en literatuur de status van muziek moeten zien
te bereiken.
Dit gebrekkige inzicht in het groepsbindend vermogen van beelden leidt vaak tot het nastreven van schijnbare vormen van
sympathische mimesis. Zo is in de beeldende kunsten het verlangen erg
levendig om het slechts schijnbaar solitaire bekijken van een beeld te vervangen door
een immersieve onderdompeling (Rothko). Zo'n immersieve onderdompeling
kan wel de impact verhogen waarmee de verschijning op ons inwerkt, maar
leidt niet tot vereenzelviging met de waargenomen verschijning zoals in de
muziek: wij zijn niet de mistige aura's van Rothko, maar bevinden ons
erin. Een andere ersatz voor sympathische mimesis is het
nastreven van 'participatie' en interactie'. Interactie bevestigt eerder
het verschil tussen toeschouwer en behandelde verschijning dan dat ze de
identiteit ervan zou bewerkstelligen. Dat geeft aanleiding tot de zo dadelijk te
bespreken afritten.
Bij degenen die bij
hun kunstbeschouwingen alleen rekening houden met visuele kunsten,
kan het zelfs leiden tot uitstoten van beelden als zodanig,
zoals bij Nicolas Bourriaud, die alle beelden die traditioneel in het
museum thuishoren - niet-veranderlijke tweedimensionale en
driedimensionale kunst - uit het museum willen bannen op grond van het feit
dat ze slechts 'passief' worden gecontempleerd, en stellen dat ze moeten worden
vervangen door een soort van nieuwe 'cultobjecten' in een nieuwe cultus
van de 'convivialiteit', waarover zo dadelijk meer.
ONTERECHTE INSLUITING VAN VERWANTE FENOMENEN (1):
ONOPGEMERKTE AFRITTEN UIT DE WERELD VAN HET BEELD: HAPPENING,
PERFORMANCE, EN CONVIVIALITEIT
Schrijvers en schilders betreuren het vaak dat hun kunstwerken geen
aanleiding zijn tot
dezelfde groepsbindende ervaring als die van componisten.
Vooral plastische kunstenaars en (narratieve) schrijvers voelen zich dan
ook aangetrokken tot musiceren voor toeschouwers om een 'rechtstreekse'
band met hun publiek te hebben. Omgekeerd klagen vele lezers over een
gebrek aan rechtstreeks contact met schrijvers en schilders.
We zagen reeds wat de verklaring is: dat onveranderlijke visuele verschijningen veel
minder sterk of helemaal niet tot performatieve nabootsing van hun houding of bewegingen
aanzetten dan auditieve, en dat er bij vele visuele nabootsingen
objecten worden getoond waartoe het beeldsubject zich verhoudt, veeleer dan handelende subjecten waarmee we ons
kunnen identificeren.
Een voor de hand liggende uitweg is de aandacht te verleggen
van het afgewerkte kunstwerk naar het scheppen ervan. Al is het maken van een beeld zelf geen beeld, vaak blijven sporen ervan
zichtbaar in het afgewerkte kunstwerk, zodat de verschuiving van
eindproduct naar scheppende daad in zekere
zin wordt gelegitimeerd. Dergelijke sporen treffen we aan in tekeningen, of bij schilderijen waar de toets zichtbaar blijft.
Dat biedt de toeschouwer de mogelijkheid om het scheppen van de kunstenaar over te doen
- en zodoende een vorm van - zij het 'uitgesteld' - groepsbindend
ritueel uit te voeren, dat toelaat zich te vereenzelvigen met de
kunstenaar. De mogelijkheden om sporen na te laten zijn beperkt en eigenlijk weinig ter zake doend,
omdat het hem uiteindelijk is te doen om het afgewerkte beeld.
Dat verandert zodra het kunstwerk niet meer wordt beschouwd als een
beeld, maar als een vorm van expressie (zie volgend hoofdstuk). Het
afgewerkte product wordt daardoor naar de achtergrond verwezen, en de
aandacht wordt verlegd naar het maken als expressie van de kunstenaar. We zien de verschuiving bij Pollock,
bij wie het maken van het schilderij - het gooien van de 'lasso' -
centraal komt te staan, terwijl het schilderij zelf - de kronkel op het
doek - wordt herleid tot een puur reliek. De band met het beeld als
afgewerkt product blijft lange tijd behouden, maar verdwijnt hoe langer
hoe meer op de achtergrond. Terwijl de films van Pollocks 'schilderen'
nog als bijkomend document worden ervaren, worden bij Yves Klein of
Hermann Nitsch de 'schilderijen' herleid tot (verkoopbare) sporen van
het centrale gebeuren met naakte vrouwen of geslachte stieren.
Uiteindelijk verdwijnen zelfs de sporen onder de radar, en gaat de
aandacht uitsluitend uit naar de 'expressieve activiteit' als zodanig. Dat leidt in de zestiger jaren tot de onstuitbare optocht van reële handelingen in musea
en galeries waar normaal beelden te zien waren: happenings, events, performances. Bij al deze nieuwe
fenomenen hebben we niet langer te maken met beelden, maar met
tentoongestelde werkelijkheid: de kunstenaar die zijn zelfuitdrukking
tentoonstelt. Ongetwijfeld ontstaat er nu een onbemiddelde band tussen
kunstenaar en toeschouwer, maar er is geen sprake van gesynchroniseerde groepsbinding
zoals bij de dans, laat staan van sympathische mimesis rond een beeld zoals bij het
beluisteren van mimetische muziek: er is hoogstens het performatief
natrekken van de productieve daad. Wel is het zo dat in het museum niet
langer geïsoleerde toeschouwers naar levenloze kunstwerken staan te
kijken: vermits het nu gaat om een opvoering, komen velen tegelijk naar
het spektakel kijken, zoals dat het geval is bij theater of
muziekopvoering. Maar - en dit is de ironie van het hele gebeuren - dit gezamenlijk kijken blijft 'passief'. Vandaar allerlei pogingen om het
gezamenlijk bekijken van 'de scheppende kunstenaar' ook
nog om te bouwen tot gesynchroniseerde bindende activiteit. Maar, omdat het
theoretisch model ontoereikend is, ziet men niet dat de nieuwe bindende
activiteit niet meer leidt tot het tot stand komen van een beeld, zoals
bij het meezingen van een mimetisch lied. Voor zover de 'participerende'
activiteit het beeld omvat, leidt ze wel tot allerlei vormen
van 'interactie' met of participatie in het beeld, of tot het
gezamenlijk genieten van metakunst (het ritueel van de plaatsvervangende
revolutie dat we zullen bespreken in VII, 5), maar nooit tot het tot
stand komen van een beeld zoals bij sympathische mimesis. Een en ander wordt
theoretisch gelegitimeerd door de 'esthétique relationelle' van
Nicolas Bourriaud, waarbij de 'convivialiteit' de plaats gaan innemen
van het vermeende 'passief' contempleren van een beeld. Veeleer dan de
'convivilaliteit' te introduceren door ook de toeschouwer tot beeld om
te vormen, werd het beeld verbannen: - exemplarisch in de gezamenlijke
maaltijden van Rirkit Tiravanija, waarbij de 'convivialen' beginnen te
'dansen', niet eens rond een gouden kalf, maar eerder rond een leegte,
zwelgend in hun eigen vermeende volheid.
ONTERECHTE INSLUITING VAN VERWANTE FENOMENEN (2)
VERMEENDE OPRITTEN NAAR DE WERELD VAN HET BEELD: GROEPSBINDENDE
ACTIVITEITEN ALS ZODANIG
Eenmaal de nadruk komt te liggen op het groepsbindend karakter van het
beeld, komt de poort wijd open te staan voor de gelijkschakeling van
alles wat groepsbindend is met groepsbinding rond het beeld -
inzonderheid als het taalkundig wordt vermomd als 'kunst'.
Een aloude kandidaat voor subsumptie onder de noemer 'kunst' is het spel
(Bij Schiller niet alleen omwille van het 'loze' ervan, maar vooral
omwille van zijn gemeenschapsvormende kracht).
Bij uitstek
groepsbindende activiteiten die uiterlijke
gelijkenissen vertonen met het beeld komen voor deze usurpatie in
aanmerking.
Dat is het geval met de vele groepsbindende activiteiten die het karakter hebben van een
opvoering: denk aan sport (Beuys en Hoet en de boksmatch, voetbal) of
aan de stierslachtingen van Nitsch of aan symbolische rituelen zoals het
misoffer.
Maar ook objecten die groepsbindend zijn: denk aan kledij (bij uitstek
onder de opgevoerde vorm van modeshows: modeontwerpers zoals Walter Van
Beirendonck in het
museum), en weldra ook aan (geconsumeerd)
voedsel (restaurants in musea). Uiteindelijk komen ook alle vormen van groepsbinding in
aanmerking waarbij de deelnemers genieten ven elkaars activiteit zonder
bemiddeling van een uitzonderlijk product: politieke manifestaties zoals
die van Hitler op het Zeppelinfeld begrepen als 'theater'. Tezamen met de happenings en performances
die uit het beeld voorspruiten, vormen ze de hoofdbrok van het nieuwe
groepsbindend ritueel van de metakunst.
MENGING VAN DIVERSE SOORTEN GROEPSBINDING
Nadat we gewone groepsbindende rituelen hebben onderscheiden van
groepsbindende rituele rond kunst, kan onze aandacht uitgaan naar de
talloze gelegenheden waarbij ze allebei worden gemengd (wat de
verwarring tussen beide in de hand kan werken). De hefboom is hier dat éénzelfde gemeenschap door meerdere groepbindende
rituelen wordt gebonden (bij voorkeur op zelfde plaats): exemplarisch in de
menging van de groepsbindende kerkdienst en het groepsgewijze bewonderen
van het architecturale kader (kathedraal), met het groepsbindend
karakter van de beelden en glasramen en
schilderijen, met muziek, met voorgelezen verhalen enz.: de glans van
de kunst rond de glans van de religie.
CONCLUSIE: BEELD/NABOOTSING/KUNST EN GROEPSBINDING
Het geeft dus geen pas om beelden die groepsbindend zijn op gelijke voet
te stellen met overige objecten (of activiteiten) die groepsbindend zijn. Dat geldt niet alleen voor vormen van
groepsbinding rond objecten of activiteiten die van meet af aan niets hebben te
maken met het beeld (boksen, sociaal werk), maar ook voor die vormen van groepsbinding die
ontstaan zijn door aanleunen bij het maken van beelden (metakunst).
Het geeft evenmin pas om vormen van beeld waarbij de groepsbinding
tot stand komt bij opeenvolgende individuele ontmoetingen in plaats van
bij simultane, beelden waarbij de simultane groepsvorming niet synchroon is,
of beelden waarbij de groepsvorming niet is gesyncrhoniseerd door de
bewegingopwekkende tekens die ook het beeld structureren, te
beschouwen als lagere vormen van het beeld, laat staan als niet
behorende tot de wereld van het beeld - de kunst.
Beelden zijn groepsbindend, maar niet alles wat groepsbindend is, is
beeld. Ofte:
Kunst is groepsbindend, maar niet alles wat groepsbindend is, is kunst