INLEIDING
Tot slot moeten we aandacht hebben voor de wisselwerking tussen medium
en verschijning bij
optelling van meerdere enkelvoudige verschijningen
tot een meervoudige verschijning. De optelling kan homogeen zijn of
heterogeen. Onderzoeken we in
hoeverre er daarbij nieuwe vormen van autonomie kunnen ontstaan.
In alle gevallen ontstaan merkwaardige nieuwe
originelen zoals een retabel, een toneelstuk of een film, een opera, een
roman.
HOMOGENE OPTELLING
Er is simultane en successieve optelling.
We vinden simultane van onveranderlijke visuele beelden in retabels,
seriële beelden, en stripverhalen.
We vinden homogene optelling van (gewone, verbale, en muzikale) auditieve en
visuele verschijningen in de film; van onveranderlijke visuele verschijningen (decor),
veranderlijke driedimensionale audiovisuele visuele verschijningen
(acteurs), en verbale auditieve verschijningen in het theater; van
plurisensori:ele voorstellingen, al dan niet gecombineerd met auditieve
verbale nabootsing in het verhaal; van verhalend recitatief waarin monoloog
en/of dialoog, en koorzang zijn ingebed in het oratorium; herhaling van scènes opgedeeld in
recitatief, arioso en aria (mono of duet en koor) in de klassieke
nummeropera; van verschillende muzikale auditieve beelden in een suite of
een symfonie; van muzikale en verbale voorstellingopwekkende tekens gemengd met gewone auditieve
verschijningen ('van stoomfluiten en spreken) in 'Different trains' van
Steve Reich, enzovoort.
Hier doen zich geen nieuwe fenomenen voor, behalve dan wat de weergave
van de tijdsdimensie betreft.
Worden de afzonderlijke beelden simultaan gepresenteerd, dan kunnen er
conflicten zijn tussen de tijdruimtelijke structuur van de presentatie
en die van het origineel. Bij weergave van simultane gebeurtenissen
stelt zich de vraag hoe de verhoudingen tussen de gebeurtenissen in de
noumenale ruimte moet worden weerspiegeld in de mediumale ruimte: dat de
vier temperamenten van links naar rechts of op een kruis worden
gepresenteerd, betekent niet dat ze zich in de noumenale ruimte op
gelijkaardige plaatsen bevinden. En dat conflict is nog groter als de
simultane presentatie een tijdsverloop moet weergeven. Het conflict
wordt hier niet opgelost door de ons vertrouwde methodes van aanpassing
van de verschijning, neutralisering, of suggestie, maar door abstractie
te maken van de ruimtelijke ordening van de mimetische media bij
weergave van simultane verschijningen, en door lineaire lectuur van de
samenstellende beelden bij weergave van verschijningen die elkaar
opvolgen (van links naar rechts, van boven naar onder, in klokwijzerzin,
van het centrum naar de periferie, voor en achter op panelen en
retabels, en wat dies meer zij). Ook bij dergelijke lineaire lectuur kan
een conflict ontstaan als gebeurtenissen worden weergegeven die
simultaan plaatsgrijpen: die vallen dan weer buiten de lineaire lectuur.
Worden de beelden successief gepresenteerd, dan ontstaan er problemen
niet alleen met eventuele gelijktijdigheid van gebeurtenissen, maar ook
met eventuele verschillen tussen de opeenvolging van de presentatie
(tijd van het vertellen) en de opeenvolging in de noumenale tijd
(flashbacks en flashforward).
Vervolgens is er het probleem van de geleding van de ruimte en de tijd.
Bij geleding van de ruimte zullen in de regel verschillende
perspectieven op het gebeuren moeten worden gekozen (van close-up naar
panorama of vogelperspectief) en bij geleding van de tijd
fragmenten van uiteenlopende duur. Dat levert conflicten op als het
mimetisch medium bepaalde vereisten stelt aan het formaat (zoals in het
stripverhaal, waar de neiging bestaat alle beelden op dezelfde rij
dezelfde hoogte te geven, of bij seri:ële presentatie, waar de neiging
bestaat alle beelden hetzelfde formaat te geven). Hier is het bij
visuele beelden meestal de verschijning die wordt aangepast aan het
formaat omdat het beeldsubject zich meestal aanpast aan de
grootteverhoudingen in het beeld. Dat geldt ook voor toneelstukken en
opera's (scènes en bedrijven), romans (hoofdstukken, al vallen die niet
noodzakelijk samen met de samestellende enkelvoudige beelden), delen van
sonates of symfonieën.
HETEROGENE OPTELLING (1): SIMULTAAN
We vinden heterogene opteling van monochrome en polychrome visuele
verschijningen op het Lam Gods; van tweedimensionale met driedimensionale
beelden in vele jkathedralen (beelden versus glasramen) en retables; van verbale verschijning via verbale
voorstelling in
An Artist's Statement
van
Charlotte Young, of in While
we were holding it together
Deze media zijn autonoom omdat er in het medium trappen zijn die
ontbreken in de verschijning. Dit conflict kan gemilderd door aan elk soort
medium een ander soort verschijning te koppelen - vroeger of later (oud en
nieuw testament), of schijn en werkelijkheid zoals bij Charlotte Young. We
krijgen dan pseudoheteronomie door aanpassing van de verschijning.
HETEROGENE OPTELLING (2): SUCCESSIEF:
"The first condition for the use of color in a
film is that it must be, first and foremost, a dramatic factor. In this
respect color is like music. Music in films is good when it is necessary.
Color, too, is good when it is necessary.
1948, Eisenstein
Van heterogene optelling is er sprake als enkelvoudige verschijningen in
zwart-wit afwisselen met dito verschijningen in kleur.
Dat is het geval in "The Wizard of Oz"
Woody Allen's The Purple Rose of Cairo (Allen, 1985, US) JFK (Stone,
1991, US) or Space Cowboys (Eastwood, 2000, US).
Wings of Desire (remade as City of Angels) evenals
in Tarkovksy Roublev.
Het gaat hier om een autonoom mimetisch medium vermits de werkelijkheid
gekleurd is. Opheffen van het conflict kan hier door aanpassen van de
verschijning; de grauwe werkelijkheid in zwart-wit versus de wereld van
de kunst in kleur, zoals in Anton Roublev.
Een bekend voorbeeld is de negende symfonie van Beethoven waar woordloze
instrumentale muziek plots overgaat in woordhebbende
instrumentaal-gezongen muziek, net zoals bij Mahler en Schönberg.
Complexere voorbeelden vind je in Ivana Müller
HET EFFECT VAN AUTONOME MEDIA OP HET ORIGINEEL
Zoals bij combinatie van voorstelling en waarneming is hier meestal een
versterking van de eigenaard van de verschijning: de kleur in Anton Roublev
is veel kleuriger na een lange zwart-witfilm, en het zwart-wit wordt
retroactief pas goed grauw door het verschijnen van de kleuren. Veelal
wijzen mediumale verschillen ook op belang (tweedimensionaal
tegenover driedimensionaal).