het beeld: mimesis herbekeken
deel VII: oneigenlijk begrip van het beeld (1)
begrip van het beeld in termen van zijn bijkomstige eigenschappen
 

hoofdstuk 4

beeld en esthetische ervaring


INLEIDING

Een volgende miskenning van het beeld ontstaat doordat het, meer nog dan de werkelijkheid, op ons inwerkt: doordat het gevoelens of stemmingen opwekt (van melancholie tot euforie), doordat het verlangens in ons oproept of doodt (motief of quietum is), en vooral doordat het onze positieve of negatieve waardering uitlokt - schoon of lelijk, goed of slecht, ... Het is maar een stap om bij alle aandacht voor die effecten uit het oog te verliezen dat het niet alleen het beeld is dat op ons inwerkt en/of ons oordeel uitlokt. Dat geldt in het bijzonder sedert Baumgarten-Kant er begonnen op te wijzen dat er naast praktische (morele, economisch-utilitaire) en theoretische ook 'esthetische oordelen' zijn, ja zelf 'esthetische ervaringen'. Velen zijn het 'esthetische' immers zozeer gaan vereenzelvigen met het beeld dat het hun ontgaat dat esthetische oordelen in de eerste plaats worden geveld over de werkelijkheid - Kant zelf gaf als voorbeelden 'het schone' van bloemen of de papegaai, en 'het erhabene' van de sterrenhemel. Alles wat effecten - bij uitstek esthetische ervaringen en esthetische oordelen - uitlokt, wordt zodoende ongemerkt gelijkgesteld met het beroerende beeld - exemplarisch in de uitspraak van Stockhausen die 9/11 uitriep tot 'the greatest work of art ever'. Die uitspraak toont overigens aan dat die assimilatie van werkelijkheid en beeld het best lukt als het beeld schuilgaat onder de dekmantel 'kunst' - want 9/11 uitroepen tot 'the greatest image ever' zou niet zo best lukken.

Onderzoeken we in hoeverre de inwerking van het beeld verschilt van die van de werkelijkheid als zodanig, zodat we vervolgens kunnen bepalen in hoeverre het sorteren van effecten in het algemeen, of van effecten zoals het uitlokken van 'estehtische ervaringen' en van 'esthetische oordelen' in het bijzonder, een constitutieve eigenschap is van het beeld.


DE ESTHETISCHE ERVARING

Concentreren we ons eerst even op het verschil tussen 'ervaring in het algemeen' en wat we 'esthetische ervaring' zullen noemen.

In de inleiding tot deel II zagen we dat er twee soorten waarnemingen zijn. (Het volgende is een herhaling van II, Inleiding). Er zijn om te beginnen waarnemingen waarvan we alleen maar wensen dat ze zich herhalen of blijven duren: lustvolle waarnemingen (in de brede zin van het woord: het kan lustvol zijn om te zien hoe de schuldige wordt gestraft, enz.) of die we willen vermijden (honger, pijn, vieze smaak, afstotende geur, lelijke verschijning.): onlustvolle waarnemingen. Veel talrijker zijn de waarnemingen die slechts middel zijn bij het het opzoeken van of het doen ophouden van dergelijke lustvolle of onlustvolle waarnemingen. Dergelijke waarnemingen zijn slechts instrumenteel. Instrumentele waarnemingen van objecten of situaties kunnen zelf weer worden vervangen door talige tekens die daarnaar verwijzen: in plaats van te reageren op de rook die teken is voor vuur, kunnen we ook reageren op de kreet 'brand!', die evenzeer teken is voor vuur. In alle gevallen is de instrumentele waarneming aanleiding tot het stellen van een handeling die weer leidt tot een volgende instrumentele waarneming, die weer leidt tot een volgende reactie, enz. Dat gaat zo verder tot uiteindelijk ofwel elke waarneming ophoudt omdat verzadiging is ingetreden of omdat er geen te vermijden waarnemingen meer zijn, ofwel omdat een waarneming optreedt die lustvol is en waarvan we willen blijven genieten (lust). Tenzij we slapen of lust ervaren, bevinden we ons dus niet zozeer in een wereld die om zichzelfs wille wordt waargenomen, maar slechts in een voortdurend veranderende wereld van slechts instrumentele waarnemingen.

'Esthetisch' komt van het Griekse 'aisthanomai' wat 'waarnemen' betekent. Dan is duidelijk dat we waarnemingen die we als zodanig waarnemen omdat we ervan genieten 'esthetisch' kunnen noemen. Ze kunnen positief zijn (lust) of negatief (onlust). De waarnemingen die slechts instrumenteel zijn zouden we 'anesthetisch' kunnen noemen. (In VIII, 4 zullen we aantonen dat de tegenstelling kan worden geformuleerd in termen van teken: we kunnen dan 'esthetisch' tegenover 'semiotisch' stellen).


HET ESTHETISCHE OORDEEL

Het ligt dan voor de hand om te stellen dat een esthetisch oordeel het uistpreken van een oordeel is over zo'n esthetische ervaring: zoals 'mmmm' of 'oooh' (niet-verbaal), of 'dat is lekker', 'dat is schoon', of 'dat is goed'. Dat klopt. Maar dat uitgesproken oordeel is slechts het epifenomeen van een oordeel dat al zit vervat in de esthetische ervaring zelf: in het lekker zijn van de vrucht, het schoon zijn van het lichaam, en het goed zijn van de liefdadigheid, precies de eigenschappen die maken dat we willen dat de ervaring zich herhaalt of duurt - de eigenschappen dus waardoor ze tot esthetische ervaring wordt. De esthetische ervaring zelf is dus een oordeel dat esthetisch is omdat het een oordeel is dat zich manifesteert als een eigenschap van de waarneming, en geen conclusie uit een redenering, zoals het geval is bij het logische oordeel.


HET BELANG VAN ESTHETISCHE ERVARING EN ESTHETISCH OORDEEL

Het is duidelijk dat het in de esthetisch ervaring vervatte oordeel is gebaseerd op het belang dat we hebben in het gewaardeerde. Al zijn we er ons niet altijd van bewust, het is niet moeilijk om in te zien waarom we genieten van de zoete smaak van de vrucht of de behaaglijke warmte van het donsdeken, van ons eigen kunnen (trots of schaamte), van de moeder die altruïstisch de borst geeft of de ouder die altruistisch zijn kind weet te bevredigen, van de schoonheid van het erotische lichaam of de orgastische lust, van lief te hebben en te worden bemind, van het stellen van de moreel juiste handeling, van de verdoemenis van de slechteriken, van rechtvaardigheid of trouw, of ten slotte van de scherpte van een aardappelmes of de beschutting door de woning. En dat geldt ook voor de puur formele schoonheid - de schoonheid van de compositie - die immers is gebaseerd op ons verlangen naar herlderheid, bevattelijkheid, begrijpelijkheid (zie deel VI).

Ook het uitspreken van het esthetische oordeel is gebaseerd in het belang dat we hebben bij het uitspreken ervan: het is immers de uitdrukking van het verlangen om dat oordeel met anderen te delen. Dat is vaak gemotiveerd door bekommernis over het welzijn van anderen: als iemand het vlees vies vindt, waarschuwt hij anderen daarmee dat het rot is, en als hij het lekker vindt, nodigt hij anderen daarmee uit om het ook te degusteren. Maar daarbovenop - of bij puur groepsbindende tekens: in eerste instantie - fungeert het ook als groepsbindend teken: uitdrukking van het verlangen om bij een bepaalde groep te behoren.


HET BEELD ALS DE NATUURLIJKE HABITAT VAN DE ESTHETISCHE ERVARING

Het is dus in de eerste plaats de werkelijkheid die naast gewone ervaringen ook aanleiding is tot esthetische ervaringen en de bijbehorende esthetische oordelen.

Maar die esthetische ervaring kan zich in de werkelijkheid niet altijd ongestoord ontplooien. Al te vaak worden we afgeleid door andere beslommeringen: ons genot bij de aanblik van een zonnige weide kan worden vergald door mierenbeten, of we kunnen niet stilstaan bij de 'verheven' aanblik van de brandende Twin Towers, omdat we in de eerste plaats aan onze eigen veiligheid denken. Bovendien hebben we in de echte wereld te maken met echte objecten die op ons inwerken - denk aan de hitte van een vuur - of met levende wezens of mensen die reageren op onze contemplatie: de slechterik kan ons aanvallen als we zijn gedrag afkeuren, en het schone lichaam dat we bewonderen kan zich van ons afkeren of ons afwijzen. Vervolgens zijn de ervaringen vaak te vluchtig, of doen ze zich voor op ongepaste momenten. En, ten slotte, voldoet de werkelijkheid niet altijd optimaal aan onze verwachtingen.

Aan deze bezwaren kan tegemoet worden gekomen.

Om te beginnen kunnen we ingrijpen op de werkelijkheid zelf. Aan het vluchtige verdwijnen in de loop der gebeurtenissen kan worden verholpen door tentoonstellen of opvoeren: denk aan het laten paraderen van schone dieren of mensen, aan dansen, maar ook aan de terechtstellingen van Hume. Aan het tekortschieten kan worden verholpen door herontwerpen in functie van menselijke behoeften (design): heraanleg van natuur, selectie van planten, bloemen en dieren, koken van eten, schminken, aankleden, enz.

Maar het is pas in het beeld dat al deze bezwaren principieel kunnen worden opgeheven. Vermits het beeld altijd kan worden opgevoerd of bekeken, kunnen we ten allen tijde genieten van het spektakel, en we gaan daar pas toe over als storende behoeften of verlangens werden uitgeschakeld. Daar komt bij dat de werkelijkheid in het beeld zodanig kan worden omgevormd dat ze maximaal aan onze verwachtingen beantwoordt, zonder dat de kunstenaar daarbij wordt gehinderd door fysieke of morele beperkingen die dat streven in de weg staan (bv. er zijn geen bezwaren meer tegen het maken van een hybride of het botvieren van sadisme). Maar vooral dwingt het beeld ons tot een puur contemplatieve omgang met wat het toont. Het origineel in het beeld is immers niet werkelijk. Het bevindt zich in een tijdruimte buiten de werkelijkheid die voor eeuwig en altijd vastligt. Bovendien ontbreken minstens één of alle zintuiglijke dimensies, wat de mogelijke inwerking van het origineel op de toeschouwer danig inperkt; we kunnen naar een appel of een naakt op het beeld alleen maar kijken, we kunnen er niet in bijten of het aanraken. Omgekeerd hebben wij als beeldsubject in de regel geen beeldlichaam, zodat we niet kunnen reageren op wat in het beeld gebeurt, en als we toch een beeldlichaam hebben, ontplooit het zich alleen in de zintuiglijke dimensies die het deelt met het beeld, en kunnen we we evenzeer slechts passief toekijken op de rol die het kreeg toebedeeld. De effecten van het beeld zijn dus puur contemplatief: ze kunnen hoogtstens een effect sorteren in het werkelijke beeldsubject (bv. watertanden, of seksuele opwinding).

Om al deze redenen lijkt het beeld inderdaad het geprivilegieerde terrein te zijn om originelen op ons te laten inwerken. Daar staat tegenover dat precies omwille van zijn onwerkelijkheid de effecten van het beeld vaak minder ingrijpend zijn dan die van de werkelijkheid. Een terechtstelling in de werkelijkheid doet meer deugd dan een in het beeld - al is een imaginaire beter dan helemaal geen. En vooral is het niet altijd een voordeel dat het origineel in het beeld niet alle zintuiglijke domeinen bestrijkt: inzake erotische schoonheid of lekker eten is de visuele verschijning slechts een belofte die niet kan worden ingelost door verdere interactie met de werkelijkheid.




INTERMEZZO OVER TERMINOLOGIE

De termen 'esthetische ervaring' en 'esthetisch oordeel' zijn nauwelijks drie eeuwen oud en bovendien niet algemeen aanvaard, zeker niet in de betekenis die we er hierboven aan gaven. Daarom is het van belang erop te wijzen dat er heel wat andere termen in omloop waren en zijn om de fenomenen aan te duiden die wij subsumeren onder de term 'esthetisch'. Er zijn zowel eerder algemene als eerder specifieke termen. Eerder algemene esthetische oordelen zijn goed, schoon, bevredigend, lustvol, nuttig. Eerder specifieke esthetische oordelen zijn lekker, smaakvol, pittig; charmant, lief, boosaardig, deugdzaam, gutmenschlich, preuts, hypocriet, pervers, transgressief; handig, efficiënt, comfortabel. In de kunstfilosofie heeft men het over de zogenaamde 'esthetische categorieën:' het sublieme, het kolossale, het pittoreske, het humoristische/komische, het groteske, het melancholische, het tragische, het lyrische, het ironische, het spannende, het poëtische, het kritische, het griezelige, het surrealistische, het weerzinwekkende, het scatologische, enz. Naast deze inhoudelijke categoriën zijn er ook formele (beter: compositorische): naast het schone ook het virtuoze, speelse, ingewikkelde, ambachtelijk-onregelmatige, afgelikte, stuntelige, ... Maar, al zijn er naast de meer specifieke termen ook meer algemene, er is geen term die alle esthetische ervaringen en alle esthetische oordelen omvat. Wel gaat men vaak meer specifieke termen veralgemenen, zoals wanneer Aristoteles een term als 'het goede' gebruikt als overkoepelende term, of zoals wanneer men de term 'schoon' gebruikt in uitdrukkingen zoals 'een schone biefstuk', 'een schoon mes', 'een schoon beeld' - ook als het over de Kronos van Goya gaat of over 'Celle qui fut la belle Heaulmière' van Rodin- 'een schone daad', 'een schone formule'. In die zin had men het vaak over 'schone kunsten' en over 'schoonheid' als de inhoud van kunst. Omdat vele esthetische ervaringen niet moreel zijn, komt schoonheid meer in aanmerking als algemene term dan goedheid. Een nadeel van 'schoonheid' is dan weer dat hij beter past bij ervaringen voor de hogere zintuigen dan bij indrukken voor de lagere (tastzin, geur, smaak). Daarom is het zinnig om al de vormen van ervaringen en oordelen te subsumeren onder de categorie (positieve of negatieve) 'esthetische ervaringen' en alle vormen van oordelen onder de categorie (positieve of negatieve) 'esthetische oordelen'. De term heeft, zoals al opgemerkt, het voordeel dat hij benadrukt dat het gaat om zintuiglijke indrukken (om het smaken van voedsel, maar ook om de instemmende waarneming van concrete gevallen van deugdzaamheid) én om oordelen die zijn gebaseerd op waarnemingen (van letterlijke smaak tot de 'schoonheidszin' en de morele zin) - niet om 'logische' oordelen die zijn gebaseerd op denken. Dat belet niet dat het zinnig kan zijn om binnen het esthetische domeinen van het gewaardeerde van elkaar af te grenzen. Dan gebruiken we de meer algemene termen in een engere zin: 'sensualistische' oordelen over het aangename als zintuiglijke ervaring voor de lagere zintuigen, doelmatigheidsoordelen over het nuttige van instrumenten, 'kallistische' oordelen over het schone van zintuiglijke eigenschappen en/of de inhoud van verschijningen voor de hogere zintuigen, evenals van composities, en 'morele oordelen' voor oordelen over het morele (goed en kwaad).

De term 'esthetisch' is, ten slotte, ook geschikt omdat hij als 'waarneming' kan worden begrepen als de tegenstelling van 'handelend ingrijpen', en dus een contemplatieve bijklank heeft (Denk aan de sedert Kant sterk ingeburgerde opvatting van het esthetische als tegenstelling tot het 'praktische', en de daarbijbehorende 'esthetische distantie').

Een niet te onderschatten nadeel van de term is natuurlijk dat hij haast onverbrekelijk verbonden blijft met alle opvattingen die er sedert Baumgarten/Kant mee ingeburgerd zijn - en dat is vooral nefast inzake de tegenstelling tussen esthetisch en praktisch in de zin van moreel.


ONTERECHTE UITSLUITING VAN BEELDEN IN NAAM VAN HUN ESTHETISCH GEHALTE

Onder invloed van Kants begrip van het esthetische als het 'belangeloze' worden heel wat domeinen uitgesloten van wat esthetisch ervaren kan worden: bij uitstek het politieke, het morele, en het 'aangename' (het erotische of de consumptieve in het algemeen) - kortom, al het inhoudelijke. Dat houdt in dat alleen het 'formele' (zoals we intussen weten: de schoonheid van de compositie) als esthetische ervaring overblijft. Omdat beelden hoe dan ook ergens met de werkelijkheid hebben te maken, is het onmogelijk om de betreffende domeinen van de werkelijkheid geheel buiten spel te zetten. Daarom is een veelgekozen compromis de positieve esthetische ervaringen te vervangen door negatieve: het 'kritische' onder de vorm van het politiek incorrecte, het moreel transgressieve, het perverse, of het 'oncommerciële'.

Daarom is het van belang erop te wijzen dat beelden, naast de esthetische ervaring van de schoonheid van hun compositie, uiteraard altijd ook een inhoud hebben die esthetische ervaringen uitlokt, en dat om het even welke inhoud uit om het even welk domein van het bestaan daarvoor in aanmerking komt. Beelden die politieke idealen of producten aanprijzen (politieke propaganda en reclame), zijn, net zoals beelden die seksueel opwinden ('porno'), beelden - kunst. En dat geldt ook voor beelden die eerder quietum zijn dan motief - beelden die het zich terugtrekken uit de maatschappelijke wereld in de private aanprijzen, of het zich terugtrekken uit de wereld als zodanig.

Wel is het zo dat beelden die aanzetten tot onmiddellijk handelen op een van de vermelde domeinen daarmee zichzelf buiten spel zetten: exemplarisch in het wegvallen van de belangstelling voor het erotisch beeld na de zelfbevrediging, van de belangstelling voor het politiek motiverende beeld na overgang tot politieke actie, of van de belangstelling voor het reclamebeeld na overgang tot kopen. Daarom zijn beelden die als effect hebben dat men er blijft naar kijken of luisteren de hogere beelden.


ONTERECHTE INSLUITING VAN VERWANTE FENOMENEN (1):
ONOPGEMERKTE AFRITTEN UIT DE WERELD VAN HET BEELD: DE VERDESIGNING EN DE VERWERKELIJKING VAN HET BEELD


Zolang kunst werd begrepen in termen van mimesis - als beeld - was de kans op het verglijden in het produceren van werkelijke voorwerpen (design) of het waarderen van gevonden werkelijkheid niet erg groot. Maar naarmate het beeld begon schuil te gaan onder de dekmantel 'kunst' is dit verglijden - de ontbeelding - niet meer te stuiten.

Als het opwekken van esthetische ervaringen in het centrum van de belangstelling komt te staan, is het van geen belang meer of het effect uitgaat van een beeld dan wel van de werkelijkheid. Vandaar de verschuiving van het maken van een beeld van een lichaam dat zichzefl opvoert naar het pure opvoeren van een werkelijk lichaam, zoals bij de zelftentoonstellingen - wat aan de basis ligt van de opname van de 'performance' in de wereld van de kunst. Vandaar ook de verschuiving van de abstracte werken van Van Doesburg en Jean Arp naar de ruimtelijke design van de Aubette in Straatsburg, of van het oproepen van mystiek gekleurde ruimtes zoals bij Rothko naar echte ruimtes zoals die van James Turrell.

De verschuiving is niet altijd zo brutaal. Soms verloopt ze langs de meer subtiele paden van een verschuiving van de aandacht van de inhoud (het origineel) naar de vorm (compositie). Zodra de aandacht vooral naar de compositie uitgaat, valt het niet meer op als de vormen en kleuren niet langer mimetisch zijn, maar pure design, dat de klanken niet langer mimetisch zijn maar bewegingopwekkend, of dat het woordgebruik verandert van voorstellingopwekkend naar discursief (bij uitstek bij formalisten zoals Roman Jakobson of bij expressietheoretici als Croce). Als het maken van beelden plaatsmaakt voor een of andere vorm van design of discours - zoals bij belletrie - valt dit makkelijk in te zien. Maar de verschuiving ontsnapt vaak aan de aandacht als er nieuwe - en dus onbekende - vormen van design ontstaan: een spel met met visueel of auditief materiaal puur omwille van het genot aan het componeren. Dat is het geval met vele abstracte kunst (Brancusi, Mondriaan, Gabo en Pevsner, minimalisten), met 'abstracte poëzie' (lettrisme), maar bij uitstek in muziek die alleen nog als compositie interessant is.


ONTERECHTE INSLUITING VAN VERWANTE FENOMENEN (2)
VERMEENDE OPRITTEN NAAR DE WERELD VAN HET BEELD: ASSIMILATIE VAN DESIGN EN WERKELIJKHEID MET HET BEELD


Zodra de aandacht volledig verschuift van het ding naar de esthetische ervaringen die het opwekt, ligt, omgekeerd, de weg open tot het subsumeren van alles wat enige vorm van esthetische ervaring opwekt onder de noemer van het beeld - bij uitstek als het beeld zelf schuilgaat onder de dekmantel 'kunst'. Dat geldt in de eerste plaats voor door de natuur of de mens gemaakte creaties die esthetische ervaringen opwekken: niet alleen het design voor 'hogere zintuigen' die bij uitstek in het beeld worden aangesproken - denk slechts aan architectuur, kledij, meubels, tuinen - inclusief de optische schoonheid van erotische lichamen, maar ook het design voor lagere zintuigen - denk slechts aan de manier waarop Caillois de tactiele ervaring van de kermis wil opnemen 'ilynx', of Souriau de 'geurkunst', de gastronomie, en de latere (tactiele) stadia in de ontplooiing van de erotiek. Maar de deuren werden ook wijd opengezet voor alle gevonden natuur die esthetische ervaringen oproept en daarom vaak wordt tentoongesteld: bloemen, vogels, zonsondergangen, de machinaal geknede pasta's van Anish Kapoor.

In volgend deel (VIII, 2) zullen we zien hoe deze subsumptie wordt versterkt doordat zowel beeld als design menselijke producten - 'creaties' - zijn.


MENGING VAN DIVERSE BEROERENDE DOMEINEN

Nu we duidelijk het opwekken van esthetische ervaringen door originelen in het beeld hebben onderscheiden van het opwekken ervan door gevonden of gemaakte werkelijkheid, is het zaak erop te wijzen dat beide vaak worden gecombineerd. Zo wordt de esthetische ervaring van een concert alleen maar versterkt als de muzikanten mooi zijn, als het plaatsgrijpt in een mooi gebouw of een mooie omgeving bij mooi weer, in gezelschap van mooie mensen in mooie kleren en voorafgegaan of gevolgd door lekker eten of drinken.


CONCLUSIE

Uitgerekend het feit dat de bestaansreden van kunst is dat esthetische ervaringen worden opgedreven of pas mogelijk worden door voltooide mimesis, herinnert er ons aan dat de esthetische ervaring die aan beelden wordt toegeschreven in eerste instantie uitgaat van de gevonden of gemaakte werkelijkheid, ja zelfs daar vaak sterker blijkt.

Door het uit het oog verliezen van het beeldkarakter én door de formalistische nadruk op de compositie, wordt echter alles waar een esthetische ervaring van uitgaat gesubsumeerd onder 'het beeld' in zoverre dat schuilgaat onder de dekmantel van 'kunst'. De substitutie van beeld door schoonheid werd bezegeld in de filosofie: 'kunstfilosofie' en 'esthetica', die in principe twee verschillende disciplines zijn, worden door velen ervaren als synoniem.

Het besluit is dus duidelijk: veel beelden wekken esthetische ervaringen op in de toeschouwers, maar niet alles wat esthetische ervaringen oproept is kunst.