het beeld: mimesis herbekeken
deel V: de wisselwerking tussen verschijning en mimetisch medium

hoofdstuk 2: in het auditieve beeld



INLEIDING

We wezen er al op dat muziek zelden als beeld wordt begrepen. Als dat al het geval is (programmamuziek), vergeet men meestal dat muzikale mimesis, naast verbale en gewone, slechts een bijzonder geval is van een meer omvattende auditieve mimesis, en dat er binnen het raam van de muzikale mimesis naast voorstellingopwekkende muziek en klanknabootsing het veel omvangrijkere domein is van onmiddellijke muzikale mimesis. Nog meer dan bij visuele mimesis (abstracte kunst), stelt zich hier het probleem dat de nieuwe wereld die wordt geschapen door muzikaliseren van spreken en andere geluiden, en vooral door absolute muziek, zo onwerkelijk is, dat het velen - bij uitstek degenen die het beeld tot onvoltooide mimesis willen herleiden - moeilijk valt hem te begrijpen als een wereld die tegelijk door de muziek wordt geschapen én nagebootst. Deze theoretische misvattingen verhinderen dat men inzake auditieve nabootsing, inzonderheid inzake muziek, principieel de vraag stelt naar de wisselwerking tussen het mimetisch medium en de verschijning. Bij het schrijven van het onderstaande betreden we dus grotendeels maagdelijk terrein.

Net zoals bij visuele mimesis, is er bij de auditieve, inzonderheid de muzikale, een uitgesproken wisselwerking tussen verschijning en mimetisch medium, al is ze hier niet zozeer te wijten aan de aanwezigheid van neutraliseerbare factoren, dan wel aan het gebruik van getrapte toonhoogtescala's.


HET CONFLICT TUSSEN ONMIDDELLIJK MIMETISCH MEDIUM EN VERSCHIJNING IN AUDITIEVE MIMESIS

Pas sedert de uitvinding van de geluidsopname en van de elektronische klankgeneratie beschikt auditieve mimesis over mimetische media met onbeperkte combineerbaarheid van kleinste elementen in continue scala's in alle parameters. In dat opzicht is de gewone auditieve mimesis verder ontwikkeld dan de visuele, waar er nog geen materialiteitsmedia zijn met onbeperkte combineerbaarheid. Alleen bij de weergave van ruimte zijn er nog problemen die niet bestaan bij het visuele.

Alle andere vormen van auditieve beelden schieten op één of meerdere vlakken tekort, en worden dan ervaren als autonoom - althans bij de weergave van originelen die continu variëren in alle parameters. Bestuderen we de verschillen bij achtereenvolgengs gewone auditieve, verbale, en muzikale mimesis.

1. bij gewone auditieve mimesis.

Bij de meeste geavanceerde vormen van auditieve mimesis worden alle geluidsgolven geproduceerd door een mediumdrager die alle mogelijke soorten geluiden kan produceren: een luidspreker. De weergave geldt ook de plaats in de ruimte (stereo, surround-sound). Alle beelden die worden weergegeven via luidsprekers zijn heteronoom tenzij de luidsprekers zwaar vervormend zijn.

Naast geluidsopname is er ook het nabootsen van de productie van de geluiden. Dat houdt in dat er gebruikt wordt gemaakt van een zeer specifieke productiewijze (een zeer specifieke mediumdrager), die slechts een bijzonder soort mimetisch medium kan produceren. Idealiter gaat het om dezelfde productiewijze (handgeklap nabootsen doorhandgeklap of stappen door stappen). Maar het kan ook gaan om toevallige (ad hoc) gelijkenissen: de weergave door gespecialiseerde geluidsinstrumenten, zoals kokosnoten voor paardenhoeven,of een  doek over een trommel voor wind. Een goed voorbeeld is de onweersbui die wordt nagebootst in Summerrain: knippen met de vingers, met beide voeten springen op de grond; het ademen dat wordt nagebootst door blazen van fluit in Sciarrino; het nabootsen van vogelgeluiden door menselijke stembanden; maar ook het nabootsen van de wind in Perseo e Andromeda Sciarrino. In al deze gevallen wordt pseudoheteronomie gerealiseerd door selectie van de verschijning. Maar ook aanpassing door neutraliseren komt voor: zo maakt men bij de weergave van paardengalop door tokkelen met de vingers op tafel abstractie van de toonhoogte en de klankkleur.

Pseudo-autonomie is standaard bij de geluidsopname van muziekinstrumenten: de opname kan in principe alle geluiden weergeven, maar beperkt sich tot muzikale klanken. Dat geldt ook voor vele elektronische muziek, die zich vaak beperkt tot bijzondere geluidsfamilies (allemaal sinustonen, allemaal ringmodulatortonen, allemaal ruisen, allemaal klopgeleuiden, ...).

2. Bij verbale mimesis:

Alle verbale auditieve mimesis van spreken is pseudoheteronoom (zoals het nabootsen van handgeklap door handgeklap). Vermits het nabootsende instrument hier hetzelfde is als het originele, is er niets geneutraliseerd en valt er niets te suggereren. Geen suggestieve of neutraliserende heteronomie dus.

Anders liggen de zaken bij nabootsen van andere geluiden door de gearticuleerde klanken van de taal: onomatopeeën zoals kukeleku en het hinniken van de Houyhnhnms. Hier is sprake van autonomie die wordt uitgevlakt door aanpassen van het originele geluid.

3. Heel anders liggen de zaken bij muzikale mimesis.

Muziek bestaat uit tonen met meestal vaste toonhoogte en geproduceerd op een instrumet met een welbepaalde kleur. Dat zijn zeer onnatuurlijke geluiden waarmee alleen muzikale geluiden kunnen worden nagebootst. Overal waar niet-muzikale geluiden moeten worden nagebootst is er dus sprake van autonomie.

Het conflict kan worden opgelost door selectie: nabootsen van vogelzang, klokkengelui, of andere muzikale geluiden door muziekinstrumenten.

Het conflict kan ook worden opgelost door de verschijning aan te passen. Standaard is hier het 'muzikaliseren', het omzetten van geluiden in tonen met vaste toonhoogte en met een bepaalde klankkleur - exemplarisch in omzetten van spreken met de stem tot zingen met de stem of spelen op een instrument. Drastischer is het omzetten van het draven van een paard in muzikale klanken in 'Die Post' van Schubert.

Een drastische vorm van aanpassen van de verschijning is het scheppen van nieuwe verschijningen. Vermits er vele muziekinstrumenten zijn, kunnen verschijningen almaar andere kleuren aannemen. Zolang er sprake is van omzetting in één kleur, kan men die lezen als neutralisering (te vergelijken met zwart-wit). Maar zodra er vele kleuren naast elkaar zijn, leest men de kleuren als nieuwe verschijningen (te vergelijken met een wereld met totaal afwijkende visuele kleuren). Als in een lied de zang van de zanger wordt nagebootst door een instrument, lezen we dat niet zozeer als een geneutraliseerde weergave, dan wel als het optreden van een nieuw 'instrumentaal zingend' muzikaal wezen. Dét paradigma's van het door mimesis geschapen origineel zijn de zingende mens, inclusief de woordloos zingende mens - de 'goddellijke' mens van Rousseau, Karfreitagszauber toegepast op de mens zelf - en de in II, 4 geïntroduceerde sonore wezens, zowat de tegenhangers van lichtende vormen in het visuele beeld. In alle gevallen waar geluiden worden gemuzikaliseerd wordt ook de wereld waarin ze weerklinken 'muzikaal', vooral als het gaat om de muzikalisering van onhoorbare bezegingen (denk aan de forellen van Schubert).
Vooral het toevoegen van bewegingopwekkende tekens transformeert de wereld in een bezielde wereld (exemplarisch in Balinese monkey chant Kecak, maar ook in bezielen van de treinen in Reichts Trains ) die ons ook in zijn bewegingen wil betrekken.

Aanpassing van de verschijning kan ook door neutraliseren. Een vorm van neutraliseren is al het vervangen van de kleur van het ene instrument door de kleur van een ander (lier van de Leiermann in piano). Maar van echte neutralisering is er pas sprake als variabliteit in kleur wordt vervangen door monochromie. Vermits de meeste klankbronnen que kleur monochroom zijn, doet zich dat niet voor. Wel is er neutralisering van klanksterktevariatie (onder meer op clavecimbel of orgel).

Er is ook aanpassing door suggestie. Bij het nabootsen van sprekende wezens is er een probleem met de weergave van het glijdende spreken en het zingen op vaste toonhoogte. Deze spanning kan worden uitgevlakt door over te gaan tot een continue scala (glissando op strijkinstrumenten - denk aan de strijkers in Rossini's kattenduo - blazers, ja zelfs pauken). Maar de getrapte scala's kunnen ook probleemloos suggestief worden gelezen als 'glissando': denk aan het spreken op de naar toon gescaleerde piano van Ablinger. Dan is er sprake van suggestieve heteronomie.

4. Bij heterogene media:

In het orkest worden instrumentem waarvan alleen de kleur is geneutraliseerd (van stem naar instrument) gecombineerd met instrumentem waarvan ook de toonhoogte is geneutraliseerd (slagwerk). Spanningen ontstaan hier als een melodie moet worden overgenomen door het slagwerk. Die spanning kan worden opgelost door bij slagwerk toonhoogte te veronderstellen: neutraliserende heteronomie.

Een andere veel voorkomende vorm van heterogeen medium is de combinatie van 'muzikale' (naar toonhoogte gescaleerde) elementen met gewone auditieve mimesis zonder gescaleerde toonhoogte (zoals in Sciarrino Autoritratto bv.).


DE WISSELWERKING TUSSEN MIMETISCH MEDIUM EN VERSCHIJNINGORIGINEEL

Vermits autonome auditieve media vooral in de muziek zijn aan te treffen, kunnen we ons bij de bespreking van het effect van autonome media daartoe beperken.

Ook wanneer de autonomie van het medium wordt opgeheven door aanpassing van de verschijning, door suggestieve lectuur, of door neutraliseren, blijft de mogelijkheid om af te wisselen tussen de letterlijke en de suggestieve of geneutraliseerde lectuur. Terwijl bij suggestieve of geneutraliseerd lectuur alles wat autonoom is aan het medium over het hoofd wordt gezien, valt het bij letterlijke lectuur des te meer op: pas tegen de achtergrond van de continue golfbeweging die ze moeten suggereren, valt op dat tonnladders getrapte scala's zijn, en pas tegen de achtergrond van de menselijke stem valt op dat de zang op het tokkelinstrument niet uit continue tonen bestaat. Deze dubbele lectuur beïnvloedt de manier waarop we de verschijning waarnemen - zodat ook die verschijning een nieuwe dimensie krijgt tengevolge van de aanweizigheid van een mimetisch medium. Geven we een overzicht.

Om te beginnen is er het effect van neutraliseren (voor zover het inderdaad wordt begrepen als neutralisering van diversiteit). Het effect van neutralisering van toonhoogte in klanksterkemedia is te meten aan de overgang van toonhoogte-klanksterktemedia naar klanksterktemedium zoals in Bartoks sonate voor slagwerk en piano's, of aan vergelijking tussen melodie en begeleiding in Bolero: weglaten van toonhoogte werkt primitiever, dwingender, minder genuanceerd door cadens. Daarom worden beide in de regel gescheiden (slagwerk versus melodie) in de gespecialiseerde onderdelen van een heterogeen medium. Het effect van neutralisering van kleur in toonhoogte-klanksterkte medium kan worden gemeten door vergelijking met muziek voor toonhoogte-klanksterkte-timbremedium: het bonte orkest tegenover het eenkleurige strijkkwartet, vierstemmige piano, consort of a capellakoor. Deze laatste combinaties komen strenger, ascetischer over. Voor zover het gevoel blijft bestaan van kleurige diversiteit - wat het geval is bij transcripties zoals die van Liszt - wordt de monochromie als autonoom ervaren en de omzetting als 'ascetischer'.

Moeilijker te omschrijven is het effect van het gebruik van getrapte toonhoogtescala's. Het is alsof de articulatie aan de gesuggereerde golfbeweging een veel nadrukkelijker karakter meegeeft. En dat geldt zeker voor het articuleren van de prosodie van het spreken naar toonhoogte en ritme. Het effect daarvan wordt in beide gevallen versterkt doordat de tonen daarbij tot bewegingopwekkende tekens worden die de impact nog vergroten.



 
 
ontdek
mijn nieuwe e-boek:


zelfomslag

het zelfbeeld
tussen spiegel en dagboek