NIEUWE VERSIE
In de vorige versie van deze tekst (maart 2006) waren drie
gedachtegangen verdicht.
Omwille van de duidelijkheid heb ik mijn betoog opgesplitst in drie
afzonderlijke teksten.
Het is aan te bevelen om ze te lezen in onderstaande volgorde:
Bewegingopwekkende tekens
Sonore wezens en absolute muziek
Auditieve mimesis en muziek
Wie niet vertrouwd is met het begrip 'mimesis' leze eerst
'Mimesis'
Hieronder staat een korte samenvatting van de drie teksten als
houvast bij de lectuur:
SAMENVATTING
'BEWEGINGOPWEKKENDE TEKENS'
Bewegingopwekkende tekens zijn tekens die ertoe aanzetten om
een beweging uit te voeren.
Ze bevatten
informatie over het verloop en de timing van de uit te voeren bewegingen.
Ze kunnen visueel zijn, maar pas als in de tijd
evoluerende auditieve tekens
ontwikkelen ze zich tot het uitgebreide systeem van bewegingopwekkende tekens dat we 'muziek' plegen te noemen.
Als spraakmuziek zijn de bewegingopwekkende tekens inherent aan de
beweging die ze opwekken.
Bij arbeids- en dansmuziek zijn ze daar exherent
aan,
en worden dan uitgevoerd door muziekinstrumenten.
Pas de ontwikkeling
van muziekinstrumenten zorgt voor de volle ontplooiing van het systeem
van de muzikale tekens
(zuivere tonen, vaste toonhoogte, toonladders
enz.).
Dat leidt tot een verdere ontwikkeling van spraakmuziek tot
zingen.
Dansmuziek en spraakmuziek worden vaak met elkaar gecombineerd
tot allerlei variaties op een standaardpatroon van 'melodie met ritmische
begeleiding'.
Muziek is dus in eerste instantie gewoon een teken voor
bewegingen, geen nabootsing ervan.
Ze behoort niet tot het domein van de
kunst (van de nabootsing), maar tot dat van het design
- het ontwerpen
van muziek en dansbewegingen.
SAMENVATTING
'SONORE WEZENS EN ABSOLUTE MUZIEK'
De klanken die worden geproduceerd bij spraak- en arbeids- of dansmuziek kunnen
ook worden beluisterd als auditieve
fenomenen op zich. Ze worden dan
gehoord als bewegende klank,
die wordt ervaren
als de verschijning van een sonoor wezen dat zich beweegt in een eigen muzikale ruimte.
Deze
verschuiving wordt in de hand gewerkt door het gebruik van toonhoogte
als bewegingopwekkend teken,
en door de vorming van allerlei complexe
muzikale formaties als melodie, harmonie en meerstemmigheid.
Ze ligt aan de basis van de ontwikkeling van wat 'absolute
muziek' (of muziek kortweg) wordt genoemd.
Absolute muziek is mimesis:
de auditieve verschijning die we horen in de muzikale ruimte gaat immers
niet uit van een werkelijk bestaande ziel,
ze wordt geproduceerd door
het bespelen van instrumenten in de driedimensionale ruimte.
De zanger
die zingt of de muzikant die speelt op zijn instrument is dus slechts
de mediumdrager van de bewegende tonen.
Absolute muziek is dus niet het
toonbeeld van abstractie, maar integendeel het hoogtepunt van voltooide
mimesis.
Het gaat om onmiddellijke mimesis van monosensoriële wezens.
Heel wat factoren beletten dat absolute muziek wordt gehoord als de
beweging van sonore wezens in de muzikale ruimte.
Ook de beweging van
sonore wezens kan worden gestuurd door bewegingopwekkende tekens
(al is
er ook muziek waar dat niet het geval is).
Dat leidt enerzijds tot het
fenomeen van wat we sympathische mimesis hebben genoemd
- de voor muziek
unieke manier waarop de toeschouwer wordt beroerd,
maar anderzijds ook
tot allerlei pogingen om mee te zingen of te spelen, of mee te dansen op
de bewegingen van de sonore wezens.
Door dat laatste ontstaat de misleidende indruk dat absolute muziek de
auditieve verschijning zou zijn van de uitvoerder (of de componist) -
mimesis misduid als expressie.
SAMENVATTING
'AUDITIEVE MIMESIS EN MUZIEK'
Muziek werd in de loop van de geschiedenis in toenemende mate begrepen als een 'abstracte' - niet-mimetische - kunst.
Overtuigend
aantonen dat - of in hoeverre - muziek nabootsend is, de toetssteen voor
elke theorie over mimesis.
In 'Bewegingopwekkende tekens' toonden we aan
dat het hele domein van de spraak-, arbeids-, en dansmuziek een kwestie
is van tekens (semiosis), niet van nabootsingen (mimesis): spraakmuziek
bootst geen sprekers of zangers na, maar betekent hun spreken of zingen,
en dansmuziek bootst geen dansers na, maar betekent hun dansen.
Bij
auditieve mimesis wordt iets nagebootst door het dupliceren van de
auditieve verschijning ervan.
Naast auditieve mimesis van
niet-intentionele geluiden (gewone auditieve mimesis) is er mimesis van
intentionele geluiden.
Gaat het over spreken, dan hebben te maken met
verbale (of literaire) auditieve mimesis.
Gaat het om muzikale
verschijningen, dan spreken we van muzikale mimesis.
Muzikale mimesis is
dus een deeldomein van auditieve mimesis als zodanig.
Het domein van de
muzikale mimesis is zelf weer onder te verdelen in vele deeldomeinen
naar gelang van het soort muzikale verschijning die wordt nagebootst.
We
kunnen de muzikale verschijningen onderverdelen in muzikale
verschijningen van bestaande en imaginaire wezens.
Tot deze laatste
behoren gemuzikaliseerde (on)bestaande wezens, woordloze sprekers en
zangers, (on)bestaande zangers en muzikanten, maar vooral de sonore
wezens die we leerden kennen in 'Sonore wezens en absolute muziek'.
Muzikale nabootsing bestaat dan gewoonweg uit het spelen van de muziek
die hoort bij een van deze verschijningen.
We tonen aan dat er niet iets
bestaat als 'nagebootste muziek',
en onderzoeken hoe het komt dat de
voorstelling van 'nabootsende muziek' zo tegendraads is.
Naast muzikale
onmiddellijke mimesis is er ook muzikale middellijke mimesis:
het
opwekken van voorstellingen door bewegingopwekkende tekens (bekend als
'programmamuziek').
We onderzoeken hoe het komt
dat het mimetische
karakter niet alleen van absolute muziek, maar van mimetische muziek in
het algemeen zo hardnekkig wordt miskend, en tot welke theoretische
misvattingen dat aanleiding geeft.
Ten slotte tonen we aan dat de vele
soorten muziek die we nu kunnen onderscheiden
niet alleen vaak met
elkaar worden vermengd, maar dat ze ook in elkaars termen kunnen worden
gelezen,
ja, dat zo'n dubbele lectuur vaak wordt nagestreefd.
We wijzen
erop dat het juist daarom zo belangrijk is om de diverse soorten muziek
duidelijk van elkaar te onderscheiden:
pas dan blijkt welke
complexe verbindingen ze vaak aangaan.
Maar vooral wordt duidelijk dat er
naast het paradigma van het beeld
- het visuele, niet-bewegende en
enkelvoudige beeld waar de kunstfilosofen zo tuk op zijn -
ook nog complexere samengestelde beelden bestaan,
niet alleen in de muziek
en in de literatuur, maar ook in de visuele kunsten.