HET AMFITHEATER VAN DE RIJKDOM
If a man is not strong and rich he will obtain nothing from women'
Nefzawi in 'The perfumed Garden' (p. 78).
In het vorige hoofdstuk beschreven we de opsplitsing van de volledige
seksuele liefde in verleiden, vrijen en ouderschap en het daarmee
gepaard gaande uiteenvallen van de volledige seksuele mens in de
onderscheiden rollen van ouder, vrijer en verleider. Bij dit
uiteenvallen van de seksuele relatie werden de mannen als onverzadigbare
saters in het amfitheater nevengeschikt rond de mooiste maar koele
vrouw. De dramatiek van dit gebeuren volgt uit een perverse trend die in
elke liefde is ingebouwd: als zodanig is het een eeuwig, onveranderlijk
en natuurlijk gegeven. Het ogenblik is nu gekomen om te onderzoeken
welke factoren verantwoordelijk zijn voor de historische variaties op
dit thema.
Een eerste reeks historische factoren versterken de tegenstelling tussen
Venus frigida en Mars insatiatus, zonder ze kwalitatief te veranderen.
Zo zal het duidelijk zijn dat de aantrekkelijkheidspiramide van beide
geslachten op horde of stamniveau een zeer bescheiden omvang heeft: de
top is niet hoog, de basis niet breed. De groepen waarbinnen de
concurrentie plaatsgrijpt zijn te klein, de (nivellerende) gevolgen van
inteelt te sterk en het milieu waaraan kleine groepen blootgesteld zijn
te gelijk om dramatische spanningen te veroorzaken. Pas de ontwikkeling
van handel en de vorming van steden en staten, de bijbehorende
ontwikkeling van technieken voor vervoer en communicatie, meer nog de
ontwikkeling van gespecialiseerde arena's zoals baden en sauna's,
promenades en theaters, vooral echter de ontwikkeling van technieken
voor beeldproductie verbreden de basis van de piramides en verhogen hun
top.
De toenemende verschillen in politieke en economische macht, die de
menselijke geschiedenis te zien geeft, zijn daarentegen een factor die
de tegenstellingen niet alleen versterkt, maar ze kwalitatief doet
omslaan tot ontwrichtend conflict.
Om dat te begrijpen moeten we even terugkeren naar de mooie man, die we
in het vorige hoofdstuk verwaarloosd achter lieten. Niet alleen de
vrouwen die geen oog hebben voor zijn schoonheid, maar ook wijzelf zijn
voor diens beklagenswaardige positie verantwoordelijk. Wij vergaten erop
te wijzen dat de man nog andere kwaliteiten bezit, waar vrouwen meer oog
voor hebben. In het hoofdstuk over de oermoeder beschreven we hoe de
oervrouw als eerste beweegster de mannen aan het werk zet. We weten
inmiddels we dat het machtigste wapen om dat doel te bereiken niet
zozeer de kreten van de bevalling zijn, maar haar betoverende
schoonheid. Daarmee probeert ze de man met het grootste economische
vermogen te verleiden. Voor hem vallen vrouwen even onweerstaanbaar als
mannen voor de mooiste vrouw. Tegenover het amfitheater van de
schoonheid komt het amfitheater van de rijkdom te staan.
Ook in dit amfitheater zijn in de vroegste stadia van de menselijke
geschiedenis geen dramatische verschillen te zien. In de stameconomie is
alles er integendeel op gericht om de verschillen uit te vlakken. Tussen
stammen onderling kunnen wel grote verschillen bestaan, maar vermits er
geen intertribale huwelijken voorkomen , spelen die bij de keuze van de
partners geen rol. Een en ander verandert van zodra handel en industrie
zich ontwikkelen. De verschillen tussen jagers in een primitieve stam
verzinken in het niets bij de kloof die gaapt tussen machtige farao en
arme boer, rijke handelaar en arme ambachtsman of bedelaar, rijke
kapitalist en bediende, fabrieksarbeider of werkloze. Sommige mannen
zijn er blijkbaar in geslaagd hun economisch vermogen sterk op te
drijven, zij het dan ten koste van andere mannen. Verder in dit
hoofdstuk beschrijven we welke motieven ook vrouwen ertoe kunnen
aanzetten om hun economisch vermogen uit te bouwen en op te drijven. In
afwachting concentreren we ons op de gevolgen van de greep van de mannen
naar de economische macht. Die was tot voor kort de regel en bepaalt nog
steeds ingrijpend tal van relaties.
Het verschijnen van de rijke man heeft zijn invloed op de wijze waarop
de partnerkeuze tot stand komt. Terwijl alle mannen zoals voorheen de
mooiste vrouw begeren, begeren vrouwen in toenemende mate de man aan de
top van een steeds indrukwekkender en wereldwijd geworden economische
piramide. De economische piramide van de mannen komt tegenover de
esthetische piramide van de vrouwen te staan. Ook deze piramides lossen
zich op van zodra overgegaan wordt tot keuze. Deze neemt hier de
gedaante aan van de ruil van schoonheid tegen rijkdom.
Het resultaat is ditmaal geen feitelijke monogamie, zoals wanneer
schoonheid tegen schoonheid geruild wordt. De rijkste man kan alle
vrouwen krijgen, maar kiest daar uiteraard de mooiste uit. Vermits hij
veel geld heeft en vermits de seksuele onwil van de vrouwen hem
onverzadigbaar maakt, zal hij zoveel vrouwen in zijn harem verzamelen
als zijn rijkdom het hem toelaat. Nadat hij zijn keuze heeft gemaakt is
het de beurt aan de mannen lager op de piramide. Ook die hebben nog
voldoende middelen om meerdere vrouwen te lokken. Vervolgens is het de
beurt aan de grote middenmoot van mannen wiens inkomen slechts
toereikend is voor het onderhoud van één vrouw. Vermits de top van de
schoonheidspiramide reeds afgeroomd is moeten zij hun keuze doen uit wat
er aan kruimels van de tafel is gevallen. Nadat ook de mannen die
nauwelijks in staat zijn één vrouw te onderhouden de resterende buit in
de wacht sleepten, komen uiteindelijk de mannen die economisch zo zwaar
gecastreerd zijn dat ze helemaal geen vrouw meer kunnen onderhouden.
We zien dit patroon reeds verschijnen op stamniveau. Alleen het
stamhoofd kan zich een aantal vrouwen toeëigenen. De rest moet zich
tevreden stellen met één vrouw, terwijl de jongeren die door de chef
onteigend zijn in het beste geval al blij mogen zijn als ze de vrouw van
hun oudste broer mogen delen (fraternale polyandrie) . Pas na de vorming
van staten en rijken en de ontwikkeling van handel krijgen we de
ontplooide verschijning van dit patroon, dat we beschreven in het
hoofdstuk 'de oervader'.
MODALITEITEN VAN DE
RUIL.
Vrouwen hebben er alle belang bij zich te verkopen aan een man die zich
zo dicht mogelijk bij of op de top bevindt. Dat zo'n man meerdere
vrouwen wil is geen bezwaar, en wel niet om twee redenen. In de eerste
plaats is het voordeliger de beurs van een rijkaard te delen met andere
vrouwen, dan als enige vrouw het monopolie te bezitten over de beurs van
een armoedzaaier. Boven alles echter kunnen vrouwen in een harem de
lasten van moederschap, vrijen en huishoudelijk werk onder elkaar
verdelen of afschuiven op vrouwen van lagere rang. Dat is een veel
aantrekkelijker perspectief dan in een monogaam huwelijk én vrijster, én
moeder, én huishoudster te moeten zijn. tezamen met de mogelijkheid om
via het inkomen van de rijke man een polyandrische harem van werkende
mannen te kunnen uitbouwen is dat de reden waarom vele vrouwen zich
verheugen in polygynie veeleer dan in monogamie. De mooiste vrouwen
laten zich dus gewillig in de mannelijke harems lokken. Als alle harems
gevuld zijn blijven er nog heel wat vrouwen over die aan hun trekken
willen komen, maar die stuiten op het gebrek aan koopkracht van de
mannen of op hun eigen onaantrekkelijkheid. Er is een overschot aan
vrouwen, ditmaal niet omdat er meer vrouwen zijn dan mannen, ook niet
omdat ze allemaal méér dan mooi zouden zijn, maar omdat de totale
koopkracht van de rijke mannen nooit zou volstaan om alle vrouwen op te
kopen.
De mannen die vrouwen hebben gekocht, voeren ze van het podium af en
maken ze zwanger en daardoor seksueel onwillig. Bij de mannen duikt dan
ook het idee op om de seksuele aantrekkelijkheid van een vrouw te
behouden door ze - meegaand met de perverse trend - te ontlasten van het
moederschap. Zo'n vrouw is voor de man aanzienlijk goedkoper: hij moet
geen bijkomende kinderen onderhouden en de vrouw slechts voor zolang ze
aantrekkelijk is. Vermits de kostprijs van dergelijke vrouwen daalt,
stijgt het aantal mannen dat ze zich kan veroorloven.
Mannen kunnen de kostprijs nog meer verlagen door hun tot seksuele
partners gereduceerde vrouwen slechts te betalen als ze ermee omgaan, of
anders uitgedrukt: door anderen ermee te laten vrijen als zij elders
bezig zijn. Voor de mannen betekent dit dat hun seksuele partners nog
goedkoper worden: ze betalen ze slechts voor fragmenten van de periode
dat ze seksueel aantrekkelijk zijn, terwijl andere mannen instaan voor
de betaling van andere fragmenten. De sommen die in harems besteed
worden aan vaste vrouwen, die men des te minder gebruikt naarmate de
harem voller is, zijn grandioze verkwisting. Ook vrouwen hebben baat bij
deze regeling: hun schoonheid wordt productiever wanneer ze hun seksuele
vermogens niet laten braak liggen, maar optimaal uitbuiten. Of om het
met Vatsjajana in de Kama Soetra te zeggen: 'Een courtisane die iedere
dag veel geld kan verdienen doordat ze veel klanten heeft, moet zich
niet tot één minnaar beperken' . Ze moeten dan wel harder 'werken', maar
dat levert een hogere economische status op dan lager op de ladder te
trouwen. Door de creatie van goedkopere vrouwen stijgt het aantal mannen
dat polygaam kan worden (of hoe dan ook een vrouw kan krijgen). Naast de
kleine feodale adel beginnen ook handelaars er concubines op na te
houden, en op de laagste trappen van de piramides (bijvoorbeeld bij de
talloze soldaten in alle staten en rijken) begint de hoererij van laag
allooi te floreren.
DRIE SOORTEN
VROUWEN, EEN MAN..
Economisch gezien krijgen we voortaan drie soorten vrouwen. In de eerste
plaats is er de echtgenote: een al dan niet mooie vrouw die moeder wordt
en een levenslange relatie met een man aangaat die zowel man als vader
is voor haar. Een echtgenote is een ongespecialiseerde, volledige vrouw:
ze is eerst mooi, wordt dan moeder en blijft mooi in functie daarvan.
Concubines en hoeren daarentegen zijn gespecialiseerde vrouwen, die
alleen maar vrouw willen zijn, maar geen moeder, halve vrouwen dus, en
zij worden door een eveneens gespecialiseerde man onderhouden die alleen
man, maar geen vader wil zijn, een halve man dus. Ze kunnen zich slechts
verkopen gedurende de zeven mooie jaren van hun leven. De hoer
onderscheidt zich daarbij van de concubine door het feit dat ze zich ook
nog in stukjes verkoopt aan stukken van een halve man. Of om alles op
een rijtje te zetten: een echtgenote is een vrouw die zich levenslang
eerst als vrouw, dan als moeder verkoopt aan een volledige man; een
concubine is een stuk van een vrouw die zich voor een stuk van haar
leven aan een halve man verkoopt; een hoer is een stuk vrouw dat zich
voor een stuk van haar leven in stukken verkoopt aan stukken van een
stuk man .
Het gaat hier om drie economische modaliteiten van de seksuele relatie,
die niet met elkaar verward mogen worden onder het mom dat het alle drie
economische relaties zijn en dat de vrouwen zich dus in de drie gevallen
'verkopen'. Men mag de term 'hoer' hoogstens als metafoor gebruiken voor
de economische positie van de echtgenote. Ook gaat het niet op om zoals
Weininger en de volksmond de mooie vrouw uit het vorige hoofdstuk tot
'hoer' te promoveren en daarmee elk verschil te verdonkeremanen
tussen spontane verleiding en koele berekening.
Echtgenote worden van een rijke man is voor een vrouw die zelf geen
inkomen heeft zoals tot voor kort de regel was de meest begerenswaardige
economische positie. Via de kinderen is ze dan levenslang van het hoge
inkomen van de man verzekerd. Hoe lager het inkomen van de man, hoe
interessanter het voor een vrouw wordt om niet te trouwen, maar zich te
verkopen als concubine of beter nog als hoer: een mooie vrouw die als
exclusieve concubine slechts één man bedient, gebruikt haar 'kapitaal'
onproduktiever dan een hoer die met meerdere mannen vrijt en daarmee de
opbrengst van haar 'kapitaal' vermenigvuldigt. Voor vele vrouwen wordt
het zodoende aantrekkelijker aan moederschap te verzaken en zich
financieel op te werken als concubine, of beter nog als hoer zo
mogelijke als courtisane of exclusieve 'escort girl'.
Geld is dus de olie die het vuur van de perverse trend pas goed doet
oplaaien. Pas hier verschijnen vrouwen die zich principieel alleen als
schoonheid aanbieden aan mannen die alleen willen vrijen, met of zonder
voorbereidende sier. Hun optreden laat anderzijds toe dat de
voortplanting van haar seksuele omkadering wordt ontdaan: doordat hoeren
en concubines de seksualiteit van vrijers naar zich toe halen, kunnen
moeders zich concentreren op de voortplanting en proberen ze hun mannen
tot bevruchters te reduceren. Bij de scheiding van seksualiteit en
voortplanting horen twee rollen, die van verleidster of vrijster en die
van moeder, en drie soorten economische status, die van hoer of
concubine en die van echtgenote.
Zolang de vrouw economisch afhankelijk was van de man of daarvoor koos,
beantwoordden aan de drie vrouwelijke rollen drie mannelijke: die van
echtgenoot, concubinehouder en hoerenloper. Bij de man worden de rollen
echter gecombineerd in één persoon. De man is niet of echtgenoot, of
concubinehouder of hoerenloper; als echtgenoot is hij tevens ook
concubinehouder of hoerenloper. Of om het met Demosthenes te zeggen:
'Wij hebben hetaeren voor ons plezier, concubines voor onze dagelijkse
behoeften en vrouwen om ons wettige kinderen te schenken en voor het
huishouden te zorgen' . Of met Khan i Azam Mirza Aziz Koka: 'Een man
moet vier vrouwen huwen; een Perzische om mee te praten; een
Khoerassaanse om het huishouden te doen; een Hindoe(se?) om voor de
kinderen te zorgen en een vrouw uit Mewar oen Nahir of Transoxiana, om
er de zweep over te leggen ter afschrikking van de drie andere' .
Bij de vrouw daarentegen zijn de rollen principieel gescheiden:
moederschap maakt ondeugdelijk voor hoerendom of concubinaat, een
concubine verliest haar aantrekkelijkheid als ze ook hoer is en
bijgevolg geen exclusief bezit meer.
HET BORDEEL
Historisch gezien heeft deze ontwikkeling tot gevolg dat de polygame
harem of het monogame huwelijk geleidelijk aangevuld worden met
concubinaat of hoerendom. Deze minder in het oog springende en
goedkopere relatievormen verdringen geleidelijk de eerder feodale harem,
die steeds onbetaalbaarder wordt Men zou ruwweg kunnen stellen dat de
ontwikkeling van harem tot bordeel parallel loopt aan de vervanging van
slaven en feodale lijfeigenen door loonarbeiders.
Om hoererij te krijgen moet er eerst een tegenstelling geschapen zijn
tussen een rijk en een arm deel van de bevolking. Dat is de waarheid aan
het verhaal dat prostitutie te onderscheiden van vrijwillige slippertjes
van de mooie vrouw, die sinds de oertijden aan het werk was in
primitieve maatschappijen slechts werd geïntroduceerd bij de komst van
betalende westerlingen . Slechts voor de 'mooie vrouw' geldt wat
Weininger van het hoerendom beweert: dat het 'diepgeworteld is in het
wezen van de mens' en niet 'af te leiden uit sociale wantoestanden'.
De nieuwe relatievormen verschijnen pas laat in de geschiedenis: vanaf
de ontwikkeling van handel en de vorming van steden, staten en rijken.
Ze komt tot bloei ten behoeve van handelaars (ter land er ter zee:
zeelui) die zich tussen tempels, kloosters, marktplaatsen,
karavanserails of havens bewegen en ten behoeve van de talloze soldaten
die sedertdien de andere helft van de reizende bevolking vormen.
Prostitutie voorzag uiteraard ook in lokale behoeften: zowel de
veeleisende van de nieuwe rijken als de minder veeleisende van de
verpauperden.
De oudste vorm van prostitutie is wellicht de gastvrijheid waarmee het
stamhoofd één van zijn vrouwen aanbiedt aan bezoekers. De opvolger
daarvan vanaf de ontwikkeling van de maatschappij is tempelprostitutie.
Burgers van de stad stonden hun dochters permanent of tijdelijk af als
'heilige hoeren', al werden veel vaker slaven ingezet zoals in de
harems. Tempelprostitutie werd beoefend bij de oude Egyptenaren, bij de
Soemeriërs, in de tempels van Isjatar bij de Babyloniërs, van Baal bij
de Chaldeeën, van Mylitta in Assyrië, van Afrodite bij de Grieken
(vooral in Korinthe), van Moloch bij de Moabieten, van Astarte bij de
Pheniciers, van Anaïtis bij de Armeniërs. De Joden bestreden de
tempelprostitutie (onder meer ten tijde van David en Salomon) zonder
succes. De Romeinen hadden maagdelijke Vestaalse maagden tegenover
hoeren op het Circus Maximus onder hoede van Venus Afrodite. We vinden
tempelprostitutie ook in India (devadasi, beter bekend onder de
Portugese naam van 'bajaderes'), in Afrika en in de Nieuwe Wereld bij de
Inca's en bij de Azteken. In China fungeerde vele taoistische en
boeddhistische kloosters als toevluchtsoord voor hoeren die zich niet
officieel wilden inschrijven en in het Westen moeten volgens vele
berichten heel wat kloosters gefungeerd hebben als bordelen .
Niet alleen de tempels gebruikten hoererij als bron van inkomen, ook de
steden vonden er weldra een middel in om de stadskas te spijzen. In
Griekenland opende Solon (6e eeuw a.C.) de eerste 'dikteria' (vooral
voor zeelui) onder toezicht van een openbare ambtenaar (de 'pornotropos').
In China verschijnen ze onder de Han . In Japan waren er de
legendarische hoerenbuurten in Kioto, Osaka en Tokio en in het Westen
hadden alle grote steden, ook die onder kerkelijke jurisdictie, tot aan
de Reformatieeen 'prostibulum publicum' of openbare baden. Er waren ook
legerhoeren: de 'troshoeren' onder bevel van een 'hoerenkapitein' . We
vinden ze in legertros door keizer Woe onder de Han (met danseressen en
muzikanten), in het voetspoor van de Romeinse legioenen, in het kielzog
van de kruisvaarders, van de Boergondische legers en van het leger van
Alva enz .
Ten slotte verbreidt zich overal de private prostitutie. We vinden ze in
alle handelssteden (havens en karavanserails en herbergen), op vele
bedevaartsplaatsen (op de wegen naar Jeruzalem, Rome, Santiago de
Compostella), evenals in alle keizerlijke en koninklijke steden over de
hele feodale wereld. Vooral echter in de industriesteden die beginnen te
woekeren in het voetspoor van het kapitalisme komt het hoerendom tot
volle bloei. Het personeel werd aanvankelijk zoals dat in de harems
verkregen door veldtochten: Romeinse veldheren voerden bij hun
triomftochten hun exotische veroveringen mee om ze later aan bordelen te
verkopen. Daarnaast werden ronselaars uitgestuurd naar Afrika en lange
tijd ook naar Europa. Hoe langer hoe meer bieden verschoppelingen zich
in de steden aan, op eigen initiatief of na verkoop, verstoting of 'te
vondeling leggen' door de ouders. Niet steeds werden ze in de steden
toegelaten of hoefden ze zich daar te vestigen. Bij de Etrusken en Inca'
werden hoeren uit de stad geweerd en naar het platteland verwezen. In
het Romeinse rijk waren er talloze plattelandshoeren ten behoeve van de
vele reizigers langs de Romeinse heirwegen (via Appia). In Europa zijn
er vanaf de Karolingische tijd rondzwervende vaganten, die pas na de
oprichting van stadsbordelen vaste voet in de steden kregen. Vooral de
laatste vijftig jaar is de stroom van hongerigen van het platteland in
de derde wereld naar de waterhoofdsteden niet meer te stuiten. Vanaf de
ontdekkingsreizen worden ze ook ter plaatse opgezocht door figuren als
Gauguin en andere kolonialen. Exotische hoeren inspireerden velen die
graag hun financiële overmacht over het hoofd zagen en zien tot
lofzangen op de paradijselijke onbekommerdheid van niet Europese of niet
Christelijke volkeren. Dat geldt zowel voor de gemporteerde meisjes als
voor degene die opgezocht worden door 19de en 20ste eeuwse 'seks
toeristen': de zigeuners en Joden uit het Oost europa van de negentiende
eeuw, de Thais en Filippino's, en recentelijk in toenemende mate de
hoeren uit Oost Europa.
Er zijn ook vormen van hoererij die niet strikt coïtaal zijn, maar meer
plaats ruimen voor de esthetische en/of intellectuele aspecten van de
vrouw. In de Oudheid en het Oosten vinden we vaak een 'corps de ballet'
aan de tempels: een principieel voor de cultivering van de eigen
schoonheid vrijgesteld ras. We verwijzen naar 'esthetische prostitutie'
bij Hebreeuwen en Grieken (auletriden en hetaeren), Islam en bajadères
in India, en de geishas in Japan en de danseressen en dichteressen in
China vanaf de Tsjow. In het Westen bespraken we reeds de door heel het
amfitheater begeerde actrice of ballerina en de schoonheden in cabarets
en striptease-bars.
Van deze elitehoeren verwierven er vele onsterfelijke faam. Vermelden we
bij de Grieken Lamia de oudere, lief van Themistocles en Lamia de
jongere, minnares van de Macedonische koning Demetrios Poliorketes, die
haar schatrijk maakte en daartoe de Atheners een extra belasting moest
opleggen; Aspasia minnares van Perikles; Thais lief van Ptolemaios; de
reeds besproken Phryne, het model van Praxiteles, die zo rijk was dat ze
op haar eentje aanbood de muren van de stad Thebe te laten herstellen op
voorwaarde dat men er het opschrift op aanbracht: 'Verwoest door
Alexander, opgebouwd door Phryne, de hetaere', en tenslotte Lais, het
model van Apelles en Myron. Bij de Romeinen kennen we Clodia van
Catullus en Catilina. In India ontving de courtisane (ganika) Ambapali
Boedha in haar mangabos. In China is er een hoogbloei onder de T'ang
(7de-8ste eeuw) met courtisanes zoals Tsjao Loan-loan, Hsu Hsiue-jing,
Ju Hsuan-ki en Hsiue-T'ao. Bij de Japanners werden gegeerde courtisanes
op gekleurde houtsneden vereeuwigd. In Europa verschijnen de courtisanes
op het einde van de 15e eeuw niet alleen in Italie maar ook in Frankrijk
beroemde courtisanes : Tullia d'Aragona, Veronica Franco, Imperia
Cognata. In de 18e eeuw verschijnen figuren als Barbara Villiers,
Duchess of Cleveland, Catharine Sedley en Nell Gwyn, die van Charles II
een rijkelijke jaarlijke toelage en een enorme erfenis aan vastgoed
opstreek; Claudine de Tencin, lief van Richelieu; Jeanne-Antoinette
Poisson, die het tot Madame de Pompadour schopte, en Jeanne Bécu, die
zich tot Comtesse du Barry wist op te werken. In de 19e eeuw vermelden
we de 'demi-mondaines' Théroigne de Méricourt en Olympe de Gouges, maar
vooral het prototype voor de 'Dame aux Camélias': Alphonsine Plessis,
die het naast een aantal kapitaalkrachtigen onder meer aanlegde met A.
de Musset, Fr. Liszt en uiteraard met A. Dumas. En dit is slechts een
vluchtige greep uit de talloze mooie vrouwen die heersten in de bovenste
regionen van de bijenkorf of de termietenheuvel.
Nog talrijker zijn uiteraard die mannen die met de geldbeugel aanschoven
in de rij. Wellicht zou het sneller gaan om op te sommen wie er niet bij
hoorde, maar we willen U toch de namen van enkele notoire hoerenlopers
niet onthouden: vermelden we Socrates, Nero, die in het openbaar in het
Colsosseum dineerde te midden van hoeren, Domitianus, aartsbisschop
Christian van Mainz (12de eeuw), J. Villon, Titiaan, Voltaire (bij de
'nimfen' van Madame Justine Paris in het Hôtel du Roule), Charles II,
Lord Byron, de Goncourts, de Victoriaanse Edward VII, onze Leopold II
enz. Een bijzonder geval is H. Hefner, uitgever van Playboy 'waarvan
aangenomen wordt dat hij copuleerde met meer dan 2000 jonge
aantrekkelijke vrouwen gedurende een periode van twintig jaar' .
ANDROKRATIE.
'Wissen Sie, was der Mann mir schuldig ist,
der mich erniedrigt hat?'.
'Weet je wel wat de man die mij vernederde,
mij verschuldigd is?'
Uit 'Fräulein Julie', Strindberg.
In het vorige hoofdstuk lieten we Mars onverzadigd achter, hulpeloos
overgeleverd aan de triomf van de mooie vrouw. We beschreven hoe hij op
zijn afwijzing reageerde door impotentie, maar kondigden aan dat hij nog
andere reacties in petto had.
Indrukwekkender dan zijn impotentie, waarbij hij zijn afwijzing slechts
passief ondergaat, is de reactie waarbij hij actief zijn nevenschikking
ongedaan wil maken: zijn greep naar de economische macht, waarmee hij de
onwillige vrouw of ze nu echtgenote is, hoer of concubine tot vrijen kan
dwingen. Daardoor breekt hij de gynaekokratie*, de macht van de
vrouwelijke schoonheid die hem veroordeelde tot nevenschikking in de
polyandrische harem. Hij vestigt daarbij wat we de androkratie* kunnen
noem: het afdwingen van de seksuele horigheid van de vrouw op basis van
economische macht. Pas de geldbeugel tovert het amfitheater om tot
winkelcentrum, het duidelijkst in de hoerenbuurten, waar de
tentoongestelde vrouwen van meet af aan veroordeeld zijn om gekocht te
worden en uit de etalages achter de schermen te verdwijnen. Terwijl de
vrouw voorheen de mannen des te begeriger maakte naarmate ze hen het
vrijen belette, wordt ze nu tot onomwonden toegeven gedwongen. Omdat er
vele mannen zijn die de schaarse seksueel beschikbare vrouwen kunnen
kopen, moeten zij voortdurend het podium verlaten. En nadat de man zijn
behoefte heeft gedaan, maakt zijn bewondering plaats voor minachting. De
schaarste aan vrouwen neemt af doordat meer vrouwen het moederschap
weigeren en zich specialiseren op vrouwzijn én doordat degenen die dat
doen veel vaker vrouw worden. Op die manier kan het verlangen van de
man, dat hem deed aanschuiven in de arena's, afnemen.
Pas nu begrijpen waarom het bij uitstek mannen zijn die hun economisch
vermogen opdrijven. Alleen door de politieke en economische machinerie
te installeren kunnen degenen die de hefbomen ervan in handen krijgen de
mooiste vrouw behagen. De mooiste vrouw hoeft deze hefbomen niet zelf in
handen te krijgen: door de veel sterkere magie van de schoonheid
onderwerpt zij de man die de hefbomen bedient. Niemand werkt graag in
het zweet zijns aanschijns, en waarom zou een vrouw, die door haar
schoonheid anderen aan het werk kan zetten, nog méér doen dan zich
ontsluieren? Dat is er de fundamentele verklaring voor waarom vrouwen er
in principe niet op uit zijn de politieke of economische macht
eigenhandig te veroveren: het bezit en de ontwikkeling van hun
schoonheid werpt hen de vruchten ervan in de schoot zonder dat ze meer
moeten doen dan hun schoonheid ten toon spreiden. De werkende man schept
daarmee ook de luie vrouw (= de economisch frigide vrouw) die hij wil
onderhouden. Dat geldt uiteraard alleen voor vrouwen op de top van de
piramide: de lelijke vrouwen aan de basis zullen voor hun eigen
onderhoud moeten instaan. Dat de mannen, die daarbij door hun
succesrijker geslachtsgenoten aan de top economisch uitgebuit worden, op
hun beurt weer de onfortuinlijker vrouwen aan de basis van de piramide
aan het werk zetten, mag ons niet blind voor maken voor het centrale
gebeuren aan de top van de piramide. Pas tegen deze achtergrond wordt
begrijpelijk waarom in de eerste plaats feministen nu eens de spot
drijven met luie parasiterende vrouwen , dan weer de economische
uitbuiting van de vrouwen aan de kaak stellen.
Dat het vooral mannen zijn die op economische potentie belust zijn wordt
veelal toegeschreven aan het feit dat vrouwen minder in aanmerking
kwamen voor de meest lucratieve maatschappelijke bezigheden (oorlog en
handel) tengevolge van het in hun lichaam verankerde aandeel in het
ouderschap, terwijl omgekeerd hun geringe beweeglijkheid hen
voorbeschikte voor landarbeid en de niet lucratieve bezigheden aan de
haard. Ook in deze gedachtegang verdringen mannen de schoonheid van de
vrouw die hen weerloos maakt achter de gedaante van de hulpeloze moeder
en leiden daarmee meteen de aandacht af van het feit dat ze door het
bezit van geld de seksuele androkratie willen vestigen. Omgekeerd hebben
ook vrouwen er belang bij aandacht af te leiden van de gynaekokratie.
Dit is er de verklaring voor waarom de gynaekokratie, meer nog dan het
matriarchaat - dat minstens nog in de oertijden wordt erkend -
niettegenstaande zijn verpletterende tegenwoordigheid toch nauwelijks
tot iemands bewustzijn doordringt, noch tot dat van de mannen, noch tot
dat van de vrouwen.
Dat neemt niet weg dat androkratie slechts een illusie is. Vrouwen die
teren op schoonheid geven mannen wel de wapens voor hun onderschikking
in de hand, maar weten ze uiteindelijk toch tegen de onderschikkende
mannen te keren en zo de terugkeer van de verdrongen gynaekokratie te
bewerkstelligen. Talloos zijn de klachten van mannen die zich door
vrouwen leeggemolken voelen en niet voor niets gaan vele van deze
klachten gepaard met een pleidooi voor androkratische polygynie. Al in
de Kama Soetra heet het : 'De courtisane moet zich de rijkdommen
toeëigenen van de persoon die zich aan haar heeft gehecht, en hem
wegzenden wanneer ze hem al zijn bezittingen heeft ontnomen'. Capellanus
- de ideoloog van de 'hoofse liefde' - klaat erover dat de vrouwen er
nooit mee ophouden 'de rijkdommen van hun minnaar op te schrokken en hem
te ruïneren door hun onophoudelijke eisen. Mar wanneer zijn patrimonium
is opgesoupeerd, minachten en haten ze hem en laten yem links liggen als
een onvruchtbare bij. Pas dan verschijnen ze in hun natuurlijke
kleuren'. 'Zelfs indien de hele wereld en de zeeën in goud zouden worden
omgetoverd, zouden ze de hezucht van de vrouwen niet kunnen stillen'.
Michelet klaagt: 'Een walvis schrokt nog minder dan de 'dame aux
camélias' . Madame Bovary drijft haar man tot het bankroet. Krafft Ebing
waarschuwt met verwijzing naar Lodewijk de XIV en het oude Griekenland
van de hetaeren voor het gevaar dat 'maîtressen en hun aanhang de staat
regeren en deze ten gronde richten'. Weininger beschrijft hoe de mooie
vrouw verlangt 'naar steeds nieuwe toiletten en edelstenen, naar geld om
het met handenvol uit te geven, naar luxe in plaats van comfort' en
heeft het over haar 'triomftocht door de wereld op de zegekar van het
schone lichaam'. Hij herinnert eraan hoezeer de 'maîtresse' als
'meesteres' 'de meeste macht van alle mensen heeft, en de grootste en
zelfs uitsluitende invloed uitoefent op alle menselijke leven dat niet
door mannenbonden (van de turnverenigingen tot aan de staat) is
geregeld'. Ortega y Gasset meent dat historici teveel aandacht
besteedden aan de 'grote mannen' die de geschiedenis bestuurden en wijst
daarentegen op de invloed van de vrouw. Zij doet dat door 'van de man
steeds grotere volmaaktheid te eisen'.
Vele van deze klachten gaan begrijperlijkerwijze gepaard met een pleidoo
voor andoratisch polygynie. In 1682 bepleit Leyser de polygynie om de
vrouwelijke zucht naar onafhankelijkheid, ontrouw en luxe tegen te gaan
In 1685 meent Beger dat monogamie de vrouw te zeker maakt van haar man
zodat ze zich elke vrijheid meent te kunnen permitteren terwijl ze in
een harem moet dingen om de gunst van de man . Ook Montesquieu meent dat
de 'Perzische harem' de vrouwen volgzamer maakt. en Rousseau verdenkt de
vrouwen ervan dat ze monogamie van de man eisen 'om hun heerschappij te
vestigen en het geslacht dominant te maken dat eigenlijk zou moeten
gehoorzamen'. Slechts in deze zin geldt de uitspraak van Roberts dat
hoeren 'de eerste vrouwen waren die "nee" zeiden tot het patriarchale
eigendom' .
Dat de androkratie slechts een illusie blijkt te zijn is een reden te
meer om de polyandrie te verdringen. Voor zover mannen de polyandrie van
de schoonheid al erkennen, ontwaarden ze die als demonisch. Net zoals de
demonisch ontwaarde matriarchale macht belichaamd wordt in Lady Macbeth,
zo wordt de demonisch ontwaarde gynaekokratische macht belichaamd in het
beeld van Salome die het hoofd van de man als beloning wil. Reeds bij
McLennan blijken 'de meer ondernemende vrouwen uit de horde omgeven te
zijn door bewonderaars' en daarin niet te verschillen van de mooie
vrouwen in de 'zondige steden' van vandaag en Weininger begrijpt de
mooie vrouw meteen als hoer. Bij vele auteurs is polyandrie omgekeerd de
'academische' naam voor hoererij: zo heeft Forel het over de 'polyandrischen
Prostituierten'. Een andere constructie waarmee de polyandrie verdrongen
wordt is de wijdverbreide opvatting dat mannen als actieve wezens de
schuwe passieve vrouw veroveren. Ortega y Gasset veroordeelt de vrouw,
die de man voor haar schoonheid met zijn leven laat betalen als volgt:
'De normale vrouw is het tegendeel van het roofdier, dat zich op de buit
werpt: zij is de buit die zich voor de voeten van het roofdier werpt'.
Mannen die zich graag gedragen als jagers die het vrouwelijke wild
moeten veroveren, besparen zichzelf alleen maar het pijnlijk inzicht dat
in werkelijkheid Diana hén in de netten van haar schoonheid strikt
Vrouwen ontwikkelen weldra een andere reactie tegen de androkratie van
de man dan hem leeg te melken. Vanwege het afnemend economisch belang
van kinderen, de daling van de kindersterfte, en de stijgende kost van
opvoeding worden vrouwen steeds meer ontlast van het moederschap en
komen ook voor hen de deuren naar betaalde arbeid op te staan. Het is
echter twijfelachtig of economisch potent geworden succesrijke vrouwen
op hun beurt seksueel aantrekkelijke mannetjes als concubines of hoeren
zouden onderschikken. Om mannen aan zich te verplichten heeft de vrouw
immers geen geld nodig: haar schoonheid volstaat. Terwijl de man werkt
om de vrouw economisch onder te schikken, beginnen vrouwen in toenemende
mate te werken om zich aan deze onderschikking te kunnen onttrekken en
zo het gynaekokratische regime van de verleiding te kunnen herstellen.
'Zij onderhoudt zichzelf. Zij is geen parasiet, geen afhankelijk wezen,
geen leegganger, geen klaploper, geen troeteldier' - ' meent Brown en
verzwijgt in deze omschrijving én de drijfveer van de ontkenning
(ontkenning van de androkratie) én het eigenlijke doel ervan (gynaekokratische
onderschikkeing van de man). Wat een vrouw méér verdient dan ze nodig
heeft om zichzelf (en haar eventuele kinderen) te onderhouden, gebruikt
ze dan ook niet om mannen te kopen, maar integendeel om middelen in
handen te krijgen waarmee ze zichzelf nog mooier kan maken of langer
mooi kan blijven schoonheidsspecialistes, couturiers,
binnenhuisontwerpers en dies meer of om de last van haar eventuele
kinderen en huishoudelijk werk af te wentelen op ondergeschikte vrouwen
- van Thaise kindermeid tot Poolse poetsvrouw. Gigolo's worden niet
zozeer gebruikt door rijke carrièrevrouwen, dan wel door aftandse
echtgenotes van rijke mannen. Dat vrouwen zelden beroep doen op
mannelijke hoeren pleit noch voor hun monogame wezen noch voor hun
hoogstaande natuur: wat mannen slechts met geld verkrijgen wordt hen
door hun schoonheid in de schoot geworpen en daarbij zijn ze zowel
polygamer als minder kieskeurig dan de man (Groult). Zo verkeert de
mooie maar luie vrouw in de ondernemende maar mooie ontkenning ervan.
Bij voorkeur zwaait ze de scepter over een ploeg bekwame maar horige
mannelijke ondergeschikten.
Pas deze reactie van de vrouw op de androkratie zal op termijn het
amfitheater in ere herstellen herstellen en definief paal en perk
stellen aan de optocht van harems, die zelf reeds plaats moesten ruimen
voor concubinaat en hoerendom. In afwachting is de androkratie nog
steeds op vele plaatsen in de wereld en vele lagen van de bevolking het
overheersende regime. Waar vrouwen weerwerk beginnen te bieden mogen in
de eerste plaats zij niet onderschatten hoezeer de androkratie de scène
blijft beheersen, niet in het minst omdat het generaties duurt vooraleer
de patronen doorbroken worden, die in de kinderjaren van moeder op
dochter worden overgeleverd. Het zal niet overbodig blijken de regels
zijn van het androkratisch spel aan een grondig onderzoek te
onderwerpen.
DE MOOIE MAN
(2).
'De courtisane
moet zich de rijkdommen toeeigenen van de persoon
die zich aan haar heeft gehecht,
en hem wegzenden wanneer ze hem al zijn bezittingen heeft ontnomen'.
Vatsjajana, Kama Soetra, deel VI, hoofdstuk III.
Dat vrouwelijke schoonheid geruild wordt tegen mannelijke rijkdom maakt
pas goed duidelijk waarom vrouwen in de regel zo'n geringe
belangstelling opbrengen voor mannelijk schoon, terwijl mannen er bij de
vrouw zo verslaafd aan zijn. Bij de vrouw bestaat de schoonheid van het
lichaam vooral uit tekens voor fertiliteit, terwijl de seksuele
aantrekkelijkheid van de man vooral uitgaat van lichamelijke
eigenschappen die tekens zijn voor een primitieve economische potentie:
spierkracht en behendigheid. Door de ontwikkeling van de middelen om
politieke en economische macht te verkrijgen verliezen deze tekens
steeds meer aan betekenis ten voordele van rijkdom. Die valt jammer
genoeg niet af te lezen van het lichaam, maar van de goudstukken in de
beurs.
Weinige auteurs begrijpen welke processen er aan het werk zijn. Krafft
Ebing stelt tegenover de lichamelijke schoonheid de geestelijke
schoonheid van de man: 'De vrouw wordt bij de keuze van haar levensgezel
veel meer door geestelijke als door lichamelijke kwaliteiten geleid .
Forel meent dat in de oertijden mannen uitverkoren werden op grond van
moed en dapperheid, zoals vandaag nog de 'Don Juans', maar dat vandaag
geestelijke kwaliteiten hun plaats hebben ingenomen. Mannelijke
schoonheid daarentegen speelt een veel geringere rol: 'Het is
verbazingwekkend in wat voor lelijke, oude en zelfs misvormde mannen
vrouwen verliefd kunnen worden' . Briffault schrijft: 'De morele
kwaliteiten zoals moed en karakter, die de hoofdrol spelen in de
seksuele keuze van de vrouw, spelen geen rol in de keuze van de man, die
slechts kiest volgens seksuele maatstaven' . Ford en Beach menen dat
vrouwelijke schoonheid meer gewaardeerd wordt dan mannelijke en dat bij
de man 'bekwaamheid en dapperheid' worden gewaardeerd. Symons meent dat
vrouwelijke schoonheid vooral bepaald wordt door fysische kenmerken die
correleren met jeugd, terwijl bij de man vooral 'politieke en
economische bekwaamheid' bepalend zijn. Symons vindt hierin zelfs de
verklaring waarom vrouwen het mooie geslacht zijn: status is niet af te
leiden uit fysieke verschijning. Het is veeleer omgekeerd: 'Een sober
uiterlijk connoteert veeleer een verantwoordelijk en hardwerkende
huisvader . Buss concludeerde uit een onderzoek bij zevenendertig
volkeren in driendertig landen dat mannen zich aangetrokken voelen tot
jonge, knappe, pittige vrouwen, terwijl de vrouwen vielen op mannen met
veel bezittingen, veel grond of veel geld. Hutchison concludeert:
'Mannen worden in het algemeen door lichamelijke kenmerken, met name
jeugdigheid en lichamelijke schoonheid, aangetrokken. De ene enquête na
de ander blijft echter aantonen dat vrouwen door kenmerken als status,
macht, kundigheid worden aangetrokken'. Giroud schrijft onomwonden dat
'vrouwen van macht houden' en hoe bij haar lelijkheid - in casu die van
Sartre - niet de 'adoratie' in de weg staat, maar wel de 'aanraking' en
het 'bedrijven van de liefde'!!!
De reductie van de mannelijke aantrekkelijkheid tot de hoeveelheid
goudstukken in de beurs of de sterren op het uniform is de tegenhanger
van de reductie van de vrouwelijke aantrekkelijkheid in het algemeen tot
pure fysieke schoonheid, die al evenzeer door weinig auteurs begrepen
werd. Forel meent dat mannen sedert de ontwikkeling van het hoerendom
geen moeite meer moesten doen om te verleiden, terwijl vrouwen juist hun
verleidingskunsten extra moesten ontwikkelen om een man voor het
huwelijk te strikken. We beschreven reeds hoe Briffault van mening was
dat de vrouwen pas hun schoonheid begonnen te cultiveren nadat ze sedert
de landbouwrevolutie haar economisch functie verloor.
DE SCHONE EN DE
BEURS
De courtisane
heeft tot taak de man aangenaam te zijn,
maar ze moet zich niet aan hem hechten,
al moet ze zich wel gedragen alsof ze werkelijk aan hem gehecht was'
Vatsjajna, Kama Soetra, deel VI hoofdstuk II.
Normaal wordt schoonheid tegen schoonheid geruild, vrijen tegen vrijen,
zaad tegen eicel en - zoals we in volgend hoofdstuk zullen zien -
mannelijke arbeid tegen vrouwelijke. De veelzijdige en wederzijdse
aantrekkingskracht tussen mannen en vrouwen, die reeds door de schaarste
aan schoonheid tot eenzijdige belangstelling voor vrouwelijke schoonheid
was ingeperkt, wordt nu ook aan mannelijke zijde ingeperkt tot
eenzijdige belangstelling voor zijn rijkdom. De schoonheid van de vrouw
komt niet meer tegenover de schoonheid van de man te staan maar
tegenover zijn economisch vermogen, dat op zijn beurt niet meer
afgewogen wordt tegen het economisch vermogen van de vrouw, maar tegen
haar schoonheid. De sluimerende asymmetrie tussen Venus frigida en Mars
insatiatus wordt alleen maar ten top gedreven doordat ze tegenover
elkaar komen te staan als de schone en de beurs.
Voortaan is de man voor de vrouw in de eerste plaats een bron van
inkomen en macht. Hoer noch echtgenote zijn geïnteresseerd in de tot
vrijen aanzettende schoonheid van de man. Dat maakt ze pas goed frigide.
Hun frigiditeit ontstaat ditmaal niet omdat ze op vlak van schoonheid
een tweederangskeuze moesten maken, maar op vlak van economische status:
geen man is rijk genoeg naar hun zin en de seksuele gunsten worden
toegekend naarmate het mannetje vorderingen maakt. De frigiditeit wordt
echter principieel, omdat niet de seksuele, maar de economische
aantrekkelijkheid van de man motief voor de keuze is: seksuele
verlangens doen niet ter zake en moeten geschrapt. Vrouwen staan voortaan
niet alleen meer huiverig tegenover vrijen, maar principieel vijandig.
Dat is vooral pijnlijk voor de vrouwen die zich niet kunnen verzetten
tegen het vrijen van de man, en dat is principieel zo bij hoeren. Hun
frigiditeit is geen weigering die nog belofte inhoudt, maar ervaren
werkelijkheid. Dat vele vrouwen zich bekwamen in het opvoeren van een
vurig nummertje kan alleen mannen misleiden die naïef zijn of die in hun
gedrevenheid over hun vernedering heen wensen te kijken.
Voor de man, wiens verlangen om te vrijen en te bevruchten door de
vrouwen ditmaal principieel wordt afgewezen, is geld een middel om de
dubbele perversie van de vrouw én haar onwil te breken. Echtgenotes
willen hem wel kinderen geven in zoverre dit hen van zijn levenslange
financiële steun verzekert, maar van vrijen zonder voortplanting is er
geen sprake. Ofwel kan hij dan zijn echtgenote dwingen, ofwel betaalt
hij een concubine of hoer. Maar ook de hoer ontvangt hem niet omdat zij
seksueel naar hem verlangde of omdat hij haar verleidde door zijn
schoonheid, maar alleen maar omdat de goudstukken rinkelen in zijn
beurs.
Hetzelfde geld dat mannen pas goed onverzadigbaar maakt, maakt de vrouw
pas goed frigide. De seksuele verkoeling van de vrouw is alleen maar de
tegenhanger van haar onstilbaar geworden geldzucht. Daardoor wordt Venus
frigida tot dievegge: ze neemt geld voor iets wat ze niet geeft.
Omgekeerd koopt de man wat hij op een andere manier niet kan krijgen.
Daardoor wordt Mars insatiatus tot verkrachter en dat maakt Venus pas
terecht frigida. Met de omzetting van inhoudelijk symmetrische ruil in
asymmetrische verdwijnt in de verleiding elke wederzijdsheid. De
asymmetrie van de ruil tussen schoonheid en rijkdom verminkt de coïtus tot simultaneïteit van verkrachting en diefstal. Twee aspecten van de
volledige relatie: tot vrijen verleidende schoonheid en economische
samenwerking komen haaks op elkaar te staan. Een noodlottig kruis! Pas
onder dit voorteken geldt wat zo treffend maar door ontbreken het
voorteken onwaar door Briffault is verwoord: 'Vrouwen zijn seksuele
prooien voor mannen en mannen zijn economische prooien voor vrouwen' .
En het is dus geenszins een (socio-)biologisch te verklaren gegeven
wanneer Symons vaststelt dat 'bij alle volkeren de coitus beschouwd
wordt als een gunst die vrouwen aan mannen verschaffen veeleer dan
omgekeerd, ongeacht welk geslacht meer geniet of geacht wordt meer te
genieten van de seksuele omgang' .
MORTIFICATIO VENERIS
De asymmetrisch ruil van schoonheid tegen geld verminkt niet alleen de
relatie tussen man en vrouw, maar verinnerlijkt zich in beide geslachten
tot interne verscheurdheid.
Hoeren worden tot vrijen gedwongen, echtgenotes tot zwangerschap. Hoeren
ontlasten de echtgenotes van vrijen, echtgenotes de hoeren van
zwangerschap. De twee helften waarin de vrouw door geld wordt
opgesplitst keren zich tegen elkaar: hoeren en echtgenotes verachten in
elkaar waaraan ze verzaakten. Getuigen daarvan zijn de eeuwenoude en
periodisch opflakkerende conflicten tussen hoeren (en hun opvolgers in
de 'pornografie') en echtgenotes. En de beide helften verachten niet
alleen de helften die ze afstootten in elkaar, maar ook nog de helft
waartoe ze bij de halvering zelf werden gereduceerd. De hoer veracht het
vrijen waartoe ze gedwongen wordt en de echtgenote het moederschap. Voor
de hoer wordt vrijen verachtelijk en voortplanting onmogelijk. Het
conflict woedt in alle hevigheid omdat ze met vrijen haar kost verdient
en omdat ze dat slechts kan als ze niet zwanger is. De hoer wordt
daardoor tot levende ontkenning van haar vrouwzijn. Voor echtgenotes
wordt zwangerschap verachtelijk en verleiden onmogelijk. Ook hier woedt
het conflict in alle hevigheid omdat ze pas als moeder van haar inkomen
kan genieten.
Pas nu begrijpen we goed de diepere achtergronden van seksuele en
maternale frigiditeit. De kindervijandigheid van echtgenotes wordt
alleen maar verdoezeld in de mythe van het moederschap, net zoals de
seksuele frigiditeit in de mythe van de seksueel bevredigende vrouw:
beide bestaan alleen maar als belofte in de fantasie of in de kunst.
MORTIFICATIO
MARTIS (1): ONTMANNING
Ook bij de man leidt de asymmetrisch ruil van geld tegen schoonheid tot
innerlijke verscheurdheid. In zijn creatie van hoer en echtgenote schiep
de man ook zijn eigen innerlijke verdeeldheid in vrijer en vader. En
deze wonde wordt alleen maar verder opengereten door de pogingen om het
geld in handen te krijgen, waarmee hij vrijen bij hoeren en bevruchten
bij echtgenotes kan forceren.
De man kan zijn economische aantrekkelijkheid immers slechts verkrijgen
ten koste van zijn seksuele aantrekkelijkheid. Hij verlangt seksueel
naar de vrouw, maar wordt door haar slechts op zijn economisch vermogen
getaxeerd. Vooraleer zijn seksuele lusten te kunnen botvieren zal hij
eerst moeten presteren en vooraleer hij dat kan zal hij eerst nog zijn
talenten moeten ontwikkelen door oefening of studie. Rijkdom wordt
immers - tenzij hij geërfd wordt, waarover zo dadelijk meer - verkregen door
eigen inspanning: Scott Fitzgeralds 'Great Gastby' of Kubricks 'Barry
Lyndon' trekken zich eerst jarenlang terug om zich ascetisch in stilte
op te werken, vooraleer na hun eerste afwijzing opnieuw in het
amfitheater te verschijnen, ditmaal met rinkelende beurs. En dat is niet
alleen zo in romans. Caesar moest eerst Gallië veroveren vooraleer
Cleopatra te huwen, Kennedy moest eerst president worden vooraleer
Marilyn Monroe te kunnen versieren, Onassis moest eerst zijn fortuin
vergaard hebben vooraleer Maria Callas voor zich te winnen jammer dat
hij niet van muziek hield om haar vervolgens te laten zitten voor de nog
prestigieuzere Jacqueline Kennedy. Sartre verklaart onomwonden: 'Dat ik
filosoof ben geworden, dat ik zo sterk naar die bekendheid verlang die
maar niet wil komen, is in feite om maar één reden: het verleiden van
vrouwen' . En toen vrouwen zich verdrongen rond Dustin Hoffman kreet hij
het plots uit: 'Waar waren jullie toen ik jullie nodig had?' .
In plaats van zich naar het amfitheater te begeven zal de man zich
moeten afzonderen in studeerkamer, werkplaats of kantoor. Terwijl de
hoer zich de hele dag aantrekkelijk moet voordoen en zich daarmee tot
vrijen veroordeelt, moet de man de hele dag werken en zich daarmee tot
ascese verdoemen. Ongetwijfeld adelt arbeid, maar vermoeien en de
aandacht opeisen die anders naar schoonheid zou kunnen uitgaan doet hij
nog meer, en dat is dodelijk voor het seksuele verlangen. Leeggang,
vlinderende aandachtsloosheid en verkwikkende slaap daarentegen zijn de
beste afrodisiaca, oorkussens des duivels. Niet voor niets waarschuwt
Forel: 'Rijkelijke voeding en nietsdoen prikkelen de seksuele begeerte
en drijven tot polygamie, terwijl omgekeerd intensieve arbeid, vooral
lichamelijke arbeid, tot rust brengt' . Uitgerekend het middel om te
kunnen vrijen heft het vermogen ertoe op. Kissinger had gelijk met zijn
bewering dat macht het beste afrodisiacum is, maar vergat erbij te
vermelden dat de middelen om macht te verwerven meer weg hebben van
kamfer.
De dagelijkse strijd tegen de verleiding moet jarenlang worden
volgehouden. Pas na een vaak levenslange inspanning kan de man voldoende
rijk zijn om zich de gedroomde vrouw aan de top van de piramide te
veroveren. Hoe langer het duurt vooraleer het beoogde doel wordt
bereikt, hoe zwakker niet zozeer het seksuele verlangen wordt waar alles
om begonnen was, dan wel het seksuele vermogen. Dat is niet in het minst
door de dagelijkse ascese vaak getaand als men eindelijk aan zijn
trekken dacht te komen. Om nog maar te zwijgen van de schoonheid: de
mooie jongeling is tot verlepte grijsaard geworden, met slappe huid,
borstelige wenkbrauwen, grote oren en haren in de neus. Weliswaar storen
op geld beluste vrouwen zich niet aan de aftandsheid van dergelijke
mannen, maar voor de mannen zelf blijft er niet veel meer over dan
kwijlend toe te kijken. Om zijn harem te veroveren moet de oervader dus
niet zozeer zijn zonen castreren, dan wel zichzelf: hij zal zijn
seksuele natuur moeten offeren op het altaar van het gouden kalf.
Lager op de piramide wordt de strijd tegen de seksualiteit de man ook
onrechtstreeks opgedrongen. De rijkdom van de enen is steeds de armoede
van de anderen. Het geld dat de rijke aan de arme ontfutselt maakt dat
deze laatste niet alleen moet werken voor zijn eigen vrouw, maar ook nog
voor de koning, de handelaar of de kapitalist en daarmee ook voor diens
echtegenote(s), concubine(s) of hoer(en). De tijd die de economisch
zwakkeren moeten besteden aan extra werk wordt onttrokken aan hun
relatie, en het inkomen dat hen ontnomen wordt maakt hen minder
aantrekkelijk voor hun vrouwen. Ook zij werken hard, maar ze zullen
nooit de top van de piramide bereiken. Een handvol gelukkigen kan wat
hogerop geraken, maar het gros van de mannen trappelt ter plaatse, of
glijdt aan de rand van het vlot in de golven. De autocastratie van de
oervader vindt zijn verlengde in de castratie die hij oplegt aan de
onderdanen die zijn rijkdom produceren, en bij deze beide vormen van
castratie moeten we de onwil voegen om te vrijen met frigide vrouwen.
Ziedaar het seksuele drama dat zich afspeelt in de bijenkorf of de
termietenheuvel!
Alleen de gezegende die mooi is én zijn rijkdom erft kan aan dit lot
ontsnappen. Hij delegeert het aan degenen die hij voor zich kan laten
werken. Nog in het volle bezit van zijn schoonheid en zijn seksuele
vermogen kan hij zich de mooiste vrouwen toeëigenen en de kans dat die
niet alleen maar schoonheid tegen geld ruilen is dan ook iets groter.
Deze mannelijke autocastratie wordt slecht beschreven en nog gebrekkiger
verklaard. Bij Michelet wordt het tanen van de seksuele
aantrekkelijkheid van de presterende man toegeschreven aan zijn
'specialisering': 'Uitgerekend de specialisering die verantwoordelijk
was voor het succes in zijn beroep, zijn kunst of zijn wetenschap, is
verantwoordelijk voor zijn beperking en ontnam hem het oneindige, deze
grote illusie van de liefde' . Weininger is iets duidelijker: 'Terwijl
de vrouw geheel vervuld en in beslag genomen wordt door de seksualiteit,
bezit de man nog een dozijn andere interesses: wedstrijd en spel,
gezelligheid en drinkgelag, discussie en wetenschap, zaken en politiek,
godsdienst en kunst'. 'De vrouw is uitsluitend seksueel, de man is
tevens seksueel' . Ook bij Freud is de man tot hogere 'sublimatie' in
staat dan de vrouw. In zijn voetspoor baseert Unwin de superioriteit van
cultuurvolkeren tegenover primitieven op hun monogame inperking van de
seksuele lust .
MORTIFICATIO
MARTIS (2): ONTVADERING
De economische aantrekkelijkheid vervreemdt de man niet alleen van zijn
seksuele schoonheid en zijn seksueel vermogen, maar ook van zijn
vaderlijke natuur. Hoe harder de man moet werken om zijn weg naar de top
af te leggen of om de vrouwen van andere mannen aan de top te
onderhouden, hoe minder tijd hij zal kunnen doorbrengen bij zijn
kinderen. Hoe armer de man, hoe meer hij de zorg om zijn kinderen moet
afstaan aan zijn vrouw en aan gespecialiseerde opvoeders in scholen, die
productiever zijn, net zoals hoeren. En hij mag van geluk spreken als
hij ze niet reeds van kleins af aan het werk moet zetten om zelf de
eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Zijn aandeel in het vaderschap
reduceert zich tot bevruchting. Maar ook hier keert de economische
positie zich tegen het mannelijke verlangen: de economische macht van de
man neemt af met het stijgen van het aantal van zijn kinderen. Vandaar
dat de man zich zijn tweede vrouwen kinderloos wenst.
Zo keert geld, het wapen dat de triomf over de vrouw mogelijk maakte,
zich in de eerste plaats tegen zijn schepper, nog vooraleer de vrouw hem
ermee treft. Het reduceert hem tot kostwinner of carrièremaker die af en
toe een zaadje plant, en overigens met zijn seksualiteit en zijn
verlangen om zich voort te planten geen raad weet. Dat is een moment van
waarheid in het oervaderverhaal van Freud: dat de oervader zijn zonen
verjaagt! Geld wordt de kannibaal niet alleen van de vrouwelijke, maar
ook nog van de mannelijke natuur. De man wordt ontvaderd en ontmand: dat
is de dubbele betekenis van de castratie, waarvan Freud slechts de
seksuele kant van beschreef.
I
NKRIMPING VAN
LEVENSDUUR
Onze klaagzang is nog niet uitgezongen. Hij komt pas tot zijn hoogtepunt
als we het hierboven beschrevene in het perspectief van de gehele
levensloop plaatsen.
We zien dan niet alleen hoe de rijkdom van de man toeneemt met de
leeftijd, die zijn fysieke aantrekkelijkheid en zijn seksueel vermogen
in dezelfde mate doet afnemen, maar ook hoe omgekeerd de schoonheid van
de vrouw afneemt naarmate ze ouder wordt. Geen enkele vrouw ontsnapt aan
dit verval, dat zo schrijnend is verbeeld in Rodins 'Celle qui fût la
belle Heaulmière': de (steen geworden of in brons gestolde) tragedie van
figuren als Brigitte Bardot, Sylvia Christel enz. Ook Germaine Greer
weet inmiddels van wanten.
In dit tegengestelde verloop van de aantrekkelijkheid openbaart zich de
asymmetrie van de ruil tussen schoonheid tegen geld in al zijn glorie:
oude rijke mannen komen tegenover jonge mooie vrouwen te staan en
sluiten wat men in de Angeslaksische wereld treffend 'mei-decemberhuwelijken'
noemt. D. Buss, kwam na een jarenlang onderzoek naar de partnerkeuze bij
de mens tot de conclusie dat 'mannen de voorkeur geven aan jongere
partners en vrouwen aan oudere partners' . De specialisering van de
vrouw tot vrijster en die van de man tot kostwinner leiden tot een
reductie van de aantrekkelijke leeftijd, die alleen maar des te
pijnlijker wordt omdat bij de vrouw het leven wordt gereduceerd naar de
jeugd toe, bij de man naar de ouderdom toe.
Deze asymmetrie wordt alleen maar verhuld doordat een man niet altijd
wacht tot hij oud is om een vrouw te huwen, net zo min als een vrouw
wacht tot de prins harer dromen haar op de witte schimmel tilt. Als
jonge man is hij al blij als hij überhaupt een vrouw kan strikken, en
dat is in de regel een vrouw die zich eerder op de lage trappen van de
schoonheidspiramide bevindt. Tweede keus dus, waarvan hij slechts half
houdt. De blik blijft immers (net zozeer als die van de vrouw) heimelijk
gericht op de top van de piramide, met het oog waarop de man zijn
economisch vermogen uitbouwt. Beklimmen van hogere treden op de piramide
brengt aantrekkelijker vrouwen binnen zijn bereik. Zo bereikt de rijk
wordende man trapsgewijs de vrouw van zijn dromen. Dat resulteert in een
ketting van relaties, elk voor de duur van de bloeiperiode van één
vrouw: we verwezen reeds naar de manier waarop Ibn Saoed vierhonderd
vrouwen de revue liet passeren. Daarbij verzinken de paternosters van
figuren als Picasso en Chaplin in het niets. De man verbruikt daarbij in
principe zeven maal de zeven vette jaren van zeven vrouwen. Voor hem
worden de magere jaren alsmaar vetter. In de polygame versie neemt de
man steeds meer vrouwen naarmate zijn vermogen toeneemt. Op stamniveau
zijn het in de regel alleen oude mannen die meerdere vrouwen hebben,
terwijl de jongere mannen zich met één of geen tevreden moeten stellen.
Hier pas schept het 'tekort aan rijke mannen' het overschot aan vrouwen
dat nodig is om polygynie te realiseren. Pitt Rivers ziet over het hoofd
hoezeer deze economische verhoudingen in polygame gemeenschappen
verantwoordelijk zijn voor het uitstellen van de huwbare leeftijd van
mannen en daarmee voor het relatieve overschot aan vrouwen .
Dat geldt natuurlijk alleen maar voor de opklimmende mannen (in een
mobiele maatschappij). Tegenover degenen die trapsgewijs opklimmen staan
degenen voor wie het uitstel afstel blijft. Na een heel leven lang hard
gewerkt te hebben hebben ze nog altijd evenveel - of even weinig - geld
als in het begin, zodat ze gedwongen zijn met dezelfde vrouw oud te
worden.
Daartegenover staan de vrouwen uit zo'n mannelijke huwelijksketen. Bij
hen evolueert de huwelijkscarrière in omgekeerde richting: van hoge
status naar lage, en zonder trappen ditmaal: van de hemel storten ze in
de hel. Voor hen volgen op de zeven vette jaren, de tweeënveertig
magere. Na het verval van haar schoonheid werden vele haremvrouwen
opnieuw uitgehuwelijkt aan mannetjes die lager staan op de piramide, of
ze kwamen als hoeren of koppelaarsters aan de kost, voor zover ze zich
niet terugtrokken in de kloosters of veroordeeld werden tot de
bedelstaf.
Dat geldt natuurlijk alleen maar voor de mooie vrouwen die zich lieten
verleiden door de rijkste man. De minder aantrekkelijke vallen niet,
omdat ze nooit zijn opgeklommen. Uit angst voor de vrije val kiezen vele
vrouwen toch voor moederschap dat hen van trouwere mannen verzekert.
Onder dergelijke voortekens is de ideale carrière voor een vrouw om een
oude rijke man te strikken als ze jong is, als deze sterft zijn erfenis
op te strijken en dan met een jonge man te trouwen om kinderen te maken
en die dan door minder fortuinlijke geslachtsgenoten te laten zogen en
grootbrengen, zodat ze zich ongestoord in het amfitheater kan bewegen
zolang haar schoonheid het toelaat, en als die het laat afweten jonge
knapen te lokken met de goudstukken uit de beurs van haar overleden man
.
De inkrimping van de aantrekkelijke levensduur tot de zeven mooie jonge
jaren van de vrouw en de zeven rijke oude jaren van de man leidt
noodzakelijkerwijze tot herhaling van de relaties: de man die er steeds
nieuwe schoonheden op nahoudt is niet alleen polygaam in zoverre hij
meerdere schoonheden simultaan consumeert of tegelijkertijd een relatie
met een of meerdere echtgenotes onderhoudt, maar ook nog promiscu*, in
zoverre die relaties elkaar opvolgen. Naar deze promiscuïteit zal onze
aandacht in het volgende tweeluik uitgaan.
HET
SCHIMMENTHEATER
''De best betaalde
hoer Athenlais,die de stad in vuur en vlam zet,
ligt naakt naast mij in mijn droom, de hele nacht door tot het
ochtendgloren,
en ze geeft zich aan mij helemaal voor niets.
Niet langer zal ik de wrede schoonheid aanklagen, noch mezelf beklagen,
nu de slaap mij zoiets gunt'.
Een anonieme Athener .
De ruil van rijkdom tegen schoonheid brengt de mannetjes die verteerd
worden door hun seksueel verlangen geen soelaas: voor zover hun zwaard
nog gloeit komt het niet terecht in het hete vuur maar in een koele
schede.
Vrijen met een onbewogen vrouw doet uiteindelijk bij elke man de lust
vergaan: pas opwinden is immers opwindend. Vandaar de reeds vermelde
fascinatie van mannen door het beeld van vrouwen die zichzelf of elkaar
bevredigen, ook al worden zij daarbij uitgesloten.
Geen wonder dat vrouwen vaak een vertoning opvoeren of dat mannen vaak
het ontbrekende aanvullen in de fantasie. Daarmee is de basis gelegd
voor de ver-beeld-ing van de bewogen vrouw. De vrouw als
buikdanseres die na de verleiding ook nog het orgasme opvoert, maakt
geleidelijk plaats voor het vleesloze tweedimensionale beeld. We
beschreven de etappes in de ontwikkeling van dit imaginair amfitheater
in vorig hoofdstuk (Helena). In dit amfitheater van de beelden worden de
vrouwen ontdaan van hetzelfde lichaam, dat van hun weigering getuigt en
gesublimeerd tot pure beelden. De vrouw als beeld: dat is de vrouw zoals
de man ze zich wenst: mooi, uitnodigend en verlangend, en overigens
beschikbaar zonder omhaal. De vrouw als beeld kan alleen maar aanschouwd
worden en dat bespaart de man de ontgoocheling die dreigt bij tastbare
omgang. Als beeld is de vrouw bovendien nog goedkoper dan hoeren
geworden: een habbekrats volstaat. Geen wonder dat ontelbare mannen geen
interesse meer vertonen voor de werkelijke amfitheaters. Ze gaan
plaatsnemen in het schimmentheater, waar ze de geliefde opzoeken waarmee
ze ten slotte in afzondering gaan vrijen. Al ten tijde van de Grieken
werd een man zo verliefd op de Afrodite die Praxiteles beeldhouwde naar
het model van Phryne, dat hij ze 's nachts ging omarmen en er een vlek
op naliet. Zo lossen de bordelen, die zelf reeds de harems opvolgden,
zich op in een sterrenhemel van beelden, die vanuit het duister van de
filmzaal of het schemerduister van de huiskamer door begerige ogen
worden aangestaard.
In het schimmentheater herrijst de harem op (al dan niet hoog-)technologisch
niveau zoals in de beeldenharem van Boon. In zoverre de pin ups door
honderden bekeken worden veralgemeent het schimmentheater de
exhibitionistische polyandrie en weldra ook de dito polygynie. In
zoverre elke toeschouwer zich in zijn fantasie de enige waant is
veralgemeende maar imaginaire promiscuïteit* wellicht een betere
omschrijving van deze sociale relaties.
Na de echtgenote, de concubine en de hoer schiep de man zich
uiteindelijk een vierde soort vrouw, de allergoedkoopste: de vrouw als
pure verschijning. Zo eindigt hij als Fellini's Casanova in de armen van
een mechanisch bewogen ledepop (de echo van de pop waarmee Kokoschka het
theater bezocht of die waarmee Bellmer zijn sadistische fantasieën
construeerde). Ook Dali's 'Christus van Cadaquez', die met uitgestrekte
armen in de eierstokken van de baarmoeder verstrengeld voorovergebogen
aan zijn eigen penis hangt te zuigen hoort in deze reeks thuis, evenals
de hartstochtelijke masturbator Nietzsche die het uitschreeuwt: 'Ik leef
in mijn eigen licht, ik drink de vlammen in mij terug, die uit mij
breken'.
Zoals we bij 'Venus frigida' beschreven fantaseren uiteraard ook vrouwen
. Net zoals hun frigiditeit heeft ook hun fantasie een andere wortel:
fantaseren is alleen maar een zoveelste vorm van afwijzende triomf over
Mars insatiatus. Vandaar ook de geringe belangstelling van de vrouwen
voor het beeld: zich aan het beeld van een man verhangen ruikt haar te
zeer naar vernederende afhankelijkheid. Nader is haar de spiegel aan de
wand.
Het is niet overbodig erop te wijzen dat ook de omgang met ingebeelde of
nagebootste partners omgang is. Of om het met Paulus te zeggen: ook
zondige gedachten zijn zondig. Wie tijdens de coïtus in gedachten met
een ander vrijt wat reeds in de Kama Soetra wordt beschreven en vandaag
door velen ook nog wordt aangeprezen bedrijft ontrouw, en wel de meest
geraffineerde vorm ervan: niemand komt het te weten. Overigens zijn de
meesten die het toch weten zo afgestompt dat ze zich daar niet gekwetst
door menen te voelen. De taal steekt een handje toe bij de verdringing:
de term 'zelfbevrediging' verzwijgt dat de bevredigende hand alleen maar
het afstandsbediende voertuig is van een geest die nog geen lichaam wist
te vinden. Borneman seksuoloog en jaloersheidsexpert probeert een vrouw
van de verdenkingen van haar man vrij te pleiten met de
verontschuldiging: 'De vrouw had juist géén echtbreuk gepleegd, maar
alleen maar zichzelf bevredigd' .
De opeenvolging van harem over bordeel naar schimmentheater gaat gepaard
met een seksuele drooglegging. Seksualiteit wordt steeds meer
teruggetrokken uit leven. In de harem heeft elke vrouw een seksuele
relatie. Bij gespecialiseerde hoeren worden de moeders thuis drooggelegd
(al dan niet met hun instemming). Vanaf de opkomst van het
schimmentheater worden ook nog de hoeren drooggelegd. De seksuele
activiteit neemt toe, maar de sociale contacten nemen af. Deze beweging
preludeert de ascese als ultieme doorlegging. Maar dat is stof voor ons
achtste hoofdstuk.
POLYGAMIE EN
POLYGAMIE IS VEEL (2)
Vooraleer naar het volgende hoofdstuk over te gaan moeten we nog even
stilstaan bij de gevolgen van het bovenstaande voor ons begrip van
polygamie. Op het einde van 'De mooie vrouw' moesten we het begrip
polygamie inhoudelijk differentiëren door polygamie van de verleiding,
van het vrijen, van voortplanting en van samenwerken te onderscheiden.
Na dit hoofdstuk over 'De rijke man' stuiten we op een nieuw probleem. 'Gamos'
betekent huwelijk. In strikte zin betekent 'polygamie' dan ook dat
iemand met meerdere partners gehuwd is. We stellen voor om de betekenis
van de term uit te breiden zodanig dat hij ook de minder omvattende en
minder langdurige relaties met concubines en hoeren kan omvatten evenals
de vluchtige polygamie van de verleiding en voor alles de omgang met
beelden .
Polygamie betekent dan niet alleen dat men met meerdere partners gehuwd
is, maar ook dat men er meerdere concubines op nahoudt of bij herhaling
meerdere hoeren bezoekt, of tenslotte ook dat men met beelden omgaat.
Polygamie kan ook betekenen dat men met één of meerdere partners gehuwd
is en daarnaast relaties onderhoudt met concubines, hoeren of beelden.
Meest voorkomend is het patroon waarbij een combinatie gerealiseerd
wordt tussen een relatie met een echtgenote waarbij men kinderen heeft
en een relatie met een concubine of hoer waarmee men vrijt, of het
patroon waarbij een monogame man een druk seksueel leven leidt in het
schimmentheater, al dan niet simultaan met zijn omgang met een echte
vrouw. Vele auteurs vervalsen het beeld op de werkelijkheid door slechts
huwelijken in de economische en inhoudelijke zin (als relatie tussen
economisch samenwerkende ouders) in rekening te brengen. Men kan dan
zonder problemen beweren dat Westerlingen monogaam zijn: hun
'buitenhuwelijkse' relaties of hun uitstapjes in het schimmentheater
zijn dan immers geen relaties. Malinowski rekent seksuele relaties niet
tot het huwelijk. Murdock slaagt er pas in de polyandrie tot een
'antropologische rariteit' te reduceren nadat hij zich eerst beweerde
dat 'seksuele privileges geenszins huwelijken zijn'. Volgens dezelfde
Murdock is 'de uitbreiding van seksuele rechten' van een man op de
zussen van zijn vrouw of van de vrouw op de broers van haar man
'geenszins een zeldzaam fenomeen'. Polygynie en polyandrie komen dus
frequenter voor dan men zou denken (en dat geldt ook ook het later te
bespreken seksueel communisme en promiscuÏteit ).
De ontwikkelingen die we in 'De mooie vrouw' en 'De rijke man'
beschreven dwongen ons niet alleen de polygamie inhoudelijk en formeel
te differentiëren. Ze maken ook duidelijk dat de nieuwe relaties niet
meer te vatten zijn in termen van eenzijdige polygamie. Een hoer is
seksueel polyandrisch in zoverre ze meerdere vaste klanten heeft, en dat
is vaak het geval met de mooiste en succesrijkste exemplaren. Maar ze
kan geen aanspraak maken op de exclusieve liefde van de minnaars in haar
harem. Mannen hebben naast hun relatie met de hoer in de regel ook een
relatie met een vaste huwelijkspartner (of andere vaste hoeren). Of een
aantal jongeren is vaste klant bij de gemeentelijke hoeren, zoals bij de
jongeren in middeleeuwse stadsbordelen. De polyandrie van de hoer staat
dus tegenover de polygynie van de man: er is geen sprake meer van
eenzijdige polygamie, maar van wederzijdse polygamie. Heeft de hoer
slechts eenmalige relaties met telkens andere mannen, dan is de term
'polygamie' al helemaal niet meer van toepassing, omdat een eenmalig
contact moeilijk een relatie genoemd kan worden. We zullen voor dit
relatiepatroon de term 'promiscuïteit'* introduceren.
De hoer confronteert ons dus met twee nieuwe relatiepatronen:
wederzijdse polygamie en promiscuïteit. Deze zullen het onderwerp worden
van ons volgende tweeluik.
©
Stefan Beyst.