INLEIDING
Een volgende miskenning van het beeld ontstaat doordat het, meer nog dan
de werkelijkheid, op ons inwerkt: doordat het gevoelens of stemmingen
opwekt (van melancholie tot euforie), doordat het verlangens in ons
oproept of doodt (motief of quietum is), en vooral doordat het onze
positieve of negatieve waardering uitlokt - schoon of lelijk, goed of
slecht, ... Het is maar een stap om bij alle aandacht voor die effecten
uit het oog te verliezen dat het niet alleen het beeld is dat op ons
inwerkt en/of ons oordeel uitlokt. Dat geldt in het bijzonder sedert
Baumgarten-Kant er
begonnen op te wijzen dat er naast praktische (morele,
economisch-utilitaire) en
theoretische ook 'esthetische
oordelen' zijn, ja zelf 'esthetische ervaringen'. Velen zijn het 'esthetische'
immers zozeer gaan vereenzelvigen
met het beeld dat het hun ontgaat dat esthetische oordelen
in de eerste plaats worden geveld over de werkelijkheid - Kant zelf gaf als
voorbeelden 'het schone' van bloemen of de papegaai, en 'het erhabene'
van de sterrenhemel. Alles wat effecten - bij uitstek esthetische
ervaringen en esthetische
oordelen - uitlokt, wordt zodoende ongemerkt gelijkgesteld met het
beroerende beeld - exemplarisch in de
uitspraak van Stockhausen die 9/11 uitriep tot
'the greatest work of art ever'. Die uitspraak toont overigens
aan dat die assimilatie van werkelijkheid en beeld
het best lukt als het beeld schuilgaat onder de dekmantel 'kunst' -
want 9/11 uitroepen tot 'the greatest image ever' zou niet zo best
lukken.
Onderzoeken we in hoeverre de inwerking van het beeld verschilt van die
van de werkelijkheid als zodanig, zodat we vervolgens kunnen
bepalen in hoeverre het sorteren van effecten in het algemeen, of van
effecten zoals het uitlokken van 'estehtische ervaringen' en van 'esthetische oordelen' in het bijzonder, een
constitutieve eigenschap is van het beeld.
DE ESTHETISCHE ERVARING
Concentreren we ons eerst even op het verschil tussen 'ervaring in het
algemeen' en wat we 'esthetische ervaring' zullen noemen.
In de inleiding tot deel II zagen we dat er twee soorten waarnemingen zijn.
(Het volgende is een herhaling van II, Inleiding). Er zijn om te
beginnen waarnemingen waarvan we alleen maar wensen dat ze zich herhalen
of blijven
duren: lustvolle waarnemingen (in de brede zin van het woord: het kan
lustvol zijn om te zien hoe de schuldige wordt gestraft, enz.) of die we
willen vermijden (honger, pijn, vieze smaak, afstotende geur,
lelijke verschijning.): onlustvolle waarnemingen. Veel talrijker zijn de
waarnemingen
die slechts middel zijn bij het het opzoeken van of het doen ophouden
van dergelijke lustvolle of onlustvolle waarnemingen. Dergelijke waarnemingen zijn
slechts instrumenteel. Instrumentele waarnemingen van objecten of situaties
kunnen zelf weer worden vervangen door talige tekens die daarnaar
verwijzen: in plaats van te reageren op de rook die teken is voor vuur,
kunnen we ook reageren op de kreet 'brand!', die evenzeer teken is voor
vuur. In alle gevallen is de instrumentele waarneming aanleiding tot het
stellen van een handeling die weer leidt tot een volgende instrumentele
waarneming, die weer leidt tot een volgende reactie, enz. Dat gaat zo
verder tot uiteindelijk ofwel elke waarneming ophoudt omdat verzadiging
is ingetreden of omdat er geen te vermijden waarnemingen meer zijn, ofwel
omdat een waarneming optreedt die lustvol is en waarvan we willen
blijven genieten (lust). Tenzij we slapen of lust ervaren, bevinden we
ons dus niet zozeer in een wereld die om zichzelfs wille wordt
waargenomen, maar slechts in een voortdurend veranderende wereld van
slechts instrumentele waarnemingen.
'Esthetisch' komt van het Griekse 'aisthanomai' wat 'waarnemen'
betekent. Dan is duidelijk dat we waarnemingen die we als zodanig
waarnemen omdat we ervan genieten 'esthetisch' kunnen noemen. Ze kunnen
positief zijn (lust) of negatief (onlust). De
waarnemingen die slechts instrumenteel zijn zouden we 'anesthetisch'
kunnen noemen. (In VIII, 4 zullen we aantonen dat de tegenstelling kan
worden geformuleerd in termen van teken: we kunnen dan 'esthetisch'
tegenover 'semiotisch' stellen).
HET ESTHETISCHE OORDEEL
Het ligt dan voor de hand om te stellen dat een esthetisch oordeel het
uistpreken van een oordeel is over zo'n esthetische ervaring: zoals
'mmmm' of 'oooh' (niet-verbaal), of 'dat is lekker', 'dat is
schoon', of 'dat is goed'. Dat klopt.
Maar dat uitgesproken oordeel is slechts het epifenomeen van een oordeel
dat al zit vervat in de esthetische ervaring zelf: in het lekker zijn van de
vrucht, het schoon zijn van het lichaam, en het goed zijn van de
liefdadigheid,
precies de eigenschappen die maken dat we willen dat de ervaring zich
herhaalt of duurt - de eigenschappen dus waardoor ze tot
esthetische ervaring wordt. De esthetische ervaring zelf is dus een
oordeel dat esthetisch is omdat het een oordeel is dat zich manifesteert
als een eigenschap van de waarneming, en geen conclusie uit een
redenering, zoals het geval is bij het logische oordeel.
HET BELANG VAN ESTHETISCHE ERVARING EN ESTHETISCH
OORDEEL
Het is duidelijk dat
het in de esthetisch ervaring vervatte oordeel is gebaseerd op het belang
dat we hebben in het gewaardeerde. Al zijn we er ons niet altijd van
bewust, het is niet moeilijk om in te zien waarom we genieten van de zoete smaak van de vrucht of
de behaaglijke warmte van het donsdeken, van ons eigen kunnen
(trots of schaamte), van de moeder die
altruïstisch de borst geeft of de ouder die altruistisch zijn kind weet
te bevredigen, van de schoonheid van het
erotische lichaam of de orgastische lust, van
lief te hebben en te worden bemind, van het stellen van de moreel
juiste handeling, van de verdoemenis van de slechteriken, van rechtvaardigheid of trouw,
of ten slotte van de scherpte van een aardappelmes of de beschutting door de
woning. En dat geldt ook voor de puur formele schoonheid - de schoonheid van de
compositie - die immers is gebaseerd op ons verlangen naar herlderheid,
bevattelijkheid, begrijpelijkheid (zie deel VI).
Ook het uitspreken van het esthetische
oordeel is gebaseerd in het belang dat we hebben bij het uitspreken
ervan: het is immers de uitdrukking van het verlangen om dat oordeel
met anderen te delen. Dat is vaak gemotiveerd door bekommernis over het
welzijn van anderen: als iemand het vlees vies vindt, waarschuwt hij
anderen daarmee dat het rot is, en als hij het lekker vindt, nodigt hij
anderen daarmee uit om het ook te degusteren. Maar daarbovenop - of bij puur
groepsbindende tekens: in eerste instantie - fungeert het ook als
groepsbindend teken: uitdrukking van het verlangen om
bij een bepaalde groep te behoren.
HET BEELD ALS DE NATUURLIJKE HABITAT VAN DE ESTHETISCHE ERVARING
Het is dus in de eerste plaats de werkelijkheid die
naast gewone ervaringen ook aanleiding is tot esthetische ervaringen en
de bijbehorende esthetische oordelen.
Maar die esthetische ervaring kan zich in de werkelijkheid niet altijd
ongestoord ontplooien. Al te vaak worden we afgeleid door andere
beslommeringen: ons genot bij de aanblik van een zonnige weide kan
worden vergald door mierenbeten, of we kunnen niet stilstaan bij de
'verheven' aanblik van de brandende Twin Towers, omdat we in de eerste
plaats aan onze eigen veiligheid denken. Bovendien
hebben we in de echte wereld te maken met echte objecten die op ons
inwerken - denk aan de hitte van een vuur - of met levende wezens of
mensen die reageren op onze contemplatie: de slechterik
kan ons aanvallen als we zijn gedrag afkeuren, en het
schone lichaam dat we bewonderen kan zich van ons afkeren of ons afwijzen.
Vervolgens zijn
de ervaringen vaak te vluchtig, of doen ze zich voor op
ongepaste momenten.
En, ten slotte, voldoet de werkelijkheid niet altijd optimaal aan onze verwachtingen.
Aan deze bezwaren kan
tegemoet worden gekomen.
Om te beginnen kunnen we ingrijpen op de werkelijkheid zelf. Aan het vluchtige
verdwijnen in de loop der gebeurtenissen kan worden verholpen door tentoonstellen of opvoeren: denk
aan het laten paraderen van schone dieren of mensen, aan dansen, maar ook aan
de terechtstellingen van Hume. Aan het tekortschieten kan worden
verholpen door herontwerpen in functie
van menselijke behoeften (design): heraanleg van natuur, selectie van planten,
bloemen en dieren, koken van eten, schminken, aankleden, enz.
Maar het is pas in het beeld dat
al deze bezwaren principieel kunnen worden opgeheven. Vermits het beeld
altijd kan worden opgevoerd of bekeken, kunnen we ten allen tijde
genieten van het spektakel, en we gaan daar pas toe over als storende behoeften of verlangens
werden uitgeschakeld. Daar komt bij dat de werkelijkheid in het beeld
zodanig kan worden omgevormd dat ze maximaal aan onze verwachtingen beantwoordt, zonder dat
de kunstenaar daarbij wordt gehinderd door fysieke of morele beperkingen
die dat streven in de weg staan (bv. er zijn geen bezwaren meer tegen
het maken van een hybride of het botvieren van sadisme). Maar vooral
dwingt het beeld ons tot een puur contemplatieve omgang met wat het
toont. Het origineel in het beeld is immers niet
werkelijk. Het
bevindt zich in een tijdruimte
buiten de werkelijkheid die voor eeuwig en altijd vastligt. Bovendien ontbreken minstens één of alle zintuiglijke
dimensies, wat de mogelijke inwerking van het origineel op de
toeschouwer danig inperkt; we kunnen naar een appel of een naakt op het
beeld alleen maar kijken, we kunnen er niet in bijten of het aanraken.
Omgekeerd hebben wij als beeldsubject in de regel geen beeldlichaam, zodat
we niet kunnen reageren op wat in het beeld gebeurt, en als we toch een
beeldlichaam hebben, ontplooit het zich alleen in de zintuiglijke dimensies die het deelt met
het beeld, en kunnen we we evenzeer slechts passief toekijken op de rol die
het kreeg toebedeeld. De effecten van het beeld zijn
dus puur contemplatief: ze kunnen hoogtstens een effect sorteren in het
werkelijke beeldsubject (bv. watertanden, of seksuele opwinding).
Om al deze redenen lijkt het beeld inderdaad het geprivilegieerde
terrein te zijn om originelen op ons te laten inwerken. Daar staat
tegenover dat precies omwille van zijn onwerkelijkheid de effecten van
het beeld vaak minder ingrijpend zijn dan die van de werkelijkheid. Een
terechtstelling in de werkelijkheid doet meer deugd dan een in het beeld
- al is een imaginaire beter dan helemaal geen. En vooral is het niet
altijd een voordeel dat het origineel in het beeld niet alle
zintuiglijke domeinen bestrijkt: inzake erotische schoonheid of lekker
eten is de visuele verschijning slechts een belofte die niet kan worden
ingelost door verdere interactie met de werkelijkheid.
INTERMEZZO OVER TERMINOLOGIE
De termen 'esthetische ervaring' en 'esthetisch oordeel' zijn nauwelijks
drie eeuwen oud en bovendien niet algemeen aanvaard, zeker niet in de
betekenis die we er hierboven aan gaven. Daarom is het van belang erop
te wijzen dat er heel wat andere termen in omloop waren en zijn om de
fenomenen aan te duiden die wij subsumeren onder de term 'esthetisch'.
Er zijn zowel eerder algemene als eerder specifieke termen. Eerder
algemene esthetische oordelen zijn goed, schoon, bevredigend, lustvol,
nuttig. Eerder specifieke esthetische oordelen zijn lekker, smaakvol,
pittig; charmant, lief, boosaardig, deugdzaam, gutmenschlich, preuts,
hypocriet, pervers, transgressief; handig, efficiënt, comfortabel. In de
kunstfilosofie heeft men het over de zogenaamde 'esthetische
categorieën:' het sublieme, het kolossale, het pittoreske, het
humoristische/komische, het groteske, het melancholische, het tragische,
het lyrische, het ironische, het spannende, het poëtische, het kritische, het griezelige, het surrealistische, het
weerzinwekkende, het scatologische, enz. Naast deze inhoudelijke
categoriën zijn er ook formele (beter: compositorische): naast het
schone ook het virtuoze, speelse, ingewikkelde,
ambachtelijk-onregelmatige, afgelikte, stuntelige, ... Maar, al zijn er
naast de meer specifieke termen ook meer algemene, er is geen term die
alle esthetische ervaringen en alle esthetische oordelen omvat. Wel gaat
men vaak meer specifieke termen veralgemenen, zoals wanneer Aristoteles een
term als 'het goede' gebruikt als overkoepelende term, of zoals wanneer
men de term 'schoon' gebruikt in uitdrukkingen zoals 'een schone
biefstuk', 'een schoon mes', 'een schoon beeld' - ook als het over de
Kronos van Goya gaat of over 'Celle qui fut la belle Heaulmière' van
Rodin- 'een schone daad', 'een schone formule'. In die zin had men het vaak over 'schone
kunsten' en over 'schoonheid' als de inhoud van kunst. Omdat vele
esthetische ervaringen niet moreel zijn, komt schoonheid meer in aanmerking
als algemene term
dan goedheid. Een nadeel van 'schoonheid' is dan weer dat hij beter past bij
ervaringen voor de hogere
zintuigen dan bij indrukken voor de lagere (tastzin, geur, smaak).
Daarom is het zinnig om al de vormen van ervaringen en oordelen te subsumeren onder de
categorie (positieve of negatieve) 'esthetische ervaringen' en alle
vormen van oordelen onder de categorie (positieve of negatieve)
'esthetische oordelen'. De term heeft, zoals al opgemerkt, het voordeel
dat hij benadrukt dat het gaat om zintuiglijke indrukken (om het smaken
van voedsel, maar ook om de instemmende waarneming van concrete gevallen
van deugdzaamheid) én om oordelen die zijn
gebaseerd op waarnemingen (van letterlijke smaak tot de 'schoonheidszin' en de morele
zin) - niet om 'logische' oordelen die zijn gebaseerd op denken. Dat
belet niet dat het zinnig kan zijn om binnen het esthetische domeinen van het gewaardeerde van elkaar af te grenzen.
Dan gebruiken we de meer algemene termen in een engere zin: 'sensualistische' oordelen over het aangename als zintuiglijke ervaring
voor de lagere zintuigen, doelmatigheidsoordelen over het nuttige van
instrumenten, 'kallistische' oordelen over het schone van zintuiglijke
eigenschappen en/of de inhoud van verschijningen voor de hogere
zintuigen, evenals van composities, en 'morele oordelen' voor oordelen
over het morele (goed en kwaad).
De term 'esthetisch' is, ten slotte, ook geschikt omdat hij als
'waarneming' kan worden begrepen als de tegenstelling van 'handelend
ingrijpen', en dus een contemplatieve bijklank heeft (Denk aan de sedert
Kant sterk ingeburgerde opvatting van het esthetische als tegenstelling
tot het 'praktische', en de daarbijbehorende 'esthetische distantie').
Een niet te onderschatten nadeel van de term is natuurlijk dat hij haast
onverbrekelijk verbonden blijft met alle opvattingen die er sedert
Baumgarten/Kant mee ingeburgerd zijn - en dat is vooral nefast inzake de
tegenstelling tussen esthetisch en praktisch in de zin van moreel.
ONTERECHTE UITSLUITING VAN BEELDEN IN NAAM VAN HUN ESTHETISCH GEHALTE
Onder invloed van Kants begrip van het esthetische als het 'belangeloze'
worden heel wat domeinen uitgesloten van wat esthetisch ervaren kan worden: bij uitstek het politieke, het morele, en het 'aangename'
(het erotische of de consumptieve in het algemeen) - kortom, al het
inhoudelijke. Dat houdt in dat alleen het 'formele' (zoals we intussen
weten: de schoonheid van de compositie) als esthetische ervaring
overblijft. Omdat beelden hoe dan ook ergens met de werkelijkheid hebben
te maken, is het onmogelijk om de betreffende domeinen van de
werkelijkheid geheel buiten spel te zetten. Daarom is een veelgekozen
compromis de positieve esthetische ervaringen te vervangen door
negatieve: het 'kritische' onder de vorm van het politiek incorrecte,
het moreel transgressieve, het perverse, of het 'oncommerciële'.
Daarom is het van belang erop te wijzen dat beelden, naast de esthetische
ervaring van de schoonheid van hun compositie, uiteraard altijd ook een
inhoud hebben die esthetische ervaringen uitlokt, en dat om het even
welke inhoud uit om het even welk domein van het bestaan daarvoor in
aanmerking komt. Beelden die politieke idealen of producten aanprijzen
(politieke propaganda en reclame), zijn, net zoals beelden die seksueel
opwinden ('porno'), beelden - kunst. En dat geldt ook voor beelden die eerder
quietum zijn dan motief - beelden die het zich terugtrekken uit de
maatschappelijke wereld in de private aanprijzen, of het zich terugtrekken uit de
wereld als zodanig.
Wel is het zo dat beelden die aanzetten tot onmiddellijk handelen op een
van de vermelde domeinen daarmee zichzelf
buiten spel zetten: exemplarisch in het wegvallen van de belangstelling
voor het erotisch beeld na de zelfbevrediging, van de belangstelling
voor het politiek motiverende beeld na overgang tot politieke actie, of van
de belangstelling voor het reclamebeeld na overgang tot kopen. Daarom zijn beelden die als effect
hebben dat men er blijft naar kijken of luisteren de hogere beelden.
ONTERECHTE INSLUITING VAN VERWANTE FENOMENEN (1):
ONOPGEMERKTE AFRITTEN UIT DE WERELD VAN HET BEELD:
DE VERDESIGNING EN DE VERWERKELIJKING VAN HET BEELD
Zolang kunst werd begrepen in termen van mimesis - als beeld - was de kans op het
verglijden in het produceren van werkelijke voorwerpen
(design) of het waarderen van gevonden werkelijkheid niet erg groot.
Maar naarmate het beeld begon schuil te gaan onder de dekmantel 'kunst'
is dit verglijden - de ontbeelding - niet meer te stuiten.
Als het opwekken van esthetische ervaringen in het centrum van de belangstelling komt te
staan, is het van geen belang meer of het effect uitgaat van een beeld
dan wel van de werkelijkheid. Vandaar de verschuiving van het maken van
een beeld
van een lichaam dat zichzefl opvoert naar het pure opvoeren van een
werkelijk lichaam, zoals bij de
zelftentoonstellingen - wat aan de basis ligt van de opname van de
'performance' in de wereld van de kunst. Vandaar ook de verschuiving van
de abstracte werken van Van Doesburg en Jean Arp naar de ruimtelijke
design van de Aubette in Straatsburg, of van het
oproepen van mystiek gekleurde ruimtes zoals bij Rothko naar echte
ruimtes zoals die van James Turrell.
De verschuiving is niet altijd zo brutaal. Soms verloopt ze langs
de meer subtiele paden van een verschuiving van de aandacht van de
inhoud (het origineel) naar de vorm (compositie). Zodra de aandacht vooral naar de
compositie uitgaat, valt
het niet meer op als de vormen en kleuren niet langer mimetisch zijn,
maar pure design, dat de klanken niet langer
mimetisch zijn maar bewegingopwekkend, of dat het woordgebruik verandert
van voorstellingopwekkend naar discursief (bij uitstek bij formalisten
zoals Roman Jakobson of bij expressietheoretici als Croce). Als het maken van beelden plaatsmaakt voor een of andere vorm
van design of discours - zoals bij belletrie - valt dit
makkelijk in te zien. Maar de verschuiving
ontsnapt vaak aan de aandacht als er nieuwe - en dus onbekende - vormen van design ontstaan: een spel met met visueel of auditief materiaal
puur omwille van het genot aan het componeren. Dat is het geval met vele abstracte kunst
(Brancusi, Mondriaan, Gabo en Pevsner, minimalisten), met 'abstracte
poëzie' (lettrisme), maar bij uitstek in muziek die alleen nog als
compositie interessant is.
ONTERECHTE INSLUITING VAN VERWANTE FENOMENEN (2)
VERMEENDE OPRITTEN NAAR DE WERELD VAN HET
BEELD: ASSIMILATIE VAN DESIGN EN WERKELIJKHEID MET HET BEELD
Zodra de aandacht volledig verschuift van het ding naar de esthetische
ervaringen die het opwekt, ligt,
omgekeerd, de weg open tot het subsumeren van alles wat enige vorm van
esthetische ervaring opwekt onder de noemer van het beeld - bij uitstek als het beeld
zelf schuilgaat onder de dekmantel 'kunst'. Dat geldt in de eerste
plaats voor door de natuur of de mens gemaakte creaties die esthetische ervaringen
opwekken: niet alleen het design voor 'hogere
zintuigen' die bij uitstek in het beeld worden aangesproken - denk
slechts aan architectuur, kledij, meubels, tuinen - inclusief de
optische schoonheid van erotische lichamen, maar ook het design voor
lagere zintuigen - denk slechts aan de manier waarop Caillois de tactiele ervaring van de kermis wil opnemen 'ilynx', of
Souriau de 'geurkunst', de gastronomie, en de latere (tactiele) stadia in de
ontplooiing van de erotiek.
Maar de deuren werden ook wijd opengezet voor alle gevonden natuur die
esthetische ervaringen
oproept en daarom vaak wordt tentoongesteld: bloemen, vogels, zonsondergangen, de machinaal geknede pasta's van Anish Kapoor.
In volgend deel (VIII, 2) zullen we zien hoe deze subsumptie wordt
versterkt doordat zowel beeld als design menselijke producten - 'creaties'
- zijn.
MENGING VAN DIVERSE BEROERENDE DOMEINEN
Nu we duidelijk het opwekken van esthetische ervaringen door originelen in het beeld hebben
onderscheiden van het opwekken ervan door gevonden of gemaakte werkelijkheid, is het
zaak erop te wijzen dat beide vaak worden
gecombineerd. Zo wordt de esthetische
ervaring van een concert alleen maar versterkt
als de muzikanten mooi zijn, als het plaatsgrijpt in een mooi gebouw of
een mooie omgeving bij mooi weer, in gezelschap van mooie
mensen in mooie kleren en voorafgegaan of gevolgd door lekker eten of
drinken.
CONCLUSIE
Uitgerekend het feit dat de bestaansreden van kunst is dat esthetische
ervaringen worden opgedreven of pas mogelijk worden door voltooide
mimesis, herinnert er ons aan dat de esthetische ervaring die aan
beelden wordt
toegeschreven in eerste
instantie
uitgaat van de gevonden of gemaakte werkelijkheid, ja zelfs daar
vaak sterker blijkt.
Door het uit het oog verliezen van het beeldkarakter én door de
formalistische nadruk op de compositie, wordt echter alles waar een
esthetische ervaring van uitgaat gesubsumeerd onder 'het beeld' in zoverre dat
schuilgaat onder de dekmantel van 'kunst'.
De substitutie van beeld door schoonheid werd bezegeld in de
filosofie: 'kunstfilosofie' en 'esthetica', die in
principe twee verschillende disciplines
zijn, worden door velen ervaren als synoniem.
Het besluit is dus duidelijk: veel beelden wekken esthetische ervaringen
op in de toeschouwers, maar niet alles wat esthetische ervaringen oproept
is kunst.