inleiding


1. SITUERING

Er is al veel over de liefde geschreven: van Plato tot Levinas, van Bachofen tot Lévi-Strauss, van Darwin tot Lorenz, van Krafft-Ebing tot Masters en Johnson, van Dufour to Flandrin, Van Freud tot Kristeva hebben de grootste geesten zich over dit onderwerp gebogen. Ik spreek dan nog niet van de talloze liefdesprofeten, van Paulus over Vastsjajana tot Comfort en de feministen. Al valt er heel wat te leren uit hun werk, belangrijke dingen over de liefde zijn nog niet gezegd: dat de liefde de krachten die haar aanvreten in haar eigen boezem koestert; dat er drie liefdes zijn die innig met elkaar verbonden zijn; en - voor alles - dat het met de liefde omgekeerd is als met de god van Nietzsche. De liefde moet nog geboren worden en bij die geboorten zullen de mensen zelf de vroedvrouwen moeten zijn. Die blijde - maar pijnlijke - boodschap mag de lezers niet worden onthouden.

Om de seksuele misère tot op het bot te doorgronden leek het me noodzakelijk niet alleen een historisch, maar ook nog een evolutionistisch perspectief in te nemen. Ik wilde de liefde ook in àl haar uitingen vatten, inclusief de maatschappelijke dimensie, waarmee ze - zoals zal blijken - van binnenuit is verbonden. Zo'n breed perspectief ontbreekt bij haast alle benaderingen.

Alleen de evolutionisten uit de negentiende eeuw en de vroege twintigste eeuw vertrekken vanuit een evolutionistisch perspectief, denken door in de historische dimensie en nemen daarbij ook nog de ontwikkelde maatschappijen in het beeld op. Hun geschiedenis wordt echter vanuit de westerse situatie opgevat en is dus etnocentrisch. In het beste geval vertrekt de karavaan in Mesopotamië en Egypte, om vervolgens over Griekenland en Rome spoorslags onze feodale contreien te doorkruisen en ten slotte non-stop af te steven in de richting van onze westerse metropolen. Latere antropologen amputeren dat brede perspectief van zijn evolutionistische voorgeschiedenis, evenals van zijn historische vervolg. Historici die zich over het vervolg ontfermen, blijven tot in den treure het etnocentrisch traject tussen de stad Ur en een of andere westerse metropool afleggen, of perken het perspectief nog verder in - geografisch, thematisch of sociaal. Wat ze daarbij met de ene hand aan precisie winnen, gooien ze met de andere weer weg, doordat ze zich te zeer blindstaren op een veelal vermeende uniciteit. De biologen die zich over de evolutionistische voorgeschiedenis van het verhaal ontfermen, bewegen zich dan weer als olifanten tussen het historische en culturele porselein. Een breed evolutionistisch en historisch perspectief ontbreekt al helemaal bij veel filosofen, sociologen en seksuologen.

Omdat ik zo'n breed perspectief inneem, doe ik geen recht aan de eigenheid van het seksuele gedrag van concrete personen op concrete momenten en concrete plaatsen in de geschiedenis. Niet alleen veel historici, maar ook veel lezers zullen mij dat kwalijk nemen. De opdracht van dit boek is echter niet het schrijven een geschiedenis van de seksuele liefde, maar het uitwerken van een theorie over de liefde. Die theorie moet noodzakelijk de historische ('dialectische') dimensie bevatten. Ik heb de vele concrete geschiedenissen alleen nodig om te leren onder welke gedaante de seksuele liefde verschijnt en hoe ze tot die verschijningswijzen komt, evenals om de intern bewogen eenheid ervan aan te tonen. Van die eenheid zelf bestaat er geen geschiedenis. Er kan wel werk worden gemaakt van de geschiedenis van de manier waarop de liefde er steeds weer opnieuw en steeds weer anders 'uittreedt'.

Ik vond het niet alleen nodig een breed evolutionistisch en historisch perspectief in te nemen, maar ook nog de seksualiteit in haar totaliteit te vatten. Inhoudelijk gezien begrijpen veel auteurs de seksuele liefde al te veel in termen van pure seksualiteit, pure voortplanting of pure economische transactie (huwelijk). Ze zien daarbij over het hoofd da§ seksualiteit (inclusief verleiding) voortplanting én economische samenwerking in principe nauw met elkaar verbonden zijn. Het gevolg daarvan is uiteraard dat ze de maatschappij in het beste geval alleen als uiterlijke, aan de liefde vreemde kracht op de seksualiteit zien inwerken. Zoals ik zal aantonen, is de maatschappij echter zelf pas een ongewenst en opstandig kind van de liefde. Bovendien staren velen zich zo blind op het inhoudelijk aspect, dat ze geen oog meer hebben voor de sociale patronen waarin de seksualiteit wordt beleefd (monogamie en de vele vormen van polygamie), evenals de temporele aspecten ervan (vluchtige - promiscue - of levenslange relaties). Ten slotte is het voor een goed begrip van de seksuele liefde van centraal belang dat men onder ogen ziet dat ze is verweven met twee andere soorten liefde: 'parentale' liefde tussen ouders en kinderen en de communale liefde voor de gemeenschap.

Het is ongetwijfeld een ambitieus project om de volledige liefde in een breed evolutionistisch en historisch kader te situeren. Geen sterveling kan dergelijke stof beheersen. Wie dat echter waagt, kan onvermoede samenhangen blootleggen. Het ontgrendelen van dit poorten zou eigen de geboorte van een nieuwe wetenschap moeten markeren. Zoals er een fysica is en een logica, zo moet er ook een 'erotica' zijn. Die zou - in tegenstelling tot bijvoorbeeld de methodologisch bepaalde psychoanalyse - inhoudelijk zijn bepaald als 'studie van de liefde', of als 'studie van Eros'. De eerste stappen tot een dergelijke wetenschap liggen verspreid over filosofie, antropologie, sociologie, psychoanalytische metapsychologie, psychologie, sociobiologie, ethologie, seksuologie, en negatief in de economie. Tot een dergelijke project wil dit boek een bijdrage leveren.

Ik heb er ten slotte doelbewust naar gestreefd om de complexe en in een brede samenhang gesitueerde stof zo bondig mogelijk uiteen te zetten. De tekst verliest daarbij aan verfijning, maar wint aan doorzichtigheid en slagkracht. Het was de bedoeling het complexe samenspel van krachten die Eros drijft tot steeds nieuwe 'extasen' - in de zin van uittreding uit de kern - in kaart te brengen.


2. MODEL

Eros is de Griekse naam voor 'liefde' in de brede zin van het woord, en niet in de engere zin die men doorgaans koppelt aan het woord 'erotiek'. In die brede zin wil ik het in dit boek hebben over liefde.

Liefde is voor mij in de eerste plaats seksuele liefde, de liefde tussen man en vrouw. Het centrale gebeuren in de seksuele liefde is vrijen, en dat dat zal dan ook volop onze aandacht opeisen. Om dat centrale gebeuren in het juiste daglicht te kunnen stellen is het belangrijke eraan te herinneren dat seksuele liefde méér omvat dan alleen maar vrijen. Tot dat vrijen wordt de mens in een eerste moment uitgenodigd door verleiden, en vrijen zelf kan in een derde moment tot zwangerschap leiden. De geboorte van een kind maakt van de seksuele partners ouders en die moeten in een laatste moment samenwerken bij het grootbrengen van hun kinderen. De seksuele liefde ontplooit zich dan ook in vier tijden: van verleiden over vrijen en voortplanten naar samenwerken.

Liefde omvat echter meer dan alleen seksuele liefde. Naast de liefde tussen de geslachten is er ook die tussen de generaties: de liefde tussen ouders en kinderen en de liefde tussen grootouders en ouders. Die tweede soort liefde zal ik 'parentale ' liefde noemen. Ten slotte is er ook de liefde tussen de mensen als 'broeders en zusters', die ik 'gemeenschapsliefde' of 'communale liefde' zal noemen. Die liefde zie je aan het werk als de mensen zich verbonden weten als leden van een stam, van een godsdienstige gemeenschap, van een volk. In dit boek zal ik proberen aan te tonen dat die drie vormen van liefde - de seksuele, de parentale en de communale liefde - wezenlijk met elkaar zijn verbonden, uit elkaar voortvloeien en elkaar broodnodig hebben. De vierdelige beweging waarin de seksuele liefde zicht ontplooit, zet zich dus voort in een driedelige, waardoor ze samen met parentale en communale liefde wordt ingeschreven in een groter geheel. Stel je je de seksuele liefde voor als een horizontale as, dan breidt die zich in de verticale as naar onder uit tot liefde tussen ouders en kinderen en naar boven tot de liefde tussen grootouders en ouders. Uit de dubbele band waarmee seksuele liefde de geslachten bindt en parentale liefde de generaties, ontstaat ten slotte in een derde fase de liefde voor de gemeenschap: de cirkel die het kruis omschrijft.

In dit boek zal onze aandacht vooral uitgaan naar de seksuele liefde. In de eerste negen hoofdstukken worden de bijzondere gedaante beschreven die de liefde kan aannemen als gevolg van spanningen binnen de seksuele liefde zelf. pas in het tiende hoofdstuk introduceer ik de parentale en de communale liefde en beschrijf ik de dieper gaande verbondenheid van de drie liefdes. Pas daarna pak ik twee nieuwe verschijningswijzen van de seksuele liefde aan: de orgie en de incest, die beide pas kunnen worden begrepen als verbindingen tussen seksuele liefde enerzijds, communale en parentale liefde anderzijds. Parentale en communale liefde worden in het verhaal enkele betrokken in zoverre ze het lot van de seksuele liefde bepalen en in zoverre ze ermee zijn vermengd.

De seksuele liefde is geen onveranderlijk gegeven dat op alle plaatsen en in alle tijden constant blijft. Op uiteenlopende plaatsen en in uiteenlopende tijden neemt ze zeer verschillende verschijningswijzen aan. Welke dat zijn, wordt van buitenuit bepaald door de wijze waarop seksuele liefde is ingebed in parentale en communale liefde. Van binnenuit wordt een centrale rol gespeeld door de krachtsverhoudingen tussen de vele onderdelen waaruit de seksuele liefde bestaat. Seksuele liefde kan namelijk variëren in drie dimensies: de sociale, de temporele en de inhoudelijke.

Vanuit sociaal standpunt bekeken kun je de seksuele relaties ordenen op een continuüm met aan het ene uiteinde wederzijdse polygamie* en aan het andere uiteinde wederzijds monogamie*, met tussenin eenzijdige polygamie* van de man (polygynie) en eenzijdige polygamie van de vrouw (polyandrie). Dat continuüm is kwantitatief gespannen tussen relaties van één met één, over relaties van één met velen, tot relaties van velen met velen.

Temporeel gezien kan liefde een tijdsspannen bestrijken die reikt van de duur van een hele levensloop tot het moment van één ogenblik. De levensduur van elk sociaal patroon kan dan ook worden geplaatst op een continuüm tussen absolute trouw en absolute promiscuïteit '(of trouweloosheid). Dat levert dan een continuüm op met aan het ene uiterste absoluut trouwe wederzijdse monogamie, aan het tegenovergestelde uiterste wederzijdse absolute promiscuïteit, en ertussenin seriële monogamie, seriële polygynie, seriële polyandrie of seriële wederzijds polygamie.

Inhoudelijk gezien (kwalitatief) verschijnt liefde nu eens als verleiden, dan weer als vrijen, elders als het verlangen om elkaar tot vader en moeder te maken, op nog andere plaatsen als samenwerken. Alle sociale verschijningsvormen van de liefde kunnen betrekking hebben op één, op sommige, of op alle aspecten van de liefde: zo kan men bijvoorbeeld polyandrie van de verleiding (één vrouw schept er genoegen in te worden bewonderd door veel mannen) onderscheiden van polyandrie van het vrijen (één vrouw vrijt met veel mannen) van polyandrie van de voortplanting (één vrouw schenkt kinderen aan veel mannen) en van polyandrie van de samenwerking (één vrouw werkt samen met veel mannen).

Volgens die drie dimensies kunnen een eerste reeks concrete verschijningsvormen van de liefde - een eerste reeks 'extasen van Eros' - worden geordend.

Van buiten uit wordt seksuele liefde bepaald door de parentale en communale liefde waarin ze uitmondt. Ook die beide vormen van liefde zijn niet onveranderlijk, maar nemen veel gedaanten aan, die de ontplooing van de seksuele liefde kunnen belemmeren. Omdat ze wezenlijk met elkaar zijn vervlochten, blijven de drie liefdes ook nog in hun talloze variaties met elkaar verbonden. Daaruit resulteert een tweede reeks 'extasen van Eros': de orgie en de incest.

Ik neem dus aan dat de seksuele drift uit vier onderdelen bestaat, dat ze in drie dimensie kan variëren, en dat ze deel uitmaakt van een meer omvattende drie-eenheid van liefdes.


3. LEIDRAAD BIJ DE LECTUUR

Wat hierboven als visueel model in al zijn simultaneïteit is te vatten, moet in de lineaire opeenvolging van een betoog worden ontvouwd. Ik heb de stof in twaalf onderwerpen gecentreerd en die vervolgens gerangschikt naar graad van toegankelijkheid. Het nadeel van die methode is dat de onderwerpen die eerst aan bod komen, niet meteen in al hun dimensies kunnen worden geanalyseerd. Bij elke volgende fase in de ontplooiing van het model komt een nieuw onderwerp aan bod, maar zo nodig moeten ook de onderwerpen uit de vorige hoofdstukken vanuit het nieuwe perspectief worden herzien of aangevuld. Veel analyses zijn pas op het einde voltooid. Om het de lezer gemakkelijk te maken zal ik telkens in het kort de al gewonnen inzichten herhalen. Bovendien is er in het 'lexicon' op het einde van het boek een korte samenvatting weergegeven van de stellingen die ik over elk hoofdthema verdedig. Vooral in het begin zullen veel analyses de lezer schokken door hun eenzijdigheid of ongenuanceerdheid. Ik vraag de lezer dan ook enig geduld en doorzettingsvermogen bij de lectuur uit te oefenen. Ik schrijf namelijk voor de lezer die zijn kritiek in beraad houdt tot op de laatste bladzijde. Wie zomaar lukraak één hoofdstuk leest, zal veel ontgaan.

Dit boek is geschreven voor een zo breed mogelijk publiek. Toch was het niet steeds mogelijk alle vakjargon te vermijden: er zijn nu eenmaal begrippen waar de alledaagse taal geen woorden voor heeft en veel voorden worden gebruikt in veel, vaak tegenstrijdige betekenissen. Ik maakte daarom een kleine woordenlijst. Alle items die daarin zijn opgenomen, werden in de tekst aangegeven met een*.

Ik hoop dat de lezer evenveel plezier beleeft aan de lectuur van dit boek als het mij inspanning kostte om het te schrijven.

© Stefan Beyst., 1993.

 
 
ontdek
mijn nieuwe e-boek:

zelfomslag


het zelfbeeld
tussen spiegel en dagboek