het beeld: mimesis herbekeken
deel VII: oneigenlijk begrip van het beeld (1)
begrip van het beeld in termen van zijn bijkomstige eigenschappen
 

hoofdstuk 1

beeld en kunst



INLEIDING

De meest fatale miskenning van de eigenaard van het beeld wordt merkwaardig genoeg veroorzaakt door de verheerlijking ervan: door de gelijkstelling ervan met 'kunst' kortweg, en de daaruit voortvloeiende kwalificatie van het beeld als 'kunstwerk', en van de makers ervan als 'kunstenaars'.

In onderstaand hoofdstuk zullen we aantonen dat het hier gaat om verkorte ('elliptische') uitdrukkingen. Voluit zouden we ofwel moeten spreken van 'de kunst van het maken van beelden' (of: de kunst van het maken van nabootsingen'), ofwel de termen 'kunstenaar' en 'kunstwerk' voorzien van een bepaling: een 'mimetisch kunstenaar' ('beeldkunstenaar'), en een 'mimetisch kunstwerk' - 'beeldkunstwerk' ligt moeilijk in de mond, en 'beeldend kunstwerk' is verwarrend, omdat we die uitdrukking lezen als'visueel beeldend kunstwerk' zoals in 'beeldende kunsten'.

Onderzoeken we dus eerst wat 'kunst' is, zodat we vervolgens kunnen uitmaken of en in hoeverre 'kunst' een constitutieve eigenschap is van het beeld. Pas als dat het geval zou zijn, zou het verantwoord zijn om de term 'beeld' te vervangen door de term 'kunst'.


KUNST IN HET ALGEMEEN

Kunst kommt von können , wenn es von wullen käm , wurde es Wullst heissen.

Max Liebermann.

Kunst is het vermogen om iets goed te doen - vermogen waar we uitvoerig op ingaan in VIII, 7.

Er zijn evenveel kunsten als er menselijke vaardigheden zijn: de kunst van het spreken, de kunst van het schrijven, de kunst van het koken, de kunst van zich te kleden, de kunst van het maken van mooie gebruiksvoorwerpen, de kunst van het maken van mooie interieurs en mooie gebouwen, de kunst van het dansen, de kunst van het liefhebben - Vergilius' 'ars amatoria' - de kunst van het voetballen, de kunst van het genezen, ja zelfs de kunst van het liegen en het bedriegen, van het bestelen en het uitbuiten, van het moorden - en zo kunnen we nog een tijdje doorgaan.


KUNST IN HET BIJZONDER: MIMESIS, DE KUNST VAN HET MAKEN VAN BEELDEN

Maar deze kunsten hebben we niet op het oog als we het over 'dé kunst' hebben. Bij 'dé kunst' denken we in de eerste plaats aan wat kunstenaars maken: schilders zoals Van Eyck, da Vinci, Titiaan, Rubens; beeldhouwers zoals Polykleitos, Sluter, Michelangelo, Bernini en Rodin; grafische kunstenaars zoals Dürer, Rembrandt, Goya; maar ook componisten zoals Monteverdi, Bach, Mozart, Beethoven, Wagner, Mahler, Schönberg; en ten slotte dichters zoals Hölderlin en Baudelaire, dramaturgen zoals Shakespeare en Brecht, en vertellers zoals Homeros en Joyce.

Het is meteen duidelijk wat al deze mensen gemeen hebben: ze doen, te midden van de werkelijke wereld, een andere - onwerkelijke, niet bestaande - wereld opgaan, en ze slagen daarin door ons een beeld van die wereld te maken. De kunst waarin al deze kunstenaars uitblinken, is dus de kunst van het maken van beelden.

Bij onvoltooide mimesis beperkt de kunstenaar zich tot het maken van een beeld. Maar bij voltooide mimesis schept hij samen met het beeld ook nog de wereld die hij nabootst, zodat hij daarbij tevens 'designer' wordt. De kunst van het maken van beelden bestaat dus uit twee onverbrekelijk met elkaar verbonden, maar duidelijk te onderscheiden activiteiten, die beide op hun eigen merites moeten beoordeeld: er is de kunstigheid - de kwaliteit - van de manier waarop het beeld is gemaakt, en er is de kunstigheid - de kwaliteit - van de opgeroepen wereld. En omdat die opgeroepen wereld ons vaak zo nauw aan het hart ligt, lijkt de kunst van het maken van het beeld wel dé kunst bij uitstek te zijn - waarom men ze vaak elliptisch als 'kunst' kortweg aanduidt.


BRON VAN VERWARRING: HET ELLIPTISCH GEBRUIK VAN HET WOORD 'KUNST"

Dat de kunst van het maken van een beeld vaak elliptisch als 'kunst' wordt aangeduid levert taalkundige problemen op als we 'dé kunst' willen onderbrengen in het rijtje van 'de kunst van het koken', 'de kunst van het genezen', 'de kunst van het besturen', enz. We zouden het dan immers moeten hebben over 'de kunst van het maken van kunst'. Het probleem verdwijnt zodra we de volledige term gebruiken, en die zou moeten luiden: 'de kunst van het maken van beelden' - of ook: 'de kunst van het maken van nabootsingen'.

De weigering om de term (de) kunst (van het maken van beelden) als ellips te lezen, brengt nog andere terminologische problemen met zich.

Het is immers niet langer duidelijk of de uitspraak 'Dat is kunst' betekent of iets een beeld is, dan wel of iets een goed beeld - een 'kunstig' beeld - is. Als ik het kiekje dat ik met mijn digitale camera heb gemaakt naast een schilderij van een groot schilder leg, zal men meteen protesteren: 'Dat is geen kunst!'. Waarmee men dan bedoelt dat mijn kiekje maar een armzalige beeld is. Maar als een modeontwerper bij een galerie zou komen aankloppen met de vraag of hij er zijn laatste collectie zou mogen presenteren, zou men ook protesteren, en wel met dezelfde woorden: 'Dat is geen kunst!'. Waarmee men in dit geval niet zou bedoelen dat zijn kleren slechte ontwerpen zijn, maar dat het geen beelden zijn. Ook inzake de andere kunsten kan de naam voor de aard van de activiteit worden gebruikt om de kwaliteit ervan aan te geven, zoals wanneer men van een slechte kok zou zeggen: 'Hij kan niet koken' - al heeft hij wel degelijk gekookt. Maar in noodgevallen kan men zich hier altijd behelpen met de volledige uitdrukking: 'Hij verstaat de kunst van het koken niet'. Inzake kunst kan dat alleen als men eveneens de volledige uitdrukking gebruikt: 'Hij verstaat de kunst van het maken van beelden niet'.


ONTERECHTE UITSLUITING VAN BEELDEN IN NAAM VAN EEN GEBREK AAN KUNSTIGHEID

Zoals al uit de vorige paragraaf blijkt, bestaat de neiging om alleen 'kunstige beelden' als beeld te bestempelen, met als gevolg dat heel wat 'niet-kunstige' beelden met minachting worden bekeken of al helemaal uit het rijk van het beeld worden verbannen.

Heel wat kunstwerken - beelden - worden uit het rijk van de kunst geweerd omwille van de aard (het gehalte, de 'inhoud') van de opgeroepen wereld. Dat geldt in de eerste plaats voor vele kunst van kinderen (rollenspel, tekeningen) en voor kinderen: niet alleen kinderliteratuur, stripverhalen, tekenfilms, maar vooral mimetisch speelgoed (poppenhuisjes en speelgoedtreinen, poppen en knuffeldieren). Ook heel wat kunst voor volwassenen wordt afgewezen om die reden: denk aan drinkende herten bij zonsondergang, heiligenbeelden en tuinkabouters, literaire genres als horror, detectiveverhalen, sciencefiction, doktersromans, televisiesoaps, en tot voor kort alle vormen van popmuziek. Zelfs binnen de kunstwerken die als zodanig worden aanvaard, onderscheidt men zoals gezien 'hogere' van 'lagere' vormen. Binnen de hogere kunstvormen onderscheidt men hogere en lagere genres: denk aan de academische rangorde van onderwerpen, waarbij vooral de historische en Bijbelse taferelen hoger werden aangeslagen dan portretten, landschappen en stillevens. Voor zover het naakt al tot de classificatie wordt toegelaten, wordt er altijd een grens getrokken tussen 'artistiek naakt' en 'pornografie' - en vermits erotische beelden waarschijnlijk tot de meest bekeken beelden behoren, is dit een serieuze aderlating. En zo kunnen we nog even doorgaan.

Beelden worden afgewezen niet alleen omwille van de aard van de voorstellingen, maar ook omwille van de kwaliteit van het beeld zelf. Zo worden beelden voor de hogere zintuigen hoger aangeslagen dan beelden voor de lagere zintuigen - waarom men het inzake (de) kunst (van het maken van beelden) überhaupt niet over knuffeldieren, fopspenen, en kunstpenissen wil hebben, en waarom men puur visuele beelden hoger waardeert dan tactilo-visuele beelden zoals die van de Andrea. Zo worden beelden vaak hoger aangeslagen als ze gebruik maken van een autonoom veeleer dan van een heteronoom medium - waarom men neerkijkt op fotografie en afgietsels, objects trouvés en assemblages; naarmate er meer intrazintuiglijke reductie is - waarom men meer bewondering heeft voor suggestieve dan voor verzadigde (expliciete) beelden, waarom men de voorkeur geeft aan zwart-witte visuele beelden (twee- en driedimensionaal) boven gekleurde beelden zoals die van madame Tussaud; naarmate de kunstenaar bij het scheppen van zijn wereld meer afwijkt van de werkelijkheid zoals ze gegeven is - waarom men meer bewondering heeft voor kunstwerken die achter de oppervlakkig schijn een of andere 'diepere werkelijkheid' blootleggen; naarmate de techniek als zodanig moeilijker is te beheersen - waarom men meer bewondering heeft voor de beeldhouwer die een beeld in marmer kapt dan voor iemand die een afgietsel maakt, of voor iemand die een portret tekent met de hand dan voor iemand die daarvoor naar het fototoestel grijpt.

Uit bovenstaande voorbeelden blijkt meteen dat al deze waardeschalen vaak worden gecombineerd. Beelden zoals die van Madame Tussaud en de Andrea hebben zowel een heteronoom medium als geringe interzintuiglijke reductie, wat alleen enigszins wordt gecompenseerd door het technisch vernuft dat nodig is om dergelijke natuurgetrouwe beelden te maken. Knuffeldieren behoren niet alleen tot een infantiele wereld, maar ook tot de lagere zintuigen, en ze hebben ook een lage graad van interzintuiglijke reductie: ze spreken niet alleen oor en oog aan, maar ook nog de tastzin. Maar het is vooral fotografie die - zij het dan alleen in haar meest populaire vormen - op alle vlakken laag scoort: ze is het schoolvoorbeeld van een heteronoom medium, maakt in de regel weinig gebruik van suggestie, brengt vaak onderwerpen in beeld die ofwel banaal zijn (familiekiekjes) ofwel taboe ('pornografie'), wijkt vaak nauwelijks af van de gegeven werkelijkheid, en is ten slotte 'slechts een kwestie van op een knopje te duwen'. Daardoor is fotografie voorbestemd om het zwarte schaap van de visuele kunsten te worden (die zelf weer het paradigma van kunst zijn): 'fotografische weergave' is nog altijd hét paradigma van al wat men inzake 'kunst' (mimesis) verfoeilijk vindt. Geen wonder dat men op de duur mimesis als zodanig onartistiek begon te vinden - een van de vele vormen van het mimetisch taboe - wat dan weer aan de basis ligt van de problemen die we thans kennen met de definitie van kunst - in casu: het beeld.

Heel wat beelden worden dus niet als beeld beschouwd omdat het geen 'kunstige' beelden zijn - geen kunst, ongeveer zoals we mensen die we als 'onmensen' beschouwen niet tot de mensheid rekenen. De stelling dat 'slechte beelden' geen 'kunstige beelden' zijn schept, onder de elliptische formulering 'slechte beelden zijn geen kunst' de indruk dat het bij 'kunst' om iets anders zou gaan dan om een beeld.


ONTERECHTE INSLUITING VAN VERWANTE FENOMENEN(1)
ONOPGEMERKTE AFRITTEN UIT DE WERELD VAN HET BEELD: FORMELE SCHOONHEID


Door de nadruk te leggen op het 'kunstige' van het maken van het beeld, dreigt men uit het oog te verliezen dat het 'kunstige' in eerste instantie wordt bepaald door de aard van het origineel dat in het beeld wordt opgeroepen, en slechts in functie daarvan door de technische kwaliteiten van het in beeld brengen. Denken we aan Andreas Gursky bij wie de stunt van de hoge resolutie zozeer in het centrum van de belangstelling staat, dat de keuze van het origineel erdoor wordt bepaald. Het 'kunstige' van het maken van een beeld wordt tot doel op zich, tot sport (zie VIII, 7). De nadruk op het 'kunstige' leidt niet alleen tot het op de voorgrond schuiven van het sportelement, maar ook tot het verdesignen van kunst. Vooral in de muziek en de literatuur is de verleiding groot om de aandacht te verschuiven naar het verfijnen van de compositie. De ijver om doorgedreven composities te maken kan daarbij zo groot zijn dat het beeldkarakter in het gedrang komt. Het probleem werd acuut in de seriële muziek, of bij figuren als Tom Johnson (Chord Catalogue), maar is ook endemisch in literatuur waar de kunst van het schone formuleren over het hoofd doet zien dat wat wordt geformuleerd niet noodzakelijk een beeld oproept - benadering die theoretisch werd gelegitimeerd door de formalisten (Jakobson: Russische formalisten). Waar het belang van het origineel (de 'inhoud'), naar de achtergrond wordt verwezen, krijgen we te maken met formalisme. Uiteindelijk is er geen sprake meer van een origineel: we krijgen dan de pure compositie van kleuren en vormen, klanken, of woorden, die niet eens meer iets nabootsen of oproepen. In dat geval verwordt het beeld tot design.


ONTERECHTE INSLUITING VAN VERWANTE FENOMENEN (2)
VERMEENDE OPRITTEN NAAR DE WERELD VAN HET BEELD: KUNSTIGHEID ALS ZODANIG


Omgekeerd laat het elliptisch gebruik van de term 'kunst' toe om hoogstaande prestaties allerhande - van het ontwerpen van een kathedraal tot het ontwerpen van een wereldbeeld - over dezelfde kam te scheren als hoogstaande prestaties op het vlak van (de) 'kunst (van het maken van beelden)' omdat het in alle gevallen over 'kunstige' - 'geniale' - creaties gaat. Dat is des te meer het geval naarmate de betreffende activiteiten eigenschappen gemeen hebben met het beeld: bv. dat ze esthetische ervaringen uitlokken zoals design, dat ze 'een wereldbeeld' geven zoals wetenschap, dat ze grensoverschrijdend zijn zoals revoluties, enz. Standaardvoorbeeld is de architectuur die heel lange tijd ten onrechte tot de kunst (van het maken van beelden) werd gerekend: afgezien van imiterende elementen zoals bladeren en beelden op kapitelen en dergelijke, behoort architectuur tot de ruimtelijk design.

Er zijn heel wat 'kunsten' die voor usurpatie in aanmerking komen: we zullen ze alle in volgende hoofdstukken behandelen: de kunst van het ontwerpen (VIII, 3), de kunst van het scheppen van wereldbeelden (VIII, 5), de kunst van zich uit te drukken inzake literatuur en muziek (VIII, 8).

Zoals alle andere opritten leidt dergelijke insluiting tot een uitbreiding van het begrip 'kunst', die men dan tracht te legitimeren door eigenschappen die voorkomen in zowel het beeld als de ermee gelijkgeschakelde fenomenen uit te roepen tot constitutieve eigenschappen: expressie, creativiteit, wereldbeeld ...


MENGING VAN DIVERSE SOORTEN KUNST

Dat de kunst van het maken van nabootsingen of beelden duidelijk moet worden onderscheiden van andere kunsten betekent niet dat ze er niet mee kan worden gemengd. Wel integendeel. We zullen in de volgende hoofdstukken vele voorbeelden geven van menging van kunst en design, kunst en werkelijkheid, kunst en filosofie/wetenschap, kunst en spel. Sommige van die mengvormen zijn zo vruchtbaar dat het 'kunsten' op zichzelf worden - denk slechts aan de kunst van het schrijven van een 'filosofische roman', of de kunst van het maken van een parabel.


WAARDERING VAN HET BEELD

Onnodig erop te wijzen dat er misschien wel verschillen zijn in de mate waarin de diverse kunsten moeten worden gewaardeerd, maar dat het weigeren van de status van (de) kunst (van het maken van beelden) niet inhoudt dat de andere kunsten minderwaardig zouden zijn. Wie het als een verwijt beschouwt dat zijn kunst niet tot het domein van dé kunst behoort, verraadt daardoor juist waarom hij zijn kunst zo graag voor 'kunst' wil laten doorgaan.

We ontkennen dus niet dat het 'vrije ruimtelijk design' van designers zoals Donald Judd of Carl André zijn verdienste heeft. Het volstaat om te verwijzen naar de ruimtes van Marfa. Al verbleken die hoogstandjes enigszins bij de prestaties van de anonieme kathedraalbouwers die hun creaties niet als beeldhouwkunst moesten vermommen, maar heel duidelijk wisten welke plaats hun toekwam - en welke plaats de beeldhouwkunst. Idem voor scheppers van wereldbeelden (wetenschappers, filosofen).


CONCLUSIE: BEELD EN KUNST

Hoezeer het terrein van de kunst ook onderhevig is aan historische verandering, het terrein van de kunst (van het maken van beelden) is dus, in tegenstelling tot wat men vaak beweert (Danto, Shiner), wel degelijk scherp af te bakenen.

Het is enerzijds breder dan men gewoonlijk aanneemt. Alle vormen van beeld die zowel naar de aard van de opgeroepen wereld als naar de aard van het beeld als minderwaardig worden beschouwd, moeten erin worden opgenomen en pas daarna eventueel als kwalitatief lager staande vormen of voorvormen van kunst met de nodige reserves worden behandeld.

Het is anderzijds ook beperkter dan men gewoonlijk aanneemt. Alle vormen van design, alle vormen van tentoongestelde werkelijkheid, en alle soorten uitspraken over de wereld moeten worden uitgesloten, evenals alle instrumentele vormen van mimesis, in zoverre het beeld als middel voor een buitenartistiek doel wordt bekeken en niet als doel op zich. Ook alle vormen van kunst waar het spelelement centraal komt te staan, behoren niet tot het eigenlijke domen van de kunst (van het maken van beelden).

Dat de kunst van het maken van nabootsingen of beelden verwant is met andere kunsten en er vaak mee wordt vermengd, mag geen aanleiding zijn om - onder meer in het voetspoor van Wittgenstein - te beweren dat 'kunst' 'a cluster of related concepts rather than a single concept' (Morris Weitz and Berys Gaut) of een historisch concept is.

Als wij het in wat volgt hebben over 'de kunst', dan gebruiken we die term niet 'normatief', maar als synoniem voor het beeld of de nabootsing.

Het in stand houden van een begrip van kunst dat ruimer is dan het begrip 'kunst van het maken van beelden', is van levensbelang voor de permanente plaatsvervangende revolutie: zou die zich moeten blijven afspelen binnen de perken van het beeld, dan zouden de mogelijkheden al snel zijn uitgeput.

Besluiten we met een korte formule: Beelden zijn kunst, maar niet alle 'kunstwerken' zijn beelden. Of ook: nabootsingen zijn kunst, maar niet alle kunstwerken zijn nabootsingen.

 
 
ontdek
mijn nieuwe e-boek:


zelfomslag

het zelfbeeld
tussen spiegel en dagboek