INLEIDING
Op een schilderij worden
driedimensionale objecten omgezet in tweedimensionale configuraties op een plat vlak
en in verf, en in een beeldhouwwerk wordt een
lichaam van vlees en bloed omgezet in marmer. Dat fluistert velen de
gedachte in dat ze beelden maken als ze de vorm, de
kleur, het materiaal of de schaal van een object veranderen. In
werkelijkheid ontstaan daarbij alleen nieuwe varianten of
transformaties van bestaande objecten. Onderzoeken we daarom waarin duplicaten of
getransformeerde of gevarieerde
objecten zich onderscheiden van beelden - en ontwarren we daarbij een knoop die al sinds Plato de filosofie van het beeld in een wurggreep houdt.
DUPLICATEN, VARIANTEN, EN TRANSFORMATIES
Van vele objecten bestaan er
meerdere exemplaren of versies.
Ze
kunnen in alle opzichten identiek zijn. Dan noemen we ze duplicaten.
(De term 'kopie' is minder toepasselijk omdat hij een origineel
veronderstelt, en dat is bij serieproductie niet het geval).
Maar ze kunnen ook verschillen naar vorm, oriëntatie, kleur, materiaal, schaal,
en bij veranderlijke objecten ook naar tempo en dus duur - en dat
alles afzonderlijk of in alle mogelijke combinaties.
Gaat het om verschillen tussen objecten die naast elkaar blijven
bestaan - denk aan vele
automodellen in verschillende kleuren - dan noemen we die objecten varianten. Gaat het om een object dat
door het aanbrengen van een verschil wordt omgezet in een ander - zoals wanneer we een
rode stoel blauw verven of een auto samenpersen - dan noemen we dat
object een
transformatie.
Verwarring kan ontstaan doordat wat wij een transformatie noemen zelf
een variatie kan zijn in een reeks, zoals wanneer we in een reeks bics
met verschillende kleuren er eentje door verwarmen van vorm zouden laten
veranderen. Verwarring kan ook ontstaan doordat niets ons beleet te
zeggen dat een transformatie een variatie is van het getransformeerde
object. Maar omdat dat oorspronkelijke object er niet meer is, past het
beter om ons te houden aan de afspraken en te spreken van een
transformatie van het oorspronkelijk object.
Geven we een overzicht van de vele mogelijkheden.
Varianten naar vorm zijn de vele bladeren van een boom
, de vele croissants
van de bakker, de jaarlijks vernieuwde varianten van een automodel, of
de kolommen in verschillende lengtes van Buren in 'Les Deux Plateaux' (1986).
Transformaties qua vorm kunnen worden verkregen door uitrekken of samendrukken in één of meerdere richtingen, door smelten, verpletteren (de 'compression voiture' van Arman), of in stukken hakken (de cello van Arman).
Varianten naar oriëntatie¨zijn heel geliefd in de polyfone muziek (spiegel, kreeft, en kreeft van de spiege). Maar we vinden ze ook bij symmetrisch, concentrisch, of in andere patronen opgestelde objecten, zoals in 3LS (1965) van Robert Morris, of bij objecten waarvan de onderdelen naar richting variëren, zoals bij de 'Uncarved blocks' van Carl André (1976).
Transformaties naar oriëntatie zijn het urinoir en het fietswiel van
Duchamp, of de gevloerde bok van Peter de Meyer.
Varianten naar kleur zijn legio in de
massaproductie: auto's in verschillende kleuren (geheel of gedeeltelijk); blauwe,
rode, groene of zwarte bics; maatkledij in dezelfde stof maar
verschillende kleuren; vele identieke gsm's in verschillende kleuren, en
ga zo maar door.
Transformaties qua kleur
zijn de 'Globe bleu 1957 of de 'Nike
Big' van Yves Klein, de witgeschilderde piano van Günther
Uecker, of het 'Tivolikasteel'
(Mechelen, 1990) van Jan Fabre:
Varianten naar materiaal zijn zetels in telkens andere stoffen of in leer,
kasten in verschillende houtsoorten of polyester, de zaag van Rick Beck
in glas,
de houten betonmolens van Delvoye, de passagiersboten in baksteen in Koksijde.
Transformaties naar materiaal worden verkregen door
bakken, verbranden (Arman: piano flamboyant), nat maken of drogen (gedroogde vis),
of in de muziek door verandereing van instrument of door elektronische
bewerking.
Varianten naar schaal vinden we al in de landbouw en de veeteelt: pony's, dwergkonijntjes, en bonsaiboompjes, maar bij uitstek in de industriële productie: de vele maten van schoenen of broeken, potten en pannen, ladders, enz. Meer drastische veranderingen van schaal vinden we bij uitstek in de wereld van het speelgoed: miniatuurauto's en miniatuurtreintjes, miniatuurkinderwagens, miniatuurbedjes, miniatuurhuisjes (het poppenhuis van Petronella Oortman).
Ook vergrotingen komen voor: de wasknijper van Oldenburg (1976), de 'Giant
Spoon' van Bob Budd 'Eat for England' (2006).
Zeldzamer - want technisch moeilijker te realiseren - zijn
transformaties naar schaal: alleen denkbaar als ballon, moeilijker met
planten, dieren en mensen, omdat men die niet zomaar kan laten krimpen
of uitzetten. (De gekrompen schedels van de Jivaro's zijn beelden, zie
verder).
Nauw verwant zijn de varianten of transformaties naar duur, zoals
vertraagde of versnelde film of geluidsopname, of de aloude
augmentatio of diminutio in polyfone muziek.
Al deze
eigenschappen kunnen afzonderlijk veranderen of in
alle mogelijke combinaties. Gecombineerde verandering is vaak onvermijdelijk, omdat
verandering van de ene variabele zijn gevolgen heeft voor de andere: zo
houdt verandering van materiaal in de regel ook
een verandering van kleur in. Ook verandering van schaal leidt vaak tot
veranderingen in materiaal - met name als het materiaal niet homogeen is
zoals metaal of plastic, maar gestructureerd zoals hout, steen, textiel.
Zo zijn sommige reuzenwasspelden van Oldenburg wel in hout gemaakt,
zoals echte wasspelden, maar door de verandering van schaal neemt de
schaal van de nerven van het hout in verhouding af. Hetzelfde geldt voor
het textiel waarmee de gordijnen van een poppenhuis of de zeilen van een
zeilboot op schaal worden gemaakt.
Dat belet niet dat er ook veranderingen zijn die vrijelijk worden
gecombineerd. Zo zijn
in 'Table' van Hans Op de Beeck
schaal en kleur veranderd:
VARIATIE OF TRANSFORMATIE VERSUS BEELD
Dan is duidelijk dat verandering volgens
één van bovenvermelde dimensies
van een ding geen beeld maakt. Varianten zijn geen
beelden van elkaar: we ervaren de ene croissant niet als een beeld
van de andere, een gele Ferrari
niet als een beeld van een rode; een polyesterversie van een meubel niet
als een beeld van de houten versie, en een bonsaiboompje niet als een
beeld van de grotere versie. Ook transformaties zijn geen beeld van het
getransformeerde object: we
ervaren een gesmolten fles niet als
een beeld van het rechtopstaande origineel, de blauwgeschilderde
wereldbol niet als beeld van de onbeschilderde, de verbrande piano niet als
een beeld van de echte, en een opgeblazen ballon niet als een beeld van
de slappe.
BEELDEN VAN TRANSFORMATIES
Varianten en transformaties zijn geen beelden, maar het beeld is wel de natuurlijke habitat van getransformeerde objecten. Dat geldt
al als de kunstenaar ernaar
streefde om een zo getrouw mogelijke 'kopie' van een werkelijk object
te maken. Niet altijd slaagt hij daar immers in, zodat hij ons geen
duplicaat, maar een transformatie te zien geeft. Maar het geldt bij uitstek voor de doelbewust
omgevormde werkelijkheid, die we bij uitstek in het beeld aantreffen,
omdat de werkelijkheid hier niet langer beperkingen oplegt: in de werkelijke wereld valt het (voorlopig) niet altijd mee om
een levend wezen te transformeren, maar in het beeld is dat een
koud kunstje. Daarom beheersen goede kunstenaars in de eerste plaats de
kunst van het ontwerpen van nieuwe - getransformeerde - werelden.
Transformaties van vorm kunnen automatisch tot stand komen zoals bij de
vervorming door weerspiegeling in onregelmatige oppervlakken, zoals op de foto's van Kertesz.
Maar ze kunnen net zo goed met de hand (Salvador Dali, Tony Cragg) of met photoshop worden verkregen , zowel twee- als driedimensionaal (3D-printing).
Naast vervormingen van het origineel, zijn er in het beeld ook
vervormingen op het niveau van het medium: denk slechts aan het omzetten van schaduwen
in arceringen, die niettemin toch worden gelezen als continue
overgangen.
Wijdverbreid is de transformatie door het veranderen van kleur, zowel op een tweedimensionaal vlak (blauwe paarden van Franz Marc) als
op een driedimensionale volume (Niki
de Saint Phalle, of het reuzentruweel van Oldenburg, waarbij, anders dan
bij de hamburger, waar er 'stuntelige' pogingen zijn om kleur en
materiaal na te bootsen, het materiaal ook nog in een afwijkende kleur is geschilderd):
De verandering kan ook hier alleen in het medium waarneembaar zijn: in een
zwart-witbeeld wordt kleur omgezet in toon, terwijl we niettemin niet
aannemen dat we met een kleurloos origineel hebben te maken. Ook in het
truweel hierboven is de kleur 'geneutraliseerd'.
Iets minder voor de hand ligt de verandering van materiaal.
Op tweedimensionale beelden moet het materiaal tot nader order worden
gesuggereerd door een monomaterieel medium (verf, inkten). In
driedimensionale beelden kunnen bestaande materialen worden gebruikt (de stof van de kleren van het
beeld, het metaal van een zwaard), maar vaker neemt men ook hier zijn
toevlucht tot een medium in een ander materiaal - zoals wanneer gepolijst
marmer naakte huid suggereert, planten
hondenharen (Koons' Puppy), plastic keramiek (Oldenburg), of plaatser
het zeil van een circustent (John van Oers hieronder) of glas (Hans Op de Beeck in Still Life 8, 2011).
Waar een suggestief materiaal wordt gebruikt, heeft dat altijd een
impact op de aard van de gesuggereerde materialen, zodat de originelen
navanant worden getransformeerd - denk slechts aan het verschil tussen
een fresco en een schilderij in olieverf.
Vooral bij originelen die uit meerdere materialen zijn samengesteld, gaat men vaak over tot het neutraliseren - het 'tussen haakjes zetten' - van de materialiteit (vergelijkbaar met het neutraliseren van de kleur in zwart-witbeelden): denk aan beeldhouwwerken in marmer, brons of hout, staal (wasspelden Oldenburg) of glas (Vanitas van Hans Op de Beeck).
Ook de schaal van het medium kan veranderen. Vele beelden zijn 'levensgroot' - denk aan de wassen beelden van de Andrea, Sam Jinks, aan de paus in het beeld van Maurizio Catellan, of aan de paarden van Berlinde de Bruyckere:
Maar vaker is het medium veel groter of veel kleiner dan de originelen. Ook hier wordt - bij adequate benadering als beeld - de schaal van het medium over het hoofd gezien: we geloven niet dat de persoon op een pasfoto, de figuurtjes in een kerststal, of de gekrompen hoofden van de Jivaro's dwergen zijn, noch dat de David van Michelangelo, de pasgeboren baby van Ron Mueck, de reuzenbeelden van Nero en Boeddha, of de Jesus Redemptor in Buenos Aires reuzen zijn. En dat geldt ook voor de reuzenspin van Louise Bourgeois, de inflatables van Paul McCarthy, of de reuzeneend van Florentijn Hofman.
HET BEELD ALS BIJZONDER SOORT TRANSFORMATIE
Dat er in het beeld vaak
getransformeerde objecten verschijnen, mag ons niet uit het oog doen
verliezen dat het beeld als zodanig inderdaad ook een transformatie is, maar dan één
van een bijzondere soort: het beeld is namelijk een zintuiglijk
gereduceerd object. Ofwel ontbreken sommige zintuiglijke dimensies -
zoals wanneer we in de spiegel alleen de visuele dimensie van een object
te zien krijgen, terwijl de auditieve en tactiele ons worden onthouden;
of zoals wanneer we bij de opname van een stem alleen de auditieve
dimensie van een individu te horen krijgen, terwijl de visuele en
tactiele ons worden onthouden.
Ofwel ontbreken alle zintuiglijke dimensies - zoals in voorstellingen in
de geest
die al helemaal niet meer waarneembaar zijn..
Al hebben de objecten in het beeld vaak een andere
vorm, een andere schaal, of een andere kleur dan de werkelijkheid, tot beeld worden die objecten pas als (sommige of alle) zintuiglijke
dimensies ervan niet waarneembaar zijn - als er sprake is van
zintuiglijke reductie. Dat blijkt alleen al uit het feit dat niet
alle beelden objecten tonen die naar vorm,
kleur, materiaal en schaal verschillen van het origineel: vele beelden zijn integendeel in al deze
opzichten 'natuurgetrouw' - denk slechts aan een spiegelbeeld. Variaties of
transformaties zonder zintuiglijke reductie zijn dus - ook
als ze door makers van beelden worden geproduceerd - geen beelden, maar
vormen van tentoongestelde werkelijkheid.
VARIATIES EN TRANSFORMATIES VAN BEELDEN
Vooraleer te besluiten, zal het niet overbodig zijn erop te wijzen dat -
met uitzondering van voorstellingen - beelden zelf ook objecten zijn. En
zoals van alle objecten, kunnen er dus ook duplicaten van worden gemaakt
(reproducties, afdrukken van eenzelfde prent of foto, afgietsels van
beelden, enz.), of
varianten en transformaties (pastiches enz.).
Voorbeelden van variaties naar vorm zijn alle variaties van Mondriaan op eenzelfde
basisformule (constante kleur, materiaal en schaal) van eigen werk, de
omzettingen in andere media en stijlen van Lichtenstein, de geschilderde foto's van
Luc Tuymans,
- om nog maar te zwijgen van de aloude Mona Lisa's met snorren en andere
toevoegsels.
Voorbeelden van variaties naar kleur zijn Albers' 'Grey Instrumentation'
, de kleurvariaties van Warhols Marilyns, of de blauwgeschilderde Nike
van Yves Klein:
Voorbeelden van variaties qua materiaal (die meestal gepaard gaan met
variaties van kleur) zijn legio in de beeldhouwkunst: veel beelden
zijn zowel in brons als in marmer beschikbaar.
Voorbeelden van variaties qua schaal zijn de talloze schaalmodellen van bekende beelden
die te koop worden aangeboden in toeristenwinkels, of aan het vergrote
anatomische model van Damien Hirst:
Ook voorstellingen kunnen worden gevarieerd of getransformeerd - denk
slechts aan de noodgedwongen
transformatie die het gevolg is van vertalingen van verhalende
literatuur.
(We laten de nochtans in de muziek erg geliefde variaties hier buiten
beschouwing, omdat het niet altijd gaat om variaties van beelden: zie 'Mimesis
en muziek')
Dat er variaties en transformaties van beelden zijn, toont nog maar eens
aan dat het niet volstaat om iets te
variëren of te transformeren om een beeld te produceren: de voorbeelden
hierboven waren al beelden vooraleer er varianten van werden gemaakt of
vooraleer ze werden getransformeerd, en dat ze worden gevarieerd of
getransformeerd maakt ze niet tot beelden van beelden: van de Mondriaans
of de Albersen hierboven zeggen we niet dat ze beelden zijn van elkaar.
Het zijn gewoon
varianten van een beeld (of beelden van variante originelen).
MENGING VAN BEELDEN, VARIATIES EN TRANSFORMATIES
Het
maken van het nodige onderscheid wordt niet alleen bemoeilijkt doordat
op vele beelden getransformeerde originelen verschijnen, en omdat beelden
zelf getransformeerde objecten zijn, maar ook omdat beelden vaak worden
gecombineerd met duplicaten,
varianten of transformaties. Dat is al het geval als poppen worden
gecombineerd met kinderwagens op schaal (varianten), maar ook in Still Life (8), 2011 van Hans Op de
Beeck, waar karaffen die zijn nagebootst in plaaster zijn gecombineerd met een echt tafellaken op een echte tafel.
BESLUIT
Beelden moeten dus duidelijk worden onderscheiden van werkelijke objecten, ook als die werkelijke objecten
geen unieke exemplaren zijn, maar duplicaten, varianten en transformaties. De kunst van het maken van variaties of transformaties is een andere
kunst dan de kunst van het maken van beelden: de hierboven besproken
objecten van Duchamp, Otto Piene, Günther Uecker, Arman, Yves Klein, Carl André, Damien Hirst, en Hans Op de
Beeck, zijn geen beelden - laat staan 'sculpturen' - maar werkelijke objecten.
© Stefan Beyst, juli 2015.
SAMENVATTING
Van vele objecten bestaan meerdere versies. Zijn ze identiek, dan zijn
het duplicaten. Verschillen ze (naar vorm, naar kleur, naar materiaal ,
naar oriëntatie, naar schaal, naar duur) dan zijn het varianten als ze naast elkaar bestaan,
en transformaties als een bestaand object wordt veranderd in een ander.
Duplicaten, varianten en transformaties zijn geen beelden. Dat ze vaak
met beelden worden verward, komt omdat beelden bij uitstek getransformeerde objecten tonen,
én omdat het zelf ook transformaties zijn, maar dan van een bijzondere
soort: zintuiglijk gereduceerde objecten.
Met uitzondering van
voorstellingen zijn alle beelden ook werkelijke objecten. Er kunnen dus ook duplicaten, varianten of transformaties
van worden
gemaakt. Pas wie goed onderscheid maakt tussen beelden en duplicaten, variaties,
of transformaties kan zien dat ze vaak met elkaar worden gemengd.
ZOEK DE FOUTEN
Voor wie nu denkt 'en dan?',
zoek de fouten in volgende gedachtegangen:
Voor de filosofen: 'A Constable painting of Marlborough Castle is
more like any other picture than it is like the Castle, yet it
represents the Castle and not another picture – not even the closest
copy'. 'The plain fact is that a picture, to represent an object, must
be a symbol for it, stand for it, refer to it; and that no degree of
resemblance is sufficient to establish the requisite relationship of
reference. Nor is resemblance necessary for reference; almost anything
may stand for almost anything else. A picture that represents - like a
passage that describes - an object refers to and, more particularly,
denotes it. Denotation is the core of representation and is independent
of resemblance'. (Languages of Art 1968, p.5).
Voor kunstenaars en andere niet-filosofen: 'By handcrafting all the elements in monochromic grey, you get a kind of
reduction of the information. So when you shape and handcraft things
yourself, avoid the use of ready-made objects, and choose the textures,
colors and skin of the materials yourself, it becomes an overall
sculptural environment. If I would use ready-made seats and tables and
architectural parts, it would become a simulation, like a film set is a
simulation of the real. My work is an evocation or a representation, but
not a simulation. Just like a couple of my large-scale installations
where the fakeness is extremely obvious. This is very important because
when it’s obviously fake, it’s not a simulation but an interpretation of
the real thing. It’s like a painting, if you look at an old landscape
painting and if you accept the proposition of the painter, you can
really mentally wander around in this painted evocation. That’s the
beauty of painting. My root is also in painting. Somehow I like the
evocation of something fictional, but at the same time credible.'
Interview met Hans Op de Beeck.