WEDERZIJDSE POLYGAMIE
In vorig hoofdstuk herinnerden de hoeren ons eraan dat er naast
eenzijdige polygamie ook wederzijdse polygamie bestaat. Hoeren zijn
polyandrisch omdat ze met vele mannen omgaan, maar de hoerenlopers zijn
zelf weer polygien indien ze naast hun relatie met een vaste hoer ook
nog een relatie onderhouden met de vrouw met wie ze gehuwd zijn of
indien ze bij herhaling naar dezelfde hoeren terugkeren. Tot nog toe
moesten we polyandrie en polygynie ze als onverenigbare tegenstellingen
opvatten. Alleen dank zij een kunstgreep van de splitsing tussen de
seksuele en de werkende man konden beide verdicht worden in de formatie van
harem en koninkrijk. Dat ze in het bordeel een volkomen huwelijk kunnen
aangaan komt omdat noch de hoerenlopers, noch de hoeren aanspraak maken
op exclusiviteit: ditmaal aanvaarden ze elkaars polygamie.
Slechts noodgedwongen. En dat doet de vraag rijzen of er ook wederzijdse
polygamie bestaat die gewenst wordt. Een bevestigend antwoord op deze
vraag wordt sedert Plato gegeven door een lawine van auteurs, waarbij de
verdedigers van de polygyne natuur van de mens zoals Freud in het niets
verzinken, om nog maar te zwijgen van de verdedigers van de
polyandrische natuur zoals McLennan.
ATLANTIS EN UTOPIA
Wederzijdse polygamie verschijnt vaak als hemelse utopie bij volkeren
die er op aarde een andere praktijk op na houden. Bij sommige polygyne
indianenstammen worden de vrouwtjes schadeloos gesteld doordat ze in het
hiernamaals mogen vrijen met alle mannen die ze kunnen krijgen. Ook in
de islamitische hemel is er drukke seksuele omgang van alle mannen met
vele meisjes.
Andere utopieën zijn meer 'diesseitig' en dienen als richtlijn voor een
toekomstige praktijk. De oudste werd neergeschreven in 'de Staat' van
Plato, en lag aan de basis van vele latere utopieën in het Westen.
Plato's 'Staat' kan dan ook dienen als derde paradigma voor menselijke
relaties, na dat van Freud voor polygynie en dat van McLennan voor
polyandrie. Ideeën over gemeenschap van goederen die uitgebreid werd tot
gemeenschap van vrouwen leefden onder inspiratie van Plato bij vele
vroege Christenen, al werd ze hier ingekleed in termen van de universele
christelijke liefde: bemin je evennaaste als jezelf . Latere voorbeelden
vinden we in de 'Zonnestad' van Campanella, waarin het
'gemeenschappelijk bezit van vrouwen' wordt gepropageerd . De
Anglicaanse bisschop Petty was voorstander van 'Californische huwelijk',
waarbij zes mannen met zes vrouwen trouwen om de voortplanting te
bevorderen, maar vooral om de mogelijkheden voor seksueel genot te
verhogen . Weldra verschijnen socialistische versies van deze utopiën,
het duidelijkst bij Fourier, die in 'le mariage composé' het hoogste
stadium in de ontwikkeling van de vrije liefde ziet . Een merkwaardige
variant vinden we bij Schopenhauer, die in een onuitgegeven manuscript
pleit voor zgn 'tetragamie'. Twee jongemannen nemen samen één jonge
vrouw, als zij te oud geworden is nemen zij een tweede jonge vrouw
erbij. Op die manier zijn twee vrouwen onder dak en elk der mannen
betaalt slechts voor één . In de hippietijd zagen velen met het uur van
het kapitalisme ook dat van het monogame huwelijk geslagen of met het
tijdperk van het communisme ook dat van de commune aangebroken (zie bv.
Kommune 2 in Berlijn).
Tegenover deze utopieën staan de theorieën die de gemeenschap van
vrouwen in de oertijden projecteren. De Grieken geloofden dat aan de
gemeenschap van vrouwen een einde gesteld werd door Kekrops, de eerste
koning van Athene. We vinden deze theorie terug bij Lucretius en Ovidius.
Bij paus Clemens, derde opvolger van Petrus wordt ze gekoppeld aan de
christelijke leer van de zondeval. Clemens meent dat alles wat zich op
de wereld bevindt 'gemeenschappelijk gebruikt had moeten worden door
iedereen' maar dat 'kwade invloeden ervoor zorgden dat de een zich
eigenaar van dit en de ander eigenaar van dat begon te noemen' en
verwijst daarbij naar Plato.
Een nieuwe impuls krijgt deze oude theorie bij Fourier die meende dat in
de oertijden de 'mooie en sterke wilde' geen 'enkel vooroordeel of
beperking' inzake liefde erkende en zich overgaf aan vrije liefde.
Vooral Bachofen echter gaf aan het antieke model van Plato zijn moderne
gedaante. Het eerste stadium van het matriarchaat wordt door hem als 'afroditisch'
aangeduid. In dit stadium is er alleen tussen moeder en kind een
exclusieve band, terwijl er tussen de geslachten een 'ongeregeld
hetaerisme' heerst . De mannen zijn daarbij verbonden door een gevoel
van algemene broederlijkheid en delen op grond daarvan hun vrouwen, die
zoals gezien 'niet om in de armen van een enkeling te verkommeren, door
de natuur met al hun charmes werden getooid' . Bij Nietzsche wordt
Bachofens 'afroditisch' stadium omgedoopt tot 'dionysisch' en tegenover
het 'apollinische' geplaatst, zodat de tegenstelling tussen matriarchaat
en patriarchaat vervangen wordt door die tussen twee mannelijke goden.
De verwantschap van het dionysische bij Nietzsche en het afroditische
bij Bachofen blijkt duidelijk uit de nauwelijks verhulde toespelingen op
een 'algemene promiscuïteit', waarvan echter niet geëxpliciteerd wordt
of ze als feestelijke uitbarsting moet begrepen worden waar we bij de
orgie op terugkomen dan wel als durende toestand van 'oercommunisme' .
Bachofens idee van 'hetaerische' oertijden wordt overgenomen door
McLennan en Lubbock. Vooral het werk van Morgan betekende een doorbraak.
Terwijl Bachofen zich vooral steunde op historische bronnen, baseerde
Morgan zich op het onderzoek van niet Westerse samenlevingen. Hij was
een grote bewonderaar van Bachofen en zond hem zijn boek. Voor Morgan is
de oudste vorm van seksuele samenleving het 'groepshuwelijk' ('poenaloeahuwelijk').
Dit groepshuwelijk wordt niet alleen gekenmerkt door gemeenschappelijke
bezit aan vrouwen, maar ook aan eigendom in het algemeen. De trend wordt
voortgezet door Engels die het groepshuwelijk bestempelt als
'oercommunisme' . Het succes van deze theorie is niet meer te stuiten:
we vinden versies ervan bij Giraud Teulon, Letourneau, Lippert, Spencer.
Westermarck ontkent nadrukkelijk dat er ooit een oercommunisme zou
bestaan hebben, maar zijn aanval wordt gepareerd door nieuw materiaal
uit Australië dat aangedragen wordt door Spencer en Gillen en door
Howitt. Het oercommunisme wordt dan ook verder verdedigd door Kohler,
Wilken, Kropotkin, Bloch , Frazer en Rivers. Vermelden we vooral 'The
Mothers' van Briffault, die uitgaat van een groepshuwelijk tussen de
broeders van een clan met alle vrouwen van een andere . Er is een
revival van deze theorieën in de tijd van Nieuw Links, de commune en het
feminisme. Zo heeft Borneman het over de 'libertijnse levensstijl' in de
periode die voorafgaat aan de patriarchale culturen .
Vooral de vlucht van het primatenonderzoek na de Tweede Wereldoorlog gaf
nieuwe impulsen aan voorstellingen over wederzijdse polygamie. Het bleek
dat bij de vele primaten een groep polygyne mannetjes strijdt om de
dominerende positie in een soort collectieve harem. Dat kan leiden tot
een 'one-male group' of tot een 'multi-male group', maar vermits de
positie van de leider in een 'one-male group' bestendig betwist wordt is
er geen sprake meer van een souvereine alleenheerser zoals bij Atkinson.
Dat houdt in dat de polyandrie van de wijfjes wordt erkend: zij vrijen
met meerdere mannetjes. De voorstelling van een polygyne harem wijkt
daarbij voor het beeld van wederzijdse polygamie. De conclusies over de
seksuele relaties bij de oermens laten niet op zich wachten. Als reactie
op (socio)biologen zoals Tiger en Fox, Barasch, R. Smith, Shepher, die
zoals gezien pleiten voor polygynie, leggen andere auteurs de nadruk op
bijbehorende polyandrie van de vrouw. Scherfey meent dat de vrouwen in
de pre-agriculturele periode seksueel te hevig waren om zich aan één man
te binden. Hrdy neemt aan dat het voordelig was voor de vrouw om
'nymfomaan' met zoveel mogelijk mannen te vrijen en ze daarbij in
onzekerheid te laten over het vaderschap, om aldus de potentiële vaders
ertoe te bewegen haar kinderen te beschermen en te voeden . Smith
ziet de overgang van homo erectus naar jagersbestaan gepaard gaan met de
R. overgang van exclusieve harem naar wederzijdse polygamie, vermits de
achtergebleven vrouwtjes niet meer beschermd konden worden tegen de
benadering van loslopende mannetjes Margulis neemt met Smith aan dat
de vegetarische australopitecus 'in zijn harem seksueel relatief trouwe
vrouwtjes had zitten', terwijl homo erectus 'sociaal, communicatief en
promiscu was'. Margulis heeft het in quasi Nietzschiaanse termen over
een 'groot gezamenlijk liefdesfeest, waarbij niemand een ander
toebehoorde' . Ook hier zien we weer hoezeer oercommunisme met het idee
van een orgie verbonden is.
REËEL EXISTERENDE COMMUNES
Reeds van in de Oudheid stellen Grieken de aanwezigheid van wederzijdse
polygamie vast bij andere volkeren (Herodotos, Strabo). Christelijke
auteurs vermelden het bestaan ervan bij de heidense Slaven. Vooral na
de ontdekkingsreizen interpreteren velen de seksuele relaties bij de
primitieven als oercommunisme. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de
Zonnestad van Campanella, een verhaal dat vermoedelijk geïnspireerd is
op eerste antropologische berichten vanuit Soematra of Ceylon. Auteurs
als Morgan, Engels, Frazer en Briffault lezen huwelijksklassen bij
primitieven als groepshuwelijk. Er is echter alle reden om dergelijke
interpretaties in twijfel te trekken. Huwelijksklassen bepalen in
werkelijkheid het reservoir van kandidaten waaruit men zijn (monogame,
polygyne of polyandrische) partner mag kiezen. Het is echter niet omdat
Christenen geacht worden met Christenen te trouwen of Japanners met
Japanners dat ze daarom met zijn allen één grote commune vormen. Niet
alleen huwelijksklassen, ook de verwantschapsterminologie, zoals de
uitbreiding van de term 'broer' of 'zus' tot andere leden van de groep,
was aanleiding tot de nodige verwarring (bij Morgan bijvoorbeeld). Het
gaat hier dus om verkeerde lectuur van antropologisch materiaal.
Wel is waar dat er bij sommige stammen de gewoonte bestaat om met gasten
niet alleen zijn tafel te delen, maar ook nog zijn bed. Lowie beschrijft
hoe de Chuckchee in Siberië elkaars vrouwen gebruiken gedurende hun
tochten waarbij ze verschillende kampen aandoen. Omdat hij seksuele
relaties niet tot het huwelijk rekent komt hij desalniettemin tot de
conclusie dat we hier niet met een 'groepshuwelijk' te maken hebben,
maar met een 'individueel huwelijk getemperd door de occasionele en
tijdelijke uitbreiding van het seksuele recht van de echtgenoot'. Ook
bij de Dieri in Australië spreekt Howitt volgens Lowie ten onrechte van
groepshuwelijk: er is een hoofdechtgenoot die toestemming moet geven.
Lowie wil hoogstens het bestaan van 'seksueel communisme' toegeven.
Maar ook seksueel communisme is wederzijdse polygamie. Bij
'groepshuwelijk' of 'oercommunisme' denkt men in de eerste plaats aan
seksuele relaties, en niet aan het 'economisch' contract waartoe Lowie
het huwelijk wil reduceren. De triomfantelijke ontkenning dat het
'groepshuwelijk' ooit zou bestaan hebben is dan ook een staaltje van
antropologische sofistiek. Ook Malinowski maakt zich van het probleem
van het oercommunisme af door seksuele relaties niet tot het huwelijk te
rekenen. Murdock vermeldt het groepshuwelijk bij de Kiangang in
Brazilië (bij 8% van de relaties), maar meent net zoals Lowie dat er bij
de Chuckchee en de Dieri geen sprake is van huwelijk omdat het slechts
over seksuele en niet over economische samenwerking gaat. We vinden
tenslotte vormen van dergelijk seksueel communisme ook bij de ongehuwden
die de tegenhanger vormen van de haremhoudende bovenlaag. Zo wijst
Tannahill erop dat de armen in Egypte vaak in een soort communes leefden
.
Ook leviraat* (een vrouw huwt met een man en zijn broers) en sororaat*
(een man huwt met een vrouw en haar zussen) worden door vele auteurs
beschouwd als resten van het groepshuwelijk . Beide gebruiken zijn wijd
verbreid maar komen veelal afzonderlijk voor . Pas de combinatie van
beide wanneer een reeks broers en reeks zussen huwt is wederzijdse
polygamie . Andere varianten vinden we bij de Banyoro in Oeganda waar
elke broer seksuele rechten kan laten gelden op de vrouw van zijn
broers. In de andere gevallen hebben we te maken met eenzijdige
polygamie: sororale polygynie of fraternale polyandrie.
In tegenstelling tot het puur economische groepshuwelijk is 'seksueel
communisme' uiteraard een sterk verbreide praktijk geweest vooral waar
de neiging om slippertjes te maken niet verboden was, maar in geregelde
banen geleid werd door de bovenbeschreven seksuele voorrechten. In
kleine gemeenschappen zoals stammen en hordes komen dezelfde mannen
daarbij noodzakelijkerwijze steeds bij dezelfde vrouwen terecht, zodat
hun relatiepatroon bestempeld kan worden als wederzijdse polygamie. Wel
kunnen we ons de vraag stellen in hoeverre het hier gaat om wederzijdse
polygamie als gewenste samenlevingsvorm: dat een en ander stiekem
gebeurt of aan strenge reglementering onderworpen is doet eerder het
tegenovergestelde vermoeden. Hetzelfde geldt voor de vrije omgang tussen
jongeren in vele stammen: die mondt immers uiteindelijk uit in monogame
relaties.
Gewenste wederzijdse polygamie daarentegen is geenszins 'oer'communisme,
maar een late verschijning in de geschiedenis: de eerste sporen ervan
verschijnen pas na de ontwikkeling van handel en staten. Gemeenschap van
vrouwen werd aanvankelijk met christelijk gedachtegoed gelegitimeerd.
Naast gemeenschap aan goederen werd door vele vroege
christengemeenschappen ook gepleit voor 'gemeenschap van vrouwen.
Al werd dergelijke gemeenschap vaak in economische zin (gemeenschap aan
vrouwen als arbeidskrachten) begrepen, omvatte ze in andere
gevallen ongetwijfeld ook gemeenschap aan vrouwen. Ook in vele latere
christelijke economische communes ('coperatieven') werd seksuele
gemeenschap bij de enen nadrukkelijk ontkend (bijvoorbeeld door de Shakers), bij andere
daarentegen openlijk bevestigd. Uitgesproken seksuele varianten vinden
we bij de Spiritualisten in de 13de eeuw , bij de Ranters na de
onthoofding van Charles I in 1649, evenals in de commune die in 1849 te
Oneida gesticht werd door de 'Perfectionisten' van John Humphrey Noyes
alwaar het 'complex marriage' ongeveer dertig jaar bleef bestaan en bij
de Bible Communists.
Weldra verschijnen ook socialistische communes, met de theorieën uit de
Oudheid (Plato) en uit de antropologie (Bachofen, Morgan) als
legitimaties en inspiratie. Waar communisme en anarchisme gepaard gingen
met feminisme moest dat noodzakelijkerwijze resulteren in theorieën over
wederzijdse polygamie. Geen wonder dat pas in de socialistische communes
principieel het economisch communisme (als coöperatie met collectief
bezit van de produktiemiddelen en/of gelijk loon) openlijk gekoppeld
wordt aan gemeenschap van vrouwen. In 1826 stichtte Frances Wright 'Nashoba',
een landbouwcommune in de buurt van Memphis. Tegen 1840 verbreidden de
Fourieristisch communes zich in de Verenigde Staten. De leden werden
geacht zich te verenigen in erotische 'vierhoeken, sextetten of
octetten', ja zelfs 'orkesten van de hartstocht' . Ook na de Russische
Revolutie werd druk geëxperimenteerd met seksuele communes en bij de
Zionisten pleit Meir Yaari bij de stichting van de commune Bitania in
1920 voor de koppeling van economisch en erotisch communisme . Dat neemt
niet weg dat vele verhalen over 'vrije liefde' in de eerste zionistische
nederzetting (o.m. het legendarische Beth Alfa) berusten op mythevorming
. Ook de meer anarchistisch geïnspireerde kunstenaars bouwden communes
uit. Het gedachtengoed van Bachofen kende een revival rond 1900 bij de 'Münchener
Kosmiker', een groep van dichters, filosofen en kunstenaars, waaronder
Klages en Woflkehl en waaraan Stefan George verwant was. Ook de
schilders van 'Die Brücke' leefden een tijdlang in een seksuele en
economische commune. De oude socialistisch feministische inspiratie
kende een heropleving in de zestiger jaren gedurende de periode van
Nieuw Links. In de Verenigde Staten waren er de commune van Victor
Branco, van Alex Comfort, de landbouwgemeenschap van Lama in New Mexico,
de hippie commune van Oz en die van Twin Oaks, de anarchistische commune
van Red Clover en de (Reichiaanse) commune van Bryn Athin, de commune
van het 'Living Theatre'. Op het Europese continent vermelden we de
Reichiaanse commune rond Otto Mühl in Wenen. Deze commune
fungeerde als een soort bedevaartplaats voor gelijkaardige groepen in
andere landen, zoals de commune 'Vol Sap' te Amsterdam (zie: 'Otto
Mühl: van de happening naar de commune'). Talloze communes
verrezen ook in Frankrijk, Duitsland, Scandinavië, Japan en India .
Voorstanders van wederzijdse polygamie stellen zich in de regel een
soort 'groepshuwelijk' voor, waarbij een aantal mannen en een aantal
vrouwen vrije omgang hebben met elkaar. Dit is echter niet de enige vorm
waarin wederzijdse polygamie kan gerealiseerd worden. Het is ook
denkbaar dat de vrouwen uit de harem van een polygyne man er zelf weer
een polyandrische harem op na houden, waarin mannen verzameld zijn die
zelf weer eigen harems hebben enz. We kunnen deze variant van
wederzijdse polygamie als de asymmetrische onderscheiden van de
symmetrische in de commune. Deze asymmetrische variant heeft met de
commune gemeen dat één man wel vele vrouwen heeft en één vrouw vele
mannen, maar verschilt ervan doordat ze geen gesloten groep vormt met
gemeenschappelijke partners. Als bv. een man mag slapen met de zussen
van zijn vrouw en een vrouw met de broers van haar man, dan hebben die
broers geen toegang tot haar zussen, en haar zussen geen toegang tot
zijn broers. We wezen er reeds op hoe een dergelijk patroon voorkomt bij
de 'polyandrische' volkeren in het Himalayagebied en Noord India. Op
beperktere schaal vinden we de asymmetrische variant ook in de 'vrije
liefde' van de anarchisten en als puur seksuele relatievorm in het 'open
huwelijk', waarbij elke partner er een of meerdere andere kan op na
houden. Woordvoerder voor deze trend was het echtpaar O'Neill. Een
bijzondere versie daarvan is de 'partnerruil'. Dit 'swinger phenomenon'
werd uitvoerig besproken in het boek 'Group marriage' van Bartell.
Wederzijdse polygamie is wel zeer vaak verdedigd, maar kan zich
nauwelijks beroepen op een bestaande praktijk. De lijst van voorbeelden
hierboven lijkt alleen maar indrukwekkend. In werkelijkheid verzinkt ze
in het niets in het aanschijn van andere huwelijksvormen. Bovendien
waren alle experimenten zowel de symmetrische van de commune als de
asymmetrische van het open huwelijk van korte duur en zeer labiel. Het
gemeenschappelijk bezit van de vrouwen lijkt dan ook de utopische of
atlantische droom bij uitstek. Het is slechts een programma, waarvan de
uitvoering steeds opnieuw mislukt. Vooraleer we onderzoeken waaraan dat
te wijten is moeten we eerst nog even de aandacht vestigen op het feit
dat er verschillende soorten communes zijn.
SOORTEN COMMUNES
In het bovenstaande moesten we onderscheid maken tussen het seksuele en
het economische (coöperatieve) aspect. Dat heeft uiteraard te maken met
het feit dat de liefde tussen man en vrouw bestaat uit verleiden,
vrijen, ouderschap en samenwerken, die vaak geïsoleerd worden tengevolge
van de perverse trend en de ontwikkeling van economische ongelijkheid .
Dat heeft tot gevolg dat we eigenlijk vier soorten communes en
combinaties ervan moeten onderscheiden.
Het meest tot de verbeelding spreekt de seksuele commune waar we
hierboven vooral de aandacht op vestigden. Minder vertrouwd voor moderne
westerlingen is het idee van een voortplantingscommune bestaande uit
vaders en moeder. De omgang in de communes van Plato en Campanella moet
in eerste instantie begrepen worden in termen van bevruchting en
opvoeding. Vooral sedert de opkomst van de door Malthus en Darwin
geïnspireerde eugenetica*, overwegen velen de scheiding tussen
(onvruchtbare) seksuele relaties en selectieve voortplanting. Deze
scheiding tussen vrijen en voortplanting leidt tot de ontwikkeling van
de voortplantingscommune. Russell pleit voor loskoppeling van liefde en
ouderschap en wil voortplanting reserveren voor daartoe geschikte
ouders. Tijdens de Nazi periode kan het Lebensborn project beschouwd
worden als een bevruchtings- en opvoedingscommune, waarbij onwettige
kinderen van ouders die een geschikte 'Ahnentafel' konden voorleggen aan
de bijzondere zorgen van de nazi-staat werden toevertrouwd. De
voortplantingscommunes zijn de wetenschappelijker tegenhangers van de
harems als voortplantingsmachine: de haremhouder is niet noodzakelijk de
drager van de gewenste genen en de haremvrouwen al evenmin. De oervader
moet zijn rol als fokstier afstaan aan exemplaren die hun positie niet
aan economische maar aan genetische macht ontlenen. Hitler die overigens
slechts één teelbal bezat moest daarbij de plaats ruimen voor een schare
van uitverkoren blonde Germanen van beiderlei kunne, en zichzelf
tevreden stellen met het uitreiken van brevetten aan Duitse moeders.
Vervolgens is er de commune waarin mannen en vrouwen een economisch
gemeenschap vormen zoals anders man en vrouw in een 'mariage de raison'.
We wezen er reeds op hoe in dergelijke communes (zoals bv. ook in
kloosters) de seksualiteit vaak met nadruk wordt geweerd. Dat komt omdat
seksualiteit vaak vereenzelvigd wordt met het paar, dat het economisch
communisme van de gemeenschap dreigt te verbreken. In andere gevallen
wordt economische polygamie gecombineerd met seksuele monogamie. Slechts
in een minderheid van de gevallen gaat ze gepaard met seksuele
'gemeenschap van vrouwen'.
Ten slotte moeten we ons de vraag stellen of er ook wederzijdse polygamie
op vlak van verleiding bestaat. Dat zou inhouden dat alle vrouwen zich
aan alle mannen tonen en dat deze mannen naar alle vrouwen zouden willen
kijken (en omgekeerd voor mannelijke schoonheid). We zagen reeds dat
deze vorm van wederzijdse polygamie niet voorkomt, omdat mannen niet
alle vrouwen, maar slechts de mooiste vrouw willen zien: eenzijdige
polyandrie is hier dus de regel. Dergelijke simultaneïteit van
polyandrie en polygynie ziet men bijvoorbeeld op naaktstranden, waar
vele mannen kijken naar de mooiste vrouwen en vele vrouwen naar de
mooiste mannen.
MEER IS MINDER
Na dit overzicht over de verschillende soorten communes kunnen we ons
buigen over de vraag hoe het komt dat wederzijdse polygamie zo'n
zeldzaam en steeds mislukkend verschijnsel is. Dat lijkt op het eerste
gezicht bevreemdend. Wederzijdse polygame verlangens sluiten elkaar
immers niet uit en geven dan ook geen aanleiding tot het conflict tussen
de polygyne wensen van de man en de polyandrische wensen van de vrouw
zoals bij eenzijdige polygamie. Bovendien is ze perfect verenigbaar met
het gelijke aantal mannen en vrouwen. Niets lijkt de realisering ervan
in de weg te staan.
Tenzij dan de ijzeren wet dat de kwaliteit van relaties afneemt naarmate
hun aantal toeneemt. Uitgerekend de vermenigvuldiging van de relaties
die door zovele mannen en vrouwen wordt gewenst, leidt niet tot een
verheviging van de contacten (liefde), maar tot vervluchtigen ervan. Dit
is bijzonder duidelijk op het vlak van vrijen. Wederzijdse polygamie
veronderstelt een gelijke frequentie van het optreden van de behoefte om
te vrijen bij beide geslachten. Nemen we aan dat twee partners hun
vrijbehoefte op elkaar afstemmen. Er kan dan per paar een optimaal ritme
bereikt worden. Wil zo'n paar zich uitbreiden tot commune met vier, dan
staat het voor de keuze: ofwel verdubbelt iedereen zijn ritme, maar dan
vrijen allen slechts met de helft van hun gebruikelijke enthousiasme,
ofwel houdt iedereen zijn ritme constant, maar dan vrijen allen met
eenzelfde partner slechts half zoveel keer. In beide gevallen daalt de
kwaliteit van elke afzonderlijke seksuele relatie.
En dat argument geldt nog meer voor eenzijdige polygamie. Naar
aanleiding van de 3.333 vrouwen van de Asjanti chef laat Lubbock zich
ontvallen: 'Niemand kan van zoveel vrouwen houden en het is ondenkbaar
dat zo'n aantal vrouwen ook maar de minste affectie zouden vertonen voor
één enkele man' .
VERJAGEN, CASTREREN OF DODEN....
Nemen we echter aan dat de kwaliteit van de relaties slechts begint te
dalen vanaf een bepaalde grens en dat aanvankelijk het genot alleen maar
vermenigvuldigd wordt. Dan duikt een nieuw probleem in alle omvang op:
de aanwezigheid van aantrekkelijkheidspiramides.
In het voorgaande zagen we dat de mannen zich meester maakten van de
rijkdom, als reactie op het feit dat ze anders willoos ondergeschikt
zouden worden aan de schoonheid van de vrouw. De asymmetrische ruil
tussen rijkdom en schoonheid leidde tot een complexe sociale
architectuur met bovenaan polygyne harems, in het midden monogame paren
en onderaan een verzameling van ongehuwden. Om wederzijdse polygamie te
realiseren zouden we om te beginnen de aantrekkelijkheid moeten
herstellen van beide geslachten op alle vlakken: schoonheid, vrijen,
ouderschap en economisch vermogen. Niet voor niets vallen voorstellen
voor wederzijdse polygamie steeds samen met de eis naar economische
gelijkheid. In de mate dat die gerealiseerd wordt zou de eenzijdige
belangstelling van de vrouw voor de economische positie van de man
afnemen en zich terug spreiden over zijn veelzijdige natuur. Omgekeerd
zou de belangstelling van de man zich dan ook veelzijdiger richten op
andere eigenschappen van de vrouw dan haar schoonheid alleen.
Dan duikt echter een nieuw probleem op: economische gelijkheid - gesteld
dat die gerealiseerd kan worden - heft de verschillen op andere
terreinen niet op, en daar is de ongelijkheid principieel niet op te
heffen. Beide geslachten rangschikken elkaar voor elke aantrekkelijke
eigenschap op verschillende niveaus van verschillende piramides. En van
zodra de partners tot keuze overgaan moet dat ook hier uitmonden in
feitelijke monogamie. Onder het voorteken van wederzijdse polygamie gunt
de aantrekkelijkste man zijn vrouw wel meerdere mannen, maar zal zelf
hij alleen genoegen nemen met de aantrekkelijkste vrouw en vice versa,
en zo het rijtje af tot aan de basis van de piramide. Wel zijn er
ditmaal vele terreinen waarop men zich van anderen kan onderscheiden en
wie op het ene terrein uitblinkt schittert niet noodzakelijk op het
andere. Maar dat verandert niets aan de fundamentele dynamiek.
Pleidooien voor wederzijdse polygamie zien klaarblijkelijk over het
hoofd dat mensen niet even aantrekkelijk zijn. Daarom zijn het
noodgedwongen utopieën. Dat verraadt zich in de overspannen gevoelens
van 'broederlijkheid' en 'vreedzame samenleving' en 'delen' die met
wederzijdse polygamie verbonden zijn. In alle beschrijvingen wordt de
nadruk gelegd op de wijze waarop mannetjes even broederlijk hun
vrouwtjes met elkaar delen als vrouwtjes hun mannetjes zusterlijk. We
herinneren aan het 'afroditische' bij Bachofen, de 'dionysische orgie'
bij Nietzsche en het 'liefdesfeest' van de homo erectus bij Margulis. De
omduiding van de aantrekkelijkheidspiramide tot egalitaire en vreedzame
commune is een gevolg van de verdringing op de manier waarop mannen en
vrouwen hun concurrenten agressieloos verduisteren tengevolge van hun
verschil in aantrekkelijkheid.
In de bovenbesproken theorieën zijn dan ook overal de sporen van het
verdrongene aan te treffen. In Plato's staat worden de partners
toegewezen via (gemanipuleerde) loting, wat impliceert dat vrije keuze
is opgeheven. Campanella ontkent gewoonweg het probleem door te beweren
dat er in zijn Zonnestad helemààl geen lelijke vrouwen zijn. Dat neemt
niet weg dat zelfs in de Zonnestad 'meesters en meesteressen' de rol van
Plato's lot moeten overnemen: 'Omgang met goed ontwikkelde, mooie
vrouwen is uitsluitend voorbehouden aan goed ontwikkelde mannen die tot
veel in staat zijn, omgang met dikke vrouwen alleen aan magere mannen,
en omgang met magere vrouwen alleen aan dikke mannen: dit om een gunstig
gemiddelde te krijgen'. Leuk dat er ook aan boekenwurmen is gedacht: zij
krijgen ter compensatie 'jonge krachtige vrouwen' . Ook Fourier denkt
het probleem weg met de veronderstelling dat in de toekomst alle mensen
'rijk, beschaafd, eerlijk, beminnelijk, deugdzaam en mooi' zullen zijn.
Een slecht geweten over deze verdringing verraadt zich bij hem in de
instelling van het 'angelicaat', waarbij de mooiste paren aan 'amoureuze
filantropie' moeten doen ten gunste van de minder aantrekkelijken en de
bejaarden! . Niet alleen de afname van de kwaliteit van de relaties met
de toename van het aantal ervan, maar ook de aanwezigheid van
aantrekkelijkheidspiramides is verantwoordelijk voor de tendentiële
vernauwing van de 'gemeenschap van vrouwen' tot steeds kleinere
gemeenschappen van uitverkorenen en tenslotte tot monogamie. Vele
religieuze en socialistische communes bv. de commune van Humpfrey Noyes
te Oneida losten uiteindelijk op in een reeks monogame relaties en
partnerruil resulteerde vaak in hertrouwen van de twee bestgeplaatste
partners.
Bij eugenetische voortplantingscommunes wordt het bestaan van
aantrekkelijkheidspiramides onverbloemd erkend in de aard van het opzet
zelve. Bij Russell en in Hitlers 'Lebensborn' mogen alleen uitverkoren
fokstieren en dito baarmoeders deelnemen aan het 'voortplantingsfeest',
terwijl minder fortuinlijke kandidaten worden uitgesloten. Zij moeten
zich beperken tot omgang met hun monogame partner of worden helemaal van
voortplanting uitgesloten, voor zover hen niet het ergere lot van de
castratie of de vergassing beschoren is. Nog in de verdoken eugenetica
van spermabanken verraadt zich de uitsluiting in de selectie van
spermadonors of de eisen van van de vrouwen die door dit geselecteerde
sperma bevrucht moeten worden (bv. de vraag naar blank sperma bij zwarte
vrouwen).
De schijnwerpers op de broederlijke harmonie in de tempel van de commune
onttrekken alleen maar aan de blik wat zich afspeelt buiten de heilige
muren. Oervaders en oermoeders sluiten broederlijk én zusterlijk de
rangen om - ditmaal gezamenlijk, communaal, broederlijk en zusterlijk
veeleer dan oervaderlijk of oermoederlijk - de ongewensten te 'verjagen,
te castreren of te doden'.
JALOERSHEID
Even overspannen als de nadruk op de broederlijkheid in de commune is de
nadruk waarmee elke jaloezie wordt ontkend. Gemeenschap van vrouwen
lijkt synoniem met afwezigheid van elke aanspraak op eigendom en
bezitterige jaloersheid. Dat is een dubbele illusie.
In de eerste plaats ziet men gemakshalve over het hoofd dat er in élke
relatievorm jaloersheid tegenover indringers bestaat. Jaloersheid is
geenszins een privilege - laat staan het fundament - van monogame
relaties. In de harem reageren de haremvrouwen jaloers op elke
uitbreiding van de bestaande harem met een vrouwelijke indringer . In
Chinese harems bestonden er vaste procedures om deze jaloerse reacties
te milderen . De eunuchen zijn stomme getuigen van de jaloersheid van de
haremhouder op mannelijke indringers. En ook bij wederzijdse polygamie
in de commune zijn indringers niet welkom. We beschreven hierboven reeds
hoe de broeders en zusters communaal de buitenstaanders uitsluiten. Op
gelijkaardige wijze bepalen huwelijksklassen, waarvan velen aannamen dat
ze resten zijn van een groepshuwelijk, niet alleen met welke partners
men wèl mag huwen, maar in eerste instantie tot welke partners men géén
toegang heeft. Zij omschrijven het 'collectieve' eigendom aan seksuele
partners en bepalen op welke indringers men jaloers of agressief zal
reageren. Geen enkel lid van een clan zou de vrouwen waar hij recht op
heeft willen afstaan aan een andere clan of aan een vijand. En hetzelfde
geldt tenslotte voor gemeenschappen waarvan de leden geacht worden
onderling te huwen (endogamie*): die leidt tot collectieve jaloersheid
van de endogame groep op buitenstaanders. Verwijzen we naar de
jaloersheid van blanke mannen op negers die hun vrouwen komen belagen of
die van Vlaams Blokkers op de 'Noord Afrikanen' die Vlaamse meisjes
komen versieren. Een bijzondere variant van deze collectieve jaloersheid
komt tot uiting in het verschijnsel dat in vele landen de nationale
hoeren niet toegankelijk zijn voor buitenlanders of in religieuze
voorschriften dat christelijke hoeren geen joden of islamieten mochten
ontvangen.
Elke relatievorm schermt zich jaloers en bezitterig af tegen indringers
of weglopers. Om zichzelf dit inzicht te besparen stellen velen zich de
gemeenschap van vrouwen in de oertijden als universeel voor, zodat er
helemaal geen buitenstaanders voorkomen. Bij Bachofen, McLennan en
Morgan kan men zich niet van de indruk ontdoen dat ze zich voorstellen
hoe de gehele mensheid in één omvattend hetaerisme betrokken was. Het
idee van een universeel broederschap overleeft in de term
'oercommunisme' die in de literatuur even onuitroeibaar leek als het
matriarchaat, tot het communisme ten dode opgeschreven leek en men naar
alternatieven moest uitkijken, zoals Borneman, die het heeft over
'libertijnse levensstijlen' zonder jaloezie .
In de tweede plaats is het niet onbelangrijk erop te wijzen dat de
jaloersheid ook binnen de polygame huwelijksvormen niet afwezig is, net
zo min als tussen de kinderen in een gezin, al leren de meesten ermee te
leven of ze te onderdrukken, alweer zoals de kinderen in een gezin. In
alle harems strijden vrouwen om de status van hoofdvrouw of die van
moeder van de opvolger . De herrie in de harems is aanleiding tot
klassieke uitspraken als de volgende: 'Als je één vrouw hebt maak je er
altijd ruzie mee, als je twee vrouwen hebt betrekken ze je in hun
ruzies, als je drie vrouwen hebt zijn er steeds twee die front vormen
tegen degene waarvan je het meeste houdt. Pas als je vier vrouwen hebt
vinden ze gezelschap en bezigheid onder elkaar en laten ze de echtgenoot
met rust' . Vermits niet allen de enige kunnen zijn stelt zich in de
concrete harems, net zoals in de gezinnen, het probleem van de
'verdelende rechtvaardigheid'. Dit wordt in de praktijk veelal geregeld
door strenge voorschriften volgens het motto uit de kinderkamer van
Freud: indien niemand de uitverkorene mag zijn, dan moeten allen
minstens gelijk behandeld worden. We verwijzen naar de vrijkalenders in
de Chinese harems en bij de Mormonen evenals naar het reeds vermelde
confucianistische en islamitische voorschrift dat de man geen van zijn
vrouwen mag verwaarlozen. Het confucianistische boek Li Tsji schrijft
zelfs voor dat men met oudere concubines minstens eenmaal om de vijf
dagen gemeenschap moet hebben . wie zich van deze problemen rekenschap
wil geven bekijke de film 'Raise the red lantern. One master, four wives.......
DE BROEDERHORDE (1)
Het bovenstaande roept vele vragen op. Vanwaar die nadruk op
broederlijke gelijkheid? Vanwaar de stelselmatige ontkenning van elke
jaloersheid? Vanwaar de hardnekkige koppeling tussen seksueel en
economisch communisme?
Men kan zich niet van de indruk ontdoen dat de commune een reactie is
van degenen die geen toegang krijgen tot wat anderen monogaam of
polygaam bezitten. Een haremhouder maakt van zijn jaloersheid geen
geheim: de eunuchen zijn de levende getuigen ervan. En dat lokt alleen
maar de jaloersheid uit van degenen die lager op de ladder staan. Maar
dat zijn uitgerekend degenen die er belang zouden bij hebben dat anderen
niet jaloers zouden zijn: de monogame middenmoot, die wel eens van
andermans vrouwen zouden willen proeven; of nog lager op de piramide:
degenen die al helemaal niet in staat zijn om een vrouw laat staan een
mooie vrouw te krijgen. Om aanspraak te kunnen maken op het bezit van
anderen moeten ze zelf verzaken aan elke aanspraak op eigendom en bij
zichzelf elke jaloersheid ontkennen. En vermits ze niet veel begeerlijks
of helemaal niets bezitten, valt hen dit verzaken niet moeilijk.
In die zin kunnen we ons levendig voorstellen dat de zonen van de
oervader jaloers waren op diens monopolie over de oervaderwijfjes en hoe
deze jaloezie hen elke vorm van eigendom deed veroordelen. Nemen we aan
dat ze als broederhorde de oervader vermoordden. Dan moesten ze wel
consequent zijn en niet zelf de misdaad plegen waarvoor ze de oervader
vermoord hadden. Hen zou dan niets anders overblijven dan elkaar
broederlijk het gemeenschappelijk genot van de oervaderwijfjes te
gunnen. In dit scenario zou de oervadermoord aanleiding geweest zijn tot
het stichten van ... de eerste commune!
We weten ondertussen dat dit verhaal zich nooit kan hebben voorgedaan,
omdat een oervader niet opgewassen is tegen zijn zonen, zodat hij nooit
de vrouwtjes zou kunnen hebben monopoliseren. Ondertussen hebben we
echter van deze mythische oervader de historische tegenhanger
geconstrueerd: de 'rijke man', die als slavenhouder, als feodale heer of
als kapitalist de mooiste vrouwen in zijn harem kan verzamelen. Dat doet
hij als oude man, die de hand legt op mooie jonge vrouwen en daarmee de
jongere mannen berooft van wat hen rechtmatig zou toekomen.
In deze historische versie van het oervaderverhaal is de heerschappij
van de 'vader' over de 'zonen' wel degelijk verzekerd. Om de oude rijke
'vader' te kunnen uitschakelen zullen de 'zonen' eerst zo oud en rijk
moeten worden als hem. Maar vermits de rijkdom van de enen de armoede is
van de anderen, zullen de armen wel oud en lelijk worden, maar niet
rijk. Pas deze historische 'oervader' is in staat om zijn volwassen
'zonen' zij het dan economisch te castreren. Alleen de zoon die onder de
bescherming van zijn moeder opgroeit om zijn stervende vader op te
volgen is zoals gezien beter af.
De historische tegenhangers van de oervaderzonen zijn de uitgesloten
jongeren, slaven, lijfeigenen en proletariërs. De historische oervader
berooft hen niet alleen van de mooiste vrouwtjes, maar ook nog van de
middelen om er te kunnen kopen. Deze uitgesloten zonen kunnen tot
opstandige horde worden door zich in een revolutie tegen de jaloerse
bezitsdrang van oervader te keren en zich meester te maken van diens
harem en diens rijkdom. Ook zij moeten na de revolutie trouw blijven aan
hun parolen en zullen zelf moeten verzaken aan hun individuele
bezitsdrang. Geen enkele revolutionair mag zijn vrouw zo hij er al een
heeft voor zich alleen houden en de oervaderlijke haremvrouwen moeten
uit de oervaderlijke klauwen bevrijd worden om de grote volkscommune te
vervoegen. Dit patroon schemert door in de groepsverkrachtingen van de
vrouwen van oudere mannen door jongeren in middeleeuwse steden , in de
seksuele gebruiken van taoïsten in China , in de Franse revolutie, de
Parijse Commune en de golf van vrije liefde die de Russische revolutie
begeleide. Rossiaud heeft het in dat verband over de gemeenschap van
vrouwen als over de 'droom van een gouden tijdperk die sluimert in het
diepste bewustzijn van de armen; het verlangen naar de terugkeer naar
een primitieve gemeenschap, dat tot uitdrukking komt in elke revolte' .
Niet alleen de vrouwen moeten opgaan in de gemeenschap met allen.
Hetzelfde lot is ook elk privaat eigendom aan goederen beschoren:
iedereen moet daaraan verzaken en het eigendom van de oervader moet in
de gemeenschappelijke pot worden opgenomen. De ontbinding van de harem
en de verdeling van het privaat bezit van de historische oervaders is
bij elke revolte een late wraak op de voorafgaandelijke verovering van
grond of eigendom en op de vrouwenroof.
In afwachting van deze historische 'vadermoord' bestaat er echter een
andere mogelijkheid die aan de mythische oerbroeders niet gegund was. De
historische 'oervader' bereikt zijn doel in de eerste plaats door
economische castratie van zijn 'zonen'. Daaraan kunnen de historische
'zonen' zich in het complexe netwerk van de maatschappij onttrekken door
niet meer voor hém te werken, maar voor elkaar. Ze stichten dan een
economische 'broederhorde' die sàmen werkt om sàmen rijk te worden. En
in deze 'broederhorde' worden vrouwen als 'zusters' opgenomen: ze worden
niet meer gekocht, maar verwerven op dezelfde voet als de man de
middelen voor hun bestaan. Vanzelfsprekend verzaken allen getrouw aan
hun afkeer voor de bezitterige 'oervader' aan individuele aanspraken op
elkaar en op elkaars goederen en als in één grote familie delen ze allen
elkaars lichamen met elkaar evenals de vruchten van elkaars arbeid.
Pas tegen deze achtergrond valt de nadruk op de broederlijkheid en het
taboe op jaloersheid te verklaren, maar vooral ook het samengaan van
economisch en seksueel communisme. Pas tegen deze achtergrond wordt ook
begrijpelijk waarom de idee van de commune steevast opduikt in de lagere
en hervormingsgezinde regionen van de seksueel economische architectuur,
en nooit bij economisch en seksueel bevoorrechten aan de top. Welke
haremhouder gooide zijn vrouwen ooit te grabbel voor het gemeen? De
commune is in de lagere regionen van de bijenkorf of de termietenheuvel
de tegenhanger van de met het koninkrijk verdichte harem in het centrum.
In die zin ontpopt het oervaderverhaal zich als de psychoanalytische of
mythische versie van een concurrerende theorie: die van het socialisme.
De broederhorde is de mythische naam voor de revolutionairen uit de
industriële maatschappij, zowel de burgerlijke als de proletarische,
inzonderheid de socialisten. Terwijl de burgerlijke nieuwe rijken
tegenover de feodale harem het monogame huwelijk propageerden (zoals we
later uitvoerig zullen bespreken), droomden de minder fortuinlijke
proletariërs van een grote volkscommune. Onder het vaandel van het
socialisme werd vijf jaar na de formulering van het oervaderverhaal in
1917 de vadermoord op de Tsaar gepleegd. Het oervaderverhaal is
inderdaad een vroege reflectie van Freud op het socialistisch
gedachtegoed, waarmee de psychoanalytische beweging eerst door Adler en
dan door Reich werd geconfronteerd. De successen van het socialisme en
later die van de fascistisch geperverteerde variant ervan zijn een
belangrijk motief geweest voor Freud om zijn verhaal telkens opnieuw uit
te diepen. Deze draad zullen we hier niet volgen. We kunnen volstaan met
erop te wijzen dat de mythische versie van Freud een onvermoede charme
bezit. Ze verdicht het middel - de strijd om het collectief bezit van de
productiemiddelen - met het doel - de strijd om de toegang tot de
vrouwtjes. Maar deze charme is ook haar grote gebrek. Terwijl in 'Totem
en Taboe' van Freud de strijd om de productiemiddelen achter haar doel
verdwijnt, verdwijnt in 'Het Kapitaal' van Marx het doel achter de
middelen. Deze beide verkortingen van de volledige problematiek zijn een
bijzonder geval van de reductie van de conflicten in de maatschappij tot
conflicten tussen klassen of tussen geslachten, die we in het tweede
hoofdstuk bespraken. En ze getuigen net als deze van eenzelfde gebrek
aan inzicht in de volledige seksueel economische architectuur.
DE COMMUNE EN HET BORDEEL
Vooraleer we naar het volgende hoofdstuk overgaan moeten we even
stilstaan bij een terminologische kwestie. Wat wij aanduiden met de
ondubbelzinnige term 'wederzijdse polygamie' gaat in de literatuur
scheep onder de meest diverse vlaggen: 'hetaerisme','oercommunisme', 'poenaloeahuwelijk',
'gemeenschap van vrouwen', 'groepshuwelijk', 'seksueel communisme', 'panmixie',
'polygynandrie' of kortweg de 'commune'.
Deze terminologische verwarring is te wijten aan een gebrek aan inzicht
in het onderscheid tussen eenzijdige en wederzijdse polygamie. In onze
terminologie worden polyandrie en polygynie als twee varianten van
eenzijdige polygamie duidelijk onderscheiden van wederzijdse polygamie.
Wie dat onderscheid niet maakt komt licht in de verleiding te vergeten
dat bij eenzijdige polygamie slechts één geslacht polygaam is: polygynie
veronderstelt monandrie van de vrouw en polyandrie monogynie van de man.
Het inzicht dat de mannen van een polyandrische vrouw monogyn zijn stuit
bij mannen op de vaste overtuiging dat zij nu eenmaal polygame wezens
zijn. Maar wie zich bij een polyandrische vrouw heimelijk polygyne
mannen denkt, tovert ongemerkt de vrouwelijke harem om in een commune.
Men moet dus op zijn hoede zijn wanneer auteurs het hebben over
'polyandrie'. Bij Bachofen en Briffault lijkt het er vaak op alsof de
aanwezigheid van polyandrie voldoende is om tot 'oercommunisme' te
besluiten. Ook in de geest van McLennan worden beide nauwelijks
onderscheiden, zoals blijkt uit zijn reeds geciteerde uitspraak: 'Ook
los van elke wanverhouding tussen de geslachten, mogen we verwachten dat
aantrekkelijke vrouwen in de horde omringd zijn door een schare
bewonderaars' . Dat impliceert immers dat bij afwezigheid van
vrouwenschaarste meerdere mannen met meerdere vrouwen in een oercommune
leven. Alleen vrouwenschaarste kan het monopolie van één vrouw over
meerdere mannen garanderen. Zeer duidelijk is de verwarring bij
Robertson Smith die polyandrie tegenover 'monandrie' stelt zonder de
bijbehorende 'monogynie' in te voeren en die onder de hoofding
'polyandrie' steevast wederzijds polygame relaties beschrijft . Idem bij
Weininger. Het lijkt erop alsof mannen de polyandrie slechts erkennen
als ze zelf ook polygien mogen zijn.
De verwarring tussen polyandrie en wederzijdse polygamie verraadt op
zijn beurt weer hoezeer het bordeel aan het kraambed stond van de
theorie van het oercommunisme. Dat komt onmiskenbaar tot uiting in de
terminologie van Bachofen die het net zoals Bloch heeft over 'hetaerisme'
en 'afroditisme'. De verwarring wordt ditmaal ook gevoed door het feit
dat men bij asymmetrische* polyandrie gemakkelijk de harem van de andere
partij uit het oog verliest: hetaeren en de overige dienaressen van
afrodite verzamelden wel vele mannen rond zich in wat ogenschijnlijk een
polyandrische harem is, maar in die harems bevinden zich alleen
mannetjes die polygien van de ene schone naar de andere vlinderen. Bij
andere auteurs wordt de link tussen (oer)communisme en hoerendom
rechtstreeks gelegd. Verwijzend naar prostitutie en ontrouw schrijft
Marx: 'Het burgerlijk huwelijk is in werkelijkheid de
gemeenschappelijkheid van de gehuwde vrouwen. Men zou de communisten
hoogstens kunnen verwijten dat zij in de plaats van een huichelachtig
verborgen gemeenschap van vrouwen een openlijke vorm ervan zouden willen
invoeren '. Bij McLennan heet het: 'Wilden vinden het niet storend met
anderen hun seksuele genoegens te moeten delen en in de beschaafde
wereld toont de zonde van de grote steden afdoende aan, dat geen
natuurlijke beperking mannen ervan weerhoudt hun partner met elkaar te
delen' . Westermarck merkt spottend op dat de aanwezigheid van
(tempel)prostitutie evenmin pleit voor communisme in de oertijden als de
bordelen voor communisme in het industriële tijdperk. Bij Robertson
Smith lijkt polyandrie een beschaafde term te zijn voor prostitutie en
hetzelfde geldt voor Lowie: 'Seksueel communisme kan voorkomen in
combinatie met individueel huwelijk.... Onze eigen beschaving die/
oogluikend prostitutie toestaat is een duidelijk voorbeeld' . Hoererij
heeft inderdaad zoals beschreven aan het begin van dit hoofdstuk het
wederzijds karakter met oercommunisme gemeen. Het belangrijkste verschil
is dan dat de wederzijdsheid van het oercommunisme vrijwillig en gewenst
is en niet wordt afgedwongen door economische productiviteit zoals bij
hoeren: we herinneren aan het onderscheid tussen vrijwillige en
feitelijke relatievorm. Het verschil tussen een commune enerzijds en een
bordeel met vaste klanten anderzijds is uiteraard dat in de commune de
gewenste relaties samenvallen met de feitelijke, terwijl het maar de
vraag is in hoeverre het gedrag van hoeren overeenstemt met hun wensen.
We wezen er reeds op dat omgang met hoeren polygaam is in zoverre mannen
bij herhaling naar eenzelfde hoer teruggaan, en dat is vooral het geval
bij de meest begeerde exemplaren aan de top. De commune is de
vrijwillige versie van deze vorm van wederzijdse polygamie. Aan de basis
overheerst een ander patroon: een reeks mannen hebben een reeks
eenmalige promiscue ontmoetingen met steeds andere hoeren. Ook van deze
versie van het hoerendom bestaat er een vrijwillige variant: wederzijdse
promiscuïteit. Deze pendant van de commune zal onze aandacht wegdragen
in het tweede paneel van het derde tweeluik.
© Stefan Beyst.