INLEIDING
Nu
we de vele soorten waarneembare en voorgestelde zelfbeelden hebben
onderscheiden, zelfportret en zelfdrama, en zelfbeeld, werkelijk zelf, en
zelfteken, rest ons nog - in afwachting van de grotere vlucht van de
nabeschouwingen in de epiloog - de weinig spectaculaire taak in een
laatste hoofdstuk de vele mengvormen te bestuderen.
MENGINGEN VAN DIVERSE SOORTEN ZELFBEELDEN,
Binnen het domein van het beeld zijn er om te beginnen mengingen van beelden voor
de diverse zintuigen. De belangrijkste - de audiovisuele -bespraken we
al in hoofdstuk III.
Maar er zijn ook de mengingen van
waarneemnbare met voorgestelde zelfbeelden.
Populair is de menging van voorgestelde beelden met visuele beelden
als illustratie van voorgestelde zelfbeelden:
tekeningen of foto's die worden ingelast in dagboeken, zoals hieronder bij
Samuel Beckett:
De menging is standaard in de roddelpers, waar zelfverhalen kracht wordt
bijgezet door betrappende foto's. In
Portrait
Werner Herzog (1986), worden stukken zelfverhaal in voice off gecombineerd met
foto's of film van plaatsen waar de verhalen zich afspeelden, met foto's van toen
hij achttien was, en groepsfoto's van bij het maken van zijn films.
De menging van zelfverhaal en auditief zelfbeeld is haast standaard in
de lyrische, dramatische, en narratieve modus,het narratieve zelfbeeld.
Dat is zonder meer duidelijk in de narratieve modus: waar de weergave van
monoloog of dialoog in directe rede wordt gecombineerd met het
verhaal. Ze is evenzeer standaard in veel lyrische poëzie. Het
spreken van het lyrisch subject wordt gecombineerd met ofwel het
beschrijven van de omgeving, zoals in Der Radwechsel van Bertolt Brecht,
ofwel met de beschrijving van de innerlijke gesteldheid, zoals in
Hor che'l ciel.
madrigaal
Menging van zelfverhaal met audiovisueel zelfdrama is standaard in het
alledaagse leven als iemand vertelt wat hem overkwam, terwijl hij
daarbij opvoert wat hij dan deed.
Ten slotte kunnen ook de modi van het zelfbeeld - zelfdrama en zelfportret
- met elkaar
worden gecombineerd: dat is dan weer standaard in het klassieke toneel waar de dramatische handeling regelmatig
wordt onderbroken om een audiovisueel zelfportret in te lassen - de
monoloog.
MENGINGEN VAN ZELFBEELD MET ZELFTEKEN
Er zijn ook vele vormen van menging van werkelijk zelf, beeld van
het zelf, en teken voor het zelf.
Een schoolvoorbeeld is het biografisch museum. Daar vinden we visuele,
auditieve en audiovisuele zelfbeelden
(schilderijen, prenten, foto's en beelden, geluidsopnamen, films) van een of
andere historische figuur, gecombineerd met verbale zelftekens (puur
discursieve informatie zoals levensbeschrijvingen) en
niet-verbale zelftekens voor het zelf - tentoongestelde werkelijkheid
zoals muziekinstrumenten, schrijftafels, werkkamers enz. Ook in
biografische lemma's wordt biografische informatie gecombineerd met
tweedimensionale beelden.
Menging van visueel zelfbeeld met zelftekens vinden we ook
op de identiteitskaart en het paspoort.
Ook het auditieve zelfbeeld wordt vaak met zelftekens gemengd. We wezen er al op dat het spreken van het zelf ofwel voorstellingopwekkend kan zijn ('Mi
lanckt na di, gheselle mijn' dat de voorstelling van het
bijbehorende gevoel opwekt), ofwel puur discursief. In dat laatste
geval kan het spreken over om het even welk onderwerp gaan, maar
daardoor onrechtstreeks ook een teken zijn voor de aard van het zelf
(zijn beroep, zijn karakter, zijn zorgen enz.), of het kan over het
zelf gaan zoals bij zelfduiding of bij legitimerende uitspraken
('Ik deed het omdat....'). In beide gevallen is er sprake van
menging van een auditief zelfbeeld (een beeld van het spreken als
zodanig) en een zelfteken (de inhoud van het spreken als teken voor
het zelf, of de inhoud van het spreken als spreken over het zelf).
Een bijzonder geval is wanneer zelfbeelden
deel gaan uitmaken van een meer omvattende niet-verbale uitspraak door
de introductie van beeldelementen die als niet-verbaal teken
functioneren. In 'Phase II' van Yves Velter zien we een zelfbeeld,
waarbij het gelaat een haast onbeschreven blad lijkt, waardoor het
tot niet-verbaal teken wordt dat lijkt te zeggen dat het gelaat
niets over het innerlijk kan zeggen - een ontkenning van de
mogelijkheid een onthullend zelfportret te maken. Tegelijk stroopt de figuur als het ware zijn huid
af, en legt daarbij een spiegel bloot, wat - alweer in niet-verbale
taal - lijkt te willen zeggen dat we alleen onszelf in dat innerlijk
willen projecteren.
Evenzeer aan het zicht onttrekt zich het gelaat bij Herman Maes, waarbij
dat gebaar wordt versterkt door het hoofd zwart te kleuren op de plaats waar de hersenen
zitten, zodat in het beeld een zwart gat ontstaat dat een scherp contrast vormt met de
visuele volheid van het haast Franciskaanse landschap op de voorgrond.
Landschap en zelfbeeld worden daardoor tot onderdelen van een (hier niet
nader te expliciteren) niet-verbale uitspraak.
Co Westerik op 'Zelfportret met witte deur' met fijn penseeltje, waarmee
hij zegt dat hij een 'fijnschilder' is.
SAMENVATTING
Er zijn vele mengvormen van zelfbeelden: menging van zelfbeelden in
verschillende zintuiglijke domeinen (meestal audiovisueel), menging van
waarneembare en voorgestelde zelfbeelden (zoals de regel in de lyrische,
dramatische, en verhalende modus), menging van zelfportret en zelfdrama,
en, ten slotte, menging van zelfbeeld en zelfteken.