'Al in het duister van het moederlichaam van Rhea
omarmen zich verwekkend Isis en Osiris'
Bachofen, Das Mutterrecht, 1861 (p. 111 112).
In het vorige hoofdstuk beschreven we de kromming van de horizontale as
van het liefdeskruis tot omgevende cirkel. Rest ons nog in dit
afsluitende hoofdstuk te beschrijven hoe de drieëene liefde zich
uiteindelijk in het middelpunt van het liefdeskruis samenbalt tot
incest.
Het begrip van incest werd bemoeilijkt door twee misvoltreffers, die we
als oermisvoltreffers kunnen bestempelen, zowel omdat ze betrekking
hebben op de oertijden als omdat ze misvoltreffers van formaat zijn: dat
incestverbod en exogamie twee namen zijn voor hetzelfde verschijnsel, en
dat incest samenvalt met (eenzijdige of wederzijdse) polygamie.
INCEST EN ENDOGAMIE
In het vorige hoofdstuk beschreven we hoe de oervorm van de menselijke
groep omschreven kan worden als een 'endogame groep'. We gaven ook aan
dat het demografische succes van deze sociale strategie aanleiding was
tot de omvorming van spontane endogamie in een structuur, die naar
buiten afgegrendeld werd door een expliciet endogamiegebod en naar
binnen geconsolideerd door de invoering van een exogamiegebod.
Het is
zinnig om dit exogamiegebod duidelijk te onderscheiden van het
incestverbod.
Sedert McLennan in 1865 de termen endogamie en exogamie invoerde gaven
ze aanleiding tot twee onuitroeibare misverstanden: dat endogamie en
exogamie tegenstellingen zijn, en dat incest en endogamie synoniemen
zijn, zodat incestverbod en exogamiegebod samenvallen. Endogamie(gebod)
en exogamie(gebodà zijn immers geen tegenstelling, maar synoniemen. Ze
omschrijven twee elkaar aanvullende eigenschapen van geregelde endogame
groepen. De tegenstelling van endogamie, als gebod om binnen de (gehele)
groep te huwen, is immers het verbod om buiten de (gehele) te huwen. Dit
verbod heeft echter geen naam. Dat is ook niet nodig: elk gebod houdt
tevens een verbod in. Tegenover exogamie als gebod om buiten (een deel
van) de groep te huwen, staat het verbod om binnen (een deel van) de
groep te huwen. Beide termen hebben betrekking op andere sociale
niveaus: exogamie heeft betrekking op een onderdeel van de
overkoepelende endogame groep. het is dus ongeoorloofd om het verbod op
het ene te beschouwen als een gebod tot het andere: het endogamieverbod
is geen exogamiegebod, en het exogamieverbod is geen endogamiegebod. Bij
McLennan werden de twee begrippen als tegenstelling geponeerd. Hij
onderscheidt dan ook 'exogame'stammen van 'endogame' stammen en kasten.
Enn van deze erfzonde werd de antropologie nooit verlost. Alleen Wundt
formuleert correct hoe de stamstructuur de 'beide wetten van
stamendogamie en clanexogamie' omvat.
Endogamie en exogamie zijn dus geen tegenstelling, maar synoniemen. Is
exogamie ook synoniem met incestverbod en endogamie met incest,
Vooraleer op die vraag te kunnen antwoorden moeten we eerst even
stilstaan bij de betekenis van de term 'incest'. Incest is (zoals
promiscuïteit) een meerzinnige term. Hij betekende oorsponkelijk
'ongeoorloofde relatie', en dat kon gaan van omgang met dieren, over
homoseksuele en perverse contacten, over huwelijken binnen de exogame
groep, tot huwelijken tussen naaste bloedverwanten: vader en dochter,
moeder en zoon, broer en zus. De tegenstelling van 'incest' als
'ongeoorloofde relatie' is 'geoorloofde relatie', maar daar bestaat dan
weer geen afzonderlijke term voor. Hij bijbehorend gebod om geoorloofde
relaties aan te kan kan dus alleen negatief worden aangeduid als
incestverbod.
Zijn de relaties die ongeoorloofd zijn volgens de spelregels van
engodamie/exogamie dezelfde als relaties die ongeoorloofd zijn volgens
de regels van het incestverbod? Om op deze vraag te kunnen antwoorden moeten we onderscheid maken tussen biologische en
sociale verwantschap. Een kind is biologisch altijd verwant aan zijn
vader en zijn moeder, maar sociaal gezien zijn de kinderen van pa Jansen
en ma Peters (in een systeem waar de kinderen de sociale rechten van de
vader erven) Jansen en geen Peters en (in een systeem waar de kinderen
de sociale rechten van de moeder erven) Peters en geen Jansen. In
sommige systemen voor sociale verwantschap krijgen ze zelfs de naam van
andere ouders. Het zou dan ook voor de hand liggen om de termen exogamie
en endogamie toe te passen op sociale verwantschap en de term incest op
biologische (bloed)verwantschap.
Reserveren we dus de term 'incest' voor bloedverwante relaties. Dan
blijkt al meteen dat incestverbod en exogamie(gebod) nu eens samenvallen
en dan weer niet. Ze vallen samen wanneer het verboden is te huwen met
biologische bloedverwanten (in een nader te bepalen graad). In die zin
viel bij de Christenen het exogamiegebod samen met het incestverbod
(vaak tot in de zevende graad). Met deze praktijk waren westerse
antropologen van huize uit vertrouwd, en dat verklaart hun neiging om
incestverbod en exogamie(gebod) met elkaar te vereenzelvigen. Zo
schrijft Lévi Strauss: 'Bij ons zijn er evenveel exogame groepen als er
kerngezinnen zijn' . En aan deze neiging kwam alleen maar een nieuwe
linguïstische valstrik tegemoet: de gewoonte van primitieven om sociale
verwanten aan te duiden in termen van bloedverwantschap: de leden van de
clan waren 'broers' en 'zussen', net zoals alle Christenen 'broeders in
Christus' zijn.
Maar McLennan had gewaarschuwd moeten zijn: vele exogamieregels
laten incest in biologische zin toe of schrijven hem zelfs voor. In het
veel voorkomende 'huwelijk tussen gekruiste neven of nichten' wordt men
verplicht te huwen met naaste biologische bloedverwanten (neven en
nichten in de eerste graad). Vele exogamieregels laten zelfs strikte
incest toe tussen moeder en zoon of vader en dochter: als in een systeem
met erfelijkheid in mannelijke lijn een stam verdeeld is in Jansens en
Peters, die onderling moeten huwen, dan mag moeder Peters met haar zoon
Jansen trouwen. Om dezelfde reden kan een vader Jansen met zijn dochter
Peters huwen in een systeem met erfelijkheid in vrouwelijke lijn .
Alleen daarom reeds had McLennan meteen de term voor 'exogamie' moeten
reserveren voor sociale verwantschap en de term 'incest' voor
bloedverwantschap.
We moeten dus onderscheid maken tussen exogamie en incestverbod. Dan
wordt meteen duidelijk dat exogamie nooit tot doel gehad kan hebben om
biologische incest te vermijden. Vele exogame systemen schrijven niet
alleen incest voor of laten hem toe, ze scheppen hem ook vermits ze
tevens endogaam zijn. Zoals Briffault terecht opmerkt heeft
generatielange toepassing van de exogamieregel tot gevolg dat beide
groepen die bij de uitwisseling betrokken zijn uiteindelijk alleen meer
(biologische) neven en nichten uithuwelijken . En dat hadden we meteen
kunnen doorhebben als we van mee taf aan hadden begrepen dat exogamie en
endogamie synoniemen zijn. Endogamie en exogamie zijn immers middelen om
de continuïteit van een gesloten groep te garanderen en dat komt neer op
voortgezette inteelt, zeker als de groep slechts een paar tientallen man
omvat zoals in een horde, of een paar honderdtallen zoals bij een stam.
Al was het bij McLennan van meet af aan duidelijk dat incest en
exogamie elkaar niet uitsluiten, toch bleef de verwarring doorheen de gehele
antropologie hardnekkig voortleven. Alle auteurs gebruiken niet alleen
de termen exogamie en incestverbod voortdurend door elkaar, maar
verwarren de beide verschijnselen ook voortdurend. Zelfs Lévi Strauss
kon zich van deze erfzonde niet witwassen zoals blijktuit volgend
citaat: 'Het universele incestverbod bepaalt als algemene regel, dat
mensen die beschouwd worden als ouders en kinderen, broers en zusters,
zelfs al is dat maar in naam, geen seksuele relaties mogen onderhouden
en nog minder met elkaar mogen trouwen' . De verwarring wordt hier om te
beginnen vereeuwigd in het hardnekkige gebruik van de term
'incestverbod', daar waar McLennan reeds een eeuw tevoren de deugdelijke
antropologische 'exogamie' term had geïntroduceerd. Het is echter niet
alleen een terminologische kwestie, maar ook een kwestie van definitie:
de toevoeging 'zelfs als is het alleen maar in naam' impliceert dat het
exogamieverbod 'in de regel' iets te maken zou hebben met
bloedverwantschap, terwijl dat zelfs bij de christelijke exogamie - die
ook peters en meters omvatte - nauwelijks het geval was ! En het is ook
nog meer dan alleen maar een kwestie van terminologie of definitie: Lévi
Strauss vindt het noodzakelijk om zoals talloze van zijn voorgangers
sedert McLennan een hele gedachtegang op te zetten, waaruit moet
blijken dat exogamie niet tot stand gekomen is om incest te vermijden,
ja zelfs om aan te tonen dat incest helemaal niet schadelijk is . En dat
was toch overbodig geweest had men van meet af aan beide verschijnselen
gescheiden. Lévi Strauss en zijn talloze voorgangers en navolgers hadden
zich deze dubbele moeite kunnen besparen indien ze van meet af aan exogamie
in termen van sociale verwantschap hadden gedefinieerd én indien ze van
meet af aanduidelijk hadden gesteld dat exogamie als synoniem van endogamie
juist bloedverwantschap produceert in plaats van ze te vermijden.
De gelijkschakeling van incestverbod en exogamie (of van
incest en endogamie) en de tegenstelling van exogamie en endogame zijn
dus als grandioze verdichting* een misvoltreffer* van formaat. In deze
misvoltreffer verraadt
zich een dubbele, maar tegenstrijdige wens: de wens om sociale
verwantschap en bloedverwantschap te scheiden tegen de wens om beide te
vereenzelvigen. Onze opgave is dan ook te onderzoeken waarin deze
tegenstrijdige wens zijn wortels vindt.
Vooraleer we de tweede misvoltreffer opvoeren - de gelijkschakeling van
incest en polygamie - moeten nog even stilstaan bij twee soorten
exogamie en bij het begrip 'incest'.
Elke exogamieregel moet een criterium bepalen op grond
waarvan een exogame groep omlijnd kan worden. Dat kan op talloze
manieren gebeuren: zuiver willekeurig door loting of door een reeds
bestaande indeling (bijvoorbeeld woonplaats, bloedverwantschap) voor exogame
doelen te gebruiken. De christelijke kerk definieerde exogame groepen in
termen van verwantschap door het bloed en door de geest (peterschap en
meterschap). Om de omvang van de exogame groepen aan te passen aan het
formaat van de 'katholieke' (= universele) kerk, legde zij graden van
verwantschap vast (waarbij elk individu dat nodig is om de verwantschap
te bepalen één graad betekent). Door het aantal graden op te drijven,
groeide met de omvang van de exogame groep ook die van de endogame groep
aan tot de gewenste 'katholische' proporties. Op het hoogtepunt van dit
streven waren zowel geestverwante als bloedverwante huwelijken verboden
tot in de zevende graad. Eenzelfde politiek werd gevolgd door de Islam,
maar ook door wereldlijke machtshebbers, zoals de Merovingers en de
Karolingers. voor hen kwam het erop aan de feodale versnippering tegen
te gaan en de opgang in een overkoepelend rijk in de hand te werken.
In het licht van dit onderscheid tussen twee manieren om de exogame
groep te omschrijven, zal het niet overbodig blijken om ook de term
'incest' van zijn exogame smetten te zuiveren. Het zal immers duidelijk
zijn dat niet elke bloedverwantschap incestueus is. Als wij aan
'bloedschande' denken, dan denken we seksuele relaties tussen vader en
dochter, moeder en zoon of broer en zus, en niet aan relaties tussen
neven en nichten, laat staan aan bloedverwanten in de zevende graad. Pas
incest zonder graden (tussen ouders en kinderen) of incest in de eerste
graad (tussen broer en zus die via één tussenschakel - een ouder -
verwant zijn) is dus incest in de eigenlijke (moderne) betekenis van het
woord.
Omgekeerd moeten we de term 'incest' ook van zijn endogame smetten
zuiveren. De gelijkschakeling van incestverbod en exogamie heeft immers
als tegenhanger de gelijkschakeling tussen incest en endogamie. Dat uit
zich terminologisch in het feit dat vele auteurs 'Inzest' en 'Inzucht',
of 'incest' en 'inteelt' als synoniemen gebruiken. Wilson heeft het over
'inteelt op het niveau van broer zuster en ouder kind' . Ook Shepher
beschrijft incest in termen van 'close inbreeding' . Deze
gelijkschakeling is echter volkomen onterecht. Inteelt is immers een
synoniem van endogamie, waarbij alleen de nadruk wat meer gelegd wordt
op het fertiele aspect. Als alleen stamgenoten of christenen met elkaar
mogen trouwen dan zijn ze uiteindelijk allemaal aan elkaar verwant. Maar
dat betekent niet dat ze allemaal incest plegen! En net zoals exogamie
en endogamie, zijn exogamie en inteelt geen tegenstellingen. Exogamie is
integendeel een middel om inteelt (endogamie) te waarborgen! Alle
onderzoekers die willen aantonen dat incest verboden werd omdat inteelt
schadelijk is gaan dus compleet de mist in. Me het oog op wat volgt is
het niet onbelangrijk erop te wijzen dat de term 'inteelt', in
tegenstelling tot zijn evenknie 'endogamie', wel een negatieve
tegenhanger heeft: en die heet: 'kruising'.
In het licht van de ontwikkeling van de biologie sedert Mendel is het
ten slotte niet overbodig om erop te wijzen dat de 'verwantschap' tussen
vader, moeder en kinderen weinig van doen heeft met de genetische
'verwantschap': in genetische zin kunnen verdere verwanten vaker meer
gelijken op elkaar dan naaste verwanten in 'seksueel parentale' zin. Het
is daarom verwarrend incest als 'bloedverwantschap' aan te duiden omdat
'bloed' de verouderde term is voor 'genen'. Juist daarom stellen we voor
om niet meer te spreken van 'biologische' verwantschap, maar ofwel van
'genetische verwantschap' ofwel van 'bloedverwantschap'.
Merken we ten slotte op dat er niet alleen heteroseksuele, maar ook
homoseksuele incest bestaat. Volgens Schneider is homoseksuele incest
verboden bij de Etoro in New Guinea . En dat moet ons er tevens aan
herinneren dat er evenveel soorten incest zijn als er onderdelen zijn in
de seksuele liefde: verleidingsincest, puur seksuele incest, fertiele
incest en coöperatieve incest (zoals die tussen vader en dochter Freud).
Alleen reeds het feit dat vele theoretici het incestverbod verklaren
vanuit het degeneratieve of eugenetische effect of vanuit theorieën over
'differential parental investment' toont hoezeer ze de moderne - puur
verleidende en puur seksuele - versie ervan over het hoofd zien. Dat
laat hen tevens toe de frequentie van incest zwaar te onderschatten.
(net zoals voorheen het geval was met de frequentie van polyandrie en
ontrouw) Alleen Fox maakt onderscheid tussen huwelijk en losse seksuele
relaties .
INCEST EN POLYGAMIE
Incest moet dus duidelijk gescheiden worden van verschijnselen als
exogamie en endogamie (of inteelt). En hetzelfde geldt voor incest en
polygamie.
Voor Freud was de oerliefde incestueus én polygaam. De koppeling is
legitiem inzoverre ouderlijke incest per definitie polygaam is: de vader
heeft reeds een relatie met de moeder als hij ook nog met de dochter wil
vrijen. Vrijen met eigen kinderen is uitbreiden van het huwelijk met een
tweede jongere partner ('het zou zijn dochter kunnen zijn'), polygamie
dus, en wellicht de meest voorkomende versie ervan. Alléén broer en zus
moeten elkaar niet eerst verwekken vooraleer ze incest kunnen plegen:
pas hun incest kan monogaam zijn.
Ouderlijke incest is steeds polygaam, maar polygamie is uiteraard niet
steeds incestueus. In Freuds oervaderverhaal worden polygamie en incest
echter uitdrukkelijk met elkaar verbonden: de polygamie van de oervader
is tevens incest met zijn moeder, met zijn zusters én met zijn dochters.
En dat is ook het geval bij alle auteurs, die pogen een theorie over het
ontstaan van inperkingen op de vrije partnerkeuze ('incestverbod') te
koppelen aan een theorie over het ontstaan van inperkingen op het aantal
partners (van polygamie naar monogamie). De idee van een incestueuze
oerfamilie heeft ongetwijfeld rondgespookt in de geest van allen die met
de bijbel werden opgevoed. Als alle mensen van Adam en Eva afstammen,
dan is er immers geen andere uitweg voor hun kinderen dan incest te
plegen en het zal menig lezer van de bijbel een raadsel geweest zijn
waar Kaïn en Abel hun vrouw vandaan hebben gehaald. We zien de
voorstelling van een incestueuze oerfamilie dan ook overal opduiken.
Reeds in de Midrasj wordt beschreven hoe Kain incest pleegde met een
tweelingzus . In het Symposium van de vroeg-christelijke Methodius heet
het dat de mensen 'moesten overgaan van huwelijken tussen broers en
zusters naar huwelijken met vrouwen uit andere families; dat ze
vervolgens het meervoudige (polygame) huwelijk moesten opgeven... De
volgende stap was hen ontrouw af te leren om vervolgens voort te
schrijden tot onthouding en van onthouding tot maagdelijkheid' .
Bachofen beschrijft hoe de oerfamilie zich 'in een eeuwige zelfomarming
voortplantte' . Hoezeer ook hij daarbij de endogamie met incest
vereenzelvigt blijkt uit de zin die daar onmiddellijk op volgt: 'Reeds
in het duister van het moederlichaam van Rhea omarmen zich verwekkend
Isis en Osiris' . Minder omzichtig, maar toch nog aarzelend, meent
McLennan dat de oermensen eerder geneigd waren tot endogame relaties dan
tot relaties met vreemden . De aarzeling van Bachofen en McLennan is
begrijpelijk: ze hadden het reeds moeilijk genoeg om polygamie en
matriarchaat te verdedigen tegen een monogame en patriarchale traditie
in. Daarbovenop moeten beweren dat die polygamie ook nog eens incestueus
was, zal wellicht teveel van het goede geweest zijn. De aarzeling
verdwijnt bij Lubbock, maar pas Morgan heeft het openlijk over een
incestueuze oerhorde en in zijn voetspoor ook Engels, Tylor, Frazer,
Freud, Allendy R. en Y. en Tillion .
Eenzelfde gelijkschakeling tussen polygamie en incest is merkwaardig
genoeg eveneens zij het dan impliciet aanwezig bij auteurs, die van
mening zijn dat de mens van in de oertijden monogaam is en die deze
monogamie funderen in een incest en polygamieverbod, dat bijgevolg
universeel moet zijn. Dat impliceert een uniersele incestwens: een
universeel verbod kan alleen maar worden opgesteld tegen wat universeel
wordt gewenst.
De vereenzelviging van incest en endogamie verplicht ons deze theorieën
vanuit een dubbel standpunt te bekritiseren. Als theorieën over het
ontstaan van exogamie zijn alle versies die polygamie en incest in de
oertijden situeren ronduit ondeugdelijk: menselijke samenlevingen waren
van oudsher endogaam (en in de regel intern exogaam) en zijn dat nog
steeds in verregaande mate. Er kan dus geen overgang van endogamie naar
exogamie geweest zijn, al was het alleen maar omdat synoniemen niet in
elkaar kunnen overgaan. Blijft de opgave te onderzoeken in hoeverre ze
deugen als theorieën over incest en het ontstaan van incestverbod. De
vraag luidt dan: was incest in de oertijden een algemeen gebruik, en zo
ja, in hoeverre was die incest polygaam?
DE OERLIEFDE: POLYGAAM EN INCESTUEUS?
Kijken we even aandachtiger naar Freuds verhaal. De verdreven zonen
zwerven (inzoverre ze niet gecastreerd of gedood werden) vrouwloos rond.
Freud vermeldt dat sommige ervan een nieuwe horde veroveren door elders
zwakker wordende oervaders te verdrijven of hen te beroven van sommige
van hun vrouwtjes . In dat geval zijn in elke oerhorde de
oervaderwijfjes vreemde vrouwen en alleen de dochters die hij erbij
verwekt incestueus: vermits elke oervader zijn zonen verjaagt, kan geen
enkele tot oervader gerijpte oerzoon met zijn moeder of zijn zussen
slapen! De oervaderlijke incest is dus gereduceerd tot vader dochter
incest. Om deze te kunnen plegen moet de oervader wachten tot zijn
dochters geslachtsrijp geworden zijn. Voor zover hij ondertussen niet
zelf weer van zijn dochters wordt beroofd door ongeduldige zonen van
andere oervaders, zal hij bijgevolg het overgrote deel van zijn
vruchtbare leven in het gezelschap van vreemde vrouwen moeten slijten.
Enige intuïtie van dit probleem blijkt uit het feit, dat in de
verschillende versies van Freuds oervaderverhaal de verjaagde zonen
steeds meer op de achtergrond verdwijnen, terwijl omgekeerd steeds meer
de nadruk gelegd wordt op de door de moeder 'beschermde' jongste zoon,
die de opvolger van de oervader zal worden . Als deze geslachtsrijp is
geworden kan hij niet alleen incest plegen met zijn moeder, maar ook met
zijn zussen. Pas een zoon die bij zijn vader opgroeit een zoon die niet
door zijn vader wordt verjaagd kan ook met zijn moeder en zijn zussen
slapen, en niet alleen maar met zijn dochters. Alleen voor een niet
verjaagde zoon zijn in principe drie incestueuze generaties beschikbaar,
zoals voor het prototype van Oedipus: Echnaton .
Maar ook deze oerzoon levert ons geen incestueuze oerhorde op. Dat de
oerzoon in afwachting van de troonsopvolging beschermd moest worden
tegen de' jaloersheid van de vader' , betekent dat hij als vermogende
jonge man seksueel actief was op het territorium van zijn vader. Dat de
oervader deze snode concurrent niet wist te verjagen is volgens Freud te
wijten aan de bescherming door zijn moeder. Maar dat doet een nieuwe
vraag rijzen: hoezo vermag een zwakke vrouw te weerstaan aan de
oervader, een daad waartoe Freud bij sterkere mannen alleen een
broerderschaar in staat acht? En als één vrouw tot dit wonder in staat
was, waarom zouden niet alle moeders het verrichten? Door de
aanwezigheid van vele oervaderzonen lost de polygyne oervaderhorde van
Freud zich op in de incestueuze oercommune van Bachofen en zijn talloze
navolgers. Elke oerzoon is immers polygaam zoals zijn vader en hij
slaapt onder de bescherming van zijn moeder met alle vrouwen in de
commune. En vermits alle vrouwen met alle polygame oerzonen vrijen, zijn
ze zelf ook polygaam.
Maar hoe incestueus is wederzijdse polygamie? Ongetwijfeld kan elke zoon
met zijn moeder én met zijn zussen slapen, maar dat kan hij ook met de
halfzussen, die de vader bij zijn overige vrouwen verwekt heeft. Hij zou
bovendien ook toegang krijgen tot de andere vrouwen van de vader, die al
helemaal niet bloedverwant zijn. In de eerste generatie heeft de oerzoon
reeds de keuze tussen strikte incest, halve incest en niet incest. Bij
elke nieuwe generatie zou de verwantschapsgraad afnemen. Bij wederzijdse
polygamie wordt de commune immers niet meer afgeslankt door het verjagen
van de zonen. Ze zou dus steeds omvangrijker worden, zodat uiteindelijk
incest slechts één onder de mogelijke relaties is. Eenzelfde scenario
zou zich ook afwikkelen wanneer we bij Adam en Eva vertrekken.
Voortgezette wederzijdse incest lost zich dus op in niet incestueuze
relaties. Hier levert de Griekse kosmogonie een beter model: Gaia vrijt
met haar zonen, de zes Titanen die daaruit voortsproten hadden omgang
met hun zes zussen (Kronos met Rhea), en de Titanenzoon Zeus vrijt met
vele vreemde vrouwen. Of: hoe incest in relaties met vreemden verkeert!
Er is slechts één mogelijkheid om dat euvel te vermijden: monogamie van
de elkaar opvolgende oervaders. Pas van een monogame oervader erft een
niet verjaagde oerzoon alleen een echte moeder en volle zussen, waaruit
hij zelf weer monogaam slechts één partner (bv. een zus) mag kiezen, wil
hij op zijn beurt zijn zoon de kans te geven volle incest te plegen.
Maar ziet welk wonder zich onder onze ogen voltrokken heeft: vader
dochter incest is broer zuster incest geworden! Vermits volle incest
slechts kan gerealiseerd worden door een monogame oervader, lost de
opeenvolging van oervaders zich op in een reeks broers en zusters, die
bij elkaar nieuwe kinderen verwekken, die weer als broer en zus met
elkaar moeten huwen, en zo tot in der eeuwigheid! Weerom blijken incest
en polygamie niet verzoenbaar. Ditmaal behielden we de incest, maar
verloren we de polygamie.
Hoe men het ook draait of keert: de oerliefde van de mens is ofwel
incestueus, ofwel polygaam, maar nooit beide samen. Voortgezette volle
incest is alleen denkbaar onder het voorteken van monogamie (wat niet
wegneemt dat occasionele incest tussen ouders en kinderen steeds
polygaam is).
OERBROER EN OERZUS
Dat voortgezette monogame incest zich tot voortgezette broer zuster
incest ontpopte maakt ons attent op een onvermoede dimensie van het
probleem. Als er een 'universele incestwens' is, dan moeten alle mensen
elke generatie opnieuw de neiging hebben om incest te plegen. De vraag
stelt zich dan in hoeverre incest veralgemeenbaar én herhaalbaar is
doorheen de generaties, om de universaliteit en continuïteit van de
vermeende incestueuze oerhorde te realiseren. Het antwoord op de vraag
luidt anders al naargelang we te maken hebben met incest tussen vader en
dochter of moeder en zoon, dan wel met incest tussen broer en zus.
Nemen we eerst aan dat alle mensen elke generatie opnieuw incest tussen
ouder en kind zouden willen plegen. Dergelijke veralgemeende en
voortgezette incest tussen ouders en kinderen is niet denkbaar om de
doodeenvoudige reden dat men eerst ouder moet worden vooraleer zijn
kinderen te kunnen beslapen. De reeks incesten tussen ouder en kind zal
dus moeten ingeluid worden met het huwelijk tussen vreemden. Dergelijke
incest is dus niet te veralgemenen. En nog minder vol te houden.
Voortzetting van de reeks kan immers alleen wanneer de vader vervolgens
met zijn dochter slaapt, vervolgens met een dochter van zijn dochter en
zo verder. Echter niet tot in der eeuwigheid: de opeenvolging van de
generaties verloopt verder in vrouwelijke lijn, maar deze lijn kromt
zich tot cirkel rond de vader in wie de tijd stilstaat. Die kromming van
de tijd kan slechts doorgaan zolang de vader leeft. Nadat een aantal
generaties dochters elkaar hebben opgevolgd zal de vader sterven. Willen
de dochters zich voortplanten, dan zullen ze noodgedwongen een van hun
broers moeten huwen. De continuïteit van vader dochter incest moet dan
afgebroken worden en opgevolgd worden door incest tussen broers en
zussen. En als de oervader verstandig was, en zoals Kronos zijn zonen
bij de geboorte opvrat, om te beletten dat ze hem zijn dochters afhandig
zouden maken, dan zou het ook met de broer zuster incest afgelopen zijn:
de dochters zouden met vreemde mannen het verhaal van hun vader moeten
overdoen. Nu pas wordt ons duidelijk wat Kronos met tijd te maken heeft
: hij moet de opeenvolging van de generaties in zijn geslacht stopzetten
om incest te kunnen blijven plegen over de generaties heen. Daarmee
breekt hij ook elke zelfreproduktie van zijn incestueuze harem. Incest
over de generaties heen is pas denkbaar binnen een net van relaties met
vreemden. Hetzelfde geldt voor voortgezette incest tussen moeder en
zoon. De continuïteit wordt hier nog vroeger afgebroken vanwege de
menopauze.
En dat is de geheime logica achter de noodzakelijk samenhang tussen
monogamie en incest: om de voortgang in beide generaties te garanderen
moet elke generatie zich monogaam tot één generatie de hare beperken en
niet polygaam met elke nieuwe partner ook nog een volgende generatie
opslokken. Wie incest wil plegen over de generaties heen zet met de
voortgang van de generaties de tijd stil .
Veralgemeende en voortgezette incest is bijgevolg alleen denkbaar als
incest tussen broer en zus, en om volle incest te blijven zal die incest
ook monogaam moeten zijn. Alleen broer en zus produceren immers zonen en
dochters, die onderling weer broers en zussen zijn en opnieuw incestueus
kunnen paren. Pas hier klopt in de opeenvolging van de generaties weer
de hartslag van de tijd. Alleen een ongelijke verhouding tussen zonen en
dochters kan stokken in het wiel van de reproductie steken. Blijft een
zoon of een dochter zonder zus of broer zitten, dan heeft hij de keuze
tussen een onvruchtbaar bestaan als celibatair of een huwelijk met een
overtollige zus of broer van vreemde ouders. Daardoor zou ook de
voortgezette incest een tweede circuit van niet incestueuze relaties
genereren, tenzij ook hier wordt overgegaan ditmaal tot broeder of
zustermoord.
Nemen we echter aan dat er alleen broers en zussen in gelijke
verhoudingen geboren worden, dan is elk bijkomend broer zuster paar de
nieuwe stamvader van een nieuwe incestueuze familie. Vermits er alleen
parentale banden zijn tussen dergelijke broer zuster reeksen zou de
oergroep dan bestaan uit pakweg zes mensen: drie broer zusterparen in
drie generaties. En dat is een wel erg kleine groep . Geen evolutie ter
wereld zou erin kunnen slagen om mensen voort te brengen met dergelijke
gespecialiseerde neigingen, omdat elke stap in die richting ze zwaar zou
benadelen tegenover individuen, die minder veeleisend in hun keuze waren
en dan de oerhordes zouden vormen die wij als endogame groep
construeerden . Ongetwijfeld was dat een endogame groep die generaties
lang inteelt pleegde, maar dat was alleen af en toe volle incest. Pas
voor de mensen uit onze endogame groep geldt wat McLennan over zijn
oermensen beweerde: dat ze incestneutraal waren.
We komen dus tot een zeer merkwaardige conclusie: voortgezette en
continue incest is onmogelijk, de wens ernaar kon bij de mens nooit
uitgeselecteerd worden en moest dus nooit verboden worden. Of om het
anders uit te drukken: Mensen zijn incestneutraal! Pas op interne
gronden, en niet door allerlei argumenten uit de antropologie of
primatologie, kan de theorie over de (polygame of monogame) oerincest
tot mythe gepromoveerd worden, waarvan we de wortels in wensen moeten
onderzoeken.
INCEST IN DE SPIEGEL.
Wat hebben de mensen met incest aan de hand, dat ze de wens ernaar en
het verbod erop universeel noemden? Laten we nagaan wat de auteurs daar
zelf over te vertellen hebben. Vermits de meeste auteurs exogamie als
synoniem van incestverbod beschouwen behandelen we hieronder ook alle
theorieën over 'exogamie' en bekritiseren ze in zoverre ze theorieën over
incestverbod zijn.
We moeten dan in de eerste plaats melding maken van auteurs die wel
aannemen dat er een 'universeel' incestverbod is, maar die zich
ontslagen menen van de plicht om een verklaring te vinden door het
'instinctief' te noemen: Atkinson, Andrew Lang, Wundt, Lowie en Hobhouse
. Het probleem is echter niet opgelost met het incestverbod instinctief
te noemen: als het bij onze voorouders ontwikkeld werd is het niet
alleen de vraag waarom het bij hen ontwikkeld werd, maar ook waarom het
bij de mens behouden bleef. Overigens weten we ondertussen dat de
evolutie geen incestverbod moest produceren omdat ze geen
voorafgaande incestwens produceerde.
Wenden we ons dan ook tot de
auteurs die zich wél een verklaring wagen. Zij ontwikkelden vijf reeksen
theorieën: het incestverbod zou zijn ingevoerd om grotere sociale
gehele tot stand te brengen, om het tekort aan vrouwen op te heffen, om
verwarring van rolpatronen tegen de gaan, als reactie op gewenning, en
ten slotte om degeneratie te voorkomen.
Een eerste reeks theorieën meent dat het incestverbod ingesteld werd om
grotere sociale gehelen te realiseren dan deze die bij toelating van
incest tot stand zouden komen. Met het oog op de uitbouw van een
christelijke gemeenschap werd deze theorie verdedigd door auteurs als
Augustinus (Civitas Dei) en Thomas van Aquino. Latere auteurs baseren
zich vooral op de rol van incestverbod in primitieve gemeenschappen.
Tylor formuleert als eerste de theorie dat 'exogamie' een methode is om
een uitzichtloze strijd om het bestaan te verhinderen. Gesteld voor de
keuze tussen 'marrying out' en 'being killed out' kozen ze voor het
eerste alternatief . Ook Freud meent dat de samenwerking tussen de
broeders in de horde werd vereeuwigd door de vadermoord en het daaruit
resulterende incestverbod. White meent dat 'samenwerking tussen families
niet kan gerealiseerd worden wanneer een ouder zijn kind huwt of een
broer zijn zus', zodat het incestverbod uiteindelijk economisch
gemotiveerd werd in plaats van politiek zoals bij Tylor . Ook Murdock
ziet één van de voordelen van incestverbod in het verbreiden van de
cultuur die eigen is aan elke familie. Daarenboven 'bevordert
uithuwelijken de sociale solidariteit', 'het ontstaan van nieuwe
verwantschapsbanden en samenwerking die de samenhang en de kracht van de
gehele gemeenschap versterken en leiden tot nog meer culturele
kruisbestuiving en vooruitgang' . Lévi-Straus meent dat het incestverbod
is ingesteld om de gelijke toegang van alle leden van de groep tot de
vrouwen te garanderen en zo de kwalijke gevolgen van de natuurlijke
ongelijkheid van de verdeling van de geslachten binnen de families te
verhinderen én in aansluiting met Tylor dat 'het huwelijk tussen
vreemden een sociale vooruitgang is omdat het grotere groepen
integreert'' . Ook Parsons heeft het over de 'zelflikwidatie van de
nucleaire familie' en het scheppen van de 'transfamiliale' structuur van
de maatschappij. Tillion heeft het over de uitwisseling van vrouwen om
de vrede te handhaven. Shepher meent dat vader dochter incest verboden
werd omdat vader de hulp nodig had van een jonge jager als hij te oud
was om zelf te jagen en dat incestverboden de familie schiepen. De
isolatie van de nucleaire familie voorkomen is voor hem slechts een
secundaire functie .
Als theorieën over het incestverbod zijn dergelijke verklaringen
overbodig om de doodeenvoudige reden dat incestueuze menselijke families
evolutionistisch ondenkbaar zijn, juist omdat de enig mogelijke vorm
ervan - voortgezette broer-zuster-incest - onleefbaar kleine groepen zou
opleveren, zoals we hierboven aantoonden. Een bijkomend argument tegen
deze theorie is echter dat sedert de ontwikkeling van de
maatschappelijke arbeidsdeling de samenwerking tussen de mensen niet
meer op huwelijk en erfrecht is gebaseerd, zodat samenwerking in steeds
grotere gehelen perfect verenigbaar is met (economisch uitgeholde) volle
incest. Pas in een voltooide maatschappij is continue incest tussen
broer en zus denkbaar. Maar op grond waarvan zou die dan verboden moeten
worden, vermits hij geenszins de vorming van grotere gehelen in de weg
stond? Schelsky (1955) en Parsons (1964) zien het probleem, en schrijven
het behoud van het incestverbod respectievelijk toe aan het gewicht van
de traditie en de psychologische functie ervan, zich er niet van bewust
dat door deze nieuwe verklaring de oude ontkracht wordt. Overigens zien
ze over het hoofd dat echte uitbreiding van relaties pas mogelijk werd
door het verbreken van ruil op basis huwelijken. Exogamie en
incestverbod waren volstrekt ontoereikend om een groter geheel zoals de
maatschappij te realiseren. Wat deze theorieën aan het incestverbod
toeschrijven werd in werkelijkheid gerealiseerd door het deseksualiseren
van de economische relaties!
Een variant van de eerste theorie legt de nadruk niet zozeer op de
voordelen van samenwerking met niet incestueuze partners, maar
integendeel op de nadelen ervan, en weerlegt daarmee tevens de algemene
geldigheid van de vorige. Zo verbiedt Luther incest van boeren met het
oog op behoud van landbouwgrond. Ook Lowie wijst erop dat incest als
beschavingsprodukt een methode kan zijn om privileges te kunnen behouden
(Peru, Incas). Omgekeerd kan incest een gevolg zijn van hypergamie (introuwen
in hogere laag): zo wijst Cleugh erop dat niemand in India met de
laagste kasten wil huwen, zodat deze wel tot incest gedwongen zijn . Dat
is ook de mening van Schelsky . Tillion wijst erop dat incest een
strategie kan zijn van religieuze minderheden om hun eigenheid te
behouden (bij joden, christenen en islamieten waar ze in minderheid
zijn) . Tegen deze theorie kan niets ingebracht worden, omdat incest
ongetwijfeld het behoud van privileges kan dienen (bij uitstek als
voortgezette broer zuster incest) of een gevolg kan zijn van de
afwezigheid van elk privilege. Maar, zoiets is alleen denkbaar binnen de
mazen van een zij dan slechts rudimentair ontwikkelde maatschappij. En
dan valt niet te verklaren waarom het incestverbod reeds in de oertijden
werd uitgevaardigd.
Een gelijkaardige kritiek is van toepassing op de theorie van McLennan.
Deze auteur wil het ontstaan van het incestverbod verklaren uit de
gewoonte om het tekort aan vrouwen ontstaan door meisjesmoord op te
heffen door roof van vreemde vrouwen. Ze werd overgenomen door Spencer,
evenals door Lubbock, die meende dat de eigen vrouwen collectief bezit
waren, zodat individuele vrouwen alleen door roof verkregen konden
worden . Ook deze theorie kan niet verklaren waarom het incestverbod
behouden bleef nadat het vrouwentekort was opgeheven (bv. sedert
landbouwrevolutie). McLennan verklaart op die gronden het herstel van
endogamie, maar het is de vraag of hij daar ook incest mee ziet
opduiken.
Een derde reeks theorieën legt vooral de nadruk op de verstoring van de
vaste rolpatronen. Reeds Socrates wijst erop dat er een
leeftijdsverschil kan zijn tussen neef en nicht. Th. de Bèze, leider van
de Franse Calvinisten (1519 1605), meent dat incest hopeloze verwarring
zou stichten: de man die huwt met de moeder van zijn stiefmoeder, zou
haar vader én haar zoon zijn Montesquieu wijst erop dat een zoon die
met zijn moeder trouwt weldra tegenover een onvruchtbare vrouw staat.
Bij de man bestaat dit obstakel niet . Seligman meent dat ''het
aanvaarden van incestwetten ertoe bijdraagt de harmonie in de familie te
bewaren als seksuele rivaliteit opduikt' en voegt daar in 1932 aan toe
dat 'de familie als eerste menselijk groep geconsolideerd werd door de
oprichting van de incestdrempel'. In haar voetspoor schrijft Malinowksy:
'Indien de erotische passies werden toegelaten in het gezin, dan zouden
deze niet alleen jaloersheid en competitie doen ontstaan die de familie
ontwrichten, maar ook de fundamentele verwantschapsbanden overhoop
gooien, waarop de verdere ontwikkeling van alle sociale relaties is
gebaseerd' . Eenzelfde opvatting vinden we bij Lanval die meent dat de
seksuele jaloezie uit het gezin moet gebannen worden. 'Het moet verboden
worden om paren... te vormen waarvan het bestaan de groep bedreigt
waaruit ze voortspruiten' . In dezelfde stijl meent Murdock dat
'incesttaboes verhinderen dat een man echtgenoot en vader is in dezelfde
familie waarin hij zoon en broeder is'. Bovendien verminderen ze
seksuele rivaliteit binnen het gezin zodat 'de familie als coöperatieve
eenheid geconsolideerd wordt' . Ook D. Morris wijst erop dat de voor de
mens noodzakelijke monogamie niet kan behouden worden als het volwassen
mannetje de jonge mannetjes zou wegjagen en zou gaan paren met de jonge
vrouwtjes zoals bij de primaten. 'Als het systeem van de band tussen de
paren wil blijven bestaan, zullen zowel de dochters als de zonen hun
eigen paarpartner moeten vinden'. 'Daarom jagen beide ouders kinderen
van beide geslachten weg en deze willen zich omgekeerd op een eigen
thuisbasis vestigen' . Shepher schrijft de incestinhibitie toe aan de
onverenigbaarheid van rollen (onderworpen zoon tegenover dominante
seksuele partner) bij primaten en mensen . Tevens vertelt hij het
verhaal van Gregorius om aan te tonen dat 'de mogelijkheid van chaos
overduidelijk is, indien rollen meer dan namen zijn, maar verwachtingen
van bepaalde gedragsvormen en relaties'. Hij ziet hierin dan ook een
secundaire functie van het incestverbod . Geen van deze theorieën is in
staat te verklaren waarom het incestverbod dan niet beperkt bleef tot
incest tussen de generaties en waarom ook broer zuster incest verboden
is. Seligman meent het probleem op te lossen door te stellen dat het
verbod op broer zuster incest een uitbreiding is op dat tussen ouders en
kinderen. Schneider wijst er bovendien op dat machtsrelaties en seksuele
relaties wel degelijk verenigbaar zijn, zoals blijkt uit meester-slaafrelaties .
Een vierde theorie ziet het ontstaan van incestverbod in de gewenning.
Ze werd geformuleerd door Westermarck en overgenomen door Havelock Ellis,
Forel en Lanval. Stellen we even dat gewenning tot afkeer voor seksuele
relatie zou leiden. Bij uitstek geliefden zouden dan op de duur een
afkeer ontwikkelen voor seksuele betrekkingen met elkaar, die de afkeer
evenaart voor seksuele betrekkingen met incestueuze partners. Na lange tijd in onbruik geraakt te zijn, kreeg ze
nieuwe impulsen sedert de bevindingen van Piro in de kibboets. Shepher
bouwde hierop voort. Hij stelde dat broer zuster incest geïnhibeerd
wordt door een soort negatieve inprenting gedurende de eerste
levensjaren . Incest(verlangens) treden alleen op wanneer de kinderen
door vreemden (bijvoorbeeld kinderopvoedsters) worden opgevoed, zoals Oedipoes
himself. Shepher beroept zich daarbij op de bevindingen van Heinroth,
Lorenz en Hess, die bij ganzen aantoonden dat paarvorming onmogelijk is
bij samen opgevoede jongen. Dit mechanisme kan echter alleen incest
vermijden bij dieren van eenzelfde broed, niet met broed van een vorige
of volgende jaargang. Dat is bij uitstek een probleem bij soorten die
'levenslang' monogaam zijn en dus elk jaar een nieuwe generatie broers
en zussen afleveren. Het mechanisme kan al helemaal niet ingeroepen
worden om incestvermijding tussen broers en zussen bij de mens te
verklaren: vermits er meestal een aanzienlijk leeftijdsverschil is
tussen kinderen in een gezin (zoals Shepher zelf schrijft ) kan er geen
negatieve inprenting zijn, behalve op kort na elkaar geboren kinderen en
bij uitstek op tweelingen. Murdock vermeldt habituele tweelingincest op
Bali . De groepsgewijze opvoeding in de kibboets, waar Shepher zich op
baseert, begint overigens slechts na de zogenaamde 'kritieke periode', die
Shepher situeert tussen 0 en 6 jaar. De geldigheid van deze theorie
wordt voor alles gelogenstraft door de hevigheid van de incestwensen én
de uitgevoerde incest tussen broers en zussen, en überhaupt door het
bestaan van een incestverbod (dat immers niet alleen dient om de
gevallen, die nog kunnen optreden na preventie en inhibitie te
verbieden, zoals Shepher meent). Ten slotte is deze theorie ondeugdelijk
om een remming op incest te verklaren tussen broers en zussen die
aanzienlijk in leeftijd verschillen, en ze is helemaal ontoereikend om
te verklaren waarom ouders het vermijden om met hun kinderen te huwen.
Voor deze beide laatste gevallen zou men een tweede verklaring moeten
vinden.
INCEST EN EUGENETICA
Onuitroeibaar tenslotte lijkt de oudste en meest verbreide theorie, die
de verklaring van het incesttaboe ziet in de degeneratie die het gevolg
zou zijn van incest. Vooraleer we tot een bespreking van deze theorieën
overgaan is het niet overbodig eraan te herinneren dat er een verschil
is tussen 'inteelt' (endogamie) en incest. Beide verschijnselen worden
systematisch verward en juist daarom moeten we ook hier de theorieën
over inteelt bekritiseren alsof het theorieën over incest waren.
Al sedert Plato wordt gewezen op de schadelijke effecten van incest.
Paus Gregorius I (590 604) dreigt met onvruchtbaarheid en Burton (1621)
met algemene degeneratie . Ch. Darwin was zeer dubbelzinnig: terwijl hij
als geen ander de eugenetische effecten van inteelt bij de kweek van
dierenrassen kende, suggereert hij toch dat incest degenererend werkt .
Zijn opvatting kent brede aanhang. Ook zijn zoon G. H. Darwin was
geneigd te geloven in schadelijk effecten. Morgan wijst niet zozeer op
de nadelen van incest, dan wel op de voordelen van menging met 'nieuw
bloed', die leidt tot combinatie van gunstige factoren en zo tot
rasverbetering. Dezelfde opvatting wordt overgenomen door Engels, al
gaat het bij hem niet over een bewuste keuze maar om 'een uit de natuur
zelf ontstaan tasten, zonder duidelijk bewustzijn van het doel' en door
Frazer, bij wie het willekeurig ingestelde incesttaboe toevallig
samenvalt met een eugenetisch voordeel . Een tijdlang verstommen de
stemmen over schadelijkheid. In 1954 deden Robertson, Dickerson en
Morley onderzoek naar inteelt en er bleek volgens Falconer sprake te
zijn van een zgn. 'inbreeding depression' bij overschakelen op inteelt.
Onderzoek naar strikte incest werd verricht door Carter in 1967, door
Adams en Neel in 1967 en door Seemanova in 1971 en de resultaten bleken
rampzalig te zijn. Merken we echter op dat het hier gaat op eenmalige -
occasionele - incest. Tennov meent dat er een anti-incest inprenting is
omdat verwanten gevaar lopen minderwaardige nakomelingen te krijgen. Dawkins meent dat incest het gevaar van de combinatie van lethale genen
verhoogt zodat er alle reden is om aan te nemen dat incestvermijding bij
mens en dier het gevolg is van 'sterke Darwiniaanse selectie' . Fox
meent dat inteelt leidt tot vermindering van genetische variatie en dus
van de aanpasbaarheid (verwijzend naar tree lice die door continue
broer-zus practisch klonen worden) . Ook Shepher meent met Wilson dat
strikte incest schadelijk is en dat 'de uiteindelijke oorzaak van
incestvermijding het voorkomen is van teveel inteelt' .
Andere auteurs ontkennen met klem dat eugenetische overwegingen of tot
het opstellen van een incestverbod zouden hebben geleid. Reeds McLennan
meende zoals vermeld dat dergelijke overwegingen geen rol gespeeld
kunnen hebben vermits in de verder evolutie endogamie werd ingevoerd.
Andere auteurs verwerpen de idee op grond van het feit dat degeneratie
pas na lange tijd blijkt en aan de aandacht ontsnapt zou zijn. Dat geldt
voor Freud en Wundt, die meent dat mensen niet ver vooruit kunnen zien
zoals de 'goddelijke voorzienigheid' . Wundt verwerpt overigens elke
finale verklaring vanwege de talrijke functieveranderingen waarvan elke
institutie het voorwerp is.
Nog andere auteurs ontkennen kortweg dat incest schadelijk is. Fourier
beweert zonder meer dat incest noch 'crime naturel' noch 'crime social'
is . Crawley meent dat 'het nooit zelfs nog maar waarschijnlijk werd
gemaakt dat inteelt schadelijk is voor het ras' . Dahlberg meent dat
'incestbeperkingen niet gerechtvaardigd zijn' vanuit het oogpunt van
erfelijkheid . Ruffer bestudeerde Ptolemeërs en stelde geen degeneratie
vast (al werden zijn bevindingen betwist door Moussa) . Lanval komt na
talloze gevalstudies tot de conclusie dat 'natuur noch individuele
gevoelens een rol spelen in het verbieden van incest, vermits aangetoond
is dat in talloze gevallen bevolkingen eeuwenlang incest kunnen
bedrijven zonder fysiologische of psychologische nadelen'. Deze auteur
verwijst overigens ook naar hermafrodiete soorten . Murdock stelt dat
'inteelt noch voordelig noch nadelig lijkt te zijn' . Ook Lévi Strauss
tenslotte meende 'dat er geen natuurlijke reden is voor deze gewoonte (
het incestverbod)' .
De kracht waarmee men tekeer gaat tegen de schadelijke effecten van
inteelt of incest én de krampachtige ontkenning van elk schadelijke
effect ervan, verraden alleen maar hoezeer tenslotte van incest gunstige
effecten verwacht worden, net zozeer als van polygamie overigens. Niet
voor niets zijn polygamie en incest in de oervader verbonden, en niet
alleen bij de oervader, maar ook bij de fokstieren, die al veel beter
voldoen als model voor de incestueuze (endogame) harem dan primaten. De
geprivilegieerden die zich van oudsher te verheven voelen om zich met
bloed van lager niveau te vermengen, worden daarbij gedreven door
eugenetische motieven. Of om het met een superieure Turk uit Istanboel
te zeggen 'On ne laisse pas couvrir une cavale de grande race par un
baudet' . De aristocratische eugenetica wordt sedert Galton overgeplant
op nieuwe endogame eenheden zoals de natie, de staat, de klasse, het
ras. De theoretici van het racisme pleiten voor positieve eugenetica:
het kweken van superieure rassen. Anderen zoals Havelock Ellis en B.
Russel zijn is voorstander van negatieve: breeding out the worst stock .
Andere theoretici wijzen op andere voordelen van incest. Opvallend is
het hoezeer Bachofen precies aan de endogamie de deugden toedicht die
sedert Tylor aan exogamie worden toegeschreven: de 'zelfvoortplanting'
is voor hem 'een noodzakelijk middel om een of andere grote en duurzame
vorm van samenleven te realiseren' . Briffault wijst op voortgezette
incest onder natuurlijke omstandigheden bij antilopen, en op de
superioriteit van incestueus gekweekte ratten en huisdieren . Darlington
oppert het vermoeden dat (brede) inteelt vooral gedurende de fase van de
spreiding van de mens over het aardoppervlak zeer voordelig moet geweest
zijn om snelle aanpassing aan nieuwe ecologische omstandigheden mogelijk
te maken . Wilson heeft het over de begunstiging van altrustisch gedrag
bij sociale insekten. Hij vermeldt ecologische voordelen in bepaalde
gevallen van 'assortative mating', waarbij dieren vertrouwde partners
kiezen . Dat belet dezelfde Wilson niet om te schrijven dat 'inteelt op
het niveau van broer zuster en ouder kind het optreden van
homozygositeit en genetische gebreken drastisch verhoogt. Elke
psychologische rem op incest, elke aangeboren neiging om te paren buiten
de kring van de nauwste verwanten, zal een voortplantingsvoordeel
opleveren' . Alexander meent dat nauwe inteelt minder schadelijk is voor
populaties met een hoge inteeltcoëfficient dan voor deze met een lage .
Bengston (1978) en Maynard Smith (1978) menen dat één van de voordelen
van inteelt is dat meer ouderlijke genen aan de volgende generatie
worden doorgegeven.
Een laatste reeks auteurs ten slotte meent dat incest zowel voor als
nadelen heeft. Maynard Smith meent dat deze afgewogen worden op een
'balans van selectieve krachten die outcrossing begunstigt' . Deze
theorie wordt overgenomen door Shepher.
De praktijk leert dat incest de kwaliteiten evenzeer in de hand werkt
als de nadelen. Bij elk huwelijk kunnen schadelijke of dodelijke
(recessieve) genen opduiken, al is de kans daarop groter bij incest. Bij
voortgezette incest - en die is zoals gezien alleen mogelijk tussen
broer en zus in een maatschappij - sterven de schadelijke exemplaren
echter af. Op de duur zet het negatieve effect zich om in kleinere
kans op slechte effecten. Voor gunstige effecten geldt het omgekeerde:
voortdurende koppeling van gunstige eigenschappen leidt tot een select
ras. Dit geldt ook voor de inteelt binnen kleine groepen zoals de endogame oerhorde, waarin naast beide soorten volle incest ook inteelt
tussen verdere verwanten zoals neven en nichten de regel zal geweest
zijn. Of om het Dahlberg te zeggen: 'Genetici toonden aan dat, terwijl
bloedverwante huwelijken schadelijke effecten zouden opleveren in een
maatschappij die consequent dergelijke huwelijken vermeed, het gevaar
veel kleiner zou zijn indien het verbod nooit zou bestaan hebben.
Daarbij zouden immers alle schadelijke erfelijke factoren aan de
oppervlakte gekomen zijn en automatisch geëlimineerd zijn door selectie:
op deze manier verbeteren kwekers immers de kwaliteit van hun rassen.
Bijgevolg zijn de gevaren van bloedverwante huwelijken eerder het
resultaat van het incestverbod dan de oorsprong ervan' . Dat is ook de
mening van Fox .
Merken we ten slotte op dat al deze degeneratieve of eugenetische
theorieën incest in de eerste plaats als fertiele incest benaderen. Dat
moet ons verwonderen omdat bij de meeste vormen van incest niet
zozeer huwelijk of voortplanting beoogd worden. Er is integendeel sprake
van een perverse inperking vooral tot seksuele incest evenals tot
coöperatieve incest (geestelijke verwantschap). De reductie van incest
tot huwelijk en voortplanting dient dezelfde verdringing als de reductie
van vrijen tot voortplanting. Sociobiologen maken daarbij dezelfde fout
als wanneer ze de mannelijke seksuele polygamie willen legitimeren door
te verwijzen naar 'differential parental investment'*. Dat komt duidelijk
tot uiting in het feit dat er ook homoseksuele incest is en dat ook deze
verboden wordt, en dat kan toch geen eugenetische gronden hebben. Shepher maakt zich van het probleem af door te zeggen dat moeder zoon
incest strenger bestraft wordt .
In het licht van het bovenstaande kunnen we ons niet van de indruk
ontdoen dat de voorstelling van een universeel taboe op en wens die geensizns universeel kan zijn
iets anders verhult: dat men heimelijk eugenetische effect verwacht van volle incest in een wereld waarin deze steeds meer tot de mogelijkheden
gaat behoren. We beschreven in vorig hoofdstuk hoe niet alleen
geliefden, maar ook ouders en kinderen en vooral leden van de
gemeenschap hartstochtelijk streven naar identiteit in hun seksuele,
parentale en communale verliefdheid. Het vermoeden rijst dat het
eugenetisch effect dat men heimelijk aan incest toeschrijft alleen maar
de biologische vermomming is van het 'eupsychische' effect dat men van
deze alzijdige geestelijke verwantschap verwacht. Deze draad zullen we verder weer oppakken..
ISIS EN OSIRIS
De ijver waarmee incest in de theorie veroordeeld wordt contrasteert fel
met de passie waarmee incest in mythologie en literatuur wordt bezongen.
In de mythologie vinden we broer zuster incest in Egypte bij Isis en
Osiris, in het bijbelse Hooglied , in Griekenland bij de Griekse Titanen
en bij Zeus en zijn zuster Hera, bij de Hindoes bij Indra en Indrani,
bij de Germanen bij Siegfried en Sieglinde (die bij Wagner tweelingen
zijn). Vader dochter incest vinden we bij de joden bij Lot en zijn
dochters. Ook moeder zoon incest komt ruimschoots aan bod. Vele godinnen
hebben een mannelijke telg: Isis heeft de zoon Horus, de slangengodin
van Kreta draagt haar zoon Velganos op de armen. Istar, Astarte en
Kybele zijn tegelijkertijd moeder en minnares van de zoongemaal. Minder
uitgesproken zijn de gevallen waarin moeders voor hun zonen opkomen:
Gaia schonk Kronos de sikkel waarmee hij zijn vader haar man ontmande,
Rea verborg Zeus voor het kannibalisme van zijn vader, en ook bij Freud
beschermt de moeder haar jongste zoon tegen de jaloersheid van de
oervader.
Ook in de profane literatuur werd het thema van de incest vaak bezongen,
van Aischylos tot Claus. In de plastische kunsten daarentegen lijkt het
thema wel afwezig, tot ons de aanwezigheid van de talloze mannelijke
putti in de schilderkunst opvalt. Het zijn de afstammelingen van Eros,
de metgezel van Afrodite Venus, aanvankelijk afgebeeld als mooie
jongeling, die echter steeds jonger wordt om zich vanaf de Helleense
tijd tot sappige kleuter te ontpoppen. De seksuele betekenis ervan is
gezien zijn herkomst en de nadruk op het mannelijke karakter ervan niet
te miskennen. In het kleine jongetje zijn seksuele en moederlijke
gevoelens verdicht. Dit komt onmiskenbaar tot uiting in de talloze
afbeeldingen van Maria met kind, die de nauwelijks verhulde tegenhangers
zijn van afbeeldingen waarop Venus met Eros vrijt, zoals die van Titiaan.
Dat neemt niet weg dat het thema afgezien van putti welhaast afwezig is.
Dat is hoogst waarschijnlijk te wijten dat het een man of een vrouw niet
aan te zien in welke verwantschapsrelaties ze onderhouden. Alleen bij
moeder en kind blijkt dat overduidelijk uit het beeld.
INCEST IN DE NATUUR
Laat ons na deze zwerftocht door het labyrint van de theorie een blik
werpen op incest in de praktijk. We onderzoeken daarbij eerst incest op
dieren en gaan vervolgens na hoe het incestueuze gedrag van mensen in de
loop van de geschiedenis evolueerde.
Vele auteurs menen dat dieren incestueus zijn.
De stelling is impliciet aanwezig in de
constructies van auteurs die vertrekken van oerincest. Dat geldt ook
voor de auteurs die uitgaan van een exogame (niet incestueuze) oertijd.
Zo meent Westermarck dat bij de voorouders van de mens en andere dieren
bloedverwantschap geen rem was op seksuele relaties . Ook Lévi Strauss
meent dat incest een natuurlijk fenomeen is bij dieren. Deze
voorstelling ontstaat door projectie van het verbodene op onze dierlijke
voorouders, en werd gevoed door het feit dat gedomesticeerde dieren in
de boerderij en de dierentuin geen bezwaren maken tegen incestueuze
verhoudingen.
Deze projectie komt niet alleen voor bij antropologen, ook bij
biologisch is ze wijd verbreid. Figuren als Bischof beschrijven factoren
als spreiding, verjagen van jonge mannen en wisseling van dominante man
als strategieën om incest te vermijden . Hetzelfde geldt voor de
bovenbesproken theorieën van Alexander, Maynard Smith en Shepher over
een balans van selectieve krachten die outcroussing begunstigt. In feite
gaat het om feitelijke toestanden veroorzaakt door ecologische
omstandigheden (spreiding) of om gedragsmechanismen die hun oorsprong
vinden in de strijd tussen mannetjes onderling om het bezit van de
wijfjes. Er is geenszins sprake van een selectie op gedrag dat leidt tot
incestvermijding: vermits deze sowieso in verwaarloosbare mate kan
voorkomen is zo'n selectie niet nodig. Een kosten-batenanalyse van
inteelt moet alleen gemaakt worden waar inteelt zich systematisch kan
voordoen. Laat ons de voorwaarden daarvoor onderzoeken. Bij dieren
behoort incest tussen broer en zus altijd tot de mogelijkheden. Beide behoren
immers tot dezelfde
generatie en er is een (geringe) kans dat zij met elkaar paren. Het is
de enige mogelijke vorm van continue incest, en hij kan dan ook uitgeselecteerd worden waar de omvang van de groep niet van belang is (bijvoorbeeld
bij dwergantilopen van Brehm en de tree-lice die virtuele klonen worden
). Incest tussen ouders en kinderen daarentegen is bij dieren is pas mogelijk indien de ouders nog
leven als de kinderen vruchtbaar geworden zijn. Hij wordt pas
waarschijnlijk onder zeer uitzonderlijke voorwaarden: als de man bij een
moeder blijft die zelf haar geslachtsrijpe kinderen bij zich houdt. In
de regel zijn dat dochters; zodat de voorwaarden voor vader dochter
incest dan toenemen. Pas wanneer ook de zonen nog bij vader én moeder
blijven maar dat is pas het geval bij de mens is er toegenomen
mogelijkheid van moeder zoon incest . Dieren zijn dus - net zoals de
mens - incestneutraal, en dat blijkt niet alleen in dierentuinen waar er
een tekort is aan niet incestueuze partners .
INCEST IN HORDES EN STAMMEN
Bij de mens zijn de voorwaarden voor incest zeer gunstig. Dat zal reeds
gebleken zijn uit het feit dat vele lezers bij de uiteenzetting van onze
theorie van de endogame oergroep meteen aan inteelt gedacht zullen
hebben. Een kind kan de band met zijn ouders niet opgeven als het
geslachtsrijp geworden is. Het is dan nog fysiek en geestelijk
onvolwassen en moet nog opgevoed worden door zijn ouders. Bovendien
blijven de vaders bij de moeders, zodat niet alleen moeders bij zonen,
maar ook vaders bij dochters blijven. Ook als ze fysiek en geestelijk
volwassen geworden zijn kan de band tussen ouders en kinderen in
tegenstelling tot wat D. Morris meent niet verbroken worden. Volwassenen
blijven afhankelijk van de ervaring van bejaarden en deze bejaard
geworden ouders moeten nu op hun beurt door hun volwassen geworden
kinderen verzorgd worden. Hier pas kan incest een veelvoorkomende vorm
van partnerkeuze worden en pas hier stelt zich de vraag naar de kosten
en de baten. In zoverre is pas het ontstaan van de endogame groep de
oorsprong van het incestprobleem. In zoverre is pas het ontstaan van de
menselijke endogame groep de oorsprong van het incestprobleem.
In elke horde waren er slechts een gering aantal geslachtsrijpe
individuen en deze individuen waren onderling nauw verwant. Incest
tussen ouders en kinderen, maar vooral tussen broers en zussen zal
ongetwijfeld voorgekomen zijn, naast omgang met verdere maar endogame
verwanten, zoals dat de gehele geschiedenis door gebruikelijk was bij
bevolkingen op eilanden, in afgelegen dorpen, of in cultureel (en zoals
we nog zullen zien: politiek en economisch) geïsoleerde gemeenschappen
(inclusief de farao's en goddelijke koningen of rijken). Maar beweren
dat incest voorkwam is nog iets anders dan stellen dat het een
oereigenschap was van menselijke samenlevingen. Strikte incest kan zoals
gezien geenszins de basis structuur is van de gemeenschap geweest zijn.
Nauwe inteelt daarentegen was de regel in endogame groepen op
hordeniveau. Meer nog: inteelt was in de eerste plaats een zeer gunstige
strategie om snelle aanpassing aan bijzondere ecologische omstandigheden
te realiseren gedurende de gehele periode waarin de mens zich over het
aardoppervlak verspreidde.
Op stamniveau laten exogamieregels vaak één van de vormen van volle
incest toe, zoals nog vast te stellen is bij vele recente primitieven.
De toegenomen omvang van de stam echter maakt incest echter veel minder
dwingend dan in de horde: de keuze voor een incestueuze partner wordt nu
pas slechts één onder de vele mogelijkheden. Murdock vermeldt incest bij
de Azande adel (met dochters), broer zus bij oude Hawaiaanse
aristocratie; bij de Dobuans, tweelingincest op Bali, incest voor de
jacht bij de Thonga in Afrika . Lévi-Strauss vermeldt daarnaast ook
Madagascar waar voor chefs alleen de moeder verboden is . Maisch
vermeldt stammen in Cambodja waar broer-zuster-incest geoorloofd is, de
Kuki in India waar alleen moeder-zoon-incest verboden is, de Kalang op
Java waar huwelijken tussen moeder en zoon als gelukbrengend gelden, de
Baduwi op West-Java die reeds eeuwenlang incest plegen, de Taita in
Oost-Afrika die hun moeders en zusters huwen, de hoogste kasten op Bali
waar tweelingen geacht worden te huwen, de Eskimo's van Kodiak die alle
vormen van incest bedrijven, de Dajaks in Borneo die het begrip incest
niet kennen, de Baiga die incest tussen grootouders en kleinkinderen
toestaan . En zo zouden we nog een tijdje kunnen doorgaan.
INCEST SEDERT DE OPKOMST VAN HANDEL EN
STATEN
Een volgende stap in de ontwikkeling wordt bereikt door de ontwikkeling
van de maatschappelijke arbeidsdeling. Een weinig opgemerkt effect
hiervan is dat het spreidingspatroon van een toenemende wereldbevolking
ingrijpend gewijzigd wordt. Mensen kunnen zich nu op een gespecialiseerd
territorium vestigen (op landbouwgronden zoals in de Vruchtbare sikkel,
in mijngebieden enz.), of zelfs territoriumloos leven (priesters,
handelaars). Door ruil kan men immers in het bezit komen van wat anderen
uit hun territorium betrekken. De bevolkingsdichtheid kan toenemen, wat
zich onder meer uit in de ontwikkeling van steden en de toenemende
contacten tussen dichtbevolkte steden.
In principe maken maatschappelijke relaties exogamieregels overbodig
vermits zij voortaan voor alzijdige samenhang kan zorgen. Vrije dus ook
(al dan niet continu) incestueuze keuze van de partner is vanaf nu in
principe mogelijk, maar de toename van het aantal partners waaruit men
kan kiezen verkleint de eventualiteit van incestueuze keuze. Bovendien
zorgt de ontwikkeling van de maatschappij ervoor dat incest perverser
kan worden: meer seksueel en minder fertiel en economisch.
De geschiedenis leert echter dat de endogame structuren met bijbehorende
exogamieregels (minus de economische basis) vaak behouden blijven. Om
privileges veilig te stellen zonderen er zich binnen de steeds groeiende
maatschappij kleine groepen af: beroepskasten, inwoners van steden of
staten, op het platteland en in kustgebieden, religieuze gemeenschappen.
Men kan in het algemeen spreken van geografische- , religieuze -,
beroeps- en endogamie . Hier verschijnen de endogame kasten (McLennan,
Darlington) en eenheden zoals de 'clans' in Ierland en de 'ferqa' van de
Maghreb .
De toename van het aantal personen (en de ondoorzichtigheid van de
maatschappelijke relaties) noodzaakt tot overschakelen op hanteerbaarder
systemen dan een indeling in voorafbepaalde exogame gehelen. Meest voor
de hand liggend is de keuze voor bloedverwantschap als criterium. In
zoverre de koppeling van exogamie aan bloedverwantschap huwelijken
binnen een bepaalde graad van verwantschap verbiedt, verbiedt ze
principieel altijd incest. Neveneffect van deze ontwikkeling is dus de
veralgemening van het incestverbod, dat nu pas ontstaat (en dan alleen
in de gebieden waarin zich de maatschappelijke arbeidsdeling
ontwikkelt). Ook binnen de nieuwe economische structuren is het
incestverbod echter niet universeel. Dezelfde drijfveren die het behoud
van endogamie tot gevolg hadden begunstigen ook een ditmaal principiële
voorkeur voor incestueuze relaties: het verlangen om privileges binnen
de familie te houden (bij landbouwers, ambachtslui, koningen en
farao's). Tegelijk met de verspreiding van het incestverbod
verschijnt dus ook voor het eerst de principieel incestueuze keuze.
De nieuwe wettenmakers kunnen zelf incest bedrijven en dat ook toestaan
bij hun onderdanen. Dat was het geval in Egypte waar broer zuster incest
bedreven werd in alle lagen van de bevolking, inzonderheid door de
farao's van de XVIIe en XVIIIe dynastie (14e eeuw AC) (waaruit Echnaton,
niet bepaald een dwaas) en die van de Ptolemeeën (3e eeuw AC) (waaruit
Cleopatra, niet bepaald een monster). Ook bij de Meden en de Perzen werd
broer zuster incest aangeprezen (Avesta, Zarathustra) en toegepast door
priesters en koningen (Artaxerxes, Cambyses). Tillion vermeldt
zoroastrische huwelijken tussen oom en nicht, tante en neef, vader en
dochter en moeder en zoon. Ook bij de Parthen (Sassaniden) is broer
zuster incest toegelaten. Bij de Mongolen zou Attila volgens Montesquieu
getrouwd zijn met zijn dochter Esca. Ook bij de heersende klassen in
Cambodja vinden we broer zuster incest. Bij de Chinezen vinden we incest
onder de Tsjow en Han: van zonen met echtgenotes van vader, van Nantse
met broer (5é E AC), van de ouders van keizer Hsiao King (156 140 AC).
Onder de Soei wordt incest verboden . Bij de Inca's was incest
voorbehouden voor de grote Inca, die alleen met een afstammeling van de
zon te weten: zijn zuster mocht huwen. Veertien generaties broer zuster
incest zijn geregistreerd. Bij oude Ieren werd koning Cuchulainn werd
geboren uit het huwelijk tussen Conchobar en zijn zus Dechtire en we
vinden incest ook bij de Drusen . We kunnen dus met Tillion rustig
besluiten dat in de Oudheid 'wettelijk geoorloofde incest geenszins
beperkt was tot het Egypte van de farao's' .
Bij andere volkeren echter wordt incest verboden. Dat was het geval bij
de Indo Ariërs (Rigveda verbiedt broer zuster huwelijken) en bij de
Chinezen vanaf de Soei, bij Hittieten en Assyriërs , bij Joden
(Babylonische Talmoed), Grieken (Solon en verbod op broer en zus uit
zelfde moeder, niet op agnatische van zelfde vader), Romeinen (verbod
eerst tot de zesde, dan tot vierde graad). In het voetspoor van de
Romeinen verbood de katholieke Kerk huwelijken tussen naaste
bloedverwanten sedert het Concilie van Elvira (voor 5e eeuw) vooral met
het oog op het breken van het particularisme van de stammen.
Achtereenvolgende concilies breiden het incestverbod uit tot steeds
verdere graden tot onder Gregorius I (590 604) uiteindelijk elk huwelijk
tot in de zevende graad verboden werd. Sedert Justinianus (530) gingen
de verboden daarbovenop ook nog spirituele verwantschap omvatten. In 813
begint de strijd tussen degenen die de vierde graad reeds welletjes
vonden en degenen die de zevende graad wilden handhaven. Het Concilie
van Lateranen (1215) kiest voor beperking tot de vierde graad om de
toepasbaarheid mogelijk te maken. Ook de Islam verbiedt huwelijken
tussen nicht en oom, neef en tante (en voert bilineaire erfelijkheid in)
om dezelfde redene als het Christendom: om kleinere endogame groepen te
ondermijnen ten voordele van de grote endogame islamitische gemeenschap
.
Bij volkeren, staten of godsdiensten die incest verbieden werd het
verbod desalniettemin vaak overtreden. Dat is vaak het geval bij
geografisch of religieus, cultureel, politiek of economisch geïsoleerde
groepen (zie boven). Vaker gebeurt het om economische privileges te
beveiligen of om zich te onderscheiden door het overtreden van een
taboe. Bij de Joden huwde Abraham met een zus uit een ander huwelijk van
zijn vader. De dochters van Lot sliepen met hun vader. Bij de Grieken
vinden we incest bij Archeptolis (zoon van Themistocles) en Cimon van
Athene (zoon van Miltiades) die allebei met hun zus huwden evenals bij
de tirannen van Sicilië: Dionysios de oude huwde zijn dochter uit ene
huwelijk uit aan zoon uit ander (5e eeuw). Bij de Romeinen pleegde
Caligula (37 47 PC) incest met zijn zus Agrippina, die als echtgenote
van Claudius (41 54 PC) en keizerin moeder ook omgang zou gehad hebben
met keizer Nero (54 68), haar zoon uit een vorige huwelijk. Zijn
opvolger Tiberius pleegde incest met al zijn zussen en hetzelfde geldt
voor keizer Commodus. Ook de incestschuwe Christenen lieten zich niet
onbetuigd. Vermelden we in de eerste plaats incestueuze pauzen.
Johannes XII (955-964) werd geboren uit een incestueuze relatie tussen
paus Sergio III en zijn dochter Marozia en nam zelf zijn moeder als
minnares. De tegenpaus Anacletus (1130-8) werd beschuldigd van
incest met zijn zuster. Sixtus IV (1471-84) had zes onwettige kinderen,
waaronder een zoon uit een relatie met zijn zus. Vermelden we ook
Johannes XXII (Baldassare Cossa), Rodrigo Borgia (sedert 1492 paus Alexander VI) met
zijn dochter Lucretia die overigens ook incest pleegde met haar broer
Cesare Borgia, kardinaal Pierre
Guérin de Tencin (1679 1758) met zijn zus Alexandrina Guérin de Tencin,
kardinaal Richelieu met zijn dochter. Ook bij de lagere clerus kwam
incest vaak voor . Ook christelijke vorsten waren van de partij:
Baglioni (Perugia) met zijn zus, Cosimo I de Medici met zijn dochter
Isabella, de condottiere Malatesta met zijn dochter, Beatrice Cenci
(1594) met haar vader, Don Carlos, kleinzoon van Karel V, zoon van
Johanna van Castilië met Elisabeth, tweede vrouw van Philips II van
Spanje, Hendrik de VIII (1509 1547) onthoofde Anna Boleyn wegens
overspel en incest met haar broer, de hertogin van Grammont met haar
broer de hertog van Choiseul Stainville, Philippe d'Orléans met twee van
zijn drie dochters (hertogin van Berry en madame de Ségur), Frederik de
Grote van Pruisen (1712 1736) met zijn zus. Burgerlijke staatshoofden
nemen het vaandel over, te beginnen met Napoleon, die niet alleen een
relatie had met zijn schoondochter Hortense de Beauharnais (waaruit
Napoleon III), maar ook met zijn zuster Pauline .
Sedert de industrialisering, verburgerlijking en secularisering neemt de
staat de rol over van hoeder tegen incest, ofschoon de burgerlijke
wetgeving zich in de regel beperkt tot verbieden van strikte incest. Dat
heeft te maken met het afnemend belang van erfelijkheid in industriële
maatschappijen. Incest neemt steeds meer de vorm aan van perverse, puur
seksuele incest, niet gesanctioneerd door huwelijk en kinderen, terwijl
tegelijkertijd het thema in de antropologie acuut wordt. De coquette
Jeanne Françoise Récamier huwde met haar vader op vijftienjarige
leeftijd tijdens het Premier Empire. Byron (1784 1824) had een zoon bij
zijn getrouwde halfzuster Augusta Leigh. Sarah Bernhardt kreeg een zoon
die de enige echte liefde uit haar leven was. De jonge Rodin en zijn zus
evenals Pual Claudel met zijn zus Camille onderhielden één van de vele
nauwelijks verholen incestueuze relaties tussen broer en zus. De laatste
jaren wordt in toenemende mate aandacht besteed aan incest bij Jan met
de pet. Vele mannen hebben naast hun gefantaseerde ook licht erotische
of werkelijke omgang met hun dochters. Het cijfer van 5% voor op
zaadlozing eindigende incest doet vermoeden hoe sterk de incestwensen
wel zijn. We kunnen vergelijken met de min of meer openlijke vormen van
ontrouw van mannen met vreemde vrouwen.
Opmerkelijk voor de seksuele incest is dat hij overwegend plaatsgrijpt
tussen vader en dochter of stiefdochter, minder tussen broer en zus, en
ogenschijnlijk weinig tussen moeder en zoon, Gesanctioneerde incest in
stammen en bij geprivilegiëerden daarentegen is overwegend broer zuster
incest (zie ook Weinberg), terwijl vader dochter incest op tweede plaats
komt. Op de verklaring hiervoor komen we later terug.
Uit bovenstaand overzicht moge blijken dat
het incestverbod geenszins universeel is, en dat het niet opgaat de
wijdverbreide incest(wens) te verdonkeremanen door hem af te doen als een
idiosyncrasie van Egyptische farao's.
DE INCESTWENS
Mon ange, ma soeur,
songe à la douceur
D'aller là-bas vivre ensemble!
aimer à loisir
amer et mourir
au pays qui te ressemble!
Baudelaire
Dat incest geen eigenschap is van de oerliefde betekent nog niet dat er
geen incestwensen zijn: het bovenstaande laat daar geen twijfel over
bestaan. Onderzoeken we waar deze wens zijn wortels heeft.
We namen aan dat het ouderpaar zich wil verdubbelen in nieuwe
kinderparen. Dat impliceert dat er geen incestwens aanwezig is bij de
ouders, maar in plaats daarvan het verlangen dat het volwassengeworden
kind elders een seksuele partner zal vinden. Pas dan kunnen de ouders
genieten van volledige identiteit in het vermogen van hun kinderen om
met anderen te vrijen. Niets in ons model staat daarentegen een
liefdesrelatie tussen broers en zussen in de weg, op voorwaarde dat zij
elkaar aantrekkelijker vinden dan andere kandidaten. De naakte
mogelijkheid onder andere kandidaten ook een broer of zus te kiezen kan
echter geen incestwens genoemd worden: het is een bijzonder en eerder
zeldzaam geval van de algemene wens een lief te hebben. De incestwens is
dus geen fundamentele behoefte van de mens: liefde staat neutraal
tegenover incest tussen broer en zus, en ze sluit incest uit tussen
ouder en kind. Waar komt die wens als exclusieve, principiële wens dan
vandaan?
Incestueuze partners zijn zoniet fysiek, dan toch geestelijk zeer
verwant ('homogaam'), vermits de ouders zich in hun kinderen willen
verdubbelen. Indien alle ouders deelhadden aan dezelfde cultuur zouden
hun kinderen eveneens erg gelijken op elkaar. Naarmate dat minder het
geval is vanwege de maatschappelijke arbeidsdeling en wat daaruit
voortvloeit aan economische en politieke ongelijkheid, vergroten de
verschillen tussen gezinnen, en daarmee ook tussen de kinderen die ze
afleveren als huwelijkskandidaten. Ze worden steeds vreemder voor
elkaar. Vermits liefde naar identiteit streeft, neemt de
aantrekkingskracht van de gezinsleden op elkaar in verhouding toe,
terwijl die voor vreemden afneemt. De liefde moet steeds grotere
inspanningen leveren om de ongelijkheid te overbruggen. Anderzijds
zorgen diezelfde maatschappelijke factoren ervoor dat de liefde tussen
de ouders onderling gedwarsboomd wordt. De gemeenschapsliefde trekt zich
daarbij in steeds kleinere kringen terug, tot in de limiet alleen meer
de aantrekkingskracht tussen ouders en kinderen overblijft. Daarom
lieten we de cirkel - die in ons schema de gemeenschap vertegenwoordigd
- ineenkrimpen tot een punt, dat de engste cirkel van het gezin
symboliseert..
Maar de geestelijke verwantschap wordt in principe vooral in
gelijkgeslachtelijke lijn gezocht. De parentale relatie moet dus eerst
geseksualiseerd worden, zodat na de inkrimping van de cirkel van
gemeenschapsliefde ook nog de verticale en de horizontale assen met
elkaar worden verdicht. Dat wordt op ons schema weergegeven door de
horizontale en verticale as naar elkaar toe tot diagonaal te wentelen.
Deze verdichting wordt vanuit verschillende bronnen gevoed.
In de eerste plaats moeten we oog hebben voor de spanningen die ontstaan
na het uiteenvallen van de endogame groep. voor kinderen betekent de
keuze van een vreemde seksuele partner voortaan het opgeven van de
vertrouwde parentale band met de ouders. Voor ouders hebben kinderen een
voorsprong op vreemde partners: ze onderhouden er al een parentale band
mee die het pad kan effenen voor een mogelijke seksualisering van de
relatie. Deze algemene bereidheid wordt versterkt door de ontwikkeling
van de maatschappelijke arbeidsdeling. Deze bemoeilijkt zoals gezien de
gewenste verdubbeling met het kind van hetzelfde geslacht. Terwijl de
verschillen tussen vader en zoon of moeder en dochter op geestelijk vlak
toenemen, hebben vader en dochter of moeder en zoon hun seksuele
verlangens gemeen. Seksualiseren van de relatie met kinderen kan
compenseren voor het gebrek aan geestelijke verwantschap. Dezelfde
vermaatschappelijking bemoeilijkt naast algemene factoren zoals de
neiging naar perversie van de liefde de eenwording van de ouders. We
zagen hoe dit leidt tot seksualisering van hun relatie, wat weer tot
gevolg heeft dat ze nog onbevredigender wordt omdat seksualiteit alleen
de band niet kan schragen. Dat leidt weer tot onvermogen om afstand te
doen van hun seksueel verlangen als ze ouder worden en tot het verlangen
om een relatie aan te gaan met iemand uit een volgende generatie. Voor
mannen maken de dochters deel uit van de schaarse voorraad aan
aantrekkelijke jonge vrouwen. Het tekort aan liefde kan zich dan
gemakkelijk richten op de geseksualiseerde kinderen met wie ze niet
eerst contact moeten opnemen.
Deze dubbele verschuiving komt vaak voor wanneer de vrouw tijdens de
zwangerschap en borstvoeding verlaten wordt door de man: de zoon die ze
in haar armen houdt kan daarvoor compenseren. Liefde voor zonen kan voor
moeders een compensatie zijn voor het opgeven van hun rol als vrouw én
voor hun verbanning uit de maatschappij in het huishouden. De tot moeder
veroordeelde vrouw kan haar polyandrie herontdekken in de liefde voor
haar nog onvolwassen zonen, temeer daar deze als beloftevolle
presteerders ook nog voor de tekorten van hun mannen op dit vlak kunnen
compenseren én voor hun eigen veroordeling tot private arbeid. De liefde
voor de zonen kan lang verborgen worden onder de dekmantel van
moederliefde. Zolang zonen niet als seksuele wezens beschouwd worden
kunnen vrouwen er ongestoord 'lichamelijke' omgang mee hebben. Niet
alleen in Tunesische badhuizen worden jongens slechts vanaf de puberteit
verjaagd. Reeds Michelet klaagt: 'Het kind is de onafscheidelijke
minnaar van de moeder' . Moll beschreef zoals vermeld de 'seksuele blos'
bij de zuigeling. Ook Weininger neemt aan dat de moeder een seksuele
relatie onderhoudt met het kind bij het zogen . De seksualisering wordt
voltooid in de theorie van Freud, waarin zoals beschreven parentale en
seksuele liefde op grond van morfologische gelijkenissen verdicht
worden.
Zodra de zonen geslachtsrijp worden kan de seksuele aard van hun
relatie met de moeder niet meer verhuld worden. De seksuele liefde van
vele moeders voor hun zonen uit zich nu vaak onder schijnbaar
tegengestelde vorm: moeders kunnen hun zonen aan zich binden door de
seksuele verlangens af te remmen, die hen naar andere vrouwen dreigt te
leiden. Deze deseksualisering van de zonen kan uitstekend gerealiseerd
worden door ze aan te sporen tot mateloos presteren. In zoverre vrouwen
geen eigen ziel hebben, maar die van een man verlangen, kunnen ze die
realiseren in het lichaam van de zonen die uit hun schoot zijn
voortgekomen. Het volstaat hun maatschappelijke ambitie te stimuleren.
Indien de zoon daarbij de vader overtreft worden de moeders ook nog
schadeloos gesteld voor de ontoereikende echtgenoot van tweedekeus en
hun veroordeling tot private arbeid. Bovendien wordt alle energie die de
zoon aan presteren besteedt afgenomen van concurrerende vrouwen. Door
deze castratie schakelt de oermoeder haar concurrenten uit: Demeter
verlangt de geslachtsorganen van haar priesters. Terwijl de reële vader
de zoon fysiek moet castreren om hem van de moeder weg te houden,
castreert de reële moeder de zoon geestelijk om hem van de vrouwen weg
te houden. Deze geestelijke castratie door de moeder leidt bij de zoon
tot een splitsing tussen een lager gewaardeerde zinnelijke liefde voor
de vrouw en de 'geestelijke' (zärtliche) voor de moeder. Zoals Jezus
verzaken vele zonen aan vrouwen en kiezen ze voor de prestigieuze liefde
van de mensheid. Vele moeders houden zo hun zonen in een incestueuze
wurggreep (Coriolanus). Zo worden ideale incestueuze zonen tot kleine
Christussen, uit een onbevlekte moeder geboren zonen van God, die
verlossers van alle mensen moeten worden. In dit licht is de Heilige
Familie tevens ook de werkelijke incestueuze familie, de historische
tegenhanger van de incestueuze oerhorde uit Freuds mythe: Christus is
niet een zoveelste fase in de terugkeer van de verdrongen oervadermoord,
maar in vele huiskamers sedert de industrialisering het historische
model voor de mythische oervader.
Bij de man die ondertussen seksueel ontrouw was bij vreemde vrouwen
grijpt de seksualisering later plaats. Vaders zijn sowieso nauwelijks
betrokken bij de opvoeding van kleine kinderen. Hen is meer gelegen aan
het presteren van hun zonen. Aanleiding voor incest is bij hen dan ook
niet de geboorte, maar de ontgoocheling in de zoon. Deze treedt
noodzakelijk op ofwel doordat de zoon zijn vader onwaardig is ofwel
omdat hij hem overtreft, ofwel tenslotte omdat hij op andere terreinen
presteert dan zijn vader en dus de continuteit doorheen de generaties
verbreekt. Zo'n ouder wordende vader is tevens de man van een vrouw die
hem niet bevredigde, zodat hij zijn seksuele verlangens niet kan opgeven
en afstaan. Bovendien inspireert zijn ouder wordende vrouw geen seksuele
verlangens meer in hem. De mooie aantrekkelijke dochter die voor zijn
ogen openbloeit lijkt een geschenk uit de hemel. De klok lijkt
teruggedraaid te kunnen worden. En dat geldt ook voor het puberale
meisje dat omgekeerd de klok vooruit zou willen zetten. Haar vader is de
meest toegankelijke partner: hij is niet alleen vertrouwd en
zielsverwant, dingt naar de gunsten van zijn dochter en kan als steeds
succesrijker vader bovendien reeds van meet af aan de gulle financiële
verzorger van de dochter zijn. Jonge vreemde mannetjes moeten zich nog
bewijzen en eisen bovendien wederdiensten voor wat ze geven, terwijl
vaders van kindsbeen af alleen maar geven. In dit opzicht is de oudere
rijke man die jonge vrouwen kan kopen een afgezwakte versie van de ouder
wordende vader, zeker wanneer de dochter de kinderlijke verafgoding niet
opgeeft. Dat de man pas later zijn relatie tot de dochter seksualiseert
is verantwoordelijk voor een verschil tussen ontwikkeling van de
incestueuze relatie bij jongen en meisje. Afweer op de seksuele
aantrekking kan hier leiden tot vergeestelijking van de band: vader en
dochter spannen zich in om elkaars gelijken te worden, en dat stelt het
meisje schadeloos voor de minachting voor het eigen geslacht dat ze van
haar moeder heeft geërfd. Door de seksualisering bereikt de vader dan
vaak bij de dochter wat hij zich bij de zoon had gewenst. Een duidelijk
voorbeeld vinden we bij Sigmund Freud voor wiens roemloze zonen ook zijn
geestelijke kinderen niet schadeloos konden stellen, terwijl zijn
dochter Anna zich als hoedster van de orthodoxie opwierp.
Deze verhoudingen veranderen zodra de vrouwen in groter getale in de
maatschappij beginnen op te gaan. Naarmate moeders minder in het moederschap moeten
ondergaan neemt hun belangstelling voor zonen af, terwijl die voor
minnaars in dezelfde mate toeneemt. Terwijl de moeders zich van hun
kinderen beginnen te ontdoen, trekken de vaders zich omgekeerd meer van
hun kinderen aan. Bij hen zien we dan ook een omgekeerde verschuiving
van minnaressen naar dochters. Steeds meer gescheiden mannen zitten
bovendien met gescheiden dochters, wat de kans op incestueuze vaders
alleen maar vergroot.
Merken we op dat bij ouder kind incest de kinderen geen passieve
slachtoffers zijn. Reeds kleuters zijn vaak heel ondernemend bij de
verovering van hun moeder of vader, en meisjes of jongens die de
puberteit naderen moeten voor hen niet onderdoen. Kinderen en pubers
spelen bij het tot stand komen van incest vaker een actieve rol dan
graag wordt toegegeven. Iets heel anders is de vraag of ze de relatie
willen volhouden. Vroeg of laat willen kinderen of pubers de relatie beëindigen.
De ouderlijke partners zijn er daarentegen alleen maar op uit om ze te
bestendigen. Hun wereld krimpt in, terwijl die van de kinderen pas open
gaat. Hoe vreemder de mogelijk partners die ze daarbij leren kennen, hoe
groter de kans dat ook zij de relatie met de geliefde ouder wel
degelijke verder willen zetten. Daarbij ontstaan dan de relaties met
geslachtsrijpe partners die we hierboven in ons overzicht opnamen. En
dat zijn zijn wel degelijk relaties
met jonge mensen, niet met onrijpe of halfwassen kinderen.
Deze analyse maakt duidelijk waarom seksuele incest niet zozeer de
gedaante aanneemt van broer zuster incest, maar vooral van ouder kind
incest, bij uitstek de vorm van incest die niet veralgemeend en
voortgezet te realiseren is. In het licht van het voorgaande begrijpen
we dadelijk waarom. Als geestelijk model is een broer slechts een
belofte van de vader en als lichamelijk model is hij pas toereikend
naarmate hij volwassen wordt. Bij jongens liggen de zaken omgekeerd: hun
zussen worden veel aantrekkelijker dan hun moeder. Daar komt bij dat
kinderen concurrenten zijn ten opzichte van de ouders, en in de strijd
om de uitverkorene te worden ontwikkelen kinderen zich vaak tot
tegenstellingen. Bovendien is er - behalve bij tweelingen - steeds een
min of meer groot leeftijdsverschil tussen broer en zus, terwijl
omgekeerd de kans dat er een leeftijdsgenoot buiten het gezin aanwezig
is zeer groot is. Deze asymmetrieën maken broer zuster incest vaak
minder aantrekkelijk dan ouder kind incest, al blijft de
aantrekkingskracht van gezinsleden onder de huidige omstandigheden vaak
groter dan die van vreemden. Gezinsleden kennen elkaar quasi bij de
geboorte, terwijl vreemde geliefden alleen maar die indruk hebben. Pas
tweelingen kennen elkaar nog vroeger en zijn volkomen identiek. Niet
voor niets is het beeld van de incestueuze tweeling in de moederschoot
het absolute summum en daarmee ook hét paradigma van incest.
Onze benadering legt bloot dat incest de resultante is van het
drievoudige falen van de seksuele liefde tussen de ouders, de parentale
liefde tussen vader en zoon, moeder en dochter en tenslotte van de
communale liefde die toenemende verschillen tussen de mensen schept. Dit
drievoudige falen van de drie ene liefde leidt tot haar implosie in één
enkele: de seksuele (1) oer gemeenschap (2) tussen ouder en kind (3).
Pas na deze drievoudige verdichting is er sprake van een 'universeel
oedipuscomplex' dat de parentale relaties tussen ouders en kinderen
seksualiseert en communaliseert.
De verdichting van seksuele, parentale en communale liefde in de incest
is een late verschijning in de geschiedenis. Ze treedt pas op nadat de
liefde fundamenteel beschadigd die werd doordat de maatschappij er de
economisch basis van onderuit haalde resulteert. De seksuele wending van
jongeren naar geestverwante leeftijdsgenoten wordt afgeremd doordat hun
vreemdheid afschrikt en heimwee opwekt naar een verloren geluk bij de
ouders. De terugtrekking van de ouders bij het aantreden van de jonge
generatie wordt afgeremd doordat ouders de vertrouwde kinderen die ze
bij een vreemde partners verwekten niet graag afstaan aan vreemden in de
hoop hen zo het lot te besparen dat henzelf overkwam. Door zich in een
bedreigende wereld vast te klampen aan elkaar verhinderen vader en
dochter, moeder en zoon de expansie van de seksuele liefde in een
afwezige communale ether. De seksuele liefde die voortvloeide uit de
parentale wordt door de parentale liefde weer opgedronken.
Incest is dus
geenszins de oervorm van de liefde, maar veeleer de ascetische
zelfopheffing ervan: ze verwordt tot een kind dat het hoofd terugtrekt
in de schoot na verblinding door het buitenbaarmoederlijke licht. Pas in
dit heden, waarin kinderen nauwelijks uit de baarmoeder van het gezin
willen geboren worden, wordt incest tot noodlottige sfinks. Pas in een
wereld waarin elke ontplooiing van de drie ene liefde
noodzakelijkerwijze moet falen kan het oedipale fantasme opflakkeren.
Het wordt pas laat en zeer schuchter theoretische verwoord: Restif de la
Bretonne pleit voor toelaten incest en Fourier tegen het verbod erop. De
Mormoon Brigham Young verklaart dat een huwelijk tussen broer en zus
niet verboden is door de Mormoonse kerk, maar alleen door vooroordelen .
Zoals we inmiddels weten meende Freud dat de liefde pas volledig en
krachtig zou zijn als ze niet ontrouw zou worden door te luisteren naar
het gebod om vreemd te gaan. Fox vraagt zich hardop af: 'Waarom zouden
we niet de liefde bedrijven met degenen die we het meest liefhebben?' .
Fanti en zijn patienten stellen tenslotte de eis dat incest bevredigd
zou moeten worden: 'Bij een dergelijke liefde zouden de ouders jubelen
van vreugde en geen zin meer hebben om naar iets anders op zoek te gaan.
De kinderen zouden tot het besef komen dat de menselijke volmaaktheid
bestaat. Men en vrouw zouden nergens iets beters vinden. Dit zou de
prelude zijn van een veralgemeende liefde binnen de familie en tussen de
families onderling' ..
INCESTWENS EN INCESTVERBOD
Ils parlaient de l'homme sauvage et ils peignaient l'homme civil.
Rousseau
Pas deze analyse van de oorsprong van de incestwens laat toe te
verklaren waar het universeel wordende taboe op een universeel wordend
verlangen naar volle incest vandaan komt en waaraan het zijn sterkte
ontleent. Vooraleer expliciet verbod te zijn is de afkeer tegen incest
een gevolg van het verlangen naar monogame en volledige seksuele liefde,
van het verlangen naar volledige en monopaidische parentale liefde, én
van het verlangen om langs de beide assen van dit kruis de drie
generaties en de beide geslachten in de volledige identiteit van de
groepsziel te zien opgaan. De drie ene liefde moet zich tegen de incest
keren omdat incest in de eerste plaats zowel de seksuele relatie tussen
vader en moeder verstoort als deze tussen de dochter en haar
(potentiële) man onmogelijk maakt . Vervolgens dwarsboomt incest langs
de parentale as de verdubbelingsopdracht. En tenslotte verhindert de
beslotenheid van de incest elke uitbreiding van het verlangen naar
identiteit in generationele en seksuele lijn. Het taboe op de incest als
drievoudige verdichting van het in een cirkel gevatte liefdeskruis gaat
dus uit van de ontplooide drie ene liefde.
Het taboe op de incest moet des te sterker worden naarmate tengevolge
van de vermaatschappelijking én de seksuele, én de parentale én de
gemeenschapsliefde in hun ontplooiing geremd worden. Zowel de incestwens
als het toenemende taboe erop zijn dus geen erfenis uit de oertijden,
maar integendeel de late producten van een dynamiek, die alleen maar
sterker dreigt te worden.
Hoezeer deze benadering de kern raakt moge blijken uit het feit dat de
afkeer die incest treft zich ook keert tegen nauw verwante
relatiepatronen, ditmaal tussen personen die niet bloedverwant zijn. Er
is in de eerste plaats de omgekeerde oedipale relatie, waarbij de vader
het lief van zijn zoon wil of de moeder het lief van haar dochter. De
concurrent is ditmaal niet in de oudere generatie te situeren, maar in
de jongere. Hier moet Laios Oedipoes uitschakelen om zijn doel te
bereiken (zoals in de film 'Damage' van Louis Malle). Om de vergelijking
correct te kunnen maken moeten we deze 'schoonouderrelaties' vergelijken
met incest met pubers of adolescenten: anders komt de afkeer tegen
relaties met onschuldige (te weten: in principe niet-geseksualiseerde
kinderen) de balans verstoren. Nauw verwant is de driehoeksrelatie
waarbij de zoon een relatie aangaat met een lief van de vader (dat niet
zijn moeder is), of met de dochter die een relatie aangaat met een lief
van de moeder (dat niet haar vader is). Deze situatie deed zich veel
voor in harems (zoals Absalom met de concubines van zijn vader David:
'and Absolom was slain'), maar kan evenzeer optreden bij hertrouwen na
scheiding. Net zoals bij de incest behoort de concurrent hier tot de
oudere generatie, maar hij is niet bloedverwant. Beide patronen zijn
verdicht in de relaties tussen adoptiefouders en hun geadopteerde
kinderen. De afkeer voor deze drie varianten is even sterk als de afkeer
tegen incest (met pubers of adolescenten). De afkeer voor incest tussen
broer en zus daarentegen is veel minder sterk: hier wordt de grens van
de generaties niet overschreden en geen bestaande relatie wordt
verbroken. De exclusiviteit wordt hier alleen negatief bedreigd
in zoverre men vreemden de toegang tot broer of zus ontzegt. Wat dat
betreft is de afkeer tegen deze vorm van incest vergelijkbaar met de
minder sterke afkeer tegen de haremhouder, die anderen de toegang tot
zijn vrouwen ontzegt of met de dito afkeer tegen de derde in een
driehoeksrelaties die een bestaande relatie verstoort.
Het is dus de ontplooide drie-ene liefde die zich keert tegen har
drievoudige verdichting in de incest.
Op dezelfde wijze zagen we hoe de drie ene liefde zich keerde tegen de
seksuele orgie. Op dezelfde wijze zagen we hoe verliefdheid zich keert
tegen elke perverse, promiscue en polygame inperking. Maar omgekeerd
kwamen we in het hoofdstuk over 'het verliefde paar' tot de conclusie
dat perversie, promiscuÏteit en polygamie getuigen van het falende
verlangen naar monogame verliefdheid. Op dezelfde wijze getuigt de orgie
ook in haar seksuele vorm van het falende dubbele verlangen naar
seksuele liefde en gemeenschapsliefde. En de incest tenslotte is een
driedubbele getuige van de onmogelijke drie ene liefde, juist daar waar
hij ze tot onkenbaarheid verminkt. En omdat alleen in de incest de
verdichting van ontkenning en bevestiging drievoudig wordt uitgesproken,
is hij tegelijkertijd de meest fascinerende én de meest afstotende
verschijningswijze van de drie ene liefde. Daaraan ontleent de koppeling
van oerpolygamie aan incest haar ongekende magie, en bij uitstek in het
oervaderverhaal van Freud, omdat daarin als in geen ander alle thema's
openlijk en duidelijk worden opgevoerd.
Dat belet niet dat we ons - zoals Oedipoes aan de sfinks - aan deze
fascinatie moeten onttrekken. Het zal ondertussen afdoende duidelijk
geworden zijn dat niet het incestverbod de incestueuze (en polygame of
promiscue) oerliefde beschadigt, zoals Freud beweerde, maar wel de
ontwikkeling van de maatschappij. Deze maakt veralgemeende incest pas
goed mogelijk én bemoeilijkt het aangaan van
niet-incestueuze - te weten: volwaardige seksuele, parentale en communale
- relaties. Het is pas de maatschappij die de drie-ene liefde tot haar
incestueuze verdichting dwingt en daarmee de krachten wakker roept die
zich verzetten tegen deze ultieme beschadiging.
Wie deze wonde wil helen, moet ermee ophouden te denken dat ze in de
oertijden werd geslagen, en doorhebben dat wij ze met zijn allen - wij
zijn inmiddels met miljarden - elk dag dieper openrijten. Voor alles
echter betaamt het dat we ons niet langer vol afgrijzen afwenden van de
incest, maar dat we ingaan op de roep van deze sfinx, die ons in het
duister van de grot lokt. Behoedzaam dalen we af, in de verwachting elk
ogenblik te moeten terugdeinzen bij de aanblik van een wangedrocht.
Uiteindelijk naderen we vol schroom een wonderbare gestalte, in weer
ogen alleen maar onze onwetendheid te lezen staat. De diepste geheimen
van de liefde fluistert zij ons in het oor. sprak hier de nieuwe Diotima?
Met lood in de schoenen keren we terug naar het bovengrondse, naar de
wereld waarin we thuis dachten te zijn. Hoe onherbergzaam lijkt hij ons
nu voor de liefde, die we nochtans zo graag hadden gekoesterd, nauw aan
ons hart!
© Stefan Beyst.