het beeld: mimesis herbekeken
deel VI: de compositie van verschijning en mimetisch medium

hoofdstuk 4: in het plurisensoriële beeld



INLEIDING

De meest voorkomende multisensoriële combinatie is de audiovisuele. Dat betekent niet dat we de tactilovisuele (en ...) dimensie mogen vergeten.

Net zoals bij de vorige hoofdstukken moeten we er hier aan herinneren dat dit hoofdstuk alleen enkelvoudige plurisensoriële beelden behandelt. Dat betekent dat we het niet hebben over simultane meervoudige beelden (combinaties van een enkelvoudig visueel beeld met een enkelvoudig auditief beeld van een ander origineel of omgekeerd), noch over successieve meervoudige beelden zoals een toneelstuk, een opera of een film als geheel (tenzij het gaat om een oneshotfilm). Die meervoudige beelden bespreken we in VI, 8. Hier gaat het dus over afzonderlijke scènes, inclusief het pseudo-enkelvoudige beeld waarbij meerdere visuele enkelvoudige beelden tot één geheel worden gebonden door een enkelvoudig auditief beeld.

Vervolgens moeten we erop wijzen dat we het hier ook niet hebben over de compositie van de samenstellende elementen afzonderlijk, zoals wanneer men een aria uit een opera beluistert zonder de enscenering, wanneer men de muziek uit een film als filmmuziek beluistert, of wanneer men de bewegende compositie van figuren uit een ballet bekijkt zonder naar de muziek te luisteren. Dat lijkt gerechtvaardigd niet alleen omdat de aria ook zonder het bijbehorende acteren kan worden beluisterd, maar ook omdat niet is voorgeschreven welke mimiek, houdingen en gebaren de acteurs moeten uitvoeren, of welke figuren de danses moeten vormen. Ongetwijfeld is het zo dat die onderdelen vaak op zichzelf kunnen staan, maar daarnaast - of in de eerste plaats - moet de multisensoriële verschijning in haar geheel wordt geanalyseerd.

Ten slotte moeten we erop wijzen dat er wel media bestaan die autonoom zijn ten opzichte van het plurisensoriële origineel (stomme film van sprekende mensen), maar dat hier geen suggestieve invulling optreedt en geen geneutraliseerde weergave (zie V, 4). Er is hier dan ook geen autonoom medium, en dus ook geen compositie daarvan.

We moeten dan onderscheid maken tussen verschijningen die in alle zintuiglijke dimensies onveranderlijk zijn, verschijningen die in sommige dimensies veranderlijk zijn en in andere onveranderlijk, en verschijningen die in alle dimensies veranderlijk zijn. We bestuderen hieronder de compositie van de samenhang in al deze gevallen.


1. 1 DE COMPOSITIE VAN DE PLURISENSORIELE VERSCHIJNING

A. BIJ VERSCHIJNINGEN DIE ONVERANDERLIJK ZIJN IN ALLE ZINTUIGLIJKE DIMENSIES

Dat is de regel bij stilstaande tactilovisuele beelden. De structurering van de tijd is hier merkwaadig genoeg afwisseling. Ofwel bekijkt men het knuffeldier op afstand, en dan gaat de toeschouwer om met een visueel beeld, ofwel drukt hij het knuffeldier tegen de borst, en dan gaat hij om met een tactiel beeld: de nabijheid laat veelal niet meer toe het knuffeldier ook te bekijken, en vaak worden de ogen gesloten - zoals vaker bij erotische tactiele omgang. Merken we wel op dat deze compositieregel niet strikt is ingevuld: het is de toeschouwer die de maat van de afwisseling bepaalt.


B. BIJ VERSCHIJNINGEN DIE VERANDERLIJK ZIJN IN ALLE ZINTUIGLIJKE DIMENSIES

Dat is de regel bij vele audiovisuele beelden: driedimensionale zoals ballet, theater, opera, en tweedimemsionale zoals film.

Terwijl bij tactilovisuele verschijningen de zintuiglijke dimensies elkaar afwisselen, zijn ze hier in principe permanemt aanwezig; tweemaal continuïteit dus wat betreft de compositie van de tijd. Maar het is ook denkbaar dat continuïteit in de ene dimensie (in de regel de visuele) gepaard gaat met alternatie in de andere (stilte en geluid in de auditieve). Er is dan afwisseling van monosensoriële en plurisensoriële segmenten. Zo kan het relatieve belang van de verschillende zintuiglijke domeinen tot element worden in een constante of veranderende structuur. Er zijn dan verschijningen waarvan de samenstellende zintuiglijke domeinen altijd aanwezig zijn, beelden waarin er sprake is van een dragend domein en een intermittent domein, en beelden waarin de domeinen elkaar afwisselen (zoals bij tactilovisuele beelden). Zoals we in paragraaf 6 zullen zien, bestaat bij haast alle audiovisuele verschijningen (toneel, opera, film) een neiging om de visuele en de auditieve dimensie permanent aan elkaar te koppelen. Maar het is denkbaar dat nu eens de visuele, dan weer de auditieve dimensie op de voorgrond staan: er is dan wel gelijktijdigheid van beide zintuiglijke dimensies, maar alternatie qua belang ervan. Een bijzondere variant van die afwisseling is overgang van geluid van offscreen naar onscreen. Een variante is het pseudo-enkelvoudige beeld, waarbij een enkelvoudig auditief beeld (dialoog) visueel de beide sprekers laat zien vanuit een ander perspectief.

De elementen in beide lagen zijn principieel verschillend, maar hun tijdsverloop kan naar maat en/of boog gesynchroniseerd zijn. Zo kan: een scène bestaan uit iemand die spreekt of zingt op een maat terwijl hij stapt en gesticuleert (zelfmoordscéne in Lammermoor). Of zo kan het beeld op de wielen en de zuigers van een locomotief draaien weergeven, terwijl de zuigers een lineair geluid maken, en beide zijn gecoördineerd door de maat van het draaien. Naast articulatie kan er ook continuïteit zijn: bij inzoomen kan het geluid sterker worden.

De geleding van een enkelvoudig beeld kan bestaan uit herhaling van dezelfde elementen, maar ook uit verschillende elementen (die dan in meer ingewikkelde patronen kunnen worden gecomponeerd: afwisseling per twee of drie, enzovoort.): vraag en antwoord in dialoog met twee of drievoudig interactiepatroon (bv. dialoog ab, dialoog bc, dialoog ac, monoloog a, dialoog ab); de afwisseling tussen koor en acteurs in Grieks drama, of additietie zoals het octet in Mozarts Figaro; afwisseling tussen dialogen met monologen (als monologue interieur of aanspreken van publiek), de afwisseling tussen 'actie' en statisch zelfbeeld (de aria's).

Een enkelvoudig beeld kan ook diverse mimetische media omvatten: de tegenstelling tussen gesproken en gezongen in het singspiel; afwisseling tussen gezongen en instrumentale delen; afwisseling van gewone, verbale en (puur instrumentale) muzikale mimesis (instrumentale achtergrondsmuziek) in de auditieve dimensie van de film.

Met of zonder synchronisatie kan de compositie daarbij in elke dimensie verschillen, zoals wanneer een monoloog constant doorgaat terwijl de camera almaar van standpunt wisselt. Ze kunnen ook samenvallen: wanneer bij inzoomen het geluid sterker wordt.

Tot nog toe hadden we het alleen over fenomenale elementen. Maar de gecomponeerde elementen kunnen ook noumenaal zijn. Diachroon kan er afwisseling zijn tussen man en vrouw, tussen clans (Capulets and Montagues in Romeo en Juliet). Synchroon kan wat het gebaar vertelt het gesprokene inhoudelijk ofwel bevestigen en versterken, ofwel logenstraffen.


C. BIJ VERSCHIJNINGEN WAARVAN DE ENE DIMENSIE VERANDERLIJK IS EN DE ANDERE ONVERANDERLIJK


Dat is het geval als muziek wordt geleverd bij een schilderij, bij beelden met (gesproken) dialoog en bij stripverhalen met (geschreven) dialoog. Bij de stilstaande verschijningen is er alleen de compositie in de ruimte, bij de veranderlijke is er daarnaast ook de compositie in de tijd. Men kan dan ofwel de ruimtelijke structuur in tijdelijke omzetten (twee van links naar rechts naast elkaar staande figuren achtereenvolgens laten spreken). De elementen hebben hier niet eens een tijdmaat gemeen.


2. COMPOSITIE VAN HET MIMETISCH MEDIUM

Zoals aangegeven in de inleiding is er geen sprake van autonomie door suggestie of neutraliseren, zodat de compositie van de verschijning tevens die van het mimetisch medium is.


3. DE COMPOSITIE VAN PRODUCTIEVE MEDIA

Die bestaan in eerste instantie uit alle productieve scala's van de samenstellende verschijningen. Maar er zijn ook combinaties die zijn voorgevormd; denk aan het audiovisuele lichaam van de acteur en audiovisuele camera's. Er zijn ook voorgevormde uitvoeringsmedia: stomme film met piano, filmprojectie met piano, filmprojectie met stereo.


4. DE COMPOSITIE VAN HET MEDIUMAAL VELD

Het enkelvoudig beeld verschijnt op een meestal rechtshoekig scherm of op één scène voor ons. Er zij ook panoramische of sferische varianten (immersieve film of theater met surround). De composities van de auditieve en visuele dimensie zijn dan in de regel gelijk, maar ook er kan ook een tegenstelling zijn: scenisch filmscherm en panoramische surround sound.


5. DE COMPOSITIE VAN COMPOSITIES

Er is geen sprake van sprake van specifieke parameters van de pulirsensoriële combinatie en dus ook geen eigen compositie van composities. Wel mogelijke compositie van de compositie van noumenale en fenomenale verschijning. De compositie van de composities van de samenstellende elementen kwam al ter sprake in paragraaf 2.


6. OVER HET EFFECT VAN DE COMPOSITIE OP DE AARD VAN DE VERSCHIJNING


Bij haast alle audiovisuele verschijningen (toneel, opera, film) een neiging om de visuele en de auditieve dimensie permanent aan elkaar te koppelen.





 
 
ontdek
mijn nieuwe e-boek:


zelfomslag

het zelfbeeld
tussen spiegel en dagboek