promiscuïteit


hoofdstuk zes van 'de ek-stasen van eros'


Mille Tre.
Promiscuïteit in de spiegel.
1001 Nacht.
Miljoenensteden.
Twaalf ambachten, dertien ongelukken.
De maagd.
De broederhorde (2)



In Italia seicentoquaranta,
in Almagna duecentotrentuna,
cento in Francia, in Turchia novantuna,
ma in Ispagna son già mille e tre!


Uit: Don Giovanni, door Mozart en Lorenzo da Ponte (1787).

In zijn 'Colloquium senile' voert Erasmus 'Polygamus' ten tonele, een man die niet alleen zijn voortijdige aftakeling, maar ook nog zijn naam te danken heeft aan het feit dat hij achtmaal hertrouwde. Het getal acht mag dan al indrukwekkend lijken, het is een peulschil in vergelijking met de aantallen waar don Juan mee uit kon pakken. Ook hij wordt door velen polygaam genoemd, maar dat onze beide helden dit stempel krijgen opgedrukt is niet zo evident. Don Juan mag dan allicht veel vrouwen gehad hebben, men kan hem bezwaarlijk een haremhouder noemen. In de plaats van steeds meer vrouwen te verzamelen laat hij ze na elke verovering in de steek! Zijn harem bestaat alleen als opeenvolging van namen in een catalogus, niet als een verzameling van vrouwen in een harem. Men zou kunnen zeggen dat hij zijn harem niet uitbouwt in de ruimte, maar in de tijd. Hem lijkt het erom te doen de lijst van veroveringen zo lang mogelijk te laten worden, en daarbij kan elke herhaling het aantal veroveringen alleen maar doen slinken. Hoe sneller hij zijn partners in de steek laat, hoe meer hij er kan veroveren. Om het aantal partners tot een maximum op te drijven, moet hij de duur van de relaties tot een minimum herleiden. In het extreme geval realiseert hij een aaneenschakeling van wat men in de Angelsaksische wereld zo treffend 'one night stands' noemt.

Om het verschil tussen don Juan en Ismaïl te kunnen benoemen zouden we 'successieve polygamie' van 'simultane polygamie' kunnen onderscheiden. 'Gamos' betekent echter huwelijk of bij uitbreiding 'vaste relatie' en het is maar de vraag of de term 'gamos' van toepassing kan zijn op ontmoetingen van één nacht. Er is echter nog een ander en fundamenteler bezwaar. Standjes voor één nacht zijn niet zozeer een variant van de harem, dan wel de ontkenning ervan: een harem moet met 'houden', terwijl don Juan alleen maar loslaat. De tegenhanger van de veroveraar die in de steek laat is niet zozeer de haremhouder, dan wel de monogame man: deze veroverde om nooit meer los te laten. De haremhouder bevindt zich ergens tussen beiden in: hij verovert vaker dan de monogame man, maar in tegenstelling tot don Juan verdedigt hij na elke verovering zijn bezit. Naarmate hij zoals Ibn Saoud sneller vervangt en meer verovert begint hij de positie van don Juan te benaderen, maar hij bereikt ze pas als hij helemààl niet meer bijhoudt. De harem lost zich dan op in een ketting van eenmansrelaties, zoals de stoet maagden voor één nacht die Sjahzamaan in 1001 nacht liet aantreden. Absolute ontrouw is dan ook even 'monogaam' als absolute trouw!

De catalogus is de ontkenning zowel van de harem als van het monogame paar en wat daarin ontkend wordt is niet zozeer het aantal relaties, dan wel een factor die we tot nog toe niet verrekenden: de duur ervan, trouw. Don Juan is de kampioen van de ontrouw. En zijn gedrag heeft een goede naam: 'promiscuïteit' . Promiscuïteit is de tegenstelling van trouw. Tussen absolute trouw en absolute promiscuïteit bevindt zich een hele scala van minder trouwe of meer promiscue tussenstadia. Een monogaam paar kan levenslang trouw zijn, of de partners ervan kunnen promiscuer zijn en na verloop van tijd nieuwe paren vormen, zoals de man die zeven maal de zeven mooie jaren van zeven mooie vrouwen verslijt. Een haremhouder kan levenslang trouw blijven aan zijn haremvrouwen, of ze promiscuer laten vallen als hun zeven mooie jaren voorbij zijn. Ook communards tenslotte kunnen levenslang trouw zijn of promiscuer af en toe de samenstelling van de commune veranderen. Al deze vormen van 'relatieve promiscuïteit' kunnen onderscheiden worden van don Juans 'absolute promiscuïteit', of promiscuïteit kortweg.

In het promiscue patroon wordt elke man verbonden met een groeiende reeks vrouwen en elke vrouw met een groeiende reeks mannen. En deze catalogi kunnen inderdaad indrukwekkend lang worden. Reeds 'monogame' mannen schrikken vaak wanneer ze heel concreet optellen met hoeveel vrouwen ze in hun leven min of meer vergaand contact op uiteenlopende terreinen hebben gehad. Promiscuïteit kan echter niet beperkt blijven tot één geslacht. Aanvankelijk verovert één don Juan talloze vrouwen en elke vrouw krijgt daarbij één bolletje aan haar relatiepaternoster geregen. We krijgen dan een patroon waarbij de exuberante mannelijke promiscuïteit gepaard gaat met een veel bescheidener ontrouw van de talloze vrouwen die hij verovert. Dit patroon zullen we 'onvoltooide promiscuïteit' noemen. Hoe meer don Juans er aan de slag gaan, hoe langer ook de paternosters worden van de vrouwen die door hen worden bezocht, tot ze uiteindelijk bij beide geslachten even lang zijn. En het effect wordt nog versneld wanneer ook de vrouwen op pad gaan. Pas dan kunnen we spreken van 'voltooide' wederzijdse ' promiscuïteit'.

Enige asymmetrie kan optreden wanneer promiscue mannen hoeren bezoeken. Bij dergelijke onvrijwillige promiscuïteit moet het geringe aantal van de hoeren gecompenseerd worden door de grotere frequentie van hun vrijen. Bij vrijwillige promiscuïteit daarentegen vrijen zowel mannen als vrouwen alleen uit behoefte. Nemen we aan dat de behoefte even frequent opduikt in bij beide geslachten, dan zal het aantal promiscue vrouwen even groot moeten zijn als het aantal dito mannen. Het aantal mooie vrouwen is wel schaars, maar dat is ook het aantal aantrekkelijke mannen. Bij vrijwillige promiscuïteit kan een onaantrekkelijke man geen aantrekkelijke vrouw krijgen, zodat hij zich tevreden zal moeten stellen met de partners die bij zijn aantrekkelijkheid en zijn leeftijd passen. Zolang vrouwen op grote schaal tot quasi permanent moederschap veroordeeld werden, was er relatieve schaarste aan mooie vrouwen, maar die neemt af naarmate moederschap in het leven van vrouwen een geringere rol begint te spelen of helemaal wegvalt, zodat uiteindelijk elke asymmetrie verdwijnt. Om voltooid te worden moet promiscuïteit noodzakelijkerwijze vrijwillig zijn.

Haar vrijwilligheid en wederzijdsheid heeft voltooide promiscuïteit gemeen met wederzijdse polygamie. Daarom verenigden we beide in het derde tweeluik van dit boek, waarin ze als wederzijdse relatievormen de tegenhanger zijn van de eenzijdige die behandeld werden in de vorige tweeluiken. Ook als vrijwillige relatievormen contrasteren ze daarmee, en inzonderheid met hun onvrijwillige voorstadia in het hoerendom, dat we vanwege zijn onvrijwilligheid reeds behandelden in 'De rijke man'.

Voltooide promiscuïteit is niet alleen vrijwillig en wederzijds maar ook nog absoluut: ze sluit elke herhaling uit. Bij terugkeer naar eenzelfde seksuele partner steekt trouw de kop op, en daarmee ook een andere monogame of polygame relatievorm. Wie het heeft over relatieve promiscuïteit beperkte trouw zal dan ook moeten bepalen over welke variant ervan het gaat: over seriële monogamie, seriële polygynie, seriële polyandrie of seriële wederzijdse polygamie.


PROMISCUITEIT IN DE SPIEGEL.

'Le désir se nourrit du changement'.

Pascal

De verwarring tussen polygamie en promiscuïteit is verantwoordelijk voor het gebrek aan theorievorming rond dit verschijnsel. Deze schaarste valt niet op omdat de term veelvuldig voorkomt en bij uitstek wordt toegepast op de oertijden. Bachofen beschrijft deze als volgt: 'In de vroegste stadia van zijn ontwikkeling zien we bij de mens volledig vrije omgang tussen de geslachten... Zoals het dier bevredigt hij de natuurdrift zonder durende band met een bepaalde vrouw' . We wezen er reeds op hoe Bachofen in werkelijkheid bedoelt dat de mannen van een beperkte gemeenschap bij herhaling met dezelfde gemeenschappelijke vrouwen vrijen. De promiscue vlag dekt dus een (wederzijds) polygame lading. En dat komt omdat Bachofen en alle andere auteurs die dezelfde fout maken erfgenaam zijn van een oudere traditie, die inderdaad de trouwe relaties van de mens (lees: zijn huwelijken) plaatste tegenover de (vermeende) promiscue relaties van dieren: de gehuwde mens tegenover het promiscue dier. Ditmaal dacht men niet zozeer aan bijen of gorilla's, maar aan (straat)honden (uit de dorpscommune als het ware). Duidelijkst uitgesproken vinden we deze opvatting bij Vico die beschrijft hoe de 'Giganten' na de zondvloed rondzwierven in de wouden op zoek naar schuwe vrouwen, die ze dan zwanger maakten zonder er zich verder om te bekommeren, terwijl de moeders op hun beurt hun kinderen na de borstvoeding overlieten aan hun lot, zodat ze ploeterend in de eigen uitwerpselen goed gedijden. Vanwaar hun gigantische gestalte . Niet ten onrechte ziet Wundt in de promiscuïteitstheorie een rest van Hobbes' strijd van allen tegen allen . Na de oervader van Freud, de oermoeder van McLennan en de commune van Bachofen kunnen Vico's relatieloze Giganten dienen als vierde paradigma voor de ditmaal promiscue oernatuur van de mens. Ook Vico beschikt echter niet over een adequate term voor deze vierde oertoestand. Terwijl Bachofen de wederzijdse polygamie als promiscuïteit bestempelt, gaat bij Vico de promiscuïteit scheep onder de vlag van 'gemeenschap van goederen en vrouwen' . Er is dus inzake de oertijden van meet af een verwarring tussen wederzijdse polygamie en promiscuïteit, de beide panelen van dit derde tweeluik. Ze is gegrond in de waarheid dat alle vormen van polygamie promiscu zijn ten opzichte van levenslange monogamie. De 'monogame' westerling stelt het grasduinen van de haremhouder in de harem of het vlinderen van de mannelijke helft van de horde bij de vrouwelijke gelijk aan grasduinen zonder grenzen.

De promiscuïteit - zowel de relatieve als de absolute - wordt dan gefundeerd in de theorie dat de mens behoefte heeft aan afwisseling, zodat negatief geformuleerd elke vaste relatie leidt tot 'dodelijk gewenning', tot 'sleur'. En die theorie zal wel zo oud zijn als de mens. We vinden ze in de Kama Sutra.In het Westen meent Pascal dat 'het verlangen zich voedt aan de verandering'. Fourier meent dat 'onstandvastigheid' tot de menselijke natuur behoort . Kierkegaard. In 'My Secret Life' van Walter heet het 'fresh cunt, fresh courage always' . Ook Max Nordau meent 'dat de liefde niet onveranderlijk is, maar zich met de achtereenvolgende ontwikkelngsfasen van het individu verandert, nieuwe Anregung nodig heeft en nieuwe individuele relaties' . Zelfs Westermarck geeft het bestaan van een behoefte aan variatie toe als mogelijk argument tegen monogamie. Bloch neemt aan dat de ' de behoefte aan seksuele variteit een antropologisch gegeven is' die zich tegen het huwelijk blijft verzetten . Forel fundeert 'polygamie' en hoerenlopen in de aantrekkingskracht van het nieuwe . Havelock Ellis meent dat het verlangen naar variatie een storende factor is in het (monogame) huwelijk. Russell (1927). Bij de Beauvoir wordt de behoefte aan variatie filosofisch ingekleed als 'transcendentie' van de mens. Kinsey meent dat de mens promiscuïteit gemeen heeft met met vele zoogdieren 'die psychologisch vermoeid raken wanneer relaties met één enkele partner lange tijd volgehouden worden. De introductie van een nieuwe partner doet de seksuele belangstelling heropleven' . Men heeft het in dit verband vaak over het 'Coolidge effect' . Van Ussel schrijft: 'Binnen de kommune is men na zes maanden op elkaar uitgekeken en buiten de commune zijn er kansen genoeg' . Borneman die in de oertijden 'promiscue matriarchale culturen' met grote seksuele vrijheid ontwaart heeft het onomwonden over 'trouw uit gebrek aan seksuele nieuwsgierigheid' ! Alberoni meent dan weer dat de 'diepgaande onvoldaanheid over het huwelijk' zijn oorsprong vindt 'in de voortdurende neiging om boven onszelf uit te stijgen'. Elders heet het minder transcendent gewoon: 'Als de erotiek herhaling, gewoonte, plicht, discipline wordt, sterft ze, verandert ze in verveling in afkeer'. Lévy meent dat don Juan 'onuitputtelijk nieuwsgierig is - want de werkelijkheid zelf is eindeloos divers, contrastrijk. Het ontdekken van het àndere lichaam van een vrouw, haar àndere stem, haar gebaren - wat een avontuur'. Ook hiervan bestaat er een gesofisticeerder variant: de theorie dat het 'verlangen per definitie het onvermogen is om het eigen doel te bereiken' (p. 160).

Vele auteurs menen dat deze behoefte aan afwisseling een mannelijke eigenschap is, en leveren daarmee de theoretische legitimatie voor de onvoltooide promiscuïteit. Dat is het geval bij Forel en Havelock Ellis. Dawkins meent dat mannen meer neigen naar promiscuïteit en vrouwen meer naar monogamie omdat een vrouw meer moet investeren in het kind dan de man, zodat de voortplantingskansen van de man groter worden naarmate hij ontrouwer is. Op grond van deze zelfde theorie van 'differential parental investment' meent Symons dat de man veel meer uit is op 'variteit van seksuele partners omwille van de variëteit als zodanig'. Symons meent dat de mannelijke promiscuïteit ongeremd tot uiting komt bij homoseksuelen en vrouwelijke bij trouw lesbiennes omdat bij hen er geen 'noodzaak bestaat om een compromis te sluiten tussen mannelijke en vrouwelijke neigingen en disposities . Kinsey daarentegen stelt nadrukkelijk dat zowel mannen als vrouwen promiscu zijn. Vrouwelijke promiscuïteit wordt ingeperkt door mannelijke partners, en mannelijke door concurrentie van andere mannen .

De theorie van de afwisseling als seksuele stimulans wordt niet alleen gebruikt om het verlies van belangstelling voor de seksuele partner te legitimeren, maar ook om de afkeer voor seksuele omgang met gezinsleden incest te verklaren. Met gezinsleden is men opgegroeid, men kent ze door en door, en deze gewenning zou ze seksueel onaantrekkelijk maken. Deze theorie werd geformuleerd door Westermarck in 1891. Er zijn talrijke echo's van te horen bij Forel, Havelock Ellis, Lanval en bij Shepher. Deze laatste blies de theorie nieuw leven in door niet 'gewenning' maar het mechanisme van 'inprenting' verantwoordelijk te maken. We komen op deze vreemde verklaring terug in het hoofdstuk Incest.

In een variant van deze theorie wordt 'nieuwheid' verborgen achter de 'ervaring' die zou toenemen met het aantal partners waar men omgang mee heeft. In vele culturen legitimeert deze variant voorhuwelijkse betrekkingen: bij ons aanvankelijk om het hoerenbezoek van mannen te rechtvaardigen en later ook om vrije voorhuwelijkse betrekkingen zowel bij jongens als bij meisjes te bepleiten. We vinden deze variant bij Havelock Ellis, Russell en Borneman . De theorie wordt echter ook gebruikt om ontrouw ná het aangaan van een vaste relatie aan te prijzen. Zo meent Havelock Ellis zelfs een gevarieerde relatie verrijkt kan worden door omgang met nieuwe partners . Gelijkaardige opvattingen vinden we bij de O'Neills die er het 'open huwelijk' mee bepleiten en bij Borneman: 'Ook in het huwelijk kan de voorraad van seksuele ervaring behoorlijk snel opraken en kunnen zelfs de partners met een eigen voorraad seksuele fantasieën vervallen in herhaling, eentonigheid en verveling' .

Een laatste variant van deze theorie is ten slotte de opvatting dat elke verliefdheid noodzakelijkerwijze voorbijgaand moet zijn. Als gevolg daarvan zijn we wel gedwongen worden om van de ene relatie in de andere te tuimelen, als we tenminste verliefd willen blijven en niet vervallen in de sleur. We komen daarop terug in het opstel over monogamie, niet zonder er reeds hier op te wijzen dat Schopenhauer, Liebowitz, J. en C. Gould, Margulis en H.E. Fisher hier de 'seriële monogamie' mee willen rechtvaardigen .

Een tweede reeks theorieën verklaart promiscuïteit vanuit de verlokking van het verbodene. Reeds in de Talmoed heet het dat verboden vruchten zoeter smaken . Schelley meent: 'Onder dwang kwijnt de liefde weg; haar kenmerk is juist vrijheid, ze is onverenigbaar met gehoorzaamheid, jaloezie of angst' . Borneman meent dat het verbod door de homo sapiens als stimulans ervaren wordt. 'In een samenleving zonder seksuele restricties zou de menselijke belangstelling voor seks al gauw tot onder het nulpunt zijn gedaald. Er zou geen paringsdrang meer bestaan en dus ook geen voortplanting'. 'Misschien is het eigenlijke doel van ons mooie westerse concept van liefde met zijn geboden voor tederheid, opofferingsgezindheid, onbaatzuchtigheid en toewijding dat ze juist overschreden wordt, waarna pas echt een seksuele prikkel kan ontstaan' .

Een derde theorie fundeert promiscuïteit (of polygamie) in de overmatige seksuele behoefte van afzonderlijke individuen (en legitimeert daarmee de niet-veralgemeende promiscuïteit). Forel schrijft de 'satyriasis' van don Juan en de 'nymfomanie' van Messalina toe aan 'hyperaesthesie' (overgevoeligheid). De overmatige behoefte wordt vaak kunstmatig opgewekt door cultuur en kan dan afgeleerd worden.Ongetwijfeld is de variabiliteit van het seksuele vermogen in alle opzichten zeer breed (Kinsey 1949, Eysenck 1976).

Een vierde reeks verklaringen van promiscuïteit ten slotte ziet promiscuïteit als onvermogen om zich te binden. Bij Freud is dat omdat de oerliefde incestueus is. De promiscue ontrouw verdekt dus de trouw aan de incestueuze partner(s). Don Juan zoekt eigenlijk zijn moeder en wil die telkens opnieuw veroveren op zijn (oer)vaderlijke rivaal. Voor Fanit is de enige durende liefde de oedipale . Kristeva (1983) wijst op narcisme dat slechts gedeeltelijk overwonnen wordt. Filosofen als Ortega y Gasste verklaren de promiscuïteit van Don Juan uit het tegendeel van zinnelijkheid :'(...) een abnormale ongevoeligheid voor seksueel genot'. 'Don Juan is erop uit om telkens opnieuw de betoverende transfiguratie van de vrouw bij te wonen, het heilige ogenblik waarop de larve zich tot vlinder ontpopt terwille van een man'. In een meer. In meer sociologische benaderingen heeft men het over promiscuïteit als een randverschijnsel of als symptoom van desintegratie. Schelsky (1955) heeft het over 'een gebrek aan diepgang, vluchtigheid, anonimiteit en vrijblijvendheid' van homoseksuele promiscuïteit.


1001 NACHT

Doréame kent geen andere passies dan vrijen en goede wijn. Hij blijft de liefde bedrijven dag en nacht, en zijn lid rust slechts wanneer hij zelf slaapt.

Sjeik Nefzwai.


De theorie over de promiscuïteit is, zeker wat de historische dimensie betreft, nogal mager uitgevallen. Net zoals bij de oervrouw compenseert de kunst hier ruimschoots wat de theorie braak liet liggen. Vooral schrijvers schiepen legendarische promiscuen. Uit de Oudheid stamt de onvergetelijke Odysseus en in 1630 creëerde Tirso de Molina de onsterfelijke don Juan, die in de handen van Mozart en da Ponte tot hét symbool van de 'libertinage' werd omgevormd, waarnaast Casanova's autobiografie, S. Richardsons 'Lovelace uit 'Clarissa Harlowe', Duclos' 'Confessions du Comte XXX' waarin sprake van een 'augmentation de la liste' en Laclos' 'Liaisons dangeureuses', ja zelfs Byrons autobiografische 'don Juan' alleen maar verbleken. In recenter tijden voeren de auteurs zichzelf op: de dagboeken van Gauguin op Tahiti, de boeken van H. Miller, N. Mailer, H. Robbins, en 'Gangreen' van Geeraerts.

In de beeldende kunsten daarentegen lijkt promiscuïteit wel onbekend. Dezelfde tijdloosheid die ze voorbestemde tot hét medium waarin de mooie vrouw vereeuwigd kon worden, maakt ze ongeschikt om promiscuïteit uit te beelden. In de film daarentegen die wel over de tijdsdimensie beschikt is vooral Casanova een geliefd thema.

Opvallend is in alle kunsten de afwezigheid van vrouwelijke promiscuen. Ze komen alleen voor als gedwongen promiscuen: als hoeren of courtisanes. Bij Wagners Kundry is promiscuïteit een vloek. Dat is uiteraard te wijten aan het feit dat promiscuïteit bij de vrouw lange tijd niet werd aanvaard. Een uitzondering is Carmen van Bizet waar de liefde 'enfant de bohème' is. Sedert de opkomst van de laatste feministische golf lijkt een en ander te veranderen (bijvoorbeeld sedert Jong).

Net zoals eenzijdige polygamie maar in tegenstelling tot de utopische wederzijdse polygamie wordt ook promiscuïteit vaak slechts als af te keuren negatief van monogamie behandeld. Odysseus vindt na zijn eindeloze zwerven uiteindelijk rust in de schoot van zijn trouwe Penelope. Als omgekeerde Odyssea veel overtuigender en daarom tot artistiek paradigma uit te roepen is het verhaal van 1001 nacht. Sjahzamaan werd hopeloos verliefd, niettegenstaande het feit dat hij kon beschikken over een erg goed gevulde harem. Als hij door zijn geliefde tijdens zijn afwezigheid wordt verraden, besluit hij elke nacht met een nieuwe maagd door te brengen en haar de volgende morgen te onthoofden. Sjahrazaad (sheherazade) ontsnapt aan dit lot door hem met de belofte op een nieuw verhaal en met drie zonen 1001 nachten aan zich te binden. Uiteindelijk besluit Sjahzamaan haar trouw te vereeuwigen door haar tot levenslange en exclusieve minnares uit te verkiezen.


MILJOENENSTEDEN.

Un éclair... puis la nuit! Fugitive beauté
Dont le regard m'a fait soudainement renaître,
Ne te verrai je plus que dans l'éternité?

Ailleurs, bien loin d'ici! trop tard! jamais peut être!
Car j'ignore ou tu fuis, tu ne sais ou je vais,
O toi que j'eusse aimée, ô toi qui le savais!

Uit: A une passante.

Baudelaire, Les Fleurs du Mal.

En hoe zit het in de praktijk?

Er is in de eerste plaats de voorhuwelijkse promiscuïteit. In vele culturen eist men voor het huwelijk verregaande onthouding of absolute trouw: maagdelijkheid. In andere culturen is promiscuïteit de regel vooraleer de seksuele partners vaste relaties aangaan. Het gaat hier echter over feitelijke promiscuïteit, niet over gewenste: men onderzoekt de markt ter verkenning van de seksualiteit én van de seksuele partners. Men wil weten wat er te koop is én wat voor vlees men in de kuip heeft. Verkennen leidt tot ontdekken en resulteert in het aangaan van een vaste relatie van zodra de geschikte partner gevonden werd. Promiscuïteit mondt hier uit in trouwe (monogame of polygame) relaties.

Daarvan te onderscheiden is de volgehouden en principiële promiscuïteit: de cultus van het eenmalige seksuele contact. Het is belangrijk hier onderscheid te maken tussen onvrijwillige promiscuïteit en vrijwillige. Feodale heren gingen vaak rotzooien bij hun boerinnen, kapitalisten bij hun arbeidsters, bazen bij hun ondergeschikten de tegenwoordige 'ongewenste intimiteiten' maar dat had veel met de macht van het geld te maken. Hetzelfde geldt voor hoerenlopers en voor het sekstoeristen (en hun voorlopers: ontdekkingsreizigers als R. Burton en kolonialen) evenals voor de reeds vermelde 2.000 vrouwen van H.Hefner. Van een geheel ander gehalte is de vrijwillige promiscuïteit van figuren als Casanova, die vrouwen uit alle standen verleiden en met de promiscuïteit in stedelijke bars en dancings en in zomerse vakantieoorden.

Historisch gezien moet de gedwongen promiscuïteit geleidelijk plaats ruimen voor de vrijwillige. En dat heeft veel te maken met het afnemend belang van het huwelijk als voortplantingseenheid en als economische instelling en de bijbehorende economische emancipatie van de vrouw, die tevens ook haar seksuele emancipatie mogelijk maakt: economische onafhankelijkheid breekt immers de macht die mars insatiatus over de vrouw kon uitoefenen. Positief gezien kan ook de vrouw nu vrijelijk beslissen met wie ze wil vrijen. En het lijkt wel alsof de vrouwen daarbij hun schade willen inhalen: heel wat cijfers wijzen op een vroegere en drukkere promiscuïteit . In die zin zal voltooide promiscuÏteit uiteindelijk de gedwongen liefde en bij uitstek het hoerendom van de kaart vegen: de ketens van (single)bars in de miljoenensteden zijn naast de promiscue omgang met beelden de historische opvolgers van de bordelen, die zelf weer de harems verdreven. Vele auteurs willen actief de ondergang van het hoerentijdperk bespoedigen door te pleiten voor meer promiscuïteit.

Vrijwillige promiscuïteit is een laat verschijnsel in de geschiedenis, geen oertoestand van de mensheid. Dat is alleen reeds om puur technische redenen zo. Pas grote bevolkingsconcentraties of de mogelijkheid om snel en straffeloos van de ene stad naar de andere te reizen maken het mogelijk om een leven lang promiscu te zijn zonder in herhaling te moeten vallen. In een stam zou men na een paar tientallen 'one night stands' uitgeteld zijn, en noodzakelijkerwijze moeten overgaan tot een volgende ronde, waarbij het promiscue patroon zou omslaan in wederzijdse polygamie. De stam zou dan uitgroeien tot 'oercommune'. Van promiscuïteit kan pas sprake zijn als de grenzen van de stam doorbroken worden door avonturiers of ontdekkingsreizigers, die niet alleen zelf gewapend zijn, maar ook nog geruggensteund worden door de zeebodems van het thuisland. Odysseus is de belichaming van deze eerste generatie promiscuen. Ook in de eerste grote wereldsteden kan promiscuïteit zich ontwikkelen, maar dat doet ze grotendeels onder de vorm van hoererij (afgezien van uitzonderingen zoals keizerin Messalina). Pas later verschijnt een tweede generatie in figuren als Casanova die zich binnen de grenzen van een militair en juridisch getemde wereld van hof tot hof en van stad tot stad verplaatsen en als enige wapen hun charme bij zich dragen. Pas vanaf het industriële tijdperk zijn de voorwaarden voor voltooide promiscuïteit gegeven zowel in het massatoerisme vanaf de dertiger jaren als in de tot apocalyptische proporties aangroeiende stedelijke jungles. Daar is ze - nauwelijks gehinderd door syfilis of aids - endemisch bij de 'swingende' (partnerruilende) paren van Bartell, bij de partners uit het 'open huwelijk' van de O' Neills, op de talloze fuiven (partouses) en in toenemende mate ook bij het groeiende leger van gescheiden of nooit gehuwde 'singles', dat in de Verenigde Staten vanaf de zestiger jaren een eigen circuit van bars en discotheken heeft uitgebouwd, evenals bij de 'cruisende' homoseksuelen. Niet alleen de toenemende concentratie en de onbeperkte mobiliteit in een overbevolkte wereld zijn verantwoordelijk voor de onstuitbare optocht van de promiscuïteit, maar vooral wat zelf weer de onderliggende motor is van dit epifenomeen: de steeds ongebreidelder expansie van Adam Smiths vrije markt, waarop de geïsoleerde individuen of hun producten zich bewegen als losgeslagen deeltjes in de lege ruimte. Naar dit economisch aspect van de ontwikkeling kan onze aandacht pas uitgaan in het vierde tweeluik van dit boek.

Naast de absolute promiscuïteit van one night stands is er ook de gematigder - relatieve - promiscuïteit die uitmondt in seriële monogamie of polygamie. Absolute monogamie blijft ook trouw na de dood. Vele mannen wier vrouwen vroeger in het kraambed stierven schakelden echter zonder omhaal over op een volgende (bv. Rubens, Bach). Figuren als Hendrik de VIII wachtten de dood van hun partners niet meer af. Hoe langer hoe meer zijn het echter puur seksuele relaties die elkaar opvolgen (Picasso, M. Ernst, Chaplin). Het patroon veralgemeent zich zoals blijkt uit de toenemende echtscheidingen.

In afwachting van de doorbraak van voltooide promiscuïteit maken we de afgang mee van de onvoltooide eenzijdige en beperkte voorloper ervan. We wezen er reeds op dat in de literatuur alleen mannelijke promiscuen beschreven worden. En dat is niet alleen in de literatuur zo: ook in het werkelijke leven waren vrijwillige vrouwelijk promiscuen tot nog toe zeldzaam. Uitzonderingen op de spreekwoordelijke regel zijn: Messalina, Karoline Michaelis Böhmer Froster Schlegel Schelling , Sarah Bernhardt (1844 1923) met haar meer dan duizend minnaars, Lou Andreas Salomé, wier polyandrische relatie met Rée en Nietzsche opgevolgd werd door relaties met George Lebedour, Rainer Maria Rilke, Viktor Tausk en Sigmund Freud. Alma Mahler met Gropius, Oskar Kokoschka en Hanz Werfel, Colette Peignot, achtereenvolgens maïtresse van Souveraine, Jean Bernier en Bataille (Anaïs Nin). Deze reeks bevestigt alleen maar dat de reëel existerende promiscuïteit tot voor kort vooral een zaak van mannen was: alleen zij waren economisch onafhankelijk én vrijgesteld van kinderlast. En ook binnen het mannelijk geslacht waren zij de uitzondering. Vandaar dat hun catalogi dan ook zo indrukwekkend waren en fel contrasteerden, niet alleen met de onbeschreven bladen van hun geslachtsgenoten, maar ook met de geschonden onschuld van hun slachtoffers. En dat komt omdat de promiscue man wil verleiden: kopen is hem te min. En daar heeft niet elke man de tijd voor. Wel integendeel: de mannen die niet geen seksuele charmes kunnen uitspelen moeten hun tijd spenderen aan het verdienen van het geld waarmee ze een vaste partner kunnen onderhouden of een hoer kunnen betalen. Juist doordat zij zich de moeite van de verovering willen (of moeten) besparen scheppen ze het onmetelijke reservoir van smachtende onschuld die al is het slechts voor één nacht uit de armen van hun tweedekeus verlost wil worden. De onverlaat die uit dit onmetelijke reservoir wil putten moet niet zozeer mooi zijn, dan wel het gerucht waarmaken dat over hem de ronde doet: dat het spuwvermogen van zijn indrukwekkende en steeds presente orgaan dat van de neushoorn evenaart. Figuren als Casanova deden dan ook hun uiterste best, al zullen ze met al hun afrodisiaca beslist hebben moeten onderdoen voor Rasputin . Diens legendarische lid waarvan hij stervend werd beroofd zou - zo wordt althans gefluisterd - door een ontroostbare bewonderaarster in een houten kistje aan het verval onttrokken zijn. Het relikwie moet er jaren later hebben uitgezien als een 'zwarte, overrijpe banaan met een lengte ongeveer één voet' . Figuren van dit formaat zijn wellicht nog schaarser dan mooie vrouwen. Pas in hen beleeft Mars Insatiatus dan ook zijn triomf, niet alleen over Venus frigida, die ditmaal voor hem alleen maar ontvlàmt, maar ook over de impotente verkrachting van mannen die zich als meesters én als knechten in de bijenkorf onderschikten aan de mooie vrouw.


TWAALF AMBACHTEN EN DERTIEN ONGELUKKEN.

Velen zijn te weinig en één is te veel

A. Polgar

Promiscuïteit berust op de aantrekkingskracht van het nieuwe, maar dit nieuwe is tevens ook haar achilleshiel. Ongetwijfeld moeten wij, gedreven door nieuwsgierigheid, een tijdlang rondzwerven vooraleer ons neer te laten op één bepaalde plek. Daarbij slaat de aantrekkingskracht van het nieuwe om in die van het vertrouwde. Het nieuwe is immers niet alleen het mogelijk betere, maar ook het nog niet ontwikkelde. Alleen vertrouwdheid laat toe beter te bevredigen en beter bevredigd te worden, al was het alleen maar op het seksuele vlak, waar het bij promiscuïteit vooral om te doen is. Om vader te worden heeft de promiscue geen tijd en fertiele promiscuïteit is slechts een onbedoeld en hinderlijk neveneffect van zijn optreden. Alleen al daarom weigert hij verkenning te laten opgaan in vestiging en promoveert hij zichzelf tot eeuwige ontdekkingsreiziger die steeds nieuwe woonplaatsen ontdekt, maar ze alle ook verspeelt door steeds verder te trekken. Hij ontdekt maagdelijk gebied, maar laat de ontginning aan anderen over. Verabsoluteerde nieuwheid is vanuit een breder perspectief synoniem van oppervlakkig, vluchtig, futiel: het verspeelde vertrouwde. Of om het vanuit het perspectief van voortgezette relaties te bekijken: elke bijkomende relatie ontrafelt de éne levensdraad tot een kluwen van steeds meer losse spinsels. Bij elke nieuwe relatie verdoemt men een stuk van zijn geschiedenis tot de vergetelheid en wat overblijft is slechts een aaneenschakeling van geïsoleerde episodes. Wat zich aandiende als het begin van een roman blijkt slechts de aanhef van een raamvertelling te zijn geweest.

Ook voor promiscuïteit geldt dus: méér is minder. Maar voor alles wordt duidelijk: promiscuïteit is in wezen uitgestelde trouw. Het grote probleem bij promiscuïteit is dan ook het breken van de belofte die in elke kennismaking vervat zit: wat doe je straks met dat vreemde lichaam naast je in bed? Hoe beëindig je pijnloos een eenmaal begonnen relatie? Hoeren betaal je en beelden kan je achteloos opbergen, maar echte lichamen die zich vrijwillig overgaven willen na de coïtus ook nog opstaan. Don Juan kon zich van het probleem afmaken door de vrouwen hoonlachend naar hun mannen terug te sturen, maar als allen promiscu zijn vervalt ook deze genoegdoening.

Als uitgestelde of geweigerde trouw is promiscuïteit, net zoals de bewondering in het polygyne amfitheater, een 'perversie', een poging om de ontplooiing van de relatie af te remmen. Vandaar dat ze zich beperkt tot puur seksuele omgang: de bindende magie van de schoonheid moet gebroken worden door de orgastische ontlading en deze mag niet tot zwangerschap leiden. Don Juan is de tegenvoeter, niet zozeer van Messalina , dan wel van Venus frigida en de rijke man is slechts zijn verkrampte karikatuur. Terwijl de polyandrie van de verleiding aan vrijen verzaakt om de tijd te bezweren in ademloze bewondering, probeert promiscuïteit door vrijen de tover te breken. Zo wordt telkens één stap in telkens andere richtingen gezet en de voortgang van de tijd bezworen in een hectische dans van eerste stappen op één been.


DE MAAGD

Een maagd is duizend keer meer de onze dan om het even welke andere vrouw.

Mantegazza.

Net alleen de aantrekkingskracht van het nieuwe, ook overmatige seksuele behoefte werd ingeroepen om promiscuïteit te verklaren. Het onovertroffen vermogen van don Juans orgaan lijkt op het eerste gezicht diens promiscuïteit te verantwoorden. Maar dat is slechts schijn. Ongetwijfeld is er zoals gezien een grote variabiliteit in de 'seksuele behoefte', maar aan de mannelijke piramide beantwoordt uiteraard een vrouwelijke en alleen de man (of vrouw) die 'beneden zijn stand' trouwt zal meerdere vrouwen (of mannen) nodig hebben om aan zijn trekken te komen. Om de gepaste partner te vinden is aanvankelijke promiscuïteit dan ook alleen maar een aanrader: anders dan vrouwelijke schoonheid kan deze keuze niet op het eerste gezicht gemaakt worden. Het probleem heeft dus niets met neushoorns van doen: waarom gezegenden zich niet tot andere gezegenden wenden, maar er integendeel genoegen in scheppen om dat niet te doen, is pas de vraag! Niet alleen de theorie van de behoefte aan variëteit, ook de theorie van de grote variabiliteit in seksuele behoefte schiet te kort om promiscuïteit te verklaren.

Pas het verhaal van 1001 nacht onthult de waarheid achter de standjes van één nacht: dat promiscuïteit niet alleen de tegenpool, maar ook de ontkenning is van absolute trouw. Sjahzamaan wenst zich zijn standjes maagdelijk, onbeslapen en om bezoedeling na hem te voorkomen onthoofdt hij na afloop zijn minnares. Figuren als de legendarische Yuang Ti uit de Soei dynastie specialiseerden zich eveneens op maagden, maar beperkten zich tot doorboren en lieten het onthoofden achterwege . Even bescheiden waren de feodale heren die aanspraak maakten op het 'ius primae noctis' het recht op de eerste nacht waarvan de echo nog te horen is in don Giovannis verleiding van Zerlina op het ogenblik dat ze op het punt staat te trouwen met Masetto. Dit recht wordt ook door vele pooiers opgeëist. Hun klanten moeten daarentegen de ondraaglijke gedachte verdringen dat de holte waaraan ze hun dierbare orgaan toevertrouwen reeds door vreemde voorhuiden werd bezocht. Nog in het bordeel verraadt zich het verlangen naar absolute trouw in de cultus van de al dan niet gesimuleerde maagdelijke hoer, waar fortuinen voor worden opgebraakt. Uit dit alles wordt duidelijk: als men toch zijn vrouwen moet delen, dan wil men minstens het kruis zijn aan de paternoster waarvan anderen desnoods de parels mogen afbidden. Pas don Juan wist van deze nood een deugd te maken. In plaats van maagdelijk wenste hij zich zijn vrouwen beslapen: des te groter was zijn triomf als bleek dat pas hij het koele ijs wist te breken. In de bars van hedendaagse grootsteden worden maagdenvlies en onthoofding al helemaal overbodig: de anonieme partners doemen op uit het nachtelijk duister van de stedelijke jungle om er even geruisloos weer in te verdwijnen, niet anders dan passagiers in de nachttrein of de toeristen op een tropisch eiland. Een echo van don Juans triomf klinkt door in hun verwachting om het beter te doen dan anderen en hun heimelijke hoop daarom wellicht in de herinnering te overleven. In het onvermoeibare verlangen om telkens opnieuw herhaald te horen dat men de enige of onovertroffen minnaar is klinkt de klacht door dat men desondanks toch nooit uitverkoren werd. Bij deze voltooide vorm van promiscuïteit gunt men de partner ontrouw als men het zelf ook mag zijn, vaak in een vergeefse poging om daardoor de monogame relatie te redden .

Het verhaal van 1001 nacht maakt niet alleen duidelijk dat achter promiscuïteit een verkapt verlangen naar absolute trouw schuilgaat, maar legt ook het motief bloot voor de ontkenning ervan: Sjah Zaman werd door zijn geliefde bedrogen. En om te verhinderen dat deze wonde ooit nog opengereten zou worden wenste hij zich maagden, wiens eerste nacht hij tot laatste maakte door ze na afloop te onthoofden. Daardoor was hij van absolute trouw verzekerd. Maar de prijs daarvoor was groot: hij veroordeelde zichzelf tot absolute ontrouw! Anderen wreken de ontrouw niet door hun vrouwen te onthoofden, maar door zélf ontrouw te worden. Dat ze hun vrouwen daarbij in de armen van anderen drijven levert hen een nieuwe lust op: ze keren anderen het wapen toe dat henzelf verwondde. Het mitrailleursalvo van de promiscue is een reactie op dat éne dodelijke schot dat op hem werd afgevuurd. In zoverre alle kogels van zijn salvo nieuwe gekwetsten naar hun mitrailleursnest drijven, sleuren alle don Juans elkaar in de hel: geen vrouw komt nog onbezoedeld in een relatie en geen man zal nog de eerste zijn! Hier mee is meteen het diepere motief ontsluierd achter de derde verklaring voor promiscuïteit, te weten de aantrekkingskracht van het verbodene. Blijkt dat hierin de dwang schuilgaat om zelf het verbod te overtreden dat men maar al te graag had willen opleggen aan anderen.

De totale afwezigheid van bezitterige jaloezie waarmee de promiscue zijn vrouwen aan anderen prijsgeeft verbergt de aanwezigheid van een bijzondere variant ervan: men treft niet degene die horens opzet, maar vereenzelvigt zich ermee door anderen tot hoorndrager te maken. Zoals achter de absolute ontrouw van de promiscue het verlangen naar absolute trouw schuilgaat, gaat achter de soevereine onverschilligheid een ongebreidelde jaloezie schuil, die slechts zal rusten als niemand meer iéts bezit en allen met de houthakkers uit Brechts 'Mahagonny' moeten klagen: 'Met de haren kan men ons niet in de hel sleuren, omdat we al altijd in de hel waren'.

Promiscuïteit is dus niet alleen een eindeloze klaagzang op de uitgebleven trouw, maar ook de wraak voor de verdrijving uit het paradijs: een volmaakte synthese tussen wens en afweer erop. Zo is uitgerekend de tegenpool van trouw haar sterkste getuige.


DE BROEDERHORDE (2)

Het gebod van de eeuwige trouw produceert slechts overspeligen.

Rousseau.

In het duel van don Giovanni met 'de Commandeur', de vader van de onteerde donna Anna, zagen velen sedert Rank (1922) een heropvoering van de oervadermoord. Dat het ditmaal niet een broederhorde is die de moord pleegt, maar een enkeling verklaart Rank vanuit de theorie van de held, het uitzonderlijke individu dat op zijn eentje de opvolger is van de broederschaar na de vadermoord.

Deze constructie vond genade in de ogen van Freud. Maar dat kan niet verhelen dat we hier met een zoveelste merkwaardige vergissing te maken hebben. Ranks interpretatie probeert rekenschap te geven van het verschil tussen horde en enkeling, maar zag drie andere 'details' over het hoofd: don Giovanni is er niet op uit om alle vrouwtjes in een harem te verzamelen, maar schudt ze even snel van zich af als hij ze op zijn schoot nam en de Commandeur is al helemààl geen haremhouder, maar de kampioen van de monogamie. Slechts in naam van alle bedrogen echtgenoten drijft hij don Giovanni in de hel. En dat duwt ons met de neus op een derde verschil: er zijn twéé moorden in Mozarts opera. In het begin van de opera doodt don Giovanni de Commandeur en op het einde drijft de wederopgestane ommandeur don Giovanni in de hel. Welk van beide is de oervadermoord? Te oordelen naar de horde van hoorndragers die zich tussen beide duels in rond don Ottavio begint te verzamelen zouden we eerder aan don Giovanni denken, ware het niet dat ze zo weinig overtuigend overkomen. Pas nadat de Commandeur don Giovanni in de hel verdreef verschijnen ze op het toneel en ze staan er wat verdwaasd bij als blijkt dat hen na de eer van hun vrouw ook nog het festijn van de wraak werd ontnomen. Zelfs dààrvoor bleken ze niet mans genoeg en de fanfare van de bedrogen echtgenoten heeft dan ook alleen maar haar aantal met de broederhorde gemeen, niet de uitvoering van de oervadermoord, laat staan het motief ervoor. En dat hebben ze ongetwijfeld gemeen met die andere 'broederhorde', die Rasputin in 1916, één jaar voor de moord op de Tsaar in 1917 uitnodigde op een nachtelijk banket waarop hem giftige koeken en van giftige wijn werden aangeboden. Dit werd Rasputins laatste avondmaal en pas nadat hij versuft was en vier kogels zijn lichaam hadden doorboord durfde een 'heroïsche' enkeling onder de 'broeders' het aan om hem te castreren.

En deze castratie legt ons het vierde en fundamentele verschil bloot. De moord op don Giovanni of die op Raspoetin zijn geen moorden gepleegd door zonen die zich de harem van de oervader willen toeëigenen, maar door verongelijkte mannen die een onverlaat van het orgaan willen beroven waarmee hij hen hun vrouwen afhandig maakte. Dat Raspoetins orgaan als overrijpe banaan in een kistje overleefde veeleer dan als pars pro toto voor het lichaam van de oervader verteerd te worden in de maag van de samenzweerders maakt het verschil. Met andere woorden: de moord op de Commandeur en die op don Giovanni zijn wel moorden op indrukwekkende figuren, zoals vaders plegen te zijn, maar geen moorden op 'oervaders'. Om oervader te zijn moet iemand alle vrouwtjes monopoliseren en zijn zoons verjagen, en om oerzoon te zijn moet een verjaagde zoon zijn vader dit monopolie willen bestrijden en zich daartoe met zijn broers in een horde verenigen. De opera van Mozart en da Ponte is dan ook geenszins de opvoering van het drama van de polygamie, de strijd tussen vader en zoons, maar de enscenering van de strijd tussen twee relatievormen, het duel tussen trouw en ontrouw, tussen promiscuïteit en monogamie.

Toch schuilt er een kern van waarheid ook in Ranks analyse: don Giovanni is als enkeling niet de heroïsche opvolger van de broederhorde, maar de eenzame prefiguur van wat geleidelijk uitgroeit tot een steeds indrukwekkender horde, die niet alleen met talloze broeders maar ook met vele zusters wordt aangevuld en die het tijdperk van de voltooide promiscuïteit dreigt in te luiden. Met zijn allen staan ze op, niet tegen een polygyne oervader die hen tot onthouding veroordeelt, maar tegen de tirannie van de absolute trouw die vervulling van hen eist. En vermits de eenzijdige polygamie van de oervader in het promiscue perspectief slechts de naaste vijand is, kan de opstand ertegen slechts het voorspel zijn op de eindstrijd tegen de verste: de tirannie van de absolute trouw. Zoals Johannes de Doper van Christus, zo is de Commandeur van deze tiran slechts de wegbereider.

Zo is de zwerm van vrijzwevende promiscuen de opvolgster van de horde der communards, die strijdt tegen de polygynie. Dat de promiscuen pas tot rust komen als niemand meer iéts bezit, doet ons noodgedwongen denken aan de communistische gemeenschap van vrouwen. In hun poging om te ontkennen dat allen toebehoren aan één, stelden de communards dat allen toebehoren aan allen. Voor de promiscuen mag niemand aan niemand toebehoren en dat komt omdat zij iets fundamentelers ontkennen: dat één toebehoort aan één. De zinsneden 'allen aan allen' en 'niemand aan niemand' belichamen treffend de tegenstelling tussen de overigens zo symmetrische panelen van ons derde tweeluik. En de formulering van die tegenstelling doet ons weer noodgedwongen denken aan de neo-liberale en anti-socialistische slogan: 'everybody's property is nobody's property'. Van Karl Marx naar Adam Smith: de politieke ontwikkeling die in het afgelopen decennium onder deze leuze werd ingeluid is de tegenhanger van de evolutie van de socialistische gemeenschap der vrouwen naar het liberaal libertijnse bezit van niemand door niemand.

Niet alleen seksueel, ook economisch gezien is de horde der promiscuen de opvolgster van de horde der communards. De onterfde communards stelden tegenover het dubbele economische én seksuele monopolie van de haremhouder de dubbele gemeenschap van goederen én vrouwen. Om promiscu te zijn daarentegen moet men economisch onafhankelijk zijn en alle bevrediging die anders door de huwelijkspartner wordt verschaft van vreemden kunnen kopen. Vandaar dat vrouwelijke promiscuen pas laat op het toneel verschijnen: ze moesten eerst de strijd voeren voor economische onafhankelijkheid van de man die hen tot seksuele en economische dienstbaarheid had gedwongen. Pas in de mate dat zij het economisch monopolie van de man kunnen breken door ook het groeiende leger van loonarbeiders te gaan vervoegen, kan de economische afhankelijkheid vervangen worden door alzijdige onafhankelijkheid. Deze weigering om op te gaan in een paar luidt het regime in van 'elk voor zich'. Dit regime schept pas de economische voorwaarden voor het seksuele regime van 'niemand aan niemand', tegenhanger van het meer archaïsche regime van de communards, waarin 'allen voor allen' werkten en 'allen aan allen' toebehoorden.

We kunnen ons de vraag stellen of de naam 'broederhorde' wel van toepassing is op allen die slechts werken voor zichzelf en aan niemand toebehoren. Adam Smith wees erop dat ze verbonden zijn door een 'invisible hand' die ervoor zorgt dat ze uit eigenbelang het algemeen belang dienen en zo de 'Wealth of Nations' scheppen. Op dezelfde manier zijn ze verbonden door een heimelijke seksuele solidariteit: door op de liefdesmarkt permanent voor allen aanbod en vraag te zijn bevrijden ze elkaar van elke monopolistische of monopsonistische tirannie.

Blijft het raadsel waarom deze horde van atomen de absolute monogame trouw als tirannie ervaart? Volstaat de wonde die geslagen wordt door de ontrouwe maagd als verklaring voor promiscuïteit?

Wellicht heeft economie als zodanig en niet zozeer de economie als rijkdom van de man die we tot nog toe slechts in rekening brachten daar iets mee te maken en dan kan het volgende tweeluik van dit essay ons helpen het antwoord te vinden op deze vraag.

© Stefan Beyst.

 fndeel fbvolg    twitter
 
ontdek
mijn nieuwe e-boek:

zelfomslag


het zelfbeeld
tussen spiegel en dagboek

eXTReMe Tracker