de incest


hoofdstuk twaalf van 'de ek-stasen van eros',


waarin we onderscheid maken tussen incest en incestverbod enerzijds en endogamie en exogamie anderzijds;
waarin we aantonen dat polygamie en incest nooit kunnen samengaan
omdat voortgezette incest noodzakelijkerwijze monogaam moet zijn;

waarin we moeten vaststellen dat voortgezette incest alleen tussen broer en zus onbeperkt herhaald kan worden,
maar dan een samenlevingspatroon oplevert dat niet levensvatbaar is; 
waarin we dus tot het besluit moeten komen dat de wens om incest te plegen nooit universeel verboden moest worden
omdat hij nooit een universele wens kan geweest zijn
én omdat de objectieve mogelijkheid om incest te plegen slechts onder uitzonderlijk voorwaarden gegeven is:
te weten sedert het ontstaan van de menselijke endogame gemeenschap;
waarin we vervolgens beschrijven waarom de incestneutrale mens vooral sedert de ontwikkeling van de maatschappij i
n toenemende mate incestueuze verlangens ontwikkelt,
en hoe de seksuele, de parentale en de communale liefde deze wensen taboeëren Incest en endogamie.



Incest en polygamie.
De oerliefde: polygaam en incestueus?
Oerbroer en oerzus.
Incest in de spiegel.
Incest en eugenetica.
Isis en Osiris.
Incest in de natuur.
Incest in hordes en stammen.
Incest sedert de opkomst van handel en staten.
De incestwens.
Incestwens en incestverbod.



'Al in het duister van het moederlichaam van Rhea
omarmen zich verwekkend Isis en Osiris'

Bachofen, Das Mutterrecht, 1861 (p. 111 112).

In het vorige hoofdstuk beschreven we de kromming van de horizontale as van het liefdeskruis tot omgevende cirkel. Rest ons nog in dit afsluitende hoofdstuk te beschrijven hoe de drieëene liefde zich uiteindelijk in het middelpunt van het liefdeskruis samenbalt tot incest.

Het begrip van incest werd bemoeilijkt door twee misvoltreffers, die we als oermisvoltreffers kunnen bestempelen, zowel omdat ze betrekking hebben op de oertijden als omdat ze misvoltreffers van formaat zijn: dat incestverbod en exogamie twee namen zijn voor hetzelfde verschijnsel, en dat incest samenvalt met (eenzijdige of wederzijdse) polygamie.


INCEST EN ENDOGAMIE

In het vorige hoofdstuk beschreven we hoe de oervorm van de menselijke groep omschreven kan worden als een 'endogame groep'. We gaven ook aan dat het demografische succes van deze sociale strategie aanleiding was tot de omvorming van spontane endogamie in een structuur, die naar buiten afgegrendeld werd door een expliciet endogamiegebod en naar binnen geconsolideerd door de invoering van een exogamiegebod.

Het is zinnig om dit exogamiegebod duidelijk te onderscheiden van het incestverbod. Sedert McLennan in 1865 de termen endogamie en exogamie invoerde gaven ze aanleiding tot twee onuitroeibare misverstanden: dat endogamie en exogamie tegenstellingen zijn, en dat incest en endogamie synoniemen zijn, zodat incestverbod en exogamiegebod samenvallen. Endogamie(gebod) en exogamie(gebodà zijn immers geen tegenstelling, maar synoniemen. Ze omschrijven twee elkaar aanvullende eigenschapen van geregelde endogame groepen. De tegenstelling van endogamie, als gebod om binnen de (gehele) groep te huwen, is immers het verbod om buiten de (gehele) te huwen. Dit verbod heeft echter geen naam. Dat is ook niet nodig: elk gebod houdt tevens een verbod in. Tegenover exogamie als gebod om buiten (een deel van) de groep te huwen, staat het verbod om binnen (een deel van) de groep te huwen. Beide termen hebben betrekking op andere sociale niveaus: exogamie heeft betrekking op een onderdeel van de overkoepelende endogame groep. het is dus ongeoorloofd om het verbod op het ene te beschouwen als een gebod tot het andere: het endogamieverbod is geen exogamiegebod, en het exogamieverbod is geen endogamiegebod. Bij McLennan werden de twee begrippen als tegenstelling geponeerd. Hij onderscheidt dan ook 'exogame'stammen van 'endogame' stammen en kasten. Enn van deze erfzonde werd de antropologie nooit verlost. Alleen Wundt formuleert correct hoe de stamstructuur de 'beide wetten van stamendogamie en clanexogamie' omvat.

Endogamie en exogamie zijn dus geen tegenstelling, maar synoniemen. Is exogamie ook synoniem met incestverbod en endogamie met incest, Vooraleer op die vraag te kunnen antwoorden moeten we eerst even stilstaan bij de betekenis van de term 'incest'. Incest is (zoals promiscuïteit) een meerzinnige term. Hij betekende oorsponkelijk 'ongeoorloofde relatie', en dat kon gaan van omgang met dieren, over homoseksuele en perverse contacten, over huwelijken binnen de exogame groep, tot huwelijken tussen naaste bloedverwanten: vader en dochter, moeder en zoon, broer en zus. De tegenstelling van 'incest' als 'ongeoorloofde relatie' is 'geoorloofde relatie', maar daar bestaat dan weer geen afzonderlijke term voor. Hij bijbehorend gebod om geoorloofde relaties aan te kan kan dus alleen negatief worden aangeduid als incestverbod.

Zijn de relaties die ongeoorloofd zijn volgens de spelregels van engodamie/exogamie dezelfde als relaties die ongeoorloofd zijn volgens de regels van het incestverbod? Om op deze vraag te kunnen antwoorden moeten we onderscheid maken tussen biologische en sociale verwantschap. Een kind is biologisch altijd verwant aan zijn vader en zijn moeder, maar sociaal gezien zijn de kinderen van pa Jansen en ma Peters (in een systeem waar de kinderen de sociale rechten van de vader erven) Jansen en geen Peters en (in een systeem waar de kinderen de sociale rechten van de moeder erven) Peters en geen Jansen. In sommige systemen voor sociale verwantschap krijgen ze zelfs de naam van andere ouders. Het zou dan ook voor de hand liggen om de termen exogamie en endogamie toe te passen op sociale verwantschap en de term incest op biologische (bloed)verwantschap.

Reserveren we dus de term 'incest' voor bloedverwante relaties. Dan blijkt al meteen dat incestverbod en exogamie(gebod) nu eens samenvallen en dan weer niet. Ze vallen samen wanneer het verboden is te huwen met biologische bloedverwanten (in een nader te bepalen graad). In die zin viel bij de Christenen het exogamiegebod samen met het incestverbod (vaak tot in de zevende graad). Met deze praktijk waren westerse antropologen van huize uit vertrouwd, en dat verklaart hun neiging om incestverbod en exogamie(gebod) met elkaar te vereenzelvigen. Zo schrijft Lévi Strauss: 'Bij ons zijn er evenveel exogame groepen als er kerngezinnen zijn' . En aan deze neiging kwam alleen maar een nieuwe linguïstische valstrik tegemoet: de gewoonte van primitieven om sociale verwanten aan te duiden in termen van bloedverwantschap: de leden van de clan waren 'broers' en 'zussen', net zoals alle Christenen 'broeders in Christus' zijn.

Maar McLennan had gewaarschuwd moeten zijn: vele exogamieregels laten incest in biologische zin toe of schrijven hem zelfs voor. In het veel voorkomende 'huwelijk tussen gekruiste neven of nichten' wordt men verplicht te huwen met naaste biologische bloedverwanten (neven en nichten in de eerste graad). Vele exogamieregels laten zelfs strikte incest toe tussen moeder en zoon of vader en dochter: als in een systeem met erfelijkheid in mannelijke lijn een stam verdeeld is in Jansens en Peters, die onderling moeten huwen, dan mag moeder Peters met haar zoon Jansen trouwen. Om dezelfde reden kan een vader Jansen met zijn dochter Peters huwen in een systeem met erfelijkheid in vrouwelijke lijn . Alleen daarom reeds had McLennan meteen de term voor 'exogamie' moeten reserveren voor sociale verwantschap en de term 'incest' voor bloedverwantschap.

We moeten dus onderscheid maken tussen exogamie en incestverbod. Dan wordt meteen duidelijk dat exogamie nooit tot doel gehad kan hebben om biologische incest te vermijden. Vele exogame systemen schrijven niet alleen incest voor of laten hem toe, ze scheppen hem ook vermits ze tevens endogaam zijn. Zoals Briffault terecht opmerkt heeft generatielange toepassing van de exogamieregel tot gevolg dat beide groepen die bij de uitwisseling betrokken zijn uiteindelijk alleen meer (biologische) neven en nichten uithuwelijken . En dat hadden we meteen kunnen doorhebben als we van mee taf aan hadden begrepen dat exogamie en endogamie synoniemen zijn. Endogamie en exogamie zijn immers middelen om de continuïteit van een gesloten groep te garanderen en dat komt neer op voortgezette inteelt, zeker als de groep slechts een paar tientallen man omvat zoals in een horde, of een paar honderdtallen zoals bij een stam.

Al was het bij McLennan van meet af aan duidelijk dat incest en exogamie elkaar niet uitsluiten, toch bleef de verwarring doorheen de gehele antropologie hardnekkig voortleven. Alle auteurs gebruiken niet alleen de termen exogamie en incestverbod voortdurend door elkaar, maar verwarren de beide verschijnselen ook voortdurend. Zelfs Lévi Strauss kon zich van deze erfzonde niet witwassen zoals blijktuit volgend citaat: 'Het universele incestverbod bepaalt als algemene regel, dat mensen die beschouwd worden als ouders en kinderen, broers en zusters, zelfs al is dat maar in naam, geen seksuele relaties mogen onderhouden en nog minder met elkaar mogen trouwen' . De verwarring wordt hier om te beginnen vereeuwigd in het hardnekkige gebruik van de term 'incestverbod', daar waar McLennan reeds een eeuw tevoren de deugdelijke antropologische 'exogamie' term had geïntroduceerd. Het is echter niet alleen een terminologische kwestie, maar ook een kwestie van definitie: de toevoeging 'zelfs als is het alleen maar in naam' impliceert dat het exogamieverbod 'in de regel' iets te maken zou hebben met bloedverwantschap, terwijl dat zelfs bij de christelijke exogamie - die ook peters en meters omvatte - nauwelijks het geval was ! En het is ook nog meer dan alleen maar een kwestie van terminologie of definitie: Lévi Strauss vindt het noodzakelijk om zoals talloze van zijn voorgangers sedert McLennan een hele gedachtegang op te zetten, waaruit moet blijken dat exogamie niet tot stand gekomen is om incest te vermijden, ja zelfs om aan te tonen dat incest helemaal niet schadelijk is . En dat was toch overbodig geweest had men van meet af aan beide verschijnselen gescheiden. Lévi Strauss en zijn talloze voorgangers en navolgers hadden zich deze dubbele moeite kunnen besparen indien ze van meet af aan exogamie in termen van sociale verwantschap hadden gedefinieerd én indien ze van meet af aanduidelijk hadden gesteld dat exogamie als synoniem van endogamie juist bloedverwantschap produceert in plaats van ze te vermijden.

De gelijkschakeling van incestverbod en exogamie (of van incest en endogamie) en de tegenstelling van exogamie en endogame zijn dus als grandioze verdichting* een misvoltreffer* van formaat. In deze misvoltreffer verraadt zich een dubbele, maar tegenstrijdige wens: de wens om sociale verwantschap en bloedverwantschap te scheiden tegen de wens om beide te vereenzelvigen. Onze opgave is dan ook te onderzoeken waarin deze tegenstrijdige wens zijn wortels vindt.

Vooraleer we de tweede misvoltreffer opvoeren - de gelijkschakeling van incest en polygamie - moeten nog even stilstaan bij twee soorten exogamie en bij het begrip 'incest'.

Elke exogamieregel moet een criterium bepalen op grond waarvan een exogame groep omlijnd kan worden. Dat kan op talloze manieren gebeuren: zuiver willekeurig door loting of door een reeds bestaande indeling (bijvoorbeeld woonplaats, bloedverwantschap) voor exogame doelen te gebruiken. De christelijke kerk definieerde exogame groepen in termen van verwantschap door het bloed en door de geest (peterschap en meterschap). Om de omvang van de exogame groepen aan te passen aan het formaat van de 'katholieke' (= universele) kerk, legde zij graden van verwantschap vast (waarbij elk individu dat nodig is om de verwantschap te bepalen één graad betekent). Door het aantal graden op te drijven, groeide met de omvang van de exogame groep ook die van de endogame groep aan tot de gewenste 'katholische' proporties. Op het hoogtepunt van dit streven waren zowel geestverwante als bloedverwante huwelijken verboden tot in de zevende graad. Eenzelfde politiek werd gevolgd door de Islam, maar ook door wereldlijke machtshebbers, zoals de Merovingers en de Karolingers. voor hen kwam het erop aan de feodale versnippering tegen te gaan en de opgang in een overkoepelend rijk in de hand te werken.

In het licht van dit onderscheid tussen twee manieren om de exogame groep te omschrijven, zal het niet overbodig blijken om ook de term 'incest' van zijn exogame smetten te zuiveren. Het zal immers duidelijk zijn dat niet elke bloedverwantschap incestueus is. Als wij aan 'bloedschande' denken, dan denken we seksuele relaties tussen vader en dochter, moeder en zoon of broer en zus, en niet aan relaties tussen neven en nichten, laat staan aan bloedverwanten in de zevende graad. Pas incest zonder graden (tussen ouders en kinderen) of incest in de eerste graad (tussen broer en zus die via één tussenschakel - een ouder - verwant zijn) is dus incest in de eigenlijke (moderne) betekenis van het woord.

Omgekeerd moeten we de term 'incest' ook van zijn endogame smetten zuiveren. De gelijkschakeling van incestverbod en exogamie heeft immers als tegenhanger de gelijkschakeling tussen incest en endogamie. Dat uit zich terminologisch in het feit dat vele auteurs 'Inzest' en 'Inzucht', of 'incest' en 'inteelt' als synoniemen gebruiken. Wilson heeft het over 'inteelt op het niveau van broer zuster en ouder kind' . Ook Shepher beschrijft incest in termen van 'close inbreeding' . Deze gelijkschakeling is echter volkomen onterecht. Inteelt is immers een synoniem van endogamie, waarbij alleen de nadruk wat meer gelegd wordt op het fertiele aspect. Als alleen stamgenoten of christenen met elkaar mogen trouwen dan zijn ze uiteindelijk allemaal aan elkaar verwant. Maar dat betekent niet dat ze allemaal incest plegen! En net zoals exogamie en endogamie, zijn exogamie en inteelt geen tegenstellingen. Exogamie is integendeel een middel om inteelt (endogamie) te waarborgen! Alle onderzoekers die willen aantonen dat incest verboden werd omdat inteelt schadelijk is gaan dus compleet de mist in. Me het oog op wat volgt is het niet onbelangrijk erop te wijzen dat de term 'inteelt', in tegenstelling tot zijn evenknie 'endogamie', wel een negatieve tegenhanger heeft: en die heet: 'kruising'.

In het licht van de ontwikkeling van de biologie sedert Mendel is het ten slotte niet overbodig om erop te wijzen dat de 'verwantschap' tussen vader, moeder en kinderen weinig van doen heeft met de genetische 'verwantschap': in genetische zin kunnen verdere verwanten vaker meer gelijken op elkaar dan naaste verwanten in 'seksueel parentale' zin. Het is daarom verwarrend incest als 'bloedverwantschap' aan te duiden omdat 'bloed' de verouderde term is voor 'genen'. Juist daarom stellen we voor om niet meer te spreken van 'biologische' verwantschap, maar ofwel van 'genetische verwantschap' ofwel van 'bloedverwantschap'.

Merken we ten slotte op dat er niet alleen heteroseksuele, maar ook homoseksuele incest bestaat. Volgens Schneider is homoseksuele incest verboden bij de Etoro in New Guinea . En dat moet ons er tevens aan herinneren dat er evenveel soorten incest zijn als er onderdelen zijn in de seksuele liefde: verleidingsincest, puur seksuele incest, fertiele incest en coöperatieve incest (zoals die tussen vader en dochter Freud). Alleen reeds het feit dat vele theoretici het incestverbod verklaren vanuit het degeneratieve of eugenetische effect of vanuit theorieën over 'differential parental investment' toont hoezeer ze de moderne - puur verleidende en puur seksuele - versie ervan over het hoofd zien. Dat laat hen tevens toe de frequentie van incest zwaar te onderschatten. (net zoals voorheen het geval was met de frequentie van polyandrie en ontrouw) Alleen Fox maakt onderscheid tussen huwelijk en losse seksuele relaties .


INCEST EN POLYGAMIE

Incest moet dus duidelijk gescheiden worden van verschijnselen als exogamie en endogamie (of inteelt). En hetzelfde geldt voor incest en polygamie.

Voor Freud was de oerliefde incestueus én polygaam. De koppeling is legitiem inzoverre ouderlijke incest per definitie polygaam is: de vader heeft reeds een relatie met de moeder als hij ook nog met de dochter wil vrijen. Vrijen met eigen kinderen is uitbreiden van het huwelijk met een tweede jongere partner ('het zou zijn dochter kunnen zijn'), polygamie dus, en wellicht de meest voorkomende versie ervan. Alléén broer en zus moeten elkaar niet eerst verwekken vooraleer ze incest kunnen plegen: pas hun incest kan monogaam zijn.

Ouderlijke incest is steeds polygaam, maar polygamie is uiteraard niet steeds incestueus. In Freuds oervaderverhaal worden polygamie en incest echter uitdrukkelijk met elkaar verbonden: de polygamie van de oervader is tevens incest met zijn moeder, met zijn zusters én met zijn dochters. En dat is ook het geval bij alle auteurs, die pogen een theorie over het ontstaan van inperkingen op de vrije partnerkeuze ('incestverbod') te koppelen aan een theorie over het ontstaan van inperkingen op het aantal partners (van polygamie naar monogamie). De idee van een incestueuze oerfamilie heeft ongetwijfeld rondgespookt in de geest van allen die met de bijbel werden opgevoed. Als alle mensen van Adam en Eva afstammen, dan is er immers geen andere uitweg voor hun kinderen dan incest te plegen en het zal menig lezer van de bijbel een raadsel geweest zijn waar Kaïn en Abel hun vrouw vandaan hebben gehaald. We zien de voorstelling van een incestueuze oerfamilie dan ook overal opduiken. Reeds in de Midrasj wordt beschreven hoe Kain incest pleegde met een tweelingzus . In het Symposium van de vroeg-christelijke Methodius heet het dat de mensen 'moesten overgaan van huwelijken tussen broers en zusters naar huwelijken met vrouwen uit andere families; dat ze vervolgens het meervoudige (polygame) huwelijk moesten opgeven... De volgende stap was hen ontrouw af te leren om vervolgens voort te schrijden tot onthouding en van onthouding tot maagdelijkheid' . Bachofen beschrijft hoe de oerfamilie zich 'in een eeuwige zelfomarming voortplantte' . Hoezeer ook hij daarbij de endogamie met incest vereenzelvigt blijkt uit de zin die daar onmiddellijk op volgt: 'Reeds in het duister van het moederlichaam van Rhea omarmen zich verwekkend Isis en Osiris' . Minder omzichtig, maar toch nog aarzelend, meent McLennan dat de oermensen eerder geneigd waren tot endogame relaties dan tot relaties met vreemden . De aarzeling van Bachofen en McLennan is begrijpelijk: ze hadden het reeds moeilijk genoeg om polygamie en matriarchaat te verdedigen tegen een monogame en patriarchale traditie in. Daarbovenop moeten beweren dat die polygamie ook nog eens incestueus was, zal wellicht teveel van het goede geweest zijn. De aarzeling verdwijnt bij Lubbock, maar pas Morgan heeft het openlijk over een incestueuze oerhorde en in zijn voetspoor ook Engels, Tylor, Frazer, Freud, Allendy R. en Y. en Tillion .

Eenzelfde gelijkschakeling tussen polygamie en incest is merkwaardig genoeg eveneens zij het dan impliciet aanwezig bij auteurs, die van mening zijn dat de mens van in de oertijden monogaam is en die deze monogamie funderen in een incest en polygamieverbod, dat bijgevolg universeel moet zijn. Dat impliceert een uniersele incestwens: een universeel verbod kan alleen maar worden opgesteld tegen wat universeel wordt gewenst.

De vereenzelviging van incest en endogamie verplicht ons deze theorieën vanuit een dubbel standpunt te bekritiseren. Als theorieën over het ontstaan van exogamie zijn alle versies die polygamie en incest in de oertijden situeren ronduit ondeugdelijk: menselijke samenlevingen waren van oudsher endogaam (en in de regel intern exogaam) en zijn dat nog steeds in verregaande mate. Er kan dus geen overgang van endogamie naar exogamie geweest zijn, al was het alleen maar omdat synoniemen niet in elkaar kunnen overgaan. Blijft de opgave te onderzoeken in hoeverre ze deugen als theorieën over incest en het ontstaan van incestverbod. De vraag luidt dan: was incest in de oertijden een algemeen gebruik, en zo ja, in hoeverre was die incest polygaam?


DE OERLIEFDE: POLYGAAM EN INCESTUEUS?

Kijken we even aandachtiger naar Freuds verhaal. De verdreven zonen zwerven (inzoverre ze niet gecastreerd of gedood werden) vrouwloos rond. Freud vermeldt dat sommige ervan een nieuwe horde veroveren door elders zwakker wordende oervaders te verdrijven of hen te beroven van sommige van hun vrouwtjes . In dat geval zijn in elke oerhorde de oervaderwijfjes vreemde vrouwen en alleen de dochters die hij erbij verwekt incestueus: vermits elke oervader zijn zonen verjaagt, kan geen enkele tot oervader gerijpte oerzoon met zijn moeder of zijn zussen slapen! De oervaderlijke incest is dus gereduceerd tot vader dochter incest. Om deze te kunnen plegen moet de oervader wachten tot zijn dochters geslachtsrijp geworden zijn. Voor zover hij ondertussen niet zelf weer van zijn dochters wordt beroofd door ongeduldige zonen van andere oervaders, zal hij bijgevolg het overgrote deel van zijn vruchtbare leven in het gezelschap van vreemde vrouwen moeten slijten.

Enige intuïtie van dit probleem blijkt uit het feit, dat in de verschillende versies van Freuds oervaderverhaal de verjaagde zonen steeds meer op de achtergrond verdwijnen, terwijl omgekeerd steeds meer de nadruk gelegd wordt op de door de moeder 'beschermde' jongste zoon, die de opvolger van de oervader zal worden . Als deze geslachtsrijp is geworden kan hij niet alleen incest plegen met zijn moeder, maar ook met zijn zussen. Pas een zoon die bij zijn vader opgroeit een zoon die niet door zijn vader wordt verjaagd kan ook met zijn moeder en zijn zussen slapen, en niet alleen maar met zijn dochters. Alleen voor een niet verjaagde zoon zijn in principe drie incestueuze generaties beschikbaar, zoals voor het prototype van Oedipus: Echnaton .

Maar ook deze oerzoon levert ons geen incestueuze oerhorde op. Dat de oerzoon in afwachting van de troonsopvolging beschermd moest worden tegen de' jaloersheid van de vader' , betekent dat hij als vermogende jonge man seksueel actief was op het territorium van zijn vader. Dat de oervader deze snode concurrent niet wist te verjagen is volgens Freud te wijten aan de bescherming door zijn moeder. Maar dat doet een nieuwe vraag rijzen: hoezo vermag een zwakke vrouw te weerstaan aan de oervader, een daad waartoe Freud bij sterkere mannen alleen een broerderschaar in staat acht? En als één vrouw tot dit wonder in staat was, waarom zouden niet alle moeders het verrichten? Door de aanwezigheid van vele oervaderzonen lost de polygyne oervaderhorde van Freud zich op in de incestueuze oercommune van Bachofen en zijn talloze navolgers. Elke oerzoon is immers polygaam zoals zijn vader en hij slaapt onder de bescherming van zijn moeder met alle vrouwen in de commune. En vermits alle vrouwen met alle polygame oerzonen vrijen, zijn ze zelf ook polygaam.

Maar hoe incestueus is wederzijdse polygamie? Ongetwijfeld kan elke zoon met zijn moeder én met zijn zussen slapen, maar dat kan hij ook met de halfzussen, die de vader bij zijn overige vrouwen verwekt heeft. Hij zou bovendien ook toegang krijgen tot de andere vrouwen van de vader, die al helemaal niet bloedverwant zijn. In de eerste generatie heeft de oerzoon reeds de keuze tussen strikte incest, halve incest en niet incest. Bij elke nieuwe generatie zou de verwantschapsgraad afnemen. Bij wederzijdse polygamie wordt de commune immers niet meer afgeslankt door het verjagen van de zonen. Ze zou dus steeds omvangrijker worden, zodat uiteindelijk incest slechts één onder de mogelijke relaties is. Eenzelfde scenario zou zich ook afwikkelen wanneer we bij Adam en Eva vertrekken. Voortgezette wederzijdse incest lost zich dus op in niet incestueuze relaties. Hier levert de Griekse kosmogonie een beter model: Gaia vrijt met haar zonen, de zes Titanen die daaruit voortsproten hadden omgang met hun zes zussen (Kronos met Rhea), en de Titanenzoon Zeus vrijt met vele vreemde vrouwen. Of: hoe incest in relaties met vreemden verkeert!

Er is slechts één mogelijkheid om dat euvel te vermijden: monogamie van de elkaar opvolgende oervaders. Pas van een monogame oervader erft een niet verjaagde oerzoon alleen een echte moeder en volle zussen, waaruit hij zelf weer monogaam slechts één partner (bv. een zus) mag kiezen, wil hij op zijn beurt zijn zoon de kans te geven volle incest te plegen. Maar ziet welk wonder zich onder onze ogen voltrokken heeft: vader dochter incest is broer zuster incest geworden! Vermits volle incest slechts kan gerealiseerd worden door een monogame oervader, lost de opeenvolging van oervaders zich op in een reeks broers en zusters, die bij elkaar nieuwe kinderen verwekken, die weer als broer en zus met elkaar moeten huwen, en zo tot in der eeuwigheid! Weerom blijken incest en polygamie niet verzoenbaar. Ditmaal behielden we de incest, maar verloren we de polygamie.

Hoe men het ook draait of keert: de oerliefde van de mens is ofwel incestueus, ofwel polygaam, maar nooit beide samen. Voortgezette volle incest is alleen denkbaar onder het voorteken van monogamie (wat niet wegneemt dat occasionele incest tussen ouders en kinderen steeds polygaam is).


OERBROER EN OERZUS

Dat voortgezette monogame incest zich tot voortgezette broer zuster incest ontpopte maakt ons attent op een onvermoede dimensie van het probleem. Als er een 'universele incestwens' is, dan moeten alle mensen elke generatie opnieuw de neiging hebben om incest te plegen. De vraag stelt zich dan in hoeverre incest veralgemeenbaar én herhaalbaar is doorheen de generaties, om de universaliteit en continuïteit van de vermeende incestueuze oerhorde te realiseren. Het antwoord op de vraag luidt anders al naargelang we te maken hebben met incest tussen vader en dochter of moeder en zoon, dan wel met incest tussen broer en zus.

Nemen we eerst aan dat alle mensen elke generatie opnieuw incest tussen ouder en kind zouden willen plegen. Dergelijke veralgemeende en voortgezette incest tussen ouders en kinderen is niet denkbaar om de doodeenvoudige reden dat men eerst ouder moet worden vooraleer zijn kinderen te kunnen beslapen. De reeks incesten tussen ouder en kind zal dus moeten ingeluid worden met het huwelijk tussen vreemden. Dergelijke incest is dus niet te veralgemenen. En nog minder vol te houden. Voortzetting van de reeks kan immers alleen wanneer de vader vervolgens met zijn dochter slaapt, vervolgens met een dochter van zijn dochter en zo verder. Echter niet tot in der eeuwigheid: de opeenvolging van de generaties verloopt verder in vrouwelijke lijn, maar deze lijn kromt zich tot cirkel rond de vader in wie de tijd stilstaat. Die kromming van de tijd kan slechts doorgaan zolang de vader leeft. Nadat een aantal generaties dochters elkaar hebben opgevolgd zal de vader sterven. Willen de dochters zich voortplanten, dan zullen ze noodgedwongen een van hun broers moeten huwen. De continuïteit van vader dochter incest moet dan afgebroken worden en opgevolgd worden door incest tussen broers en zussen. En als de oervader verstandig was, en zoals Kronos zijn zonen bij de geboorte opvrat, om te beletten dat ze hem zijn dochters afhandig zouden maken, dan zou het ook met de broer zuster incest afgelopen zijn: de dochters zouden met vreemde mannen het verhaal van hun vader moeten overdoen. Nu pas wordt ons duidelijk wat Kronos met tijd te maken heeft : hij moet de opeenvolging van de generaties in zijn geslacht stopzetten om incest te kunnen blijven plegen over de generaties heen. Daarmee breekt hij ook elke zelfreproduktie van zijn incestueuze harem. Incest over de generaties heen is pas denkbaar binnen een net van relaties met vreemden. Hetzelfde geldt voor voortgezette incest tussen moeder en zoon. De continuïteit wordt hier nog vroeger afgebroken vanwege de menopauze.

En dat is de geheime logica achter de noodzakelijk samenhang tussen monogamie en incest: om de voortgang in beide generaties te garanderen moet elke generatie zich monogaam tot één generatie de hare beperken en niet polygaam met elke nieuwe partner ook nog een volgende generatie opslokken. Wie incest wil plegen over de generaties heen zet met de voortgang van de generaties de tijd stil .

Veralgemeende en voortgezette incest is bijgevolg alleen denkbaar als incest tussen broer en zus, en om volle incest te blijven zal die incest ook monogaam moeten zijn. Alleen broer en zus produceren immers zonen en dochters, die onderling weer broers en zussen zijn en opnieuw incestueus kunnen paren. Pas hier klopt in de opeenvolging van de generaties weer de hartslag van de tijd. Alleen een ongelijke verhouding tussen zonen en dochters kan stokken in het wiel van de reproductie steken. Blijft een zoon of een dochter zonder zus of broer zitten, dan heeft hij de keuze tussen een onvruchtbaar bestaan als celibatair of een huwelijk met een overtollige zus of broer van vreemde ouders. Daardoor zou ook de voortgezette incest een tweede circuit van niet incestueuze relaties genereren, tenzij ook hier wordt overgegaan ditmaal tot broeder of zustermoord.

Nemen we echter aan dat er alleen broers en zussen in gelijke verhoudingen geboren worden, dan is elk bijkomend broer zuster paar de nieuwe stamvader van een nieuwe incestueuze familie. Vermits er alleen parentale banden zijn tussen dergelijke broer zuster reeksen zou de oergroep dan bestaan uit pakweg zes mensen: drie broer zusterparen in drie generaties. En dat is een wel erg kleine groep . Geen evolutie ter wereld zou erin kunnen slagen om mensen voort te brengen met dergelijke gespecialiseerde neigingen, omdat elke stap in die richting ze zwaar zou benadelen tegenover individuen, die minder veeleisend in hun keuze waren en dan de oerhordes zouden vormen die wij als endogame groep construeerden . Ongetwijfeld was dat een endogame groep die generaties lang inteelt pleegde, maar dat was alleen af en toe volle incest. Pas voor de mensen uit onze endogame groep geldt wat McLennan over zijn oermensen beweerde: dat ze incestneutraal waren.

We komen dus tot een zeer merkwaardige conclusie: voortgezette en continue incest is onmogelijk, de wens ernaar kon bij de mens nooit uitgeselecteerd worden en moest dus nooit verboden worden. Of om het anders uit te drukken: Mensen zijn incestneutraal! Pas op interne gronden, en niet door allerlei argumenten uit de antropologie of primatologie, kan de theorie over de (polygame of monogame) oerincest tot mythe gepromoveerd worden, waarvan we de wortels in wensen moeten onderzoeken.


INCEST IN DE SPIEGEL.

Wat hebben de mensen met incest aan de hand, dat ze de wens ernaar en het verbod erop universeel noemden? Laten we nagaan wat de auteurs daar zelf over te vertellen hebben. Vermits de meeste auteurs exogamie als synoniem van incestverbod beschouwen behandelen we hieronder ook alle theorieën over 'exogamie' en bekritiseren ze in zoverre ze theorieën over incestverbod zijn.

We moeten dan in de eerste plaats melding maken van auteurs die wel aannemen dat er een 'universeel' incestverbod is, maar die zich ontslagen menen van de plicht om een verklaring te vinden door het 'instinctief' te noemen: Atkinson, Andrew Lang, Wundt, Lowie en Hobhouse . Het probleem is echter niet opgelost met het incestverbod instinctief te noemen: als het bij onze voorouders ontwikkeld werd is het niet alleen de vraag waarom het bij hen ontwikkeld werd, maar ook waarom het bij de mens behouden bleef. Overigens weten we ondertussen dat de evolutie geen incestverbod moest produceren omdat ze geen voorafgaande incestwens produceerde.

Wenden we ons dan ook tot de auteurs die zich wél een verklaring wagen. Zij ontwikkelden vijf reeksen theorieën: het incestverbod zou zijn ingevoerd om grotere sociale gehele tot stand te brengen, om het tekort aan vrouwen op te heffen, om verwarring van rolpatronen tegen de gaan, als reactie op gewenning, en ten slotte om degeneratie te voorkomen.

Een eerste reeks theorieën meent dat het incestverbod ingesteld werd om grotere sociale gehelen te realiseren dan deze die bij toelating van incest tot stand zouden komen. Met het oog op de uitbouw van een christelijke gemeenschap werd deze theorie verdedigd door auteurs als Augustinus (Civitas Dei) en Thomas van Aquino. Latere auteurs baseren zich vooral op de rol van incestverbod in primitieve gemeenschappen. Tylor formuleert als eerste de theorie dat 'exogamie' een methode is om een uitzichtloze strijd om het bestaan te verhinderen. Gesteld voor de keuze tussen 'marrying out' en 'being killed out' kozen ze voor het eerste alternatief . Ook Freud meent dat de samenwerking tussen de broeders in de horde werd vereeuwigd door de vadermoord en het daaruit resulterende incestverbod. White meent dat 'samenwerking tussen families niet kan gerealiseerd worden wanneer een ouder zijn kind huwt of een broer zijn zus', zodat het incestverbod uiteindelijk economisch gemotiveerd werd in plaats van politiek zoals bij Tylor . Ook Murdock ziet één van de voordelen van incestverbod in het verbreiden van de cultuur die eigen is aan elke familie. Daarenboven 'bevordert uithuwelijken de sociale solidariteit', 'het ontstaan van nieuwe verwantschapsbanden en samenwerking die de samenhang en de kracht van de gehele gemeenschap versterken en leiden tot nog meer culturele kruisbestuiving en vooruitgang' . Lévi-Straus meent dat het incestverbod is ingesteld om de gelijke toegang van alle leden van de groep tot de vrouwen te garanderen en zo de kwalijke gevolgen van de natuurlijke ongelijkheid van de verdeling van de geslachten binnen de families te verhinderen én in aansluiting met Tylor dat 'het huwelijk tussen vreemden een sociale vooruitgang is omdat het grotere groepen integreert'' . Ook Parsons heeft het over de 'zelflikwidatie van de nucleaire familie' en het scheppen van de 'transfamiliale' structuur van de maatschappij. Tillion heeft het over de uitwisseling van vrouwen om de vrede te handhaven. Shepher meent dat vader dochter incest verboden werd omdat vader de hulp nodig had van een jonge jager als hij te oud was om zelf te jagen en dat incestverboden de familie schiepen. De isolatie van de nucleaire familie voorkomen is voor hem slechts een secundaire functie .

Als theorieën over het incestverbod zijn dergelijke verklaringen overbodig om de doodeenvoudige reden dat incestueuze menselijke families evolutionistisch ondenkbaar zijn, juist omdat de enig mogelijke vorm ervan - voortgezette broer-zuster-incest - onleefbaar kleine groepen zou opleveren, zoals we hierboven aantoonden. Een bijkomend argument tegen deze theorie is echter dat sedert de ontwikkeling van de maatschappelijke arbeidsdeling de samenwerking tussen de mensen niet meer op huwelijk en erfrecht is gebaseerd, zodat samenwerking in steeds grotere gehelen perfect verenigbaar is met (economisch uitgeholde) volle incest. Pas in een voltooide maatschappij is continue incest tussen broer en zus denkbaar. Maar op grond waarvan zou die dan verboden moeten worden, vermits hij geenszins de vorming van grotere gehelen in de weg stond? Schelsky (1955) en Parsons (1964) zien het probleem, en schrijven het behoud van het incestverbod respectievelijk toe aan het gewicht van de traditie en de psychologische functie ervan, zich er niet van bewust dat door deze nieuwe verklaring de oude ontkracht wordt. Overigens zien ze over het hoofd dat echte uitbreiding van relaties pas mogelijk werd door het verbreken van ruil op basis huwelijken. Exogamie en incestverbod waren volstrekt ontoereikend om een groter geheel zoals de maatschappij te realiseren. Wat deze theorieën aan het incestverbod toeschrijven werd in werkelijkheid gerealiseerd door het deseksualiseren van de economische relaties!

Een variant van de eerste theorie legt de nadruk niet zozeer op de voordelen van samenwerking met niet incestueuze partners, maar integendeel op de nadelen ervan, en weerlegt daarmee tevens de algemene geldigheid van de vorige. Zo verbiedt Luther incest van boeren met het oog op behoud van landbouwgrond. Ook Lowie wijst erop dat incest als beschavingsprodukt een methode kan zijn om privileges te kunnen behouden (Peru, Incas). Omgekeerd kan incest een gevolg zijn van hypergamie (introuwen in hogere laag): zo wijst Cleugh erop dat niemand in India met de laagste kasten wil huwen, zodat deze wel tot incest gedwongen zijn . Dat is ook de mening van Schelsky . Tillion wijst erop dat incest een strategie kan zijn van religieuze minderheden om hun eigenheid te behouden (bij joden, christenen en islamieten waar ze in minderheid zijn) . Tegen deze theorie kan niets ingebracht worden, omdat incest ongetwijfeld het behoud van privileges kan dienen (bij uitstek als voortgezette broer zuster incest) of een gevolg kan zijn van de afwezigheid van elk privilege. Maar, zoiets is alleen denkbaar binnen de mazen van een zij dan slechts rudimentair ontwikkelde maatschappij. En dan valt niet te verklaren waarom het incestverbod reeds in de oertijden werd uitgevaardigd.

Een gelijkaardige kritiek is van toepassing op de theorie van McLennan. Deze auteur wil het ontstaan van het incestverbod verklaren uit de gewoonte om het tekort aan vrouwen ontstaan door meisjesmoord op te heffen door roof van vreemde vrouwen. Ze werd overgenomen door Spencer, evenals door Lubbock, die meende dat de eigen vrouwen collectief bezit waren, zodat individuele vrouwen alleen door roof verkregen konden worden . Ook deze theorie kan niet verklaren waarom het incestverbod behouden bleef nadat het vrouwentekort was opgeheven (bv. sedert landbouwrevolutie). McLennan verklaart op die gronden het herstel van endogamie, maar het is de vraag of hij daar ook incest mee ziet opduiken.

Een derde reeks theorieën legt vooral de nadruk op de verstoring van de vaste rolpatronen. Reeds Socrates wijst erop dat er een leeftijdsverschil kan zijn tussen neef en nicht. Th. de Bèze, leider van de Franse Calvinisten (1519 1605), meent dat incest hopeloze verwarring zou stichten: de man die huwt met de moeder van zijn stiefmoeder, zou haar vader én haar zoon zijn Montesquieu wijst erop dat een zoon die met zijn moeder trouwt weldra tegenover een onvruchtbare vrouw staat. Bij de man bestaat dit obstakel niet . Seligman meent dat ''het aanvaarden van incestwetten ertoe bijdraagt de harmonie in de familie te bewaren als seksuele rivaliteit opduikt' en voegt daar in 1932 aan toe dat 'de familie als eerste menselijk groep geconsolideerd werd door de oprichting van de incestdrempel'. In haar voetspoor schrijft Malinowksy: 'Indien de erotische passies werden toegelaten in het gezin, dan zouden deze niet alleen jaloersheid en competitie doen ontstaan die de familie ontwrichten, maar ook de fundamentele verwantschapsbanden overhoop gooien, waarop de verdere ontwikkeling van alle sociale relaties is gebaseerd' . Eenzelfde opvatting vinden we bij Lanval die meent dat de seksuele jaloezie uit het gezin moet gebannen worden. 'Het moet verboden worden om paren... te vormen waarvan het bestaan de groep bedreigt waaruit ze voortspruiten' . In dezelfde stijl meent Murdock dat 'incesttaboes verhinderen dat een man echtgenoot en vader is in dezelfde familie waarin hij zoon en broeder is'. Bovendien verminderen ze seksuele rivaliteit binnen het gezin zodat 'de familie als coöperatieve eenheid geconsolideerd wordt' . Ook D. Morris wijst erop dat de voor de mens noodzakelijke monogamie niet kan behouden worden als het volwassen mannetje de jonge mannetjes zou wegjagen en zou gaan paren met de jonge vrouwtjes zoals bij de primaten. 'Als het systeem van de band tussen de paren wil blijven bestaan, zullen zowel de dochters als de zonen hun eigen paarpartner moeten vinden'. 'Daarom jagen beide ouders kinderen van beide geslachten weg en deze willen zich omgekeerd op een eigen thuisbasis vestigen' . Shepher schrijft de incestinhibitie toe aan de onverenigbaarheid van rollen (onderworpen zoon tegenover dominante seksuele partner) bij primaten en mensen . Tevens vertelt hij het verhaal van Gregorius om aan te tonen dat 'de mogelijkheid van chaos overduidelijk is, indien rollen meer dan namen zijn, maar verwachtingen van bepaalde gedragsvormen en relaties'. Hij ziet hierin dan ook een secundaire functie van het incestverbod . Geen van deze theorieën is in staat te verklaren waarom het incestverbod dan niet beperkt bleef tot incest tussen de generaties en waarom ook broer zuster incest verboden is. Seligman meent het probleem op te lossen door te stellen dat het verbod op broer zuster incest een uitbreiding is op dat tussen ouders en kinderen. Schneider wijst er bovendien op dat machtsrelaties en seksuele relaties wel degelijk verenigbaar zijn, zoals blijkt uit meester-slaafrelaties .

Een vierde theorie ziet het ontstaan van incestverbod in de gewenning. Ze werd geformuleerd door Westermarck en overgenomen door Havelock Ellis, Forel en Lanval. Stellen we even dat gewenning tot afkeer voor seksuele relatie zou leiden. Bij uitstek geliefden zouden dan op de duur een afkeer ontwikkelen voor seksuele betrekkingen met elkaar, die de afkeer evenaart voor seksuele betrekkingen met incestueuze partners. Na lange tijd in onbruik geraakt te zijn, kreeg ze nieuwe impulsen sedert de bevindingen van Piro in de kibboets. Shepher bouwde hierop voort. Hij stelde dat broer zuster incest geïnhibeerd wordt door een soort negatieve inprenting gedurende de eerste levensjaren . Incest(verlangens) treden alleen op wanneer de kinderen door vreemden (bijvoorbeeld kinderopvoedsters) worden opgevoed, zoals Oedipoes himself. Shepher beroept zich daarbij op de bevindingen van Heinroth, Lorenz en Hess, die bij ganzen aantoonden dat paarvorming onmogelijk is bij samen opgevoede jongen. Dit mechanisme kan echter alleen incest vermijden bij dieren van eenzelfde broed, niet met broed van een vorige of volgende jaargang. Dat is bij uitstek een probleem bij soorten die 'levenslang' monogaam zijn en dus elk jaar een nieuwe generatie broers en zussen afleveren. Het mechanisme kan al helemaal niet ingeroepen worden om incestvermijding tussen broers en zussen bij de mens te verklaren: vermits er meestal een aanzienlijk leeftijdsverschil is tussen kinderen in een gezin (zoals Shepher zelf schrijft ) kan er geen negatieve inprenting zijn, behalve op kort na elkaar geboren kinderen en bij uitstek op tweelingen. Murdock vermeldt habituele tweelingincest op Bali . De groepsgewijze opvoeding in de kibboets, waar Shepher zich op baseert, begint overigens slechts na de zogenaamde 'kritieke periode', die Shepher situeert tussen 0 en 6 jaar. De geldigheid van deze theorie wordt voor alles gelogenstraft door de hevigheid van de incestwensen én de uitgevoerde incest tussen broers en zussen, en überhaupt door het bestaan van een incestverbod (dat immers niet alleen dient om de gevallen, die nog kunnen optreden na preventie en inhibitie te verbieden, zoals Shepher meent). Ten slotte is deze theorie ondeugdelijk om een remming op incest te verklaren tussen broers en zussen die aanzienlijk in leeftijd verschillen, en ze is helemaal ontoereikend om te verklaren waarom ouders het vermijden om met hun kinderen te huwen. Voor deze beide laatste gevallen zou men een tweede verklaring moeten vinden.


INCEST EN EUGENETICA

Onuitroeibaar tenslotte lijkt de oudste en meest verbreide theorie, die de verklaring van het incesttaboe ziet in de degeneratie die het gevolg zou zijn van incest. Vooraleer we tot een bespreking van deze theorieën overgaan is het niet overbodig eraan te herinneren dat er een verschil is tussen 'inteelt' (endogamie) en incest. Beide verschijnselen worden systematisch verward en juist daarom moeten we ook hier de theorieën over inteelt bekritiseren alsof het theorieën over incest waren.

Al sedert Plato wordt gewezen op de schadelijke effecten van incest. Paus Gregorius I (590 604) dreigt met onvruchtbaarheid en Burton (1621) met algemene degeneratie . Ch. Darwin was zeer dubbelzinnig: terwijl hij als geen ander de eugenetische effecten van inteelt bij de kweek van dierenrassen kende, suggereert hij toch dat incest degenererend werkt . Zijn opvatting kent brede aanhang. Ook zijn zoon G. H. Darwin was geneigd te geloven in schadelijk effecten. Morgan wijst niet zozeer op de nadelen van incest, dan wel op de voordelen van menging met 'nieuw bloed', die leidt tot combinatie van gunstige factoren en zo tot rasverbetering. Dezelfde opvatting wordt overgenomen door Engels, al gaat het bij hem niet over een bewuste keuze maar om 'een uit de natuur zelf ontstaan tasten, zonder duidelijk bewustzijn van het doel' en door Frazer, bij wie het willekeurig ingestelde incesttaboe toevallig samenvalt met een eugenetisch voordeel . Een tijdlang verstommen de stemmen over schadelijkheid. In 1954 deden Robertson, Dickerson en Morley onderzoek naar inteelt en er bleek volgens Falconer sprake te zijn van een zgn. 'inbreeding depression' bij overschakelen op inteelt. Onderzoek naar strikte incest werd verricht door Carter in 1967, door Adams en Neel in 1967 en door Seemanova in 1971 en de resultaten bleken rampzalig te zijn. Merken we echter op dat het hier gaat op eenmalige - occasionele - incest. Tennov meent dat er een anti-incest inprenting is omdat verwanten gevaar lopen minderwaardige nakomelingen te krijgen. Dawkins meent dat incest het gevaar van de combinatie van lethale genen verhoogt zodat er alle reden is om aan te nemen dat incestvermijding bij mens en dier het gevolg is van 'sterke Darwiniaanse selectie' . Fox meent dat inteelt leidt tot vermindering van genetische variatie en dus van de aanpasbaarheid (verwijzend naar tree lice die door continue broer-zus practisch klonen worden) . Ook Shepher meent met Wilson dat strikte incest schadelijk is en dat 'de uiteindelijke oorzaak van incestvermijding het voorkomen is van teveel inteelt' .

Andere auteurs ontkennen met klem dat eugenetische overwegingen of tot het opstellen van een incestverbod zouden hebben geleid. Reeds McLennan meende zoals vermeld dat dergelijke overwegingen geen rol gespeeld kunnen hebben vermits in de verder evolutie endogamie werd ingevoerd. Andere auteurs verwerpen de idee op grond van het feit dat degeneratie pas na lange tijd blijkt en aan de aandacht ontsnapt zou zijn. Dat geldt voor Freud en Wundt, die meent dat mensen niet ver vooruit kunnen zien zoals de 'goddelijke voorzienigheid' . Wundt verwerpt overigens elke finale verklaring vanwege de talrijke functieveranderingen waarvan elke institutie het voorwerp is.

Nog andere auteurs ontkennen kortweg dat incest schadelijk is. Fourier beweert zonder meer dat incest noch 'crime naturel' noch 'crime social' is . Crawley meent dat 'het nooit zelfs nog maar waarschijnlijk werd gemaakt dat inteelt schadelijk is voor het ras' . Dahlberg meent dat 'incestbeperkingen niet gerechtvaardigd zijn' vanuit het oogpunt van erfelijkheid . Ruffer bestudeerde Ptolemeërs en stelde geen degeneratie vast (al werden zijn bevindingen betwist door Moussa) . Lanval komt na talloze gevalstudies tot de conclusie dat 'natuur noch individuele gevoelens een rol spelen in het verbieden van incest, vermits aangetoond is dat in talloze gevallen bevolkingen eeuwenlang incest kunnen bedrijven zonder fysiologische of psychologische nadelen'. Deze auteur verwijst overigens ook naar hermafrodiete soorten . Murdock stelt dat 'inteelt noch voordelig noch nadelig lijkt te zijn' . Ook Lévi Strauss tenslotte meende 'dat er geen natuurlijke reden is voor deze gewoonte ( het incestverbod)' .

De kracht waarmee men tekeer gaat tegen de schadelijke effecten van inteelt of incest én de krampachtige ontkenning van elk schadelijke effect ervan, verraden alleen maar hoezeer tenslotte van incest gunstige effecten verwacht worden, net zozeer als van polygamie overigens. Niet voor niets zijn polygamie en incest in de oervader verbonden, en niet alleen bij de oervader, maar ook bij de fokstieren, die al veel beter voldoen als model voor de incestueuze (endogame) harem dan primaten. De geprivilegieerden die zich van oudsher te verheven voelen om zich met bloed van lager niveau te vermengen, worden daarbij gedreven door eugenetische motieven. Of om het met een superieure Turk uit Istanboel te zeggen 'On ne laisse pas couvrir une cavale de grande race par un baudet' . De aristocratische eugenetica wordt sedert Galton overgeplant op nieuwe endogame eenheden zoals de natie, de staat, de klasse, het ras. De theoretici van het racisme pleiten voor positieve eugenetica: het kweken van superieure rassen. Anderen zoals Havelock Ellis en B. Russel zijn is voorstander van negatieve: breeding out the worst stock .

Andere theoretici wijzen op andere voordelen van incest. Opvallend is het hoezeer Bachofen precies aan de endogamie de deugden toedicht die sedert Tylor aan exogamie worden toegeschreven: de 'zelfvoortplanting' is voor hem 'een noodzakelijk middel om een of andere grote en duurzame vorm van samenleven te realiseren' . Briffault wijst op voortgezette incest onder natuurlijke omstandigheden bij antilopen, en op de superioriteit van incestueus gekweekte ratten en huisdieren . Darlington oppert het vermoeden dat (brede) inteelt vooral gedurende de fase van de spreiding van de mens over het aardoppervlak zeer voordelig moet geweest zijn om snelle aanpassing aan nieuwe ecologische omstandigheden mogelijk te maken . Wilson heeft het over de begunstiging van altrustisch gedrag bij sociale insekten. Hij vermeldt ecologische voordelen in bepaalde gevallen van 'assortative mating', waarbij dieren vertrouwde partners kiezen . Dat belet dezelfde Wilson niet om te schrijven dat 'inteelt op het niveau van broer zuster en ouder kind het optreden van homozygositeit en genetische gebreken drastisch verhoogt. Elke psychologische rem op incest, elke aangeboren neiging om te paren buiten de kring van de nauwste verwanten, zal een voortplantingsvoordeel opleveren' . Alexander meent dat nauwe inteelt minder schadelijk is voor populaties met een hoge inteeltcoëfficient dan voor deze met een lage . Bengston (1978) en Maynard Smith (1978) menen dat één van de voordelen van inteelt is dat meer ouderlijke genen aan de volgende generatie worden doorgegeven.

Een laatste reeks auteurs ten slotte meent dat incest zowel voor als nadelen heeft. Maynard Smith meent dat deze afgewogen worden op een 'balans van selectieve krachten die outcrossing begunstigt' . Deze theorie wordt overgenomen door Shepher.

De praktijk leert dat incest de kwaliteiten evenzeer in de hand werkt als de nadelen. Bij elk huwelijk kunnen schadelijke of dodelijke (recessieve) genen opduiken, al is de kans daarop groter bij incest. Bij voortgezette incest - en die is zoals gezien alleen mogelijk tussen broer en zus in een maatschappij - sterven de schadelijke exemplaren echter af. Op de duur zet het negatieve effect zich om in kleinere kans op slechte effecten. Voor gunstige effecten geldt het omgekeerde: voortdurende koppeling van gunstige eigenschappen leidt tot een select ras. Dit geldt ook voor de inteelt binnen kleine groepen zoals de endogame oerhorde, waarin naast beide soorten volle incest ook inteelt tussen verdere verwanten zoals neven en nichten de regel zal geweest zijn. Of om het Dahlberg te zeggen: 'Genetici toonden aan dat, terwijl bloedverwante huwelijken schadelijke effecten zouden opleveren in een maatschappij die consequent dergelijke huwelijken vermeed, het gevaar veel kleiner zou zijn indien het verbod nooit zou bestaan hebben. Daarbij zouden immers alle schadelijke erfelijke factoren aan de oppervlakte gekomen zijn en automatisch geëlimineerd zijn door selectie: op deze manier verbeteren kwekers immers de kwaliteit van hun rassen. Bijgevolg zijn de gevaren van bloedverwante huwelijken eerder het resultaat van het incestverbod dan de oorsprong ervan' . Dat is ook de mening van Fox .

Merken we ten slotte op dat al deze degeneratieve of eugenetische theorieën incest in de eerste plaats als fertiele incest benaderen. Dat moet ons verwonderen omdat bij de meeste vormen van incest niet zozeer huwelijk of voortplanting beoogd worden. Er is integendeel sprake van een perverse inperking vooral tot seksuele incest evenals tot coöperatieve incest (geestelijke verwantschap). De reductie van incest tot huwelijk en voortplanting dient dezelfde verdringing als de reductie van vrijen tot voortplanting. Sociobiologen maken daarbij dezelfde fout als wanneer ze de mannelijke seksuele polygamie willen legitimeren door te verwijzen naar 'differential parental investment'*. Dat komt duidelijk tot uiting in het feit dat er ook homoseksuele incest is en dat ook deze verboden wordt, en dat kan toch geen eugenetische gronden hebben. Shepher maakt zich van het probleem af door te zeggen dat moeder zoon incest strenger bestraft wordt .

In het licht van het bovenstaande kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat de voorstelling van een universeel taboe op en wens die geensizns universeel kan zijn iets anders verhult: dat men heimelijk eugenetische effect verwacht van volle incest in een wereld waarin deze steeds meer tot de mogelijkheden gaat behoren. We beschreven in vorig hoofdstuk hoe niet alleen geliefden, maar ook ouders en kinderen en vooral leden van de gemeenschap hartstochtelijk streven naar identiteit in hun seksuele, parentale en communale verliefdheid. Het vermoeden rijst dat het eugenetisch effect dat men heimelijk aan incest toeschrijft alleen maar de biologische vermomming is van het 'eupsychische' effect dat men van deze alzijdige geestelijke verwantschap verwacht. Deze draad zullen we verder weer oppakken..


ISIS EN OSIRIS

De ijver waarmee incest in de theorie veroordeeld wordt contrasteert fel met de passie waarmee incest in mythologie en literatuur wordt bezongen.

In de mythologie vinden we broer zuster incest in Egypte bij Isis en Osiris, in het bijbelse Hooglied , in Griekenland bij de Griekse Titanen en bij Zeus en zijn zuster Hera, bij de Hindoes bij Indra en Indrani, bij de Germanen bij Siegfried en Sieglinde (die bij Wagner tweelingen zijn). Vader dochter incest vinden we bij de joden bij Lot en zijn dochters. Ook moeder zoon incest komt ruimschoots aan bod. Vele godinnen hebben een mannelijke telg: Isis heeft de zoon Horus, de slangengodin van Kreta draagt haar zoon Velganos op de armen. Istar, Astarte en Kybele zijn tegelijkertijd moeder en minnares van de zoongemaal. Minder uitgesproken zijn de gevallen waarin moeders voor hun zonen opkomen: Gaia schonk Kronos de sikkel waarmee hij zijn vader haar man ontmande, Rea verborg Zeus voor het kannibalisme van zijn vader, en ook bij Freud beschermt de moeder haar jongste zoon tegen de jaloersheid van de oervader.

Ook in de profane literatuur werd het thema van de incest vaak bezongen, van Aischylos tot Claus. In de plastische kunsten daarentegen lijkt het thema wel afwezig, tot ons de aanwezigheid van de talloze mannelijke putti in de schilderkunst opvalt. Het zijn de afstammelingen van Eros, de metgezel van Afrodite Venus, aanvankelijk afgebeeld als mooie jongeling, die echter steeds jonger wordt om zich vanaf de Helleense tijd tot sappige kleuter te ontpoppen. De seksuele betekenis ervan is gezien zijn herkomst en de nadruk op het mannelijke karakter ervan niet te miskennen. In het kleine jongetje zijn seksuele en moederlijke gevoelens verdicht. Dit komt onmiskenbaar tot uiting in de talloze afbeeldingen van Maria met kind, die de nauwelijks verhulde tegenhangers zijn van afbeeldingen waarop Venus met Eros vrijt, zoals die van Titiaan. Dat neemt niet weg dat het thema afgezien van putti welhaast afwezig is. Dat is hoogst waarschijnlijk te wijten dat het een man of een vrouw niet aan te zien in welke verwantschapsrelaties ze onderhouden. Alleen bij moeder en kind blijkt dat overduidelijk uit het beeld.


INCEST IN DE NATUUR

Laat ons na deze zwerftocht door het labyrint van de theorie een blik werpen op incest in de praktijk. We onderzoeken daarbij eerst incest op dieren en gaan vervolgens na hoe het incestueuze gedrag van mensen in de loop van de geschiedenis evolueerde.

Vele auteurs menen dat dieren incestueus zijn. De stelling is impliciet aanwezig in de constructies van auteurs die vertrekken van oerincest. Dat geldt ook voor de auteurs die uitgaan van een exogame (niet incestueuze) oertijd. Zo meent Westermarck dat bij de voorouders van de mens en andere dieren bloedverwantschap geen rem was op seksuele relaties . Ook Lévi Strauss meent dat incest een natuurlijk fenomeen is bij dieren. Deze voorstelling ontstaat door projectie van het verbodene op onze dierlijke voorouders, en werd gevoed door het feit dat gedomesticeerde dieren in de boerderij en de dierentuin geen bezwaren maken tegen incestueuze verhoudingen.

Deze projectie komt niet alleen voor bij antropologen, ook bij biologisch is ze wijd verbreid. Figuren als Bischof beschrijven factoren als spreiding, verjagen van jonge mannen en wisseling van dominante man als strategieën om incest te vermijden . Hetzelfde geldt voor de bovenbesproken theorieën van Alexander, Maynard Smith en Shepher over een balans van selectieve krachten die outcroussing begunstigt. In feite gaat het om feitelijke toestanden veroorzaakt door ecologische omstandigheden (spreiding) of om gedragsmechanismen die hun oorsprong vinden in de strijd tussen mannetjes onderling om het bezit van de wijfjes. Er is geenszins sprake van een selectie op gedrag dat leidt tot incestvermijding: vermits deze sowieso in verwaarloosbare mate kan voorkomen is zo'n selectie niet nodig. Een kosten-batenanalyse van inteelt moet alleen gemaakt worden waar inteelt zich systematisch kan voordoen. Laat ons de voorwaarden daarvoor onderzoeken. Bij dieren behoort incest tussen broer en zus altijd tot de mogelijkheden. Beide behoren immers tot dezelfde generatie en er is een (geringe) kans dat zij met elkaar paren. Het is de enige mogelijke vorm van continue incest, en hij kan dan ook uitgeselecteerd worden waar de omvang van de groep niet van belang is (bijvoorbeeld bij dwergantilopen van Brehm en de tree-lice die virtuele klonen worden ). Incest tussen ouders en kinderen daarentegen is bij dieren is pas mogelijk indien de ouders nog leven als de kinderen vruchtbaar geworden zijn. Hij wordt pas waarschijnlijk onder zeer uitzonderlijke voorwaarden: als de man bij een moeder blijft die zelf haar geslachtsrijpe kinderen bij zich houdt. In de regel zijn dat dochters; zodat de voorwaarden voor vader dochter incest dan toenemen. Pas wanneer ook de zonen nog bij vader én moeder blijven maar dat is pas het geval bij de mens is er toegenomen mogelijkheid van moeder zoon incest . Dieren zijn dus - net zoals de mens - incestneutraal, en dat blijkt niet alleen in dierentuinen waar er een tekort is aan niet incestueuze partners .


INCEST IN HORDES EN STAMMEN

Bij de mens zijn de voorwaarden voor incest zeer gunstig. Dat zal reeds gebleken zijn uit het feit dat vele lezers bij de uiteenzetting van onze theorie van de endogame oergroep meteen aan inteelt gedacht zullen hebben. Een kind kan de band met zijn ouders niet opgeven als het geslachtsrijp geworden is. Het is dan nog fysiek en geestelijk onvolwassen en moet nog opgevoed worden door zijn ouders. Bovendien blijven de vaders bij de moeders, zodat niet alleen moeders bij zonen, maar ook vaders bij dochters blijven. Ook als ze fysiek en geestelijk volwassen geworden zijn kan de band tussen ouders en kinderen in tegenstelling tot wat D. Morris meent niet verbroken worden. Volwassenen blijven afhankelijk van de ervaring van bejaarden en deze bejaard geworden ouders moeten nu op hun beurt door hun volwassen geworden kinderen verzorgd worden. Hier pas kan incest een veelvoorkomende vorm van partnerkeuze worden en pas hier stelt zich de vraag naar de kosten en de baten. In zoverre is pas het ontstaan van de endogame groep de oorsprong van het incestprobleem. In zoverre is pas het ontstaan van de menselijke endogame groep de oorsprong van het incestprobleem.

In elke horde waren er slechts een gering aantal geslachtsrijpe individuen en deze individuen waren onderling nauw verwant. Incest tussen ouders en kinderen, maar vooral tussen broers en zussen zal ongetwijfeld voorgekomen zijn, naast omgang met verdere maar endogame verwanten, zoals dat de gehele geschiedenis door gebruikelijk was bij bevolkingen op eilanden, in afgelegen dorpen, of in cultureel (en zoals we nog zullen zien: politiek en economisch) geïsoleerde gemeenschappen (inclusief de farao's en goddelijke koningen of rijken). Maar beweren dat incest voorkwam is nog iets anders dan stellen dat het een oereigenschap was van menselijke samenlevingen. Strikte incest kan zoals gezien geenszins de basis structuur is van de gemeenschap geweest zijn. Nauwe inteelt daarentegen was de regel in endogame groepen op hordeniveau. Meer nog: inteelt was in de eerste plaats een zeer gunstige strategie om snelle aanpassing aan bijzondere ecologische omstandigheden te realiseren gedurende de gehele periode waarin de mens zich over het aardoppervlak verspreidde.

Op stamniveau laten exogamieregels vaak één van de vormen van volle incest toe, zoals nog vast te stellen is bij vele recente primitieven. De toegenomen omvang van de stam echter maakt incest echter veel minder dwingend dan in de horde: de keuze voor een incestueuze partner wordt nu pas slechts één onder de vele mogelijkheden. Murdock vermeldt incest bij de Azande adel (met dochters), broer zus bij oude Hawaiaanse aristocratie; bij de Dobuans, tweelingincest op Bali, incest voor de jacht bij de Thonga in Afrika . Lévi-Strauss vermeldt daarnaast ook Madagascar waar voor chefs alleen de moeder verboden is . Maisch vermeldt stammen in Cambodja waar broer-zuster-incest geoorloofd is, de Kuki in India waar alleen moeder-zoon-incest verboden is, de Kalang op Java waar huwelijken tussen moeder en zoon als gelukbrengend gelden, de Baduwi op West-Java die reeds eeuwenlang incest plegen, de Taita in Oost-Afrika die hun moeders en zusters huwen, de hoogste kasten op Bali waar tweelingen geacht worden te huwen, de Eskimo's van Kodiak die alle vormen van incest bedrijven, de Dajaks in Borneo die het begrip incest niet kennen, de Baiga die incest tussen grootouders en kleinkinderen toestaan . En zo zouden we nog een tijdje kunnen doorgaan.


INCEST SEDERT DE OPKOMST VAN HANDEL EN STATEN

Een volgende stap in de ontwikkeling wordt bereikt door de ontwikkeling van de maatschappelijke arbeidsdeling. Een weinig opgemerkt effect hiervan is dat het spreidingspatroon van een toenemende wereldbevolking ingrijpend gewijzigd wordt. Mensen kunnen zich nu op een gespecialiseerd territorium vestigen (op landbouwgronden zoals in de Vruchtbare sikkel, in mijngebieden enz.), of zelfs territoriumloos leven (priesters, handelaars). Door ruil kan men immers in het bezit komen van wat anderen uit hun territorium betrekken. De bevolkingsdichtheid kan toenemen, wat zich onder meer uit in de ontwikkeling van steden en de toenemende contacten tussen dichtbevolkte steden.

In principe maken maatschappelijke relaties exogamieregels overbodig vermits zij voortaan voor alzijdige samenhang kan zorgen. Vrije dus ook (al dan niet continu) incestueuze keuze van de partner is vanaf nu in principe mogelijk, maar de toename van het aantal partners waaruit men kan kiezen verkleint de eventualiteit van incestueuze keuze. Bovendien zorgt de ontwikkeling van de maatschappij ervoor dat incest perverser kan worden: meer seksueel en minder fertiel en economisch.

De geschiedenis leert echter dat de endogame structuren met bijbehorende exogamieregels (minus de economische basis) vaak behouden blijven. Om privileges veilig te stellen zonderen er zich binnen de steeds groeiende maatschappij kleine groepen af: beroepskasten, inwoners van steden of staten, op het platteland en in kustgebieden, religieuze gemeenschappen. Men kan in het algemeen spreken van geografische- , religieuze -, beroeps- en endogamie . Hier verschijnen de endogame kasten (McLennan, Darlington) en eenheden zoals de 'clans' in Ierland en de 'ferqa' van de Maghreb .

De toename van het aantal personen (en de ondoorzichtigheid van de maatschappelijke relaties) noodzaakt tot overschakelen op hanteerbaarder systemen dan een indeling in voorafbepaalde exogame gehelen. Meest voor de hand liggend is de keuze voor bloedverwantschap als criterium. In zoverre de koppeling van exogamie aan bloedverwantschap huwelijken binnen een bepaalde graad van verwantschap verbiedt, verbiedt ze principieel altijd incest. Neveneffect van deze ontwikkeling is dus de veralgemening van het incestverbod, dat nu pas ontstaat (en dan alleen in de gebieden waarin zich de maatschappelijke arbeidsdeling ontwikkelt). Ook binnen de nieuwe economische structuren is het incestverbod echter niet universeel. Dezelfde drijfveren die het behoud van endogamie tot gevolg hadden begunstigen ook een ditmaal principiële voorkeur voor incestueuze relaties: het verlangen om privileges binnen de familie te houden (bij landbouwers, ambachtslui, koningen en farao's). Tegelijk met de verspreiding van het incestverbod verschijnt dus ook voor het eerst de principieel incestueuze keuze.

De nieuwe wettenmakers kunnen zelf incest bedrijven en dat ook toestaan bij hun onderdanen. Dat was het geval in Egypte waar broer zuster incest bedreven werd in alle lagen van de bevolking, inzonderheid door de farao's van de XVIIe en XVIIIe dynastie (14e eeuw AC) (waaruit Echnaton, niet bepaald een dwaas) en die van de Ptolemeeën (3e eeuw AC) (waaruit Cleopatra, niet bepaald een monster). Ook bij de Meden en de Perzen werd broer zuster incest aangeprezen (Avesta, Zarathustra) en toegepast door priesters en koningen (Artaxerxes, Cambyses). Tillion vermeldt zoroastrische huwelijken tussen oom en nicht, tante en neef, vader en dochter en moeder en zoon. Ook bij de Parthen (Sassaniden) is broer zuster incest toegelaten. Bij de Mongolen zou Attila volgens Montesquieu getrouwd zijn met zijn dochter Esca. Ook bij de heersende klassen in Cambodja vinden we broer zuster incest. Bij de Chinezen vinden we incest onder de Tsjow en Han: van zonen met echtgenotes van vader, van Nantse met broer (5é E AC), van de ouders van keizer Hsiao King (156 140 AC). Onder de Soei wordt incest verboden . Bij de Inca's was incest voorbehouden voor de grote Inca, die alleen met een afstammeling van de zon te weten: zijn zuster mocht huwen. Veertien generaties broer zuster incest zijn geregistreerd. Bij oude Ieren werd koning Cuchulainn werd geboren uit het huwelijk tussen Conchobar en zijn zus Dechtire en we vinden incest ook bij de Drusen . We kunnen dus met Tillion rustig besluiten dat in de Oudheid 'wettelijk geoorloofde incest geenszins beperkt was tot het Egypte van de farao's' .

Bij andere volkeren echter wordt incest verboden. Dat was het geval bij de Indo Ariërs (Rigveda verbiedt broer zuster huwelijken) en bij de Chinezen vanaf de Soei, bij Hittieten en Assyriërs , bij Joden (Babylonische Talmoed), Grieken (Solon en verbod op broer en zus uit zelfde moeder, niet op agnatische van zelfde vader), Romeinen (verbod eerst tot de zesde, dan tot vierde graad). In het voetspoor van de Romeinen verbood de katholieke Kerk huwelijken tussen naaste bloedverwanten sedert het Concilie van Elvira (voor 5e eeuw) vooral met het oog op het breken van het particularisme van de stammen. Achtereenvolgende concilies breiden het incestverbod uit tot steeds verdere graden tot onder Gregorius I (590 604) uiteindelijk elk huwelijk tot in de zevende graad verboden werd. Sedert Justinianus (530) gingen de verboden daarbovenop ook nog spirituele verwantschap omvatten. In 813 begint de strijd tussen degenen die de vierde graad reeds welletjes vonden en degenen die de zevende graad wilden handhaven. Het Concilie van Lateranen (1215) kiest voor beperking tot de vierde graad om de toepasbaarheid mogelijk te maken. Ook de Islam verbiedt huwelijken tussen nicht en oom, neef en tante (en voert bilineaire erfelijkheid in) om dezelfde redene als het Christendom: om kleinere endogame groepen te ondermijnen ten voordele van de grote endogame islamitische gemeenschap .

Bij volkeren, staten of godsdiensten die incest verbieden werd het verbod desalniettemin vaak overtreden. Dat is vaak het geval bij geografisch of religieus, cultureel, politiek of economisch geïsoleerde groepen (zie boven). Vaker gebeurt het om economische privileges te beveiligen of om zich te onderscheiden door het overtreden van een taboe. Bij de Joden huwde Abraham met een zus uit een ander huwelijk van zijn vader. De dochters van Lot sliepen met hun vader. Bij de Grieken vinden we incest bij Archeptolis (zoon van Themistocles) en Cimon van Athene (zoon van Miltiades) die allebei met hun zus huwden evenals bij de tirannen van Sicilië: Dionysios de oude huwde zijn dochter uit ene huwelijk uit aan zoon uit ander (5e eeuw). Bij de Romeinen pleegde Caligula (37 47 PC) incest met zijn zus Agrippina, die als echtgenote van Claudius (41 54 PC) en keizerin moeder ook omgang zou gehad hebben met keizer Nero (54 68), haar zoon uit een vorige huwelijk. Zijn opvolger Tiberius pleegde incest met al zijn zussen en hetzelfde geldt voor keizer Commodus. Ook de incestschuwe Christenen lieten zich niet onbetuigd. Vermelden we in de eerste plaats incestueuze pauzen. Johannes XII (955-964) werd geboren uit een incestueuze relatie tussen paus Sergio III en zijn dochter Marozia en nam zelf zijn moeder als minnares. De tegenpaus Anacletus (1130-8) werd beschuldigd van incest met zijn zuster. Sixtus IV (1471-84) had zes onwettige kinderen, waaronder een zoon uit een relatie met zijn zus. Vermelden we ook Johannes XXII (Baldassare Cossa), Rodrigo Borgia (sedert 1492 paus Alexander VI) met zijn dochter Lucretia die overigens ook incest pleegde met haar broer Cesare Borgia, kardinaal Pierre Guérin de Tencin (1679 1758) met zijn zus Alexandrina Guérin de Tencin, kardinaal Richelieu met zijn dochter. Ook bij de lagere clerus kwam incest vaak voor . Ook christelijke vorsten waren van de partij: Baglioni (Perugia) met zijn zus, Cosimo I de Medici met zijn dochter Isabella, de condottiere Malatesta met zijn dochter, Beatrice Cenci (1594) met haar vader, Don Carlos, kleinzoon van Karel V, zoon van Johanna van Castilië met Elisabeth, tweede vrouw van Philips II van Spanje, Hendrik de VIII (1509 1547) onthoofde Anna Boleyn wegens overspel en incest met haar broer, de hertogin van Grammont met haar broer de hertog van Choiseul Stainville, Philippe d'Orléans met twee van zijn drie dochters (hertogin van Berry en madame de Ségur), Frederik de Grote van Pruisen (1712 1736) met zijn zus. Burgerlijke staatshoofden nemen het vaandel over, te beginnen met Napoleon, die niet alleen een relatie had met zijn schoondochter Hortense de Beauharnais (waaruit Napoleon III), maar ook met zijn zuster Pauline .

Sedert de industrialisering, verburgerlijking en secularisering neemt de staat de rol over van hoeder tegen incest, ofschoon de burgerlijke wetgeving zich in de regel beperkt tot verbieden van strikte incest. Dat heeft te maken met het afnemend belang van erfelijkheid in industriële maatschappijen. Incest neemt steeds meer de vorm aan van perverse, puur seksuele incest, niet gesanctioneerd door huwelijk en kinderen, terwijl tegelijkertijd het thema in de antropologie acuut wordt. De coquette Jeanne Françoise Récamier huwde met haar vader op vijftienjarige leeftijd tijdens het Premier Empire. Byron (1784 1824) had een zoon bij zijn getrouwde halfzuster Augusta Leigh. Sarah Bernhardt kreeg een zoon die de enige echte liefde uit haar leven was. De jonge Rodin en zijn zus evenals Pual Claudel met zijn zus Camille onderhielden één van de vele nauwelijks verholen incestueuze relaties tussen broer en zus. De laatste jaren wordt in toenemende mate aandacht besteed aan incest bij Jan met de pet. Vele mannen hebben naast hun gefantaseerde ook licht erotische of werkelijke omgang met hun dochters. Het cijfer van 5% voor op zaadlozing eindigende incest doet vermoeden hoe sterk de incestwensen wel zijn. We kunnen vergelijken met de min of meer openlijke vormen van ontrouw van mannen met vreemde vrouwen.

Opmerkelijk voor de seksuele incest is dat hij overwegend plaatsgrijpt tussen vader en dochter of stiefdochter, minder tussen broer en zus, en ogenschijnlijk weinig tussen moeder en zoon, Gesanctioneerde incest in stammen en bij geprivilegiëerden daarentegen is overwegend broer zuster incest (zie ook Weinberg), terwijl vader dochter incest op tweede plaats komt. Op de verklaring hiervoor komen we later terug.

Uit bovenstaand overzicht moge blijken dat het incestverbod geenszins universeel is, en dat het niet opgaat de wijdverbreide incest(wens) te verdonkeremanen door hem af te doen als een idiosyncrasie van Egyptische farao's.


DE INCESTWENS

Mon ange, ma soeur,
songe à la douceur
D'aller là-bas vivre ensemble!
aimer à loisir
amer et mourir
au pays qui te ressemble!

Baudelaire

Dat incest geen eigenschap is van de oerliefde betekent nog niet dat er geen incestwensen zijn: het bovenstaande laat daar geen twijfel over bestaan. Onderzoeken we waar deze wens zijn wortels heeft.

We namen aan dat het ouderpaar zich wil verdubbelen in nieuwe kinderparen. Dat impliceert dat er geen incestwens aanwezig is bij de ouders, maar in plaats daarvan het verlangen dat het volwassengeworden kind elders een seksuele partner zal vinden. Pas dan kunnen de ouders genieten van volledige identiteit in het vermogen van hun kinderen om met anderen te vrijen. Niets in ons model staat daarentegen een liefdesrelatie tussen broers en zussen in de weg, op voorwaarde dat zij elkaar aantrekkelijker vinden dan andere kandidaten. De naakte mogelijkheid onder andere kandidaten ook een broer of zus te kiezen kan echter geen incestwens genoemd worden: het is een bijzonder en eerder zeldzaam geval van de algemene wens een lief te hebben. De incestwens is dus geen fundamentele behoefte van de mens: liefde staat neutraal tegenover incest tussen broer en zus, en ze sluit incest uit tussen ouder en kind. Waar komt die wens als exclusieve, principiële wens dan vandaan?

Incestueuze partners zijn zoniet fysiek, dan toch geestelijk zeer verwant ('homogaam'), vermits de ouders zich in hun kinderen willen verdubbelen. Indien alle ouders deelhadden aan dezelfde cultuur zouden hun kinderen eveneens erg gelijken op elkaar. Naarmate dat minder het geval is vanwege de maatschappelijke arbeidsdeling en wat daaruit voortvloeit aan economische en politieke ongelijkheid, vergroten de verschillen tussen gezinnen, en daarmee ook tussen de kinderen die ze afleveren als huwelijkskandidaten. Ze worden steeds vreemder voor elkaar. Vermits liefde naar identiteit streeft, neemt de aantrekkingskracht van de gezinsleden op elkaar in verhouding toe, terwijl die voor vreemden afneemt. De liefde moet steeds grotere inspanningen leveren om de ongelijkheid te overbruggen. Anderzijds zorgen diezelfde maatschappelijke factoren ervoor dat de liefde tussen de ouders onderling gedwarsboomd wordt. De gemeenschapsliefde trekt zich daarbij in steeds kleinere kringen terug, tot in de limiet alleen meer de aantrekkingskracht tussen ouders en kinderen overblijft. Daarom lieten we de cirkel - die in ons schema de gemeenschap vertegenwoordigd - ineenkrimpen tot een punt, dat de engste cirkel van het gezin symboliseert..

Maar de geestelijke verwantschap wordt in principe vooral in gelijkgeslachtelijke lijn gezocht. De parentale relatie moet dus eerst geseksualiseerd worden, zodat na de inkrimping van de cirkel van gemeenschapsliefde ook nog de verticale en de horizontale assen met elkaar worden verdicht. Dat wordt op ons schema weergegeven door de horizontale en verticale as naar elkaar toe tot diagonaal te wentelen. Deze verdichting wordt vanuit verschillende bronnen gevoed.

In de eerste plaats moeten we oog hebben voor de spanningen die ontstaan na het uiteenvallen van de endogame groep. voor kinderen betekent de keuze van een vreemde seksuele partner voortaan het opgeven van de vertrouwde parentale band met de ouders. Voor ouders hebben kinderen een voorsprong op vreemde partners: ze onderhouden er al een parentale band mee die het pad kan effenen voor een mogelijke seksualisering van de relatie. Deze algemene bereidheid wordt versterkt door de ontwikkeling van de maatschappelijke arbeidsdeling. Deze bemoeilijkt zoals gezien de gewenste verdubbeling met het kind van hetzelfde geslacht. Terwijl de verschillen tussen vader en zoon of moeder en dochter op geestelijk vlak toenemen, hebben vader en dochter of moeder en zoon hun seksuele verlangens gemeen. Seksualiseren van de relatie met kinderen kan compenseren voor het gebrek aan geestelijke verwantschap. Dezelfde vermaatschappelijking bemoeilijkt naast algemene factoren zoals de neiging naar perversie van de liefde de eenwording van de ouders. We zagen hoe dit leidt tot seksualisering van hun relatie, wat weer tot gevolg heeft dat ze nog onbevredigender wordt omdat seksualiteit alleen de band niet kan schragen. Dat leidt weer tot onvermogen om afstand te doen van hun seksueel verlangen als ze ouder worden en tot het verlangen om een relatie aan te gaan met iemand uit een volgende generatie. Voor mannen maken de dochters deel uit van de schaarse voorraad aan aantrekkelijke jonge vrouwen. Het tekort aan liefde kan zich dan gemakkelijk richten op de geseksualiseerde kinderen met wie ze niet eerst contact moeten opnemen.

Deze dubbele verschuiving komt vaak voor wanneer de vrouw tijdens de zwangerschap en borstvoeding verlaten wordt door de man: de zoon die ze in haar armen houdt kan daarvoor compenseren. Liefde voor zonen kan voor moeders een compensatie zijn voor het opgeven van hun rol als vrouw én voor hun verbanning uit de maatschappij in het huishouden. De tot moeder veroordeelde vrouw kan haar polyandrie herontdekken in de liefde voor haar nog onvolwassen zonen, temeer daar deze als beloftevolle presteerders ook nog voor de tekorten van hun mannen op dit vlak kunnen compenseren én voor hun eigen veroordeling tot private arbeid. De liefde voor de zonen kan lang verborgen worden onder de dekmantel van moederliefde. Zolang zonen niet als seksuele wezens beschouwd worden kunnen vrouwen er ongestoord 'lichamelijke' omgang mee hebben. Niet alleen in Tunesische badhuizen worden jongens slechts vanaf de puberteit verjaagd. Reeds Michelet klaagt: 'Het kind is de onafscheidelijke minnaar van de moeder' . Moll beschreef zoals vermeld de 'seksuele blos' bij de zuigeling. Ook Weininger neemt aan dat de moeder een seksuele relatie onderhoudt met het kind bij het zogen . De seksualisering wordt voltooid in de theorie van Freud, waarin zoals beschreven parentale en seksuele liefde op grond van morfologische gelijkenissen verdicht worden.

Zodra de zonen geslachtsrijp worden kan de seksuele aard van hun relatie met de moeder niet meer verhuld worden. De seksuele liefde van vele moeders voor hun zonen uit zich nu vaak onder schijnbaar tegengestelde vorm: moeders kunnen hun zonen aan zich binden door de seksuele verlangens af te remmen, die hen naar andere vrouwen dreigt te leiden. Deze deseksualisering van de zonen kan uitstekend gerealiseerd worden door ze aan te sporen tot mateloos presteren. In zoverre vrouwen geen eigen ziel hebben, maar die van een man verlangen, kunnen ze die realiseren in het lichaam van de zonen die uit hun schoot zijn voortgekomen. Het volstaat hun maatschappelijke ambitie te stimuleren. Indien de zoon daarbij de vader overtreft worden de moeders ook nog schadeloos gesteld voor de ontoereikende echtgenoot van tweedekeus en hun veroordeling tot private arbeid. Bovendien wordt alle energie die de zoon aan presteren besteedt afgenomen van concurrerende vrouwen. Door deze castratie schakelt de oermoeder haar concurrenten uit: Demeter verlangt de geslachtsorganen van haar priesters. Terwijl de reële vader de zoon fysiek moet castreren om hem van de moeder weg te houden, castreert de reële moeder de zoon geestelijk om hem van de vrouwen weg te houden. Deze geestelijke castratie door de moeder leidt bij de zoon tot een splitsing tussen een lager gewaardeerde zinnelijke liefde voor de vrouw en de 'geestelijke' (zärtliche) voor de moeder. Zoals Jezus verzaken vele zonen aan vrouwen en kiezen ze voor de prestigieuze liefde van de mensheid. Vele moeders houden zo hun zonen in een incestueuze wurggreep (Coriolanus). Zo worden ideale incestueuze zonen tot kleine Christussen, uit een onbevlekte moeder geboren zonen van God, die verlossers van alle mensen moeten worden. In dit licht is de Heilige Familie tevens ook de werkelijke incestueuze familie, de historische tegenhanger van de incestueuze oerhorde uit Freuds mythe: Christus is niet een zoveelste fase in de terugkeer van de verdrongen oervadermoord, maar in vele huiskamers sedert de industrialisering het historische model voor de mythische oervader.

Bij de man die ondertussen seksueel ontrouw was bij vreemde vrouwen grijpt de seksualisering later plaats. Vaders zijn sowieso nauwelijks betrokken bij de opvoeding van kleine kinderen. Hen is meer gelegen aan het presteren van hun zonen. Aanleiding voor incest is bij hen dan ook niet de geboorte, maar de ontgoocheling in de zoon. Deze treedt noodzakelijk op ofwel doordat de zoon zijn vader onwaardig is ofwel omdat hij hem overtreft, ofwel tenslotte omdat hij op andere terreinen presteert dan zijn vader en dus de continuteit doorheen de generaties verbreekt. Zo'n ouder wordende vader is tevens de man van een vrouw die hem niet bevredigde, zodat hij zijn seksuele verlangens niet kan opgeven en afstaan. Bovendien inspireert zijn ouder wordende vrouw geen seksuele verlangens meer in hem. De mooie aantrekkelijke dochter die voor zijn ogen openbloeit lijkt een geschenk uit de hemel. De klok lijkt teruggedraaid te kunnen worden. En dat geldt ook voor het puberale meisje dat omgekeerd de klok vooruit zou willen zetten. Haar vader is de meest toegankelijke partner: hij is niet alleen vertrouwd en zielsverwant, dingt naar de gunsten van zijn dochter en kan als steeds succesrijker vader bovendien reeds van meet af aan de gulle financiële verzorger van de dochter zijn. Jonge vreemde mannetjes moeten zich nog bewijzen en eisen bovendien wederdiensten voor wat ze geven, terwijl vaders van kindsbeen af alleen maar geven. In dit opzicht is de oudere rijke man die jonge vrouwen kan kopen een afgezwakte versie van de ouder wordende vader, zeker wanneer de dochter de kinderlijke verafgoding niet opgeeft. Dat de man pas later zijn relatie tot de dochter seksualiseert is verantwoordelijk voor een verschil tussen ontwikkeling van de incestueuze relatie bij jongen en meisje. Afweer op de seksuele aantrekking kan hier leiden tot vergeestelijking van de band: vader en dochter spannen zich in om elkaars gelijken te worden, en dat stelt het meisje schadeloos voor de minachting voor het eigen geslacht dat ze van haar moeder heeft geërfd. Door de seksualisering bereikt de vader dan vaak bij de dochter wat hij zich bij de zoon had gewenst. Een duidelijk voorbeeld vinden we bij Sigmund Freud voor wiens roemloze zonen ook zijn geestelijke kinderen niet schadeloos konden stellen, terwijl zijn dochter Anna zich als hoedster van de orthodoxie opwierp.

Deze verhoudingen veranderen zodra de vrouwen in groter getale in de maatschappij beginnen op te gaan. Naarmate moeders minder in het moederschap moeten ondergaan neemt hun belangstelling voor zonen af, terwijl die voor minnaars in dezelfde mate toeneemt. Terwijl de moeders zich van hun kinderen beginnen te ontdoen, trekken de vaders zich omgekeerd meer van hun kinderen aan. Bij hen zien we dan ook een omgekeerde verschuiving van minnaressen naar dochters. Steeds meer gescheiden mannen zitten bovendien met gescheiden dochters, wat de kans op incestueuze vaders alleen maar vergroot.

Merken we op dat bij ouder kind incest de kinderen geen passieve slachtoffers zijn. Reeds kleuters zijn vaak heel ondernemend bij de verovering van hun moeder of vader, en meisjes of jongens die de puberteit naderen moeten voor hen niet onderdoen. Kinderen en pubers spelen bij het tot stand komen van incest vaker een actieve rol dan graag wordt toegegeven. Iets heel anders is de vraag of ze de relatie willen volhouden. Vroeg of laat willen kinderen of pubers de relatie beëindigen. De ouderlijke partners zijn er daarentegen alleen maar op uit om ze te bestendigen. Hun wereld krimpt in, terwijl die van de kinderen pas open gaat. Hoe vreemder de mogelijk partners die ze daarbij leren kennen, hoe groter de kans dat ook zij de relatie met de geliefde ouder wel degelijke verder willen zetten. Daarbij ontstaan dan de relaties met geslachtsrijpe partners die we hierboven in ons overzicht opnamen. En dat zijn zijn wel degelijk relaties met jonge mensen, niet met onrijpe of halfwassen kinderen.

Deze analyse maakt duidelijk waarom seksuele incest niet zozeer de gedaante aanneemt van broer zuster incest, maar vooral van ouder kind incest, bij uitstek de vorm van incest die niet veralgemeend en voortgezet te realiseren is. In het licht van het voorgaande begrijpen we dadelijk waarom. Als geestelijk model is een broer slechts een belofte van de vader en als lichamelijk model is hij pas toereikend naarmate hij volwassen wordt. Bij jongens liggen de zaken omgekeerd: hun zussen worden veel aantrekkelijker dan hun moeder. Daar komt bij dat kinderen concurrenten zijn ten opzichte van de ouders, en in de strijd om de uitverkorene te worden ontwikkelen kinderen zich vaak tot tegenstellingen. Bovendien is er - behalve bij tweelingen - steeds een min of meer groot leeftijdsverschil tussen broer en zus, terwijl omgekeerd de kans dat er een leeftijdsgenoot buiten het gezin aanwezig is zeer groot is. Deze asymmetrieën maken broer zuster incest vaak minder aantrekkelijk dan ouder kind incest, al blijft de aantrekkingskracht van gezinsleden onder de huidige omstandigheden vaak groter dan die van vreemden. Gezinsleden kennen elkaar quasi bij de geboorte, terwijl vreemde geliefden alleen maar die indruk hebben. Pas tweelingen kennen elkaar nog vroeger en zijn volkomen identiek. Niet voor niets is het beeld van de incestueuze tweeling in de moederschoot het absolute summum en daarmee ook hét paradigma van incest.

Onze benadering legt bloot dat incest de resultante is van het drievoudige falen van de seksuele liefde tussen de ouders, de parentale liefde tussen vader en zoon, moeder en dochter en tenslotte van de communale liefde die toenemende verschillen tussen de mensen schept. Dit drievoudige falen van de drie ene liefde leidt tot haar implosie in één enkele: de seksuele (1) oer gemeenschap (2) tussen ouder en kind (3). Pas na deze drievoudige verdichting is er sprake van een 'universeel oedipuscomplex' dat de parentale relaties tussen ouders en kinderen seksualiseert en communaliseert.

De verdichting van seksuele, parentale en communale liefde in de incest is een late verschijning in de geschiedenis. Ze treedt pas op nadat de liefde fundamenteel beschadigd die werd doordat de maatschappij er de economisch basis van onderuit haalde resulteert. De seksuele wending van jongeren naar geestverwante leeftijdsgenoten wordt afgeremd doordat hun vreemdheid afschrikt en heimwee opwekt naar een verloren geluk bij de ouders. De terugtrekking van de ouders bij het aantreden van de jonge generatie wordt afgeremd doordat ouders de vertrouwde kinderen die ze bij een vreemde partners verwekten niet graag afstaan aan vreemden in de hoop hen zo het lot te besparen dat henzelf overkwam. Door zich in een bedreigende wereld vast te klampen aan elkaar verhinderen vader en dochter, moeder en zoon de expansie van de seksuele liefde in een afwezige communale ether. De seksuele liefde die voortvloeide uit de parentale wordt door de parentale liefde weer opgedronken.

Incest is dus geenszins de oervorm van de liefde, maar veeleer de ascetische zelfopheffing ervan: ze verwordt tot een kind dat het hoofd terugtrekt in de schoot na verblinding door het buitenbaarmoederlijke licht. Pas in dit heden, waarin kinderen nauwelijks uit de baarmoeder van het gezin willen geboren worden, wordt incest tot noodlottige sfinks. Pas in een wereld waarin elke ontplooiing van de drie ene liefde noodzakelijkerwijze moet falen kan het oedipale fantasme opflakkeren. Het wordt pas laat en zeer schuchter theoretische verwoord: Restif de la Bretonne pleit voor toelaten incest en Fourier tegen het verbod erop. De Mormoon Brigham Young verklaart dat een huwelijk tussen broer en zus niet verboden is door de Mormoonse kerk, maar alleen door vooroordelen . Zoals we inmiddels weten meende Freud dat de liefde pas volledig en krachtig zou zijn als ze niet ontrouw zou worden door te luisteren naar het gebod om vreemd te gaan. Fox vraagt zich hardop af: 'Waarom zouden we niet de liefde bedrijven met degenen die we het meest liefhebben?' . Fanti en zijn patienten stellen tenslotte de eis dat incest bevredigd zou moeten worden: 'Bij een dergelijke liefde zouden de ouders jubelen van vreugde en geen zin meer hebben om naar iets anders op zoek te gaan. De kinderen zouden tot het besef komen dat de menselijke volmaaktheid bestaat. Men en vrouw zouden nergens iets beters vinden. Dit zou de prelude zijn van een veralgemeende liefde binnen de familie en tussen de families onderling' ..


INCESTWENS EN INCESTVERBOD

Ils parlaient de l'homme sauvage et ils peignaient l'homme civil.

Rousseau

Pas deze analyse van de oorsprong van de incestwens laat toe te verklaren waar het universeel wordende taboe op een universeel wordend verlangen naar volle incest vandaan komt en waaraan het zijn sterkte ontleent. Vooraleer expliciet verbod te zijn is de afkeer tegen incest een gevolg van het verlangen naar monogame en volledige seksuele liefde, van het verlangen naar volledige en monopaidische parentale liefde, én van het verlangen om langs de beide assen van dit kruis de drie generaties en de beide geslachten in de volledige identiteit van de groepsziel te zien opgaan. De drie ene liefde moet zich tegen de incest keren omdat incest in de eerste plaats zowel de seksuele relatie tussen vader en moeder verstoort als deze tussen de dochter en haar (potentiële) man onmogelijk maakt . Vervolgens dwarsboomt incest langs de parentale as de verdubbelingsopdracht. En tenslotte verhindert de beslotenheid van de incest elke uitbreiding van het verlangen naar identiteit in generationele en seksuele lijn. Het taboe op de incest als drievoudige verdichting van het in een cirkel gevatte liefdeskruis gaat dus uit van de ontplooide drie ene liefde.

Het taboe op de incest moet des te sterker worden naarmate tengevolge van de vermaatschappelijking én de seksuele, én de parentale én de gemeenschapsliefde in hun ontplooiing geremd worden. Zowel de incestwens als het toenemende taboe erop zijn dus geen erfenis uit de oertijden, maar integendeel de late producten van een dynamiek, die alleen maar sterker dreigt te worden.

Hoezeer deze benadering de kern raakt moge blijken uit het feit dat de afkeer die incest treft zich ook keert tegen nauw verwante relatiepatronen, ditmaal tussen personen die niet bloedverwant zijn. Er is in de eerste plaats de omgekeerde oedipale relatie, waarbij de vader het lief van zijn zoon wil of de moeder het lief van haar dochter. De concurrent is ditmaal niet in de oudere generatie te situeren, maar in de jongere. Hier moet Laios Oedipoes uitschakelen om zijn doel te bereiken (zoals in de film 'Damage' van Louis Malle). Om de vergelijking correct te kunnen maken moeten we deze 'schoonouderrelaties' vergelijken met incest met pubers of adolescenten: anders komt de afkeer tegen relaties met onschuldige (te weten: in principe niet-geseksualiseerde kinderen) de balans verstoren. Nauw verwant is de driehoeksrelatie waarbij de zoon een relatie aangaat met een lief van de vader (dat niet zijn moeder is), of met de dochter die een relatie aangaat met een lief van de moeder (dat niet haar vader is). Deze situatie deed zich veel voor in harems (zoals Absalom met de concubines van zijn vader David: 'and Absolom was slain'), maar kan evenzeer optreden bij hertrouwen na scheiding. Net zoals bij de incest behoort de concurrent hier tot de oudere generatie, maar hij is niet bloedverwant. Beide patronen zijn verdicht in de relaties tussen adoptiefouders en hun geadopteerde kinderen. De afkeer voor deze drie varianten is even sterk als de afkeer tegen incest (met pubers of adolescenten). De afkeer voor incest tussen broer en zus daarentegen is veel minder sterk: hier wordt de grens van de generaties niet overschreden en geen bestaande relatie wordt verbroken. De exclusiviteit wordt hier alleen negatief bedreigd in zoverre men vreemden de toegang tot broer of zus ontzegt. Wat dat betreft is de afkeer tegen deze vorm van incest vergelijkbaar met de minder sterke afkeer tegen de haremhouder, die anderen de toegang tot zijn vrouwen ontzegt of met de dito afkeer tegen de derde in een driehoeksrelaties die een bestaande relatie verstoort.

Het is dus de ontplooide drie-ene liefde die zich keert tegen har drievoudige verdichting in de incest. Op dezelfde wijze zagen we hoe de drie ene liefde zich keerde tegen de seksuele orgie. Op dezelfde wijze zagen we hoe verliefdheid zich keert tegen elke perverse, promiscue en polygame inperking. Maar omgekeerd kwamen we in het hoofdstuk over 'het verliefde paar' tot de conclusie dat perversie, promiscuÏteit en polygamie getuigen van het falende verlangen naar monogame verliefdheid. Op dezelfde wijze getuigt de orgie ook in haar seksuele vorm van het falende dubbele verlangen naar seksuele liefde en gemeenschapsliefde. En de incest tenslotte is een driedubbele getuige van de onmogelijke drie ene liefde, juist daar waar hij ze tot onkenbaarheid verminkt. En omdat alleen in de incest de verdichting van ontkenning en bevestiging drievoudig wordt uitgesproken, is hij tegelijkertijd de meest fascinerende én de meest afstotende verschijningswijze van de drie ene liefde. Daaraan ontleent de koppeling van oerpolygamie aan incest haar ongekende magie, en bij uitstek in het oervaderverhaal van Freud, omdat daarin als in geen ander alle thema's openlijk en duidelijk worden opgevoerd.

Dat belet niet dat we ons - zoals Oedipoes aan de sfinks - aan deze fascinatie moeten onttrekken. Het zal ondertussen afdoende duidelijk geworden zijn dat niet het incestverbod de incestueuze (en polygame of promiscue) oerliefde beschadigt, zoals Freud beweerde, maar wel de ontwikkeling van de maatschappij. Deze maakt veralgemeende incest pas goed mogelijk én bemoeilijkt het aangaan van niet-incestueuze - te weten: volwaardige seksuele, parentale en communale - relaties. Het is pas de maatschappij die de drie-ene liefde tot haar incestueuze verdichting dwingt en daarmee de krachten wakker roept die zich verzetten tegen deze ultieme beschadiging.

Wie deze wonde wil helen, moet ermee ophouden te denken dat ze in de oertijden werd geslagen, en doorhebben dat wij ze met zijn allen - wij zijn inmiddels met miljarden - elk dag dieper openrijten. Voor alles echter betaamt het dat we ons niet langer vol afgrijzen afwenden van de incest, maar dat we ingaan op de roep van deze sfinx, die ons in het duister van de grot lokt. Behoedzaam dalen we af, in de verwachting elk ogenblik te moeten terugdeinzen bij de aanblik van een wangedrocht. Uiteindelijk naderen we vol schroom een wonderbare gestalte, in weer ogen alleen maar onze onwetendheid te lezen staat. De diepste geheimen van de liefde fluistert zij ons in het oor. sprak hier de nieuwe Diotima? Met lood in de schoenen keren we terug naar het bovengrondse, naar de wereld waarin we thuis dachten te zijn. Hoe onherbergzaam lijkt hij ons nu voor de liefde, die we nochtans zo graag hadden gekoesterd, nauw aan ons hart!

© Stefan Beyst.

 fndeel fbvolg    twitter
 
ontdek
mijn nieuwe e-boek:

zelfomslag


het zelfbeeld
tussen spiegel en dagboek