het gezin en de oergroep


hoofdstuk tien van 'de ek-stasen van eros'


De drie-ene liefde
Een kind is ons geboren
Vaders
Monopedie
Liefde en voortplanting
De afwezige vaders
Papageno en Papagena
De kindereters (1)
Grootouders
De endogame groep
Exogamie
Het verminkte oerlichaam
Gemeenschapsliefde
De kindereters (2)
Zoonloze vaders en moeders van lichamen
Onze vader die in de hemelen zijn...
De gemeenschap
De onbevlekte ontvangenis
De goddelijke harem



Diotima tot Socrates:

'Bemerkt ge niet hoe opgewonden alle dieren worden, wanneer zij begeren te verwekken, zowel de dieren op de grond als de gevleugeld? Zij zijn alle in een ziekelijke en verliefde toestand, eerst om met elkander te paren, daarna om hun kinderen te voeden; zij zijn bereid om voor hen tot het uiterste te vechten, de zwakste tegen de sterkste en voor hen te sterven, en zelfs door honger te worden gekweld om ze groot te brengen en alles voor hen te doen. Van de mensen zou men kunnen denken dat ze dat doen uit verstandelijke overwegingen, maar wat is de oorzaak van zul een verliefde toestand bij de dieren?'. 'De sterfelijke natuur zoet zoveel mogelijk eeuwig te zijn en onsterfelijk. Dat kan zij alleen doordat zij telkens een nieuw jonge wezen in plaats van het oude achterlaat'.

Plato, Symposium.

Onze analyse van de liefde in haar drie dimensie lijkt nu voltooid. De seksuele liefde is echter slechts de horizontale as van een kruis, waarvan de verticale as de parentale liefde is. De onderste helft van deze verticale as wordt gevormd door de liefde tussen ouders en kinderen, de bovenste helft door de liefde tussen grootouders en ouders. En dit kruis staat weer ingeschreven in een cirkel. Deze ontstaat doordat de beide assen van het kruis zich in een eeuwige omwenteling transformeren in elkaar: kinderen worden geliefden en geliefden worden ouders van weer nieuwe kinderen. Uit deze wenteling wordt de gemeenschap geboren en daarmee een derde vorm van liefde: de communale liefde. De vierdelig beweging, waarin de seksuele liefde zich ontplooit, ziet zich dus voort in een driedelige, die haar samen met de twee andere liefdes inschrijft in één gesloten geheel. Laat ons stap voor stap deze nieuwe beweging volgen.


EEN KIND IS ONS GEBOREN

Geliefden verlangen van elkaar dat ze productief elkaars complement worden en consumptief elkaars spiegelbeeld. Naarmate ze daarin slagen, verlangen ze niet alleen naar de eenwording in het orgasme. Ze willen ook eenworden in hun kind, waarin ze zich verdubbelen. Het doel van de samenwerking tussen de ouders en van hun liefde is immers het kind. Bij dit einddoel flakkert de liefde pas goed op. De fascinatie door de schoonheid en het genot van de samenwerking hebben slechts de kracht die middelen toekomt. Het verlangen van de geliefden naar een kind waarin ze zich kunnen verdubbelen, vindt zijn tegenhanger in het verlangen van het kind om het evenbeeld te worden van vader of moeder. Het immense gevoel van geluk dat zowel het kind als de ouder ervaren bij het waarnemen van gemeenschappelijke trekken - van aangetroffen of gerealiseerde identiteit - is nauw verwant met het gevoel dat verliefden kan overrompelen. Zowel ouders en kinderen als verliefden menen in elkaar hun diepste wezen te herkennen. Naar analogie van de seksuele verliefdheid zouden we hier kunnen spreken van een parentale verliefdheid. Deze nieuwe fase bevrijdt liefde ervan als middel doelloos te blijven: pas in het gemeenschappelijke verlangen naar een kind vindt verliefdheid haar voltooiing. Daarzonder blijft ze onvervuld. Maar met deze vervulling wordt ook een tweede liefde geboren: de parentale liefde tussen ouder en kind. We weten inmiddels dat deze parentale liefde de evolutionistische voorloper is én het fundament van de seksuele liefde.

De metamorfose van geliefden in ouders heeft als gevolg dat de beide soorten liefde, waarvan de ene uit de andere is ontstaan, elkaar wederzijds gaan versterken. Deze wederzijdse inductie gelijkt sterk op de wijze waarop samenwerken en vrijen elkaar aanwakkeren binnen het raam van de seksuele liefde. Parentale liefde versterkte de seksuele liefde: hoezeer men op elkaar verliefd is, blijkt pas uit de bereidheid vader en moeder te worden voor elkaar. Pas het verlangen naar een kind is het bewijs dat men van de geliefde houdt. De geboorte laat bovendien een even sterke indruk na op de geliefden, als destijds de eerste blik waarmee ze verliefde werden op elkaar. Elke man die zijn geliefde vrouw een gewenst kind heeft zien baren, weet dat de bevalling een diep en onuitwisbaar spoor grift in de ziel. De kreten van de bevalling vinden hun weerga slechts in het orgastische kreunen, waarvan ze de echo zijn. Ten slotte vergroot de opvoeding van de kinderen de noodzaak tot bevredigend samenwerken, dat op zijn beurt weer het seksuele verlangen naar elkaar versterkt. Parentale liefde verrijkt niet alleen de seksuele liefde, de verrijkte seksuele liefde werkt ook terug op de parentale: men houdt des te meer van zijn kinderen naarmate men meer van elkaar houdt. Omgekeerd doet elke afstand tussen de geliefden ook de kloof toenemen tussen hen en hun kinderen. In het wondermooie lichaam dat vrouwen hebben tijdens de zwangerschap, zijn beide liefdes verdicht voor het oog van de vader. Een zwanger lichaam is alleen maar onaantrekkelijk voor wie de vader niet is, of voor wie vader is geworden tegen zijn zin. En na de geboorte kent niemand grotere vreugde dan wanneer hij na een gedeeld orgasme zijn mooie kinderen mag omhelzen en samen geniet van de mate waarin ze lijken te beantwoorden aan de verwachtingen. Wat op het eerste gezicht liefde lijkt te verhinderen - het krijgen van kinderen - is in werkelijkheid alleen maar de vervulling ervan. In die zijn zijn kinderen inderdaad een band.

Naar het voorbeeld van Freud, die het kruis als symbool voor de coïtus ziet, zouden we hier kunnen spreken over het liefdeskruis. De horizontale as vertegenwoordigt de relatie tussen de ouders, de verticale die tussen ouders en kinderen. Vooraleer de bovenste helft van de verticale as ter sprake te brengen, moeten we eerst nog even aandachtiger kijken naar de onderste helft.


VADERS

Bij de mens omvat de ouderzorg niet alleen het fysiek grootbrengen van de kinderen (voeding), maar ook het doorgeven van traditie (opvoeding). Ouders moeten er immers niet alleen op toezien dat het genetische programma, dat ze via de bevruchting hebben opgesteld, in optimale omstandigheden kan worden uitgevoerd. Ze moeten bovendien een aantal open programma's cultureel invullen. Daartoe ontwikkelde het mensenkind een onstuitbare drang tot nabootsen. Dit verlangen om het evenbeeld te worden van een voorbeeld, is alleen maar te vergelijken met het hypnotische verlangen waarmee geliefden zich willen aanpassen aan elkaar. De kinderlijke drang tot nabootsen hecht zich aan het voorbeeld van de ouders. Deze voelen omgekeerd een even onstuitbare aandrang om zich op te stellen als na te volgen voorbeeld voor hun kinderen. Het spiegelbeeld dat geliefden voor elkaar proberen te worden, weerspiegelt zich zelf weer in de kinderen. Een belangrijk gevolg van deze ontwikkeling mag ons niet ontgaan. Bij de mens worden de geslachtelijk gespecialiseerde rollen in de economische samenwerking én in het vrijgedrag zelf traditioneel ingevuld. Ze moeten dus worden aangeleerd. Moeders kunnen zich wel als voorbeeld voor hun dochter opstellen, maar alleen van vaders kunnen zonen hun rol leren. Een moeder kan haar zoon geen mannelijk beroep leren en nog minder hoe hij zich als man moet gedragen. Vaders zullen dus net zo lang bij hun traag opgroeiende kinderen moeten blijven tot ze cultureel volwassen zijn geworden. Menselijke vaders moeten dus meer doen dan moeders helpen bij het grootbrengen van hun kinderen of dan kinderen voeden en ebschermen. Ze zullen ook actief moeten deelnemen aan de opvoeding (een trend die al bij primaten aanwezig is). Menselijke opvoeding kan niet plaatsgrijpen in het kader van een man-moedergezin: alleen een vader-moedergezin kan volstaan. en dat vader-moedergezin zal minstens moeten standhouden tot het laatste kind is grootgebracht. Mannen zijn niet alleen maar bevruchters en werkende vaders, maar ook nog opvoedende vaders. Dat dwingt ons ertoe nog een lacune op te vullen in het beeld van de symmetrie tussen de geslachten. We hadden het al eerder over de weerzin van vrouwen om op te gaan in het moederschap. Deze perverse neiging bestaat uiteraard ook - en misschien zelfs bij uitstek - bij de man: hij verwacht van zijn tweede vrouw op zijn minst dat ze kinderloos blijft. MONOPEDIE We beschreven eerder de evolutionistische trend naar monopedie: de afname van het aantal kinderen naarmate er meer zorg aan moet worden besteed. Wat geldt voor monogamie als waarborg voor de kwaliteit van seksuele relaties, geldt ook voor de opvoeding. Hoe veeleisender en veelzijdiger de relatie tussen ouder en kind, hoe minder kinderen een ouder met succes kan grootbrengen. De relatie met een kind is aanvankelijk alleen 'fysiek', maar ze wordt steeds veelzijdiger: naast de voeding komt de opvoeding in al haar facetten. De relatie met een mensenkind veronderstelt levenslange parentale trouw en een verregaande exclusiviteit. in de eerste plaats de kinderen zelf sturen daarbij aan op monopedische trouw: ze willen enig kind zijn en blijven. De spreekwoordelijke jaloezie van kleine kinderen op hun concurrenten is het complement van hun exclusieve parentale verliefdheid op de ouder (van hetzelfde geslacht). En net zozeer als ontrouw aan de seksuele partner getuigt van het verlangen naar monogame trouw, getuigt de ontrouw van het kind aan zijn ouders van zijn verlangen naar monopedische trouw. Tegenover het verlangen van het kind om enige jongen of enig meisje te zijn, staat het verlangen van elke ouder naar één uitverkoren kind. In het ideale geval zal het paar zich dan ook verdubbelen in één jongen en één meisje: de vader in een zoon en de moeder in een dochter. Wat wij hier als ideaal voorstellen, is voor velen een nachtmerrie (bijvoorbeeld voor de Chinezen). Pas wanneer ouders ook hun verlangen om zich voort te planten afstaan aan de volgende generatie, kunnen ze de droom van Abraham realiseren. Het reproductief vermogen van elk ouderpaar verdubbelt immers door introuwen vaan een vrouw voor de zoon en van een man voor de dochter. Een tweede generatie produceert vier nieuwe (klein)kinderen en die verdubbelen zich weer tot acht. Uiteindelijk bevindt elkaar paar zich aan de wortel van een zichzelf verdubbelende reeks, terwijl de omvang van de gehele populatie toch constant blijft. Als dat probleem is opgelost, duikt er een ander op: ouders kunnen hun kinderen niet kiezen zoals hun geliefden hun lief. Ze worden tot nader order geproduceerd door de roulette van de genen. Ouders moeten vaak een hele reeks kinderen maken om er uiteindelijké én van het gewenste geslacht te hebben: dat was al het probleem van Hendrik VIII. Bovendien is er altijd slecht één kind dat het best voldoet aan de verwachtingen naar verdubbeling: dat was dan weer het probleem van King Lear. Ook hier bestaan er aantrekkelijkheidspiramides en die zijn vaak aanleiding voor ontrouw van de ouders aan de kinderen die ze al maakten. Kinderen reageren daarop door op zoek te gaan naar echte of gefantaseerde vervangouders, voor wie zij zijn uitverkoren. De ontrouw van de kinderen is een reactie op de polypedie van de ouders. Beperking van het aantal kinderen is niet alleen een wens van ouders en kinderen en een noodzaak voor de kwaliteit van de opvoeding, ze is ook bevorderlijk voor de kwaliteit van de seksuele relatie. Wat geldt voor de vermenigvuldiging van seksuele partners, namelijk dat de kwaliteit afneemt met het aantal relaties, geldt immers a fortiori voor de uitbreiding van de seksuele relatie met kinderen. Tenzij we te maken hebben met aanvullende polygamie (een kinderloze vrijster naast een seksueel frigide moeder) betekent elke bijkomende partner ook minstens één kind erbij. Het aantal relaties wordt bij elke nieuw uitbreiding gekwadrateerd en in hetzelfde versnelde tempo moet dan ook hun kwaliteit afnemen. Polygamie van rijke vaders (of moeders) verdoezelt dit alleen maar, omdat de ouders hun rol afstaan aan opvoeders. Merkwaardig genoeg pleiten uitgerekend degenen die menen dat contact met kinderen de seksuele relatie verarmt, vaak tegelijkertijd voor verrijking van diezelfde relatie door seksuele polygamie én door maatschappelijke relaties (de carrière). Ook de toenemende energie die zowel mannen als vrouwen moeten investeren in kinderen leidt er bijgevolg toe dat hun seksuele relaties neigen naar monogamie.


LIEFDE EN VOORTPLANTING

De innige verbondenheid van seksuele en parentale liefde wordt door de meeste auteurs over het hoofd gezien of ontkend. Een eerste reeks auteurs wil daarbij de combinatie tussen seksuele liefde en voortplanting - zoals ze in de coïtus is ingeschreven - ongedaan maken. Ze doen dat door coïteren te reduceren tot bevruchting. Voor hen is seksualiteit geen recreatie, maar procreatie. In een wereld waarin vrouwen ofwel vrijsters ofwel moeders waren, werd dit standpunt verdedigd door alleen die alleen oog hadden voor de relatie met moeders. Voor hen hoeft er geen seksuele relatie tussen de ouders te bestaan: af een toe een bevruchting kan volstaan. Het huwelijk is in de eerste plaats een gemeenschap van ouders. We vinden deze opvatting vooral bij joodse en christelijke auteurs. Anderen ontkennen omgekeerd elke relatie tussen liefde en voortplanting. Voor hen horen in een liefdesrelatie geen kinderen thuis. Alberoni windt er geen doekjes om: 'De aanwezigheid in huis van de kinderen vernietigd dikwijls in de man een bepaald soort doldwaze erotiek (...) omdat men zich moet inhouden, zich moet verbergen, bepaalde uren moet aanhouden, geen lawaai mag maken, omdat in de beperkte huiselijk ruimte het dionysische exces, het luidschreeuwende paradijs, de volledige en exclusieve versmelting met de vrouw niet kan losbreken, niet kan plaatsvinden zonder dat er iets tussenkomt. Voor deze auteurs moeten de kinderen dan ook worden opgevoed door tot moeders gereduceerde vrouwen in de harem of het huisgezin, of door gespecialiseerde opvoeders (privé of door de staat). Voor zijn seksuele relatie moet de man buiten het huwelijk terecht. Ook bij talloze primitieve volkeren wordt het seksueel contact getakt na de voortplanting en pas weer opgenomen na de borstvoeding. Zeldzaam zijn daarentegen de auteurs die in ouderschap de voltooiing van de seksuele liefde zien. Wijd verbreid was weliswaar het geloof dat bevruchting alleen mogelijk was als de vrouw een orgasme kreeg. Weinigen trokken echter uit het samenvallen van bevruchting en orgasme de conclusie dat ook de seksuele en parentale rol samenhoren. Alleen Ortega y Gasset schrijft voluit: 'De echte liefde mondt uit in de min of meer duidelijk wens de vereniging te symboliseren in een kind, waarin de volmaaktheden van het geliefde wezen voortduren en worden bevestigd'.

Dat neemt niet weg dat vele pleiten voor een huwelijk waarin zowel plaats is voor voortplanting als voor lustvolle seksualiteit. Bij joodse en christelijke auteurs is het motief daarvoor in eerste instantie het verijdelen van de promiscue en polygame verlokkingen. Deze pleidooien gaan zelfs gepaard met aanbevelingen aan de man om samen met zijn vrouw de maaltijden te gebruiken en haar gezelschap te houden. De burgerij neemt een positiever standpunt in. Dat geldt inzonderheid voor de Puriteinen die zich afzetten tegen de communale Ranters en polygame adel. Hun socialistische en anarchistische erfgenamen volgen hen daarin. De als heidens ervaren 'zedenverwildering' waar bovenvermelde religieuze auteurs zich tergen verzetten, wordt nu - ironisch genoeg - bestempeld als christelijk/feodaal. Tegenover de scheiding tussen seksualiteit en voortplanting, die hoort bij de scheiding tussen vrijsters en moeders, tussen marriage de raison en liaison d'amour, ontwikkelen zij het ideaal van een seksualiteit die in het huwelijk moeten worden geïntegreerd. Het zijn hun stemmen die worden samengebald in de banvloek waarmee Mozarts Commandeur don Giovanni de hel in drijft. Michelet neemt het op tegen 'la barbare impiété des temps gothiques' met de kreet : 'La femme est pure!"' Daarmee bedoelt hij niet dat ze niet mag vrijen, maar integendeel dat ze niet mag worden opgesplitst in hoer en moeder. Michelet veroordeelt namelijk de gotische feodalen en geestelijken, omdat ze van mening waren 'dat het huwelijk slechts het kind ten doel had, en daarbij vergaten dat de vrouw, vooraleer moeder te zijn, in de eerste plaats echtgenote is en metgezel van de man'. Tegenover de harem en het bordeel - zeg maar het paleis van Versailles - pleit Michelet dan ook voor een idyllisch herdershuisje, voor de inrichting van een gezellig kooitje waarin de man de vrouw verlokt. Ze trekken zich beiden terug in alle afzondering: 'Het geheim van de liefde is dat men zich veel moet bekommeren om elkaar, dat men in elkaars gezelschap moet vertoeven, zo vaak en zo intiem mogelijk.' Geen feodale meiden of knechten in huis: man en vrouw moeten elkaar helpen en elkaar bedienen. en, overeenkomstig de ons al bekende relatie tussen samenwerken vrijen, ook geen afzonderlijke slaapkamers in de stulp; Man en vrouw horen in één bed, en wel een ruim bed, niet alleen om er te genieten en uit te rusten, maar ook om er de 'zielen in een gedachtewisseling te verzoenen'. als tegenhanger van het gotische altaar: het burgerlijke bed als 'grand communcateur' en wat er zich in afspeelt als 'communion'. Dit streven moest stuiten op de toenmalige economische verhoudingen en de gebrekkige technieken voor geboortecontrole, die de man veroordeelden tot maatschappelijke werk en de moeder tot het kraambed. Michelets vogelkooitje moest zich dan ook noodgedwongen ontpoppen tot de onderaardse kerke, van waaruit weldra met zwermen tegelijk feministische vleermuizen als wraakgodinnen zouden losbreken. Pas later begint men door te hebben wat de tralies waren. Havelock Ellis meent dat geboortebeperking de materiële voorwaarden zal scheppen die de 'communie van de lichamen' kan laten uitgroeien tot 'communie van de ziel'. En wat hij daarmee bedoelt is dat in het huwelijk niet alleen plaats moet zijn voor de voortplanting, maar ook voor het 'spirituele' - lees erotische - aspect. De christenen wilden de heidenen overstijgen. De burgerij wilde het beter doen dan de feodalen en de christenen. Ellis daarentegen wilde zich evolutionistisch verheffen boven de dieren en de 'lagere mensenrassen'. Dit is meteen de opsomming van de drie fasen in de geschiedenis van de 'romantische' moderne liefde. 'Twijfelaar' is een treffende naam voor bedden die het midden houden tussen het eenpersoonsbed van de asceten en het ruimte bed van Michelets samenwerkende en samenvrijende paar. Hij is echter ook van toepassing op de vele auteurs die wel toegeven dat seksualiteit een rol kan spelen in de aantrekkingskracht tussen man en vrouw, maar die betwijfelen dat zoiets precairs het cement kan zijn van hun relatie. De seksuele aantrekkingskracht is immers van voorbijgaande aard. Als de seksualiteit het laat afweten als band, dan moet ouderliefde die taak overnemen. Vele auteurs zien de aflossing van seksuele door parentale liefde alleen plaatsgrijpen bij de vrouw. Zo beweert de ons al bekende Alberoni, die hierboven meende dat kinderen niet rijmen op erotiek, in dezelfde adem dat 'voor veel vrouwen de zwangerschap een verrijking is van de liefde voor haar man' en dat 'sommige vrouwen zich pas volledig verliefde voelen wanneer ze ook moeder zijn'.


DE AFWEZIGE VADERS

De seksuele liefde wordt net zo min als parentale liefde correct begrepen, laat staan dat men oog zou hebben voor de samenhang tussen beide. Dat blijkt vooral uit het feit dat het evolutionistisch zeer uitzonderlijke fenomeen van - in principe - toegewijde mensenvaders nauwelijks werd gethematiseerd. Dat heeft de theorie over de vaderwording van de man gemeen met die over de mooiwording van de vrouw. Zeldzaam zijn de auteurs die begrijpen wat het belang is van vaderschap bij de mens. Bijna alle theorieën daarentegen laten alleen moederliefde ontstaan uit de evolutie en zien in de vaderliefde slechts een product van de cultuur. De meeste auteurs zijn zozeer verblind door het reëel bestaande vaderschap, dat ze de vader uitsluitend erkennen in zijn economische functie; hij moet de moeder voorzien van het nodige opdat zijn haar ouderlijke taak zou kunnen uitvoeren. Dezelfde Alberoni die bij de vrouw de voltooiing van de liefde in zwangerschap beschrijft, ziet de man slechts als beschermer en kostwinner: 'De door de omgang met zijn vrouw en zijn kind ontwikkelt zich bij hem een andere vorm van liefde. Dat is een liefde doordrenkt van plichtgevoel, van verantwoordelijkheidsgevoel, iets wat het mannetje van het menselijk ras heeft geleerd in de miljoenen jaren van zijn menswording gedurende dewelke hij, als jager en krijger, zijn gebied moest verdedigen en tegelijkertijd de vrouw en de ongewapende zwakke kleine kinderen'.

In al deze theorieën stijgt de menselijke vader nauwelijks uit boven zijn dierlijke voorlopers. Zo ontbreekt in de theorie over de menswording uitgerekend datgene wat er, naast de mooiwording van de vrouw, de kwintessens van is: de vaderwording van de man. Niet als bandeloze bevruchter, niet als polygame en promiscue vrijer is de man mens, maar als opvoedende vader. En omdat deze slechts dierlijke mannen zo lang met de lauweren gingen lopen, kon de vader slechts optreden als hoeder van de zaadjes die zij hadden geplant: als lachwekkende heilige Jozef, het complement van don Juan.


PAPAGENO EN PAPAGENA


Ook in de literatuur zijn positieve verhalen over ouderschap eerder zeldzaam. Voor zover relaties tussen ouders en kinderen worden beschreven, behandelen ze problematische relaties zoals die van Kronos, Abraham en Izaak, King Lear en Mutter Courage. Mensen die lol hebben aan kinderen worden steevast afgeschilderd als lachwekkende figuren zoals Papageno en Papagena, de laag bij de grondse tegenhangers van Tamino en Pamina, die zich wijden aan meer verheven taken. Rondom het krijgen van kinderen hangt hetzelfde lachwekkende, romantisch rozige geurtje als rond verliefd worden: dat hebben de kinderkamer en de parkbank gemeen. Een uitzondering zijn de verhalen over Jezus en over wonderkinderen zoals Mozart. De beschrijving van de tweede vervullingsfase van liefde blijft dan ook grotendeels onverwoord: ze wordt alleen geluisterd in de kinderkamers of in gelukkige gezinnen, alsof ze het schrift schuwde. In de wereld van de plastische kunsten liggen de zaken gunstiger. In de christelijke wereld zijn er veel afbeeldingen gemaakt van Maria met het kindje Jezus, al dan niet in gezelschap van Jozef. Weininger merkt daarbij schamper op dat de 'vroeger zo algemene overschatting van Rafaël is weggeëbd' en dat degenen die het onderwerp nog behandelen geen niveau meer halen. Andere opvolgers van Rafaëls madonna's vinden we in familiealbums en op de kasten van grootmoeders, in de massale productie van foto's van kinderen en in de wereld van de reclame. Portretten van gezinnen plachten vroeger in vele huiskamers te hangen, maar ze zijn danig uit de mode geraakt. Afgezien daarvan blijken ook hier, net zozeer als in de literatuur en in de werkelijkheid, kinderen en geliefden het niet met elkaar te kunnen vinden. Alleen Amerikaanse presidenten moeten zich op hun foto's als geliefden voordoen en er nog hun kinderen bij opvoeren ook.

Ouders zijn daarentegen wel ruim vertegenwoordigd in de literatuur voor zover ze vanuit het standpunt van de kinderen worden bekeken. Van Oedipoes, over Emile tot talloze romans vandaag, vooral sedert de psychoanalyse, verschijnen ze daar steevast als producenten van jeugdtrauma's, dus geenszins als inspirerende, maar eerder als te vermijden voorbeelden. En dat herinnert er ons uiteraard aan dat het met de reëel existerende familie niet zo rooskleurig is gesteld.


DE KINDERETERS (1)

Ofschoon de seksuele liefde zich noodgedwongen ontwikkelt tot parentale liefde, wil in de eerste plaats de perverse beweging deze ontplooiing blokkeren. In het exhibitionistische amfitheater is voor kinderen geen plaats. Dezelfde economische omstandigheden, die alleen maar olie gieten op het vuur van de perverse trend, tasten ook de relatie tussen ouders en kinderen fundamenteel aan. Bekijken we een en ander van dichterbij.

Van oudsher willen vele paren het ouderschap uit de weg gaan. Getuige daarvan is de ontwikkeling van allerlei technieken om zwangerschap te vermijden: van verlengde borstvoeding, over min of meer efficiënte voorbehoedmiddelen en min of meer beschaafde vormen van abortus, tot onbeschaafde vormen van kindermoord zoals de val in de afgrond van de Spartanen, verdrinking in de Gele Rvier bij de Chinezen, verstikking door proppen rijst in de keel zoals bij de Indiërs of ten slotte het rauwe kannibalisme van de Australische inboorlingen. De meisjesmoord van McLennan is slechts een bijzonder geval van de op veel grotere schaal bedreven kindermoord. In het merendeel van de gevallen zijn deze ingrepen geïnspireerd door overbevolking: ze zijn dan ingegeven door het streven naar geboortebeperking. De kinderen die worden geacht tot de 'bevolking' te behoren, worden echter niet veel beter behandeld. Ofwel kunnen hun ouders onderaan de piramide onvoldoende middelen opbrengen om ze groot te brengen. Ze staan ze dan noodgedwongen af aan andere ouders (door verkoop of als vondeling). Zodra de maatschappelijke arbeidsdeling dat toeliet, konden beter gesitueerde vaders de opvoeding van hun zonen afstaan aan gespecialiseerde opvoeders, terwijl ze de last van kleine kinderen in de armen van hun vrouwen legden. Vrouwen die het zich konden veroorloven, probeerden op hun beurt deze last van zich af te wentelen. Ze legden hun kinderen aan de borst van minnen of zochten koortsachtig naar allerlei vervangmiddelen voor moedermelk. De omgang met de kinderen wordt dan gereduceerd tot het strikte minimum van voeding en verzorging. Vroeger werden kinderen vaak in doeken gewikkeld en ergens aan een haak gehangen (opdat de ratten er niet mee zouden gaan lopen). Vandaag worden ze al kort na de geboorte in crèches gedeponeerd. De school, televisies en computerspelletjes nemen de rol van babysitters over in het voetspoor van de pensionaten en jeugdbewegingen. Vele ouders voeden hun kinderen al helemaal niet meer op, maar worden gedwongen om ze voor zich te laten werken. Nog erger is het gesteld met kinderen die door hun ouders gewoonweg in de steek worden gelaten. In de talloze reuzesteden van de Derde Wereld vormen ze dan kinderbenden.

In de praktijk blijkt het ouderschap dus het complete tegendeel van het beeld dat we hierboven schetsten. Wellicht is het met ouderliefde nog erger gesteld dan met de seksuele liefde. Mensen geven er zich even hartstochtelijk aan over, als dat ze gedoemd lijken erin te mislukken. Dat praktisch niemand aan ouderschap wil verzaken, heeft allicht te maken met het feit dat ouderschap een van de weinige taken is waar men zich onmisbaar en onvervangbaar in kan voelen. Voor kinderen is men immers de 'ene en enige', voor de man slechts voortplantingsmachine en voor de maatschappij alleen maar onbenul. Men zou kunnen aanvoeren dat de slechte behandeling van kinderen het gevolg is van onbetrouwbare voorbehoedmiddelen, die talloze ongewenste zwangerschappen veroorzaken. De invoering van betrouwbare voorbehoedmiddelen leidt echter wel tot vermindering van het aantal kinderen, maar niet tot de toename van het aantal kinderloze paren. Mensen willen dus wel kinderen, maar zodra ze die hebben, worden ze even parentaal frigide als ze seksueel impotent en frigide waren in het huwelijk. De weigering berust dus niet op het feit dat kinderen ongewenst zijn, maar op andere gronden. Die zijn anders voor mannen dan voor vrouwen.


GROOTOUDERS

O weiter, StillerFriede!
So tief im Abendrot.
Wie sind wir wandermude -
ist dies etwa der Tod?

Eichendorf op muziek van R. Strauss, Vier letzte Lieder

Dat menselijke vaders niet alleen beschermen en voeden, maar ook nog opvoeden, onderscheidt hen van hun dierlijke tegenhangers. Onze soort vertoont naast vaders in de echte zin van het woord ook nog een ander merkwaardig specimen: grootouders. Mensenmoeders overleven hun vruchtbare periode (menopauze) en ze promoveren daarbij hun mannen door parallelle evolutie tot grijsaards. De zin van deze evolutionistische trend is gemakkelijk te achterhalen. Hoe trager dieren groeien, hoe meer ze kunnen leren, hoe langer hun ouders voor hen zullen moeten zorgen, hoe langer ten slotte die ouders zullen moeten leven na hun laatste bevruchting of na hun laatste zwangerschap. Darbij verzwakt wel hun lichaam, maar hun geest wordt een schatkamer van onmisbare ervaring. Taal laat toe die ervaring ook nog door te geven. Terwijl in het ouder wordende lichaam de geslachtsorganen in hun fertiele functie verschrompelen, ontwikkelen de hersenen zich tot de organen van een nieuw soort culturele voortplanting door traditie. De ziel in de hersenen van de grootouders wordt via verbale bevruchting overgeplant in de volwassen geworden kinderen. Bij de mens is de taak van de voortplanting dan ook niet afgelopen als de geslachtsorganen hun fertiele taak hebben volbracht en als de werkende handen de lichamen van de kinderen hebben grootgebracht. De geestelijke voortplanting neemt pas zijn aanvang als dit proces zich heeft voltrokken. De tradities die moeten worden doorgegeven, behelzen immers in eerste instantie de kennis over opvoeding. Die kunnen ouders pas nà afloop van hun taak als ouders doorgeven aan hun kinderen, die intussen zelf vader en moeder zijn geworden. Ouders hebben dus grootouders nodig die hen moeten leren om vader en moeder te zijn.

De evolutie van de derde leeftijd schept nieuwe overlevingskansen door de ontwikkeling van cultuur mogelijk te maken. Ze schept echter ook nieuwe problemen. Grootouders worden pas goed vatbaar voor alle kwalen van de ouderdom: verval (in de eerste plaats dat van de lichamelijke schoonheid), ziekte en dood. Het verval van hun lichaam bezorgt grootouders een nieuwe plaats in de arbeidsdeling. Hun kinderen zijn lichamelijk volwassen geworden en zorgen nu op hun beurt voor zichzelf en voor hun kinderen. De grootouders worden daardoor ontslagen van de lichamelijke zorg voor hun kinderen, maar ze moeten nu elkaars vervallen lichamen ondersteunen. Op de duur worden ze daarbij ook nog afhankelijk van hun kinderen Als zij zich als ouders goed van hun taak hebben gekweten, zullen de kinderen dat met liefde ook voor hen doen. De vader-moeder-gezinnen kunnen om al deze redenen niet uiteenvallen na de lichamelijke voortplanting. De trouw tussen ouders en kinderen zal levenslang moeten duren, net zoals die tussen man en vrouw. De seksuele functie van de geslachtsorganen zal zo mogelijk intact moeten blijven om het paar levenslang bij elkaar te houden. Maar tijdens het proces wisselen de rollen tussen ouder en kind: wie hielp moet nu geholpen worden. Bejaarden kunnen elkaar niet verlaten als met de voltooiing van de lichamelijke voortplanting ook de teloorgang van hun eigen lichaam een aanvang neemt. Alleen al hun band als geliefden zou zoiets niet toelaten. Ze hebben elkaars lichaam hartstochtelijk liefgehad en kunnen het ook niet loslaten als het fysiek begint af te takelen. Terwijl met het fysieke verval ook de seksuele aantrekkelijkheid verdwijnt en het seksuele vermogen taant, raakte ze als samenwerkend paar danig op elkaar ingespeeld. Zozeer zelfs dat de bevrediging door de zorg voor elkaar tot een voortdurende bron van warmte en genegenheid uitgroeit, vergelijkbaar met de koestering die het kind bij de moeder voelt. Voor het verlies van de passie die ze vroeger konden opbrengen voor de schoonheid en de kracht van elkaars lichamen, worden zij ruimschoots gecompenseerd door de wetenschap dat ze die wisten door te geven aan een volgende generatie. Terwijl zij - niet zonder heimwee - hun seksuele genot afstaan aan hun kinderen, kijken hun kleinkinderen er reikhalzend naar uit. Grootouders hebben niet alleen hun lichamelijk taak voltooid, maar weldra ook hun geestelijke taak. Het belang van samenwerking en seksuele liefde als instrument van de voortplanting neemt in verhouding af. Omgekeerd wint het doel ervan steeds aan belang. De plats van samenwerking en seksuele liefde als band wordt dan ook almaar meer ingenomen door het gedeelde genot aan het aanschouwen van het eigen lichamelijke en geestelijke wezen in een volgende generatie. Hier is het ware geluk voor oude mensen te vinden. Bij de brahmanen bestaat nog het wijze gebruik dat iemand asceet wordt vanaf het moment dat zijn kleinkind het levenslicht ziet. Bij ons daarentegen doen vele ouder worden mensen krampachtige pogingen om het verval van hun lichaam te stoppen, in plats van te genieten van de jeugdige verschijning van hun kinderen. De vrouwen die zo hartstochtelijk met de schoonheid van hun dochters willen concurreren, en daar de ingrepen van de plastische chirurgen niet voor schuwen, hebben niet alleen de volledige seksuele liefde gemist, maar ook nog hun ouderschap. Zo vergaat het ook de mannen die de potentie van hun zonen benijden en daar zelfs erectieopwekkende injecties in de penis voor over hebben. Vooral paren die nooit kinderen hebben gehad of die zich niet om hun kinderen bekommerden, moeten hun bestaan als geliefden proberen te rekken of proberen te vernieuwen door een huwelijk met een jongere partner. Degenen die hun leven doorbrachten in de exhibitionistische amfitheaters zijn daar met hun vervallen lichaam in toenemende mate persona non grata en willen vaak in extremis nog de vaste relatie aangaan die ze hun leven languit de weg gingen. Intussen hebben ze wel verspeeld wat een levenseinde met zo'n vast partner pas leefbaar maakt. We verwijzen aar Odysseus en Penelope, naar Byron, naar Sarah Bernardt. Pas wie geen grootouder wordt, moet nogmaals vrij(st)er worden. De gemiste voltooiing van het leven in de kinderen wordt dus op de seksuele as gecompenseerd door verleidende minnaar te willen blijven. Er bestaat ook een compensatie op de parentale as. Veel grootmoeders willen moeder blijven voor hun kleinkinderen en veel mannen ontdekken pas in hun kleinkinderen wat ze als vader verzuimden. De gemiste voltooiing van het leven maakt ten slotte ook nog het sterven tot probleem. Bang voor de dood zijn we pas omdat we individuen zijn geworden, die zich in een seksuele ascese van het andere geslacht isoleren en in een parentale ascese ook nog van de vorige en volgende generaties. We willen niet alleen als lichaam eeuwig jeugdig blijven, maar ook nog eens als ziel onsterfelijk zijn. Echte eeuwigheid en onsterfelijkheid is pas diegenen gegund die hebben begrepen dat ze geen individuen zijn, maar slechts helften, dividuen. Deze helften vinden hun voltooiing pas in een paar en hun continuïteit slechts door zich te verdubbelen in een nieuwe generatie. Terwijl de Taoïsten de eeuwige jeugd nastreefden door nog op latere leeftijd seksueel actief te blijven - weliswaar zonder zaadlozing - meenden de Confucianisten dat echte onsterfelijkheid pas kan worden bereikt door zich van een nageslacht te voorzien. Er zit enig sarcasme in de opvatting van Taoïsten en Grieken dat sperma afkomstig is uit de hersenen en dat voortgezette seksueel activiteit op bejaarde leeftijd debiel maakt. Het zijn ook pas dezelfde Griekse vaders die de opvoeding van de zielen van hun zonen overlieten aan 'zieleminnende leraars', die hun onsterfelijkheid niet meer in liefde voor hun nageslacht, maar in liefde voor de eeuwige waarheid dienden te zoeken.


DE ENDOGAME GROEP

Vele auteurs beschreven hoe grootouders van beide geslachten een belangrijke rol hebben gespeeld in de vroegere stadia van de menselijke ontwikkeling en bij primitieve volkeren. Dat gegeven werd echter nooit verrekend in theorieën over de samenlevingsstructuur (behalve dan onder de vorm dat er een 'gerontokratie' bestaat). En dat is des te meer betreurenswaard, omdat pas het bestaan van die derde generatie de sleutel is voor de reconstructie van de samenlevingsvorm in de menselijke oertijden. Wat zijn immers de gevolgen van de aanwezigheid van grootouders voor de structuur van de menselijke oergroep?

Bij vele soorten komen als sociale eenheden alleen parentale groepen voor: Groepen van ouders (veelal moeders) en kinderen. Deze eenheden worden elke generatie opnieuw gevormd en weer opgelost: de jongen verlaten hun moeder zodra ze op hun eigen poten kunnen staan of zodra ze geslachtsrijp geworden zijn. elke band wordt verbroken. Ouders en kinderen herkennen elkaar niet meer.

Een eerste stap naar sociale continuïteit wordt gezet wanneer de seksuele relatie tussen het ouderpaar blijft behouden gedurende meerder voortplantingscycli, in plaats van zich na elke cyclus op te lossen. Dat is het geval bij vele monogame vogels. De jongen verlaten wel telkens opnieuw de ouders, maar de ouders vormen een durende sociale eenheid. Ook deze groepen lossen zich echter op na de dood van één van de partners (of bij voorafgaande ontrouw). De situatie verandert drastisch wanneer naast de seksuele band tussen de ouders ook nog de parentale band tussen ouder(s) en kinderen behouden blijft. Dat gebeurt vooral onder invloed van verlengde groei, soms onder druk van ecologische omstandigheden. De band tussen ouders en kinderen kan in principe worden behouden zowel in moederlijke als vaderlijke lijn. Gezien de toenemende specialisering van de moeders op de voortplanting, ligt het behoud van het contact tussen moeder en dochters voor de hand. Hierbij ontstaat voor het eerst een sociale formatie die onsterfelijk is zolang de generaties zich er blijven in aflossen: de parentale groep overleeft voortaan de afzonderlijke individuen die er deel van uitmaken. Zo'n groep kunnen we matrilineair noemen. De opgroeiende mannetjes worden uit de matrilineaire groep gestoten die hen heeft voortgebracht, of ze verlaten hem zelf en proberen binnen te dringen in één of meer vreemde matrilineaire groepen. Dergelijke matrilineiare groepen zijn dus 'exogaam': de kinderen ervan paren met partners die zijn geboren uit een andere lijn. Een matrilineaire parentale groep wordt daardoor op de horizontale seksuele as aangevuld door (promiscue, monogame of polygame) seksuele groepen. Dergelijke formaties vinden we bij beren, olifanten en chimpansees.

We weten inmiddels dat ook bij de mens de generaties durend met elkaar verbonden blijven en wel doorheen beide geslachten. De menselijke groep is dus parentaal lineair doorheen drie generaties, en dat zowel in moederlijke als in vaderlijn lijn: grootvaders wille bij vaders blijven en vaders bij zonen; grootmoeders willen bij moeders blijven en moeders bij dochters: op de seksuele as zijn grootvaders aan grootmoeders gebonden en vaders aan moeders. Niemand kan de groep nog verlaten. Allen zijn eraan gebonden: verticaal door parentale banden, horizontaal door seksuele banden. Alle kinderen zullen dus hun seksuele partners moeten zoeken in de groep die hen voortbracht en grootbracht. Daarom kunnen we deze merkwaardige sociale formatie karakteriseren als de endogame groep: een verzameling paren waaruit kinderen groeien die onderling opnieuw paren vormen, en zo tot in de eeuwigheid. Pas de endogame groep is het werkelijke menselijke in-dividu, waarvan de zes soorten onderdelen slechts dividu zijn, en wel zesden. En pas dit individu is, als wat blijft bestaan doorheen de aflossing van de talloze dividuen die erin opgaan, de eeuwige maar aardse collectieve ziel van de mens. deze ziel wordt niet door een god geschapen, maar door de mensen zelf, en wel op de meest aardse wijze: doordat alle volwassenen zich paren aan het andere geslacht en doordat ze kinderen maken die ouders en grootouders worden. Deze aardse, bovenindividuele ziel kunnen we, naar analogie met het mystiek lichaam van de kerk, het natuurlijke lichaam van de mens noemen. Pas daarin realiseren alle dividuen hun zin.

Meteen stelt zich de vraag: hoe groot is zo'n groep? De omvang ervan kan in principe variëren tussen minimaal zes leden en miljarden. In de praktijk zijn er in de eerste plaats puur technische beperkingen. Tenzij alle broers met hun zussen trouwen - en dat is slechts als uitzondering mogelijk, zoals we in het laatste hoofdstuk zullen aantonen - moet elk grootouderpaar relaties onderhouden met andere kerngezinnen uit de tweede generatie: uit die generatie kiezen hun kinderen immers hun partners. En vermits alle (in)dividuen zich in de ruimte bevinden, zal het aantal verplaatsingen toenemen dat nodig is om de liefde als nabijheid te realiseren. Ongetwijfeld kunnen de technologie van de verplaatsing (inclusief overbrengen van stemmen, beelden en weldra ook aanrakingen allerhande) de grenzen enorm verleggen In afwachting daarvan moest men het ion de oertijden noodzakelijkerwijze met beperkte groepen stellen. In de tweede plaats zijn er de beperkingen die worden opgelegd door ecologische omstandigheden. In de oertijden kan de endogame groep nooit groot zijn geweest, om de doodeenvoudige reden dat met zijn omvang ook de oppervlakte toeneemt van het gebied dat hij moet bestrijken. en dat kan aardig oplopen: Lee en De vore schatten de benodigde omvang bij laag ontwikkelde technologie op 278klm per persoon. Dat betekent dat het aardoppervlak voor de ontwikkeling van de handel en landbouw slechts onderdak kon verschaffen aan een paar miljoen mensen. We nemen dan ook aan dat de mens lange tijd leefde in kleine groepen van een paar tientallen. Zo'n groepen zullen we horden noemen. Deze bevonden zich op grote afstanden van elkaar in uiteenlopende ecologische nissen (dalen tegenover berg, kusten tegenover binnenland) elk met eigen technologische tradities. Het succes van de endogame samenlevingsvorm als sociale aanpassingstrategie moest noodzakelijkerwijze leiden tot geleidelijke aangroei van de horde. Boven een bepaald niveau valt de samenhang niet meer te realiseren, omdat het gebied dat de horde bestrijkt onbeheersbaar groot wordt. Dit noodzaakt tot splitsing van de groep en spreiding van een een of beide onderdelen over nieuwe gebieden. Zo werd geleidelijk het gehele aardoppervlak als beloofd land ingenomen.


EXOGAMIE

We kunnen ons gemakkelijk voorstellen hoe de horde onder druk van bepaalde ecologische factoren werd gedwongen om zich te splitsen in kleinere onderdelen, of dat omgekeerd de toegenomen bevolkingsdichtheid de horden nauwer met elkaar in contact bracht. In beide gevallen wordt de samenhang van de horde bedreigd. Omwille van de ecologische voordelen zouden sommigen immers kunnen besluiten om zich van de rest van de horde te isoleren door alleen maar te huwen binnen hun eigen onderdeel. Omgekeerd zouden anderen kunnen besluiten om zich te versmelten met (het onderdeel van) een andere horde door elkaars vrouwen als huwelijkspartners aan te bieden. Om de samenhang van de groep en zijn reproductie doorheen steeds nieuwe generaties te garanderen, moeten er dan afspraken worden gemaakt. Het zal verboden moeten worden om buiten de groep te trouwen. De feitelijke endogamie wordt dan tot uitgesproken endogamiegebod. Zo'n gebod beschermt tegen versmelting met andere groepen, maar niet tegen uiteenvallen de groep in kleinere onderdelen. De gezinnen van de endogame groep moeten zich dus ook verbinden tot onderlinge uitwisseling van hun kinderen. De eenvoudigste en meest gebruikte methode om dat te realiseren is de groep te verdelen in twee of meer onderdelen en af te spreken dat jongens van de ene helft huwen met meisjes uit de andere helft en omgekeerd. Daarbij ontstaat het exogamiegebod. Dat gebod verbiedt meteen te huwen binnen het eigen onderdeel van de groep. Deze exogamie geldt slechts binnen de perken van het endogamiegebod: men moet zijn partner kiezen buiten het eigen onderdeel, maar binnen het geheel. Zodra de omvang van de groep op die manier is bepaald én vastgeld ter reproductie in de volgende generaties, spreken van geregelde stammen en niet meer van spontane horden. De exogame onderdelen van een stam zullen we hier gemakshalve 'clans' noemen. De menselijk exogamie onderscheidt zich van de bovenvermelde dierlijke, doordat ze opereert binnen de grenzen van een voorafbestaande endogamie. De stam als vernieuwde sociale aanpassingsstrategie bood weer nieuwe overlevingskansen. Niet de gehele stam moet immers op een homogeen territorium zijn gevestigd, maar elke helft (of een nog kleiner onderdeel) kan zich op een gespecialiseerd territorium vestigen (bijvoorbeeld kust en binnenland, berg en dal). De specifieke voordelen van elk deelterritorium kunnen dan via huwelijk aan beide helften ten goede komen. Als gevolg van de interne specialisering kan de omvang van de endogame groep toenemen. Een tweede fase in de bevolkingsexplosie wordt daarmee ingeluid.


HET VERMINKTE OERLICHAAM

We weten inmiddels dat de endogame groep als horde en als stam wordt aangetast door de ontwikkeling van de maatschappelijke arbeidsdeling. De interne specialisering binnen de stam stuit immers noodzakelijkerwijze niet alleen op sociale, maar ook op ecologische grenzen. Boeren kunnen wel overleven op een zeer klein territorium, zoals een delta , maar dan alleen als grondstoffen worden aangevoerd vanuit de territoria van steeds meer vreemde stammen. Zo wordt koper aangevoerd uit de bergen om bijlen te maken. De handel tussen vreemden moet het huwelijk tussen clans vervangen. De stam als economische eenheid moet plaats ruimen voor een net van maatschappelijke coöperanten, die met zijn allen een uiteindelijk wereldomvattende maatschappij zullen vormen. En daarmee is niet alleen het lot van de stam, maar ook die van de endogame groep bezegeld. De seksuele en parentale relaties die de basis vormen van de endogame groep, worden van hun economisch kern beroofd en ingeschakeld in een nieuwe structuur. Zij moeten er voortaan slechts voor zorgen dat de maatschappelijke producten via seksuele en parentale arbeidsdeling over de geslachten en de generaties worden verdeeld. Aan elke maatschappelijke coöperant is (zo mogelijk) een seksuele coöperant verbonden en (zo mogelijk) daarvan afhankelijke kinderen en bejaarden. Het parentaal-seksuele kruis dat de endogame groep bond, wordt opgelost in zijn membra disjecta. Die voegen zich samen tot nieuwe sociale eenheden, die slechts aanhangsels zijn van een netwerk van maatschappelijke relaties: parentaal-seksuele formaties zoals gezinnen, drie-generatie-gezinnen, 'extended families', communes of harems; puur seksuele formaties met conubines, hoeren, beelden of vrij(st)ers; puur parentale formaties zoals moeder-kind- of grootmoeder-moeder-eenheden; en ten slotte de negatie van elke formatie: mannelijke en vrouwelijke celibatairen en loslopende kinderen. Al deze nieuwe formaties onderscheiden zich van de endogame voorloper in twee opzichten: én door het feit dat ze niet alle vijf de relaties tussen de zes mogelijke dividuen bevatten, én doordat ze langs de drie coördinaten van perversie, polygamie en promiscuïteit afwijken van de oermonogamie en oermonopedie. In de plaats van in de ongeschonden endogame groep zal de liefde zich voortaan moeten zien te ontplooien binnen het raam van al deze min of meer zwaar geamputeerde formaties. De gesloten endogame groep kan economisch uitgehold overleven als kaste, maar hij heeft dan alleen maar een politiek functie (bijvoorbeeld een maatschappelijk beroep erfelijk veilig stellen). Ook als slechts politieke formatie is hij gedoemd om het af te leggen tegen volledig gedesksualiseerd en gedeparentaliseerde politiek gehelen zoals staten, partijen, vakbonden enzovoort. Omgekeerd kunnen deze nieuwe gehele evolueren in de richting van de endogame groep. Dat doen ze wanneer ze generaties lang blijven bestaan, wanneer het lidmaatschap ervan erfelijk is (bijvoorbeeld staatsburgerschap, godsdienst) en wanneer de leden ervan onderling beginnen te huwen. Net zoals de kaste echter kunnen zij noot méér worden dan slecht passende en elkaar overlappende omhulsels rond het steeds groeiend, maatschappelijke lichaam.


GEMEENSCHAPSLIEFDE

We beschreven eerder hoe ouders en kinderen aan elkaar gelijk willen worden. Op basis daarvan ontstaan mannelijke en vrouwelijke tradities, die doorheen vele generaties worden doorgegeven. De manier waarop het kind het ouderlijke voorbeeld nabootst, herinnert ons aan de wijze waarop geliefde zich vormen naar elkaar elkaars beeld en gelijkenis. Maar er is meer. De kinderen waarin zo'n ouderpaar zich verdubbelde, moeten kunnen huwen met de kinderen van andere paren. Om dat mogelijk te maken moeten alle paren hun kinderen vormen naar hetzelfde model en elkaar dus ook nabootsen in horizontale lijn. Traditie veronderstelt hier ook diffusie, eerst tussen de twee helften van het paar en vervolgens ook tussen de paren onderling. Deze alzijdige onderlinge nabootsing van de leden van de endogame groep stamt evolutionair uit de nabootsing van de ouders door het kind. Ze ontstaat in de verticale parentale as en breidt zich vervolgens uit over de horizontale, seksuele as van het paar, om te slotte door de onderlinge aanpassing van de paren de gehele gemeenschap te omsluiten in één gesloten identiteit. zo ontstaat de collectieve, culturele ziel van de endogame groep, die wordt belichaam in alle leden ervan. Het oerpaar is het archetype van dergelijke groepsidentiteit. Hieronder zullen we bestuderen hoe het wordt gereduceerd tot mannelijke god. Hier wortelt de onuitroeibare nabootsingsdrang die mensen ontwikkelen ten opzichte van elkaar, binnen wat zij als hun groep ervaren. Deze drang om zich alzijdig tot voorbeeld voor elkaar op te stellen en elkaar na te bootsen kreeg van diverse auteurs verschillende namen: 'kudde-instinct' bij Le Bon, 'Inductie' bij Mc Dougall, 'identificatie' bij Freud, 'mimesis' bij Girard enzovoort.

Net zoals het paar op basis van seksuele liefde en de ouders op basis van parentale liefde, moet de endogame groep worden gebonden op basis van wat we communale liefde zullen noemen. En net zoals seksuele liefde zich manifesteert in coöpereren en coïteren, zo zal ook de communale liefde haar uitdrukkingswijze moeten hebben. Het is niet moeilijk om te weten bij elk gedrag deze liefde zal aanleunen op haar uitdrukkingsmiddel te vinden. In de manier waarop de ouders zich als voorbeeld opstelt en waarop het kind met trots laat zien hoezeer het kan nabootsen, herkennen we meteen de oervorm van de communale liefde: het opvoeren van de onderlinge gelijkheid. De groep drukt zijn samenhorigheid uit door om het even wat gezamenlijk en op dezelfde wijze uit te voeren, door de collectieve identiteit te demonstreren. Dat gebeurt bij uitstek in daartoe speciaal ontwikkelde, rituele gedragingen (zoals gemeenschapseigen dansen). Reeds het waarnemen van identiteit tussen ouder en kind of tussen man en vrouw is een bron van verliefd geluk voor beiden, maar dat geldt bij uitstek voor de waarneming van de identiteit van allen met allen binnen de endogame groep. De uitdrukking van communale liefde leunt dus niet aan (onder meer), bij borstvoeding als parentale liefde, noch( onder meer) bij voortplanting als seksuele liefde, maar bij nabootsing tussen de generaties en de geslachten, bij diffusie en traditie. Pas hier wordt duidelijk waarom geliefden bij voorkeur met gelijken trouwen (homogamie) en waarom ze zich aan elkaar gelijk willen maken waar er verschillen zijn. Pas nu begrijpen we goed waarom ze bij hun keuze zowel streven naar gelijkheid met de ouders (traditie) als naar gelijkheid tussen de partners (diffusie). We komen daar uitvoeriger op terug in het hoofdstuk over de orgie. Pas hier wordt ten slotte duidelijk dat het wederzijdse streven naar gelijkheid tussen ouders en kinderen (parentale verliefdheid) en het wederzijdse streven naar gelijkwording tussen geliefden (seksuele verliefdheid) functioneel zijn verbonden met het streven naar gelijkwording van allen met allen in de endogame groep (communale verliefdheid). We zagen al hoe de endogame groep een gesloten geheel is als gevolg van zijn endogamie én als gevolg van ecologische omstandigheden. Binnen dit gesloten geheel worden de eigen culturele tradities doorgegeven. De groepen evolueren min of meer onafhankelijk van elkaar en geven elk andere tradities door. Hun endogamie is dus niet alleen positief gefundeerd in onderlinge bindingen, maar ook negatief in het verschil dat mogelijke huwelijkspartners uit verschillende groepen scheidt. In dat verschil wortelt alle xenofobie, elk afstoten van vreemden en hun gebruiken. Dat wordt alleen maar versterkt doordat de rituele gedragingen die de eigen identiteit moeten versterken, veelal in tegengestelde zin worden ontwikkeld als die van de buren. Waar de ene groep clitoridectomie bedrijft, probeert de andere door aanhoudende stimulatie de clitoris tot bovenmaatse proporties te doen toenemen.


DE KINDERETERS (2)

Het bovenstaande maakt pas duidelijk hoezeer niet alleen de seksuele, maar ook en bij uitstek de parentale liefde werd beschadigd. Niet alleen de relatie tussen ouders en kinderen, maar vooral die tussen grootouders en ouders is welhaast volledig aangetast. Daarvan getuigt dat we ons seksuele en parentale relaties alleen kunnen denken binnen het aam van het kleingezin. Deze beschadiging voltrok zich in verschillende fasen.

De politieke consolidatie van de stamstructuur vereist allerlei regelingen die de band tussen de generaties ondergraven: de 'overwegend) unilineaire erfelijkheid van clan, van woonplaats, van economische goederen enzovoort. Het doet er niet toe doe deze erfelijkheid in mannelijke of vrouwelijke lijn verloopt: in alle gevallen doorbreekt ze de continuïteit doorheen het uitgesloten geslacht. Zo moeten de dochters het ouderlijk huis verlaten bij erfelijkheid van woonplaats in de mannelijke lijn, terwijl de zonen het contact met hun ouders kunnen bewaren. Het omgekeerde geldt voor zonen bij erfelijkheid van woonplaats in de vrouwelijke lijn. Het uiteenvallen van de endogame groep bij het ontstaan van de maatschappij slaat een diepere wonde. In de onderste geledingen van de maatschappij wordtaanvankelijk aan velen de toegang ontzegd tot het huwelijk en daarmee tot de kinderen die voor hun ouders moeten zorgen als ze oud zijn. Omgekeerd moeten vele kinderen worden onterfd om het familie-eigendom ongedeeld te kunnen laten. Zo worden bijvoorbeeld alle dochters en vele zonen onteigend bij erfrecht van de eerstgeboren zoon. De wonde treft ook nog het hart, vanaf het ogenblik dat de maatschappelijke coöperatie de mogelijkheid schept om te overleven zonder de vorige generatie. Naarmate de ouders zich terugtrekken in de kleine zelfstandige economische eenheid van het kerngezin, moeten bejaarden zich van een pensioen verzekeren ter economische 'zelfbevrediging'. Dat is een late wraak van de voormalige kinderen op hun behandeling door de bejaard geworden kindereters. De kindereters produceren oudereters, die hun ouders alleen maar zo snel mogelijk het graf in wensen. De bejaardenhuizen zijn aan gene zijde van het leven de tegenhangers van de crèches en de scholen, die de ouders aan deze zijde voor hun kinderen hebben geconstrueerd. Bejaardenhuizen, crèches en scholen zijn op de parentale as, wat de fabrieken en winkelcentra zijn op de seksuele as. Hoe drukker het er in al deze maatschappelijke formaties aan toe gaat, hoe leger de woonkamers worden. Niet alleen lopen er geen seksuele partners meer rond, maar ook geen kinderen meer, en al al helemaal geen grootouders.


ZOONLOZE VADERS EN MOEDERS VAN LICHAMEN

De ontwikkeling van de maatschappelijke coöperatie slaat echter nog diepere wonden, en die treffen vaders anders dan moeders. Onderzoeken we eerst waar vaders worden getroffen. Op stamniveau oefenen alle mannen hetzelfde beroep uit. De zoon zal dus automatisch de opvolger worden van zijn vader, en zich daarbij inschrijven in een eindeloze, zichzelf herhalende reeks. De ontwikkeling van maatschappelijke arbeidsdeling maakt het uitzicht op deze eeuwige reproductie van vader in zoon steeds uitzichtlozer. In de eerste plaats drijft ze de concurrentie op, zodat de ontwikkeling van talenten een grotere vlucht neemt. Een vader kan zich daarbij tot zo'n grote hoogte ontwikkelen, dat hij alleen maar kan uitsterven in de schimmige schaduw van zijn zoon. Dat was het geval met Bach en zijn zonen. Omgekeerd kunnen geniale zonen hun vader over het hoofd groeien: een korte opflakkering wordt dan des te dramatischer afgebroken door een lege stilte. Dat was dan weer het geval met vader en zoon Mozart. In de tweede plaats verkleint de steeds verder schrijdende specialisering de kans dat de zoon hetzelfde beroep kan uitoefenen als de vader. Een tijdlang konden in traditionele maatschappijen beroepen erfelijk zijn, maar in moderne industriële maatschappijen is daar geen sprake meer van. Hoe gespecialiseerder een opgave, hoe kleiner de kans dat de benodigde aanleg zal worden gevonden bij de eigen kinderen. Bovendien ontwikkelen er zich steeds nieuwe specialismen terwijl oude verdwijnen en bestaande bij elke generatie worden verbeterd. Voor nieuwe specialisme zijn er geen vaders, voor verdwijnende geen zonen, en voor blijvende kunnen de vaders hun zonen niet meer volgen of omgekeerd.

De arbeidsdelige maatschappij kenmerkt zich ten slotte ook door een sterk piramidale opbouw, met bovenaan de prestigieuze beroepen en onderaan een brede waaier van minderwaardig emplooi. Geen vader wenst zich zijn zoon op dezelfde lage positie op deze piramide. Het verlangen naar verdubbeling neemt dan de gedaante aan van een vrees voor verdubbeling, de wens dat het kind een hogere positie zal innemen en dus verschillend zal worden. De ontwikkeling van de maatschappij berooft dus het vaderschap van zijn centrale geestelijke kern. Erfelijke beroepen zijn curiosa geworden, zoals in componistenfamilies, notarisgeslachten, of in mijnwerkersdynastieën. Gespecialiseerde leraars moeten voortaan instaan voor de opleiding van de zonen. Zij verlokken in naam van de maatschappij - én van hunvaders - de zonen tot het in de steek laten van hun vaders en daarmee tot geestelijke vadermoord. Dat heeft twee gevolgen. In de eerste plaats worden mannen, die al door hun vrouwen in de kou werden gezet, nu ook van hun zonen beroofd. Nadat ze als mannen tot seksuele ascese werden gedoemd, rest hun als vaderloze zonen niet veel meer dan zich onverwekt te wensen en als zoonloze vader ook nog onsterfelijk. Onverwekt en onsterfelijk: zo is sedert Plato de ziel. En deze kille ziel is de man die tweemaal werd gecastreerd, van zijn lustorgaan én van zijn voortplantingsorgaan. In de tweede plaats is de diefstal van de ziel van zijn zonen het diepste motief waarom de man dan maar hun lichaam afwentelt op zijn vrouw, die het zonder enthousiasme voedt, was en verschoont. Tegenover de tot ziel gereduceerde man, staat de tot lichaam gereduceerde moeder, die lichamen baart. De vrouwen die in de perifere regionen van de bijenkorf/termietenheuvel het lot van de hysterectomie moesteen ondergaan, werden daar pas goed kwetsbaar voor na hun voorafgaande hysterogenese, hun baarmoederwording. Treffend schrijft Weininger: 'De moeder verzorgt de physis van haarkind, en niet de psyche'. Uiteindelijk verschijnen ook hier - naast de ons al bekende promiscuen en asceten op de seksuele as - ook nog de atomen van de parentale as: pure individuen, die hun eigen begin- en eindpunt in de tijd zijn: eenzaten, die niet meer een vorige generatie met een volgende verbinden. Deze belichamen zich in de puur individuele zielen, die na hun dood het lichaam verlaten waarin ze bij de geboorte waren ingedaald; zij zijn slechts vluchtige bezoekers van het ondermaanse, waarin moeders instaan voor de continuïteit in den vleze.


ONZE VADER DIE IN DE HEMELEN ZIJT....

Diotima tot Socrates:

'Goddelijke mensen hebben een veel engere gemeenschap en hechtere vriendschap met elkaar, omdat zij gemeenschappelijk schonere en onsterfelijkere kinderen bezitten, dan de kinderen die de natuur schenkt. Ieder zou liever zulke kinderen willen verwerven dan lijfelijke, wanneer hij bewonderend ziet naar Homeros en Hesiodos en de andere grote dichters, wat voor nakomelingen zij nalaten, die hun onsterfelijke roem en nagedachtenis verschaffen, daar zij zelf onsterfelijk zijn'.

Plato, Symposium

Dezelfde beweging die vaders zoonloos maakt, maakt zonen vaderloos. Zoonloze vaders, die hun voorbeeld toch nagevolgd willen zien, vinden gewillige volgelingen in vaderloze zonen, die toch een voorbeeld willen navolgen. Dezelfde maatschappij die vaders berooft van de zielen van hun lichamelijke zonen schenkt hun in ruil de zielen uit lichamen die door andere mannen zijn verwekt. Zo treffen vaderloze zonen en zoonloze vaders elkaar in de maatschappij, als in een hemel van geestelijke verwantschap, ver verheven boven de aarde, waar in het gezin de lichamen in bloedverwantschap worden verwekt.

De gehele mannelijke wereld wordt daardoor op geestelijk niveau genealogisch geherstructureerd. De bloedverwante stambomen moeten plaats ruimen voor geestelijke. Het vroegst grijpt deze ontwikkeling plaats op vlak van de ambachten. In de geschiedenis van de kunsten nemen lijfelijke stambomen zoals die van de familie Bach een steeds meer ondergeschikte plaats in. Sedert de opkomt van de wereldgodsdiensten worden, met uitzondering van de islam, de erfelijke priesterkasten, zoals die van de joden of hindoes, vervangen door geestelijke opvolging, zoals die van de pausen in de christelijke kerk of van de Dalai Lamas in Tibet. Sedert de burgerlijke revoluties worden dynastieën van vorsten vervcangen door opeenvolging van verkozen presidenten. Enzovoort. In deze geestelijke werelden hebben een klein aantal prestigieuze vaders talloze zonen. Deze zonen willen allen ooit de vader overtreffen, maar slechts uitverkorenen slagen daarin. Wie het hoogste niveau niet haalt, blijft zoonloos. Hij geeft er dan ook vaak de voorkeur aan zelf zoon te blijven van een bewonderde vader. Waar volwassenen mannen op stamniveau elkaars gelijken waren, schikken ze zich nu op een verlengde parentale as onder als zonen van de uitverkorenen uit hun rangen die hun geestelijke vader werden. Hier, in deze geestelijke wereld, vinden we pas de verhouding tussen de oervader en zijn zonen, die Freud ten onrechte meende aan te treffen in de aardse oervaderhorde. Vermits geestelijke vermogens - niet anders dan rijkdom - alleen maar toenemen met de leeftijd, zijn geestelijke vaders inderdààd zeer oud. Hun zonen zijn wel lichamelijk volwassen en hebben wellicht al lichamelijke kinderen verwekt, maar geestelijk blijven ze levenslang zoon. Dat hebben ze gemeen met hun platvloersere tegenhangers: mannen die rijk willen worden. Wat erg is, geestelijke vaders overleven de dood van hun lichaam. Na hun dood kan men wel de plaats van hun lichaam innemen op de troon (het geval van Freud en Jung) maar hun prestige blijf alle toekomstige zonen terroriseren: het overleeft in hun geheugen of spreekt uit hun onvergankelijke werken. De stichters van geestelijke genealogieën werpen hun schaduwen ver in de toekomst: Mozes en Boeddha, Plato en Aristoteles, Alexander en Caesar, Christus en Mohammed, Michelangelo en Titiaan, Bach en Mozart, Napoleon en Hitler....In die schaduwen gedijt, zoals in die van de beuk, geen andere boom. Pas dergelijke krachteloze zonen worden moeiteloos gecastreerd door machtige geestelijke vaders. Ze zullen nooit vader worden. pas dit verlies van geestelijke fertiliteit is de ware castratie. Pas als verhaal over vaderschap - als oervaderverhaal en niet als verhaal over een vermeende oerman - is Freuds constructie een voltreffer. Aan het firmament van de geestelijke wereld verschijnen nieuwe geestelijke vaders dan ook alleen als afvallige zonen. De geestelijke vadermoord bezegelt de geboorte van de 'cultuurhelden', die zich af en toe loswerken uit de rangen van de nabootsende zonen en een nieuwe traditie stichten, die breekt met de vaderlijke. Zij lijken onverwekt uit het niets op te doemen om nooit meer te sterven. De gestage aflossing der generaties wordt stilgelegd door de komst van de onverwekte en eeuwige vaders en vervangen door nevenschikkende optelling van steeds nieuwe cultuurhelden. Deze zetten zich steeds weer tegen elkaar af en verzamelen zich rond een steeds vernieuwde schaar van zonen, die zich horig nevenschikken, elk onder hun eigen vader. Onverwekte en eeuwige vaders verzwakken alleen doordat hun vermenigvuldig het aantal zonen per vader doet afnemen. Sterven doen ze alleen doordat de onderlinge vergelijking sommigen in het duister doet verdwijnen, zoals een supernova andere sterren doet verbleken. In tegenstelling tot aardse vaders hebben geestelijke vaders geen vrouwen nodig om zich voort te planten. De zielen stijgen naar hun op vanuit de lichamen die uit de schoot van aardse moeders werden verwekt. Zo besparen zij zich de evolutionistische omweg over de liefde en planten zich rechtstreeks voort als in een geestelijke parthenogenese. De geslachtelijke verhoudingen die in de natuurlijke wereld heersten voor de komst van de vaderliefde, worden door de frustratie ervan omgekeerd weerspiegeld in de geestelijke wereld. In de stoffelijke wereld waren de voormenselijke vaders slechts leveranciers van sperma en vormden moeders de lichamen uit eicellen. In de geestelijke wereld daarentegen worden moeders gereduceerd tot leveranciers van lichamen, waarin toegewijde vaders de kiem van de geest planten, in de hoop hem tot eeuwige zoon te zien opgroeien. Het aardse man-moeder-gezin wordt tot hemels vader-vrouw gezin. Deze mannelijke parthenogense is de ultieme wraak van de man op de seksuele en maternale frigiditeit van de vrouw.

Pas in deze geestelijke werelden voltrok zich in het geestelijke vaderworden het mensworden van de man. De vaderwording van de man was zoals gezien noodzakelijk lm de cultureel verworven vaardigheden door te geven in het kader van geslachtelijke arbeidsdeling. Naarmate de geslachtelijke arbeidsdeling werd vervangen door de maatschappelijke, werd het vaderschap vergeestelijkt en daarmee tot drager van cultuur bij uitstek. De in het vlees dubbel gecastreerde vaders herrijzen in al hun glorie in de geestelijke wereld. Pas wie geen geestelijke supervader kan worden, kan zich schadeloos stellen door lichamelijk vader te worden.


DE GEMEENSCHAP

Alle zonen die zich nevenschikken in gedeelde bewondering voor een geestelijke vader, zijn geen bloedverwanten zoals de leden van een endogame groep, maar zielsverwanten. Met de geestelijke vaderwording van de man voltrekt zich ook de splitsing van de endogame groep in twee sferen. Bloedverwantschap trekt zich terug in de al besproken uiteenlopende formaties die tot stand komen op basis van geïsoleerde parentale en seksuele relaties (gezinnen enzovoort). Zielsverwantschap daarentegen trekt zich terug in de relaties tussen geestelijke vaders en hun zonen. Een dergelijke verzameling van zielsverwanten zullen we een gemeenschap noemen: dat is de sociale formatie waarin de voormalige collectieve ziel van de endogame oergroep overleeft. Het betreft hier bindingen aan militaire helden, koningen en keizers, vooral aan goden, maar ook aan geniale kunstenaars en revolutionaire wetenschappers, en weldra ook aan de 'stars' uit de wereld van de industriële massacultuur. Net zoals de gezinnen wordt ook de gemeenschap geschraagd door onderdelen die uit het volledige liefdeskruis zijn losgerukt: in casu de verlengde relatie tussen voorbeeldige vader en nabootsende zoon. De alzijdige identiteit, die in de oergroep alle generaties en alle geslachten doordrong, verschrompelt in de gemeenschap tot eenzijdige identiteit tussen mannen onderling. Dat heeft als gevolg dat binnen de seksuele relatie de identiteit tussen man en vrouw vervalt. Mannen voel zich voortaan verwant aan hun geestelijke vader, niet aan hun vrouw. Op dit mindere wezen kijken ze vanuit hemelse hoogten neer: ze willen er hoogstens het bed mee delen in den vleze. De gemeenschap ondergraaft dus één van de sterkste pijlers van seksuele verliefdheid: de aantrekkingskracht die ontbrandt aan het gevoel van identiteit. Het wegvallen van de alzijdige identiteit tussen de generaties en de geslachten, zoals die in de oergroep bestond, is dus een volgende wezenlijk beschadiging van de seksuele (en parentale) relaties.

De ongedeelde oergroep bestond eerst als horde. Hij kon door de invoering van de exogamie aangroeien tot stamniveau. Bij de ontwikkeling van de handel viel hij op niveau van bloedverwantschap uiteen in kleine onderdelen, maar op geestelijk niveau wordt hij bevrijd van elke bloedverwante inperking. Als gemeenschap kan de oergroep in principe wereldomvattend worden: niet voor niets was het de ambitie van Abraham, Christus en Mohammed om vader te worden van de gehele, zij het dan bij uitstek mannelijke mensheid.


DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS

Tegenover de vader die zich in zijn maatschappelijke relaties uit het gezin loswerkt en in de maatschappij zijn geestelijke zonen zoekt, staat de moeder die uit de maatschappij wordt geweerd en naar het gezin wordt verbannen. Het grootscheepse hemelse patriarchaat van de man in de gemeenschap staat tegenover het kleinschalige aardse matriarchaat van de vrouw in het gezin. Grootbrengen van lichamen is lang niet zo prestigieus als geestelijke kinderen verwekken. Hier vinden we het diepste motief voor de weigering van moederschap bij de vrouw. De afkeer van de vrouw voor het moederschap wordtgeïnspireerd door de herleiding ervan tot voeden, wassen en verzorgen, tot puur lichamelijk moederschap, dat niet eens het dierlijk niveau evenaart.

Deze diepere factor voegt zich bij twee andere, die we al kennen: dat de vrouw in het huishouden is veroordeeld tot weinig productief werk, zodat ze wordt ondergeschikt aan de rijke man, en dat de verbanning in het huisgezin ook afscheid betekent van het exhibitionistische amfitheater. Pas nu is ons beeld op de mater frigida voltooid. Pas nu begrijpen we de finale afkeer van vrouwen voor hun vieze lichaam. En vermits, zoals gezien, parentale en seksuele liefde in elkaars verlengde liggen, begrijpen we ook hoe de afkeer van de baarmoeder haar verlengde vindt in afkeer voor de ingang ervan: maternale frigiditeit versterkt de seksuele frigiditeit, die al eeuwen de mannen teistert. We verwachten niet dat dergelijke vrouwen zich in hun verlangen naar verdubbeling van zichzelf als toonbeeld voor hun dochters zullen opstellen. De kern van het vrouwzijn wordtdoor moeders afgewezen en door dochters weldra overgenomen als te vermijden ideaal. Zo ontstaat op vlak van vrouwzijn als ideaal alleen maar een lege vlek. Vandaar dat vrouwen zich alleen maar negatief kunnen definiëren. Dat is de werkelijke oorsprong van de geestelijke penisnijd op de geestelijke vader, die in feite afschuw is voor de baarmoeder en haar ingang. In deze lege vlek nestelen die mannen zich die in hun vrouwen het orgastische vuur willen doen oplaaien. Hun pogingen worden echter gedwarsboomd door een gebeuren dat zich aan aller blik onttrekt. Op de bodem der werelden hebben zich onvruchtbaar geworden grootmoeders genesteld. In hun duistere grotten willen ze hun dochters lokken om hen de bezoedeling door de schanddaad te besparen waaraan ze hun leven hebben te danken. Zo slokken ze uiteindelijk op wat ze onwillig baarden. Vele grootmoeders, die ervaring over vrouwzijn en moederschap hadden moeten doorgeven, worden zo tot de vernietigsters van het leven dat ze geacht werden te vereeuwigen. Hier vinden we de verborgen vrouwelijke Kronos, de tegenhanger van de overvruchtbare geestelijke vaders aan het hemelse firmament, die aan oneindige heerscharen het eeuwig geestelijke leven schenken.

Zich nog onbewust van hun lugubere eindbestemming, zweeft vele vrouwen inmiddels een bescheidener ideaal voor ogen: weg uit het kraambed, weg uit de keuken, op naar de rijkdom en de geestelijke roem. Zoals Maria zouden ze Christus in zijn hemelvaart al lang zijn nagevolgd, ware het niet dat ze tot voor kort door hun baarmoeder onontkoombaar werden verankerd in de stoffelijke wereld. Zolang moederschap het onontkoombare lot van de vrouwen was, bleef er maar één uitweg uit hun aardse kerker: zich voortplanten in een goddelijke zoon. Pas in dit verlangen wordt ook het moederlijke ouderschap geestelijk én maatschappelijk. Het zinnebeeld voor deze vrouwen is alweer de Heilige Maagd Maria, ditmaal niet de Maria die in de hemel werd opgenomen, maar haar prefiguur, de moeder van een goddelijke zoon, die zonder al het vieze geblubber aan een geestelijke wind zijn leven dankte. Van haar tot Valerie Solanas met haar Society for Cutting IOff Man's Balls is maar een stap.

Het verschijnen van moeders die zich niet meer willen reproduceren in dierlijke dochters, maar in goddelijke zonen, bezegelt de seksualisering van de parentale relatie tussen ouders en kind. De voortplantingslijnen gaan voortaan niet meer in gelijkgeslachtelijke lijn. In het voetspoor van de moeders die zich zonen wensen, verschijnen weldra ook vaders die zich dochters wensen, zoals Freuds oervader. We komen op deze seksualisering van de parentale relaties uitvoerig terug in het laatste hoofdstuk over incest.


DE GODDELIJKE HAREM

De vrouw die hsyterisch is in haar jeugd, wordt godsdienstig op haar oude dag'

Les Femmes, Diderot.

De relatie van vrouwen tot hun goddelijke zonen herinnert er ons aan, dat er zoiets bestaat als het prestige van de man. Prestige, charisma, is de verhoogde magie die uitgaat van het voorbeeld dat de ouders voorbehouden aan het kind, dat niets hartstochtelijker verlangt dan het te kunnen nabootsen. Dit charisma vindt zijn hoogtepunt in de militaire held, de godsvoorstelling, het genie of de star. Vanuit hun onmachtige nietigheid kijken allen naar hen op met grenzeloze bewondering. Charisma hebben geestelijke vaders niet alleen voor de zonen die hen nooit zullen opvolgen, maar ook voor vrouwen. Bij hun overgave aan prestigieuze mannen verzinkt hun aardse belangstelling voor de rijke man alleen maar in het niet. Pas in de geestelijke piramide van het prestige vinden we de echte tegenhanger van de fysieke piramide van de schoonheid. Pas de epifanie van de charismatische mannen in de hemelen is de tegenhanger van het exhibitionistische amfitheater waarin de vrouw zich ontsluierde. In het charismatische firmament en in het exhibitionistische amfitheater culmineren de twee evolutielijnen die de mens van andere dieren onderscheidt: de man die bij de dierlijke moeder de ouderzorg leerde en zo tot vader werd, en de vrouw die bij de dierlijke man de verleiding door schoonheid leerde, en zo tot mooie vrouw werd.

Maar deze beide piramides staan niet tegenover elkaar zoals die van de rijke man en de mooie vrouw: Johannes en Salomé treffen zich slechts in de onthoofding. In het exhibitionistische amfitheater triomfeert de mooie vrouw over de seksuele man. Naarmate de man erin slaagde de vrouw te ontvoeren uit het amfitheater en haar te kluisteren aan het kraambed, wordt zij ondergeschikt aan de aantrekkingskracht van de geestelijke man. En we begrijpen meteen waarom. De vrouw die in de huiskamer werd gereduceerd tot vagina en baarmoeder, bewondert - net zoals in haar zoon - in God de belichaming van de geest die haar werd ontnomen bij haar hysterogenese. Dat levert haar een heimelijk genoegdoening op. De geest die zij in de charismatische mannen, van goden tot stars, bewondert, is immers - alweer zoals haar zoon - niet de man die haar ontvoerde uit het amfitheater. Die is immers sedert de optocht van hemelse vaders niet alleen seksueel en economisch tweedekeus, maar in het aanschijn van de charismatische geniën goden pas goed laatstehands.

Hierboven hadden we het al over Jozef als tegenvoeter van Don Juan. Op het geestelijke niveau is Jozef ook nog eens de tegenspeler van de Heilige Geest. In het aanschijn van deze duif kunnen aardse Don Juans alleen maar verbleken. Elke Jozef mag wel monogaam zijn zaadjes planten, al dan niet naast die van Don Juan, maar pas de duif voorziet al de lichamen die daarbij worden verwekt op wereldschaal van zielen. Goden worden immers geacht de geestelijke vaders te zijn van alle stervelingen. In de christelijke godsdienst wordt dat verwoord in de opvatting dat allen bij de doop een goddelijke ziek verkrijgen.

Hier begint het er dan toch op te gelijken alsof Freuds oervader inderdaad in de hemelen herrees na zijn nederdaling in de maag van zijn zonen. Pas als geestelijke vader castreert hij niet alleen zijn zonen, maar hij plant ook nog in alle moeders zijn geestelijke zaden. Ongetwijfeld zwermen rond vele charismatische mannen vaak een handvol mooie vrouwen, van Jezus Over Bergson en Freud tot James Manson, om nog maar te zwijgen van vele militaire en politieke leiders, politici en sterren allerhande. Maar rond deze al dan niet aanwezige mini-harem ontwikkelt zich een almaar uitdijende aura, samengesteld uit de talloze vrouwen die tot de verduistering werden veroordeeld door het handvol mooie vrouwen die de charismatische man omzwermen. Alle nonnen, alle oud en lelijk geworden vrouwtjes, alle vrouwen die zich met tweedehandsmannen tevreden moeten stellen, alle vrouwen die aan het kraambed zijn gekluisterd, alle vrouwen die onderaan de piramide in het zweet huns aanschijns moeten zwoegen, werpen zich vol overgave in de armen van hun hemelse bruidegom, met wie ze in een welhaast wereldomvattende harem worden verbonden. Christus als bruidegom van Maria, de kerk: dit is hét paradigma van alle geestelijke harems. Het lichaam dat deze vrouwen vanwege hun verduistering alleen maar verachten, laten ze bij hun opgang in de hemelse harem in het ondermaanse achter: slecht als mystieke bruiden verschijnen ze voor hun hemelse bruidegom. Anders dan de mannen, die als geestelijke zonen alleen maar naar de vader mogen opkijken, hebben deze mystieke bruiden rechtstreeks toegang tot hun uitverkorene. Dezelfde unio mytica die elk van hen met haar bruidegom verenigt, is tevens ook de band die alle vrouwen tot gemeenschap bindt. Slechts als geestelijke ontkenning van het lichaam dat ze in de maatschappij zijn geworden, kunnen vrouwen zich vinden in een gemeenschappelijke unio mystica met de man. Dat verraadt zich nog in het feminisme, waar vrouwen de rangen sluiten in hun strijd tegen de macho als oerpatriarch.

De hemelse vader laat de mannen slechts als geestelijke zonen tot zich naderen en verheft ze daarmee boven de slechts lichamelijke vrouwen. De vrouwen ontworstelen zich op hun beurt weer uit dit lichaam als mystieke bruiden. Daardoor wordt de hemelse vader de belichaming van de groepsziel van de endogame horde, die tot geestelijke gemeenschap wordtgereduceerd. Vroeger heerste het oerpaar, naar het voorbeeld waarvan de kinderen willen opgroeien, naar het voorbeeld waarvan de ouders hun kinderen modelleren en naar het voorbeeld waarvan alle paren zich spiegelen in elkaar. Voortaan troont in de hemel een oervader die zonen in een vergeestelijkte parentale band aan zich bindt en vrouwen in een vergeestelijkte seksuele band. Wat op aarde overblijft zijn de geïsoleerde onderdelen van het liefdeskruis. We kunnen deze dubbel transformatie van de drie-ene liefde voorstellen als volgt:

De gemeenschappen rond de hemelse vader, waarin vrouwen mystieke bruiden zijn en mannen eeuwige zonen, zijn dus niet de vergeestelijkte versies van Freuds oervaderhorde, die nooit bestond. Ze zijn de prefiguratie van de wereldomvattende gemeenschap, die op het einder der tijden wellicht op hoger niveau zal realiseren wat als kiem aanwezig was in de endogame groep uit de oertijden. Wil het ooit zover komen, dan zal de gemeenschap terug moeten verankerd worden in lijfelijk parentaal-seksuele relaties. Vaders zullen dan eerst naar de aarde moeten terugkeren en zich daar beginnen te kwijten van de taak die ze tot dusver alleen in de hemel wisten te realiseren. En van Don Juan zullen ze moeten leren dat men een vrouw (zij het er dan één) verleidt en niet verkracht. Omgekeerd zullen de moeders eerst ten hemel moeten varen, en wel zoals Maria: mét hun aardse lichaam erbij. In hun ijver om los te breken uit de duizendjarige gevangenschap in een ondermenselijk bestaan en in hun haast om eigen posities in de maatschappelijke en geestelijke wereld te veroveren, dreigen ze te verworden tot penisnijderige karikaturen van de verminkte man. Het wachten is op feministen die een positief ideaal van de vvrouw formuleren. Daarin zou naast een bescheiden plaats voor maatschappelijk werk en ruime aandacht voor een actieve of passieve rol in de geestelijke wereld, ook ruimte moeten worden geschapen voor de verleidelijke schoonheid van het lichaam, voor de vurigheid van de seksuele omgang en voor de lijfelijke warmte van het moederschap. Wellicht worden vrouwen ooit waarvoor ze bestemd zijn: de begeerlijkste aller schepselen te zijn, eerste beweegsters waarvoor alle mannen volgaarne in beweging komen. Wellicht komt dan ooit de tijd dat mannen vrouwen hebben en vrouwen mannen, dat ouders kinderen hebben en kinderen ouders, dat grootouders kleinkinderen hebben en kleinkinderen grootouders, en last but not least, dat alle mensen broeders zijn. Hiermee is onze analyse van de drie-ene Eros voltooid. het zal echter niet overbodig blijken nog twee bijzonder verschijningswijzen ervan in twee afsluitende hoofdstukken aan een onderzoek te onderwerpen.

© Stefan Beyst.


 fndeel fbvolg    twitter
 
ontdek
mijn nieuwe e-boek:

zelfomslag


het zelfbeeld
tussen spiegel en dagboek

eXTReMe Tracker