Marie-Laure Bernadac, tevens de curator van de tentoonstellingen als
'Masculin/Féminin: le sexe de l'art (Paris, 1995), ''Présumés innocents'
(Bordeaux, 2000) en
Louise Bourgeois in (Beaubourg, 2008), heeft
Jan Fabre uitgenodigd om de vierde editie te verzorgen van 'Contrepoint'': 'De
engel van de metamorfose' (2008).
De tentoonstelling werd geopend door Hare Majesteit Koningin Paola Ruffo di Calabria
van het Koninkijk België.
Jan Fabre: 'Ik ben de eerste levende kunstenaar die een
eenmanstentoonstelling krijgt in het Louvre'. Alle reden om trots te
zijn! Zeg nu zelf, niet iedereen mag zomaar in de 39 zalen van de Richelieuvleugel van het Louvre een
'dialoog' aangaan met de Grote Vlaamse Meesters uit het
verleden.
Reden te meer om deze megalomane onderneming even van naderbij te
bekijken.
;
Van iemand die 39 zalen moet volstouwen kunnen we natuurlijk niet
verwachten dat hij ons allemaal nieuwe werken laat zien. Veel oud zeer
dus. Verwijzen we slechts
naar'Sanguis sum' (2001);
'De mestkever' (2001); 'Vermis Dorsualis
& Duivelsmaskers' (2002); 'Sarcofago Conditus' (2003); 'Stilleven
met kunstenaar' (2004); 'De boodschappers des doods onthoofd' (2006), en 'Ik laat me
leeglopen'
(2006), ditmaal tegen een portret van Filips de Goede naar Rogier
van der Weyden.
Een en ander werd wat aangepast voor de gelegenheid. Zo werd de Venetiaanse versie van 'Ik
spuw op mijn eigen graf' (Palazzo Benzon, 2007) gerecycleerd als
'Zelfportret als de grootste aardworm ter wereld' (2008). De
grootmeester laat zichzelf niet langer aan een touw van de zoldering bengelen, maar
heeft de gedaante aangenomen van een aardworm, die almaar herhaalt: 'Ik
wil mijn hoofd uit de strop van de geschiedenis trekken'. Dat nederige gebaar is
slechts schijn: de titel leert ons meteen dat hij de
grootste is onder alle aardwormen (te weten: de
overige groten der aarde die eveneens werden vervangen door insecten, wier gelederen voor de gelegenheid werden aangevuld
met Jean-Paul Sartre), en, anders dan die andere insecten, 'bevrucht'
Jan Fabre naar eigen zeggen ook 'de aarde'.
Er is ook een handvol nieuwe werken. Meest opvallend zijn de 70 duiven in glas van Murano in
Fabres merkkleur: Bicblauw. De titel mag er zijn: 'Schijtende
ratten van de lucht en vredesduiven' (2008). Zoals te verwachten
van Jan Fabre, die verzot is op lichaamssappen, 'sch..ten' ze vanop een
richel 'str.nt' op de
muren van het Louvre. Net als 'Totem' en
'De benen van de rede ontveld', een niet mis te verstane 'metafoor', die meteen
laat zien waar het hem werkelijk om is te doen in dat potsierlijke 'Ik laat me
leeglopen'. In plaats van de conclusie te trekken dat je maar beter
stopt met schilderen als je de oude meesters niet kan evenaren, acht Jan
Fabre zichzelf niet alleen zo belangrijk dat hij zichzelf in was laat
afgieten om zijn impotentie te vereeuwigen, maar laat hij ook nog zijn Fabreblauwe
duiven sch..ten op de
muren van het respectabele museum waar de Oude Meesters worden gevierd.
Mij doet het denken aan die andere held van abjecte lichaamssappen:
Paul McCarthy, die er maar niet genoeg van
krijgt om te herhalen dat schilderen niet meer is dan doeken besmeuren
met str.nt.
Evenzeer nieuw zijn de 'Offer aan de god van de
slapeloosheid' (2008): wassen ersatzledematen bedekt met ogen.
Volgens de perstekst gaat dit werk over de onmogelijkheid 'om in slaap te
vallen ten gevolge van de verleiding door de zintuigen, gesymboliseerd
door de landschappen en portretten in zaal 30'. Volgens Jan Fabre zou
het werk ook verwijzen naar Georges Batailles
'Histoire de l'oeil'. Maar is er geen wereld van verschil tussen een
echt Bataillesk werk zoals Hans Bellmers pop, en het knutselwerkje van
Jan Fabre, waar de relatie puur oppervlakkig is: niet meer dan een
'referentie'?
Ook de zogenaamde 'dialoog'
tussen de werken van Jan Fabre en de Grote Meesters is niet meer dan een
lukrake opstelling op lukrake gronden. In sommige
gevallen is er allen maar een schijn van thematische relatie. Neem nu 'Sarcofago Conditus' (2003),
dat is opgesteld tegenover werken van Hans Memling, waarvan wordt gezegd
dat ze 'dood en verrijzenis' bezingen. Het kenmerkende van Fabres
werkstukje zijn die vergulde duimspijkers. Maar, om eerlijk te zijn:
ik vind in de hele zaal niets dat 'resoneert' met dat centrale gegeven.
De 'Money
Collages' worden dan weer op puur letterlijke gronden getoond naast de
'Belastingontvangers' van Marinus van Reymerswaele', en dat geldt
evenzeer voor tekeningen in bloed (afkomstig van de solo performance 'My
Body, My Blood, My Landscape' van 1978) die 'dialogeren' met'Le Martyre de
Saint Denis' door Henri Bellechose... In nog andere gevallen zijn de
werken er echt met de haren bij gesleurd. De vitrines met 'Vermis Dorsualis
& Devil Masks' (2002) (wat eigenlijk dorsalis had moeten zijn)
worden geacht te 'alluderen' op 'de sierraden en de blanke huid van Hélène Fourment in
het portret door Rubens'. En de 'Mestkever' (2001), een sfeer bedekt met
kevers op een matras, wordt geacht te 'dialogeren' met de (parels op de)
rok van het portret van Maria de Medici door Frans II Pourbus. In
andere zalen is de relatie puur uiterlijk, zoals wanneer de kleur
van de schilderijen van Justus van Gent wordt gebruikt als voorwendsel
om uit te pakken met vier Bictekeningen 'Het uur blauw'. Alsof er in het
hele Louvre geen ander blauw te bekennen was...
De patente oppervlakkigheid van de relatie tussen de werken van deze
'hedendaagse reus' en de werken van de Oude Meesters, stelt de
vooropgezette bedoeling in vraag. De reeks
'Contrepoint' wordt immers geacht een dialoog te zijn met de
oude meesters, 'zodat de toeschouwer de werken van gevierde meesters kan
herontdekken door de ogen van deze hedendaagse grootmeester'. Dat klinkt
mooi. Maar niettemin begrijp ik niet wat de veertig ton zwart graniet en die
ronduit lachwekkende aardworm van Jan Fabre komen toevoegen aan het al
indrukwekkende corpus van commentaren die zijn geschreven bij de
Medicicyclus van Rubens. Wij hebben echt niet moeten wachten op het
genie van Jan Fabre om te begrijpen dat er een tegenstelling is tussen
het picturale geweld dat hier wordt ontketend en het lichtgewicht van
een koningin dat erdoor wordt verheerlijkt, zeker niet omdat er een nog grotere
tegenstelling bestaat tussen de tonnen graniet waarin de boodschap wordt
'verwoord' en de futiliteit ervan. Ik geef grif toe dat in laatste instantie
Pieter-Paul Rubens, Jean-Paul Sartre, en alle andere 'oude meesters'
slechts betekenisloze insecten zijn die rondkropen over de aardkorst.
Maar dat betekent nog niet dat alle aardwormen van hetzelfde kaliber
zijn. Met hoeveel ton graniet Jan Fabre ook mag komen aandraven om ons
diets te maken dat hij de
grootste is onder de aardwormen, wat mij betreft verdient hij zijn
plaats in het Pantheon der Grote Insecten van onze planeet alleen als parasiet die teert op de lijken van zijn illustere voorgangers - of
als duif die het niet verder schopt dan te sch..ten op hun
zerken.
De pure wanverhouding tussen de onbenulligheid van de vermeende
'herontdekking' en de megalomanie van de onderneming - 39 zalen en 40
ton graniet - verraadt alleen maar dat hier iets heel anders werd
beoogd. De nadruk waarmee Jan Fabres
werkstukjes worden geconfronteerd - op gelijke voet gesteld - met de
werken van de oude meesters, is niet meer dan één levensgrote
niet-verbale uitspraak: dat Jan Fabre een plaats verdient tussen de
meesters in het Louvre als het Pantheon van de kunsten. Beter nog: dat
zijn werk meer waard is dan dat van alle oude meesters tezamen. Want Jan
Fabre is niet alleen de eerste levende kunstenaar die 39 zalen krijgt:
de dode kunstenaars moeten het al eeuwen met heel wat minder stellen. Al
heeft een figuur van het allure van Jan Van Eyck genoeg met enkele
vierkante meter op één enkele muur om datgene te bewijzen waar Jan Fabre
nog niet met 100 zalen en 1000 ton graniet in zou slagen. De
formule - het opstellen van would-be kunstwerken tegen de achtergrond
van meesterwerken uit de musea - wordt almaar meer populair. Het volstaat om
te verwijzen naar Spencer Tunick,
die een van zijn 'lichaamsculpturen' nadrukkelijk opstapelde aan de
voeten van Rubens' 'Venus en Adonis' in Düsseldorf (2006), een gebaar
dat niettemin niet volstaat om de 'tentoongestelde
werkelijkheid' van een verzameling naakte lichamen in een sculptuur
te veranderen, laat staan in een compositie die de vergelijking zou
kunnen doorstaan met Rubens' 'Val der Engelen'. Gedurende de zomer van
datzelfde jaar 2006, meende ook Jan Fabre, bij wijze van algemene
repetitie voor de huidige tentoonstelling, de attributen en video's van
zijn armzalige performance 'Virgin-Warrior/Warrior-Virgin' met
Marina Abramovicte moeten tentoonstellen in de prestigieuze Rubenszaal
van het Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen ('Homo Faber', 2006),
alsof we hier te maken hadden met vergelijkbare producten, laat staan
vergelijkbare kwaliteit... Ook de fotografen bedienden zich met succes
van de techniek in hun pogingen om voet aan wal te krijgen in de tempels
van de kunst (zie Andreas Gursky en
Joel-Peter Witkin).
Al deze 'dialogen' en 'confrontaties' zijn op hun beurt dan weer een
echo van de 'referentie', die zo populair werd in het tijdperk van het
postmodernisme. Toen achtte menig 'kunstenaar' het voldoende om een
allusie te maken op een of ander meesterwerk om het gevoel te krijgen
zelf een kunstwerk te hebben gemaakt van dezelfde allure. Neem nu 'De
tuin der lusten' van Jan Fabre zelf. Zonder twijfel verwijst de
titel naar Hieronymus Bosch. Maar dat volstaat niet om deze puur
decoratieve versiering om te toveren in de 'Sixtijnse kapel', en nog
minder om Jan Fabre te verheffen tot de rang van een Michelangelo of een Hieronymus Bosch.
En dat geldt evenzeer voor Paul
McCarthy's
'Butt Plug: zelfs al 'verwijst' die volgens zijn schepper naar Constantin Brancusi,
dat maakt het nog niet tot een beeldhouwwerk van hetzelfde niveau.
De waarheid is dat een echte 'dialoog' of een echte 'confrontatie' met
de oude meesters niet zozeer een kwestie is van 'verwijzen', laat staan
van botweg de tempel in te palmen met tonnen graniet, maar
eerder een kwestie van het evenaren of overtreffen van een of andere
opgave die de oude meesters zich stelden: denk maar aan Ludwig
van Beethovens 'Diabelli Variations' als antwoord op Bachs 'Goldberg
Variations', of aan Anton Bruckners of Gustav Mahlers Negende als
antwoord op die van Ludwig van Beethoven. Of aan Manet's Olympia en Titiaans Venus of
Urbino. Jan Fabre kan daar nog niet eens aan denken... 'Sch..ten'
gaat hem heel wat beter af. Men moet heus geen kunstexpert zijn om
door te hebben dat Fabres werkstukjes niet thuishoren in het
Louvre. Niet ver van Parijs is er een plaats waar ze beter tot hun recht
zouden komen: Euro Disney. Geef toe: kun je een betere plaats bedenken
voor ''Searching for Utopia'? Ook de
nieuwste metamorfose van Jan Fabre in de aardworm die hij al altijd was
zou er ongetwijfeld niet misstaan...
Duiven in Muranoglas laten sch..ten op de muren van het Louvre: nog
beter dan die andere niet mis te verstane metaforen 'De benen van de
rede ontveld' of 'Totem',
legt 'Schijtende
ratten van de lucht en vredesduiven' (2008) nog andere aspecten
bloot van dit zogenaamde 'enfant
terrible'. Al dat sch..ten en choqueren is niet meer dan de blinde en
doelloze rebellie van de kleinburger, die ternauwernood de even
kleinburgerlijke rancune verbergt van niet te behoren tot de upper class -
of, voor de gelegenheid, tot de rangen der reuzen uit het verleden.
Gelukkig heeft Hare Majesteit Koningin Paola zelf hem inmiddels verheven
tot de rang van Michelangelo door hem de zoldering van haar paleis tot 'Tuin
der lusten' te laten omtoveren. En haar trouwe echtgenoot, Koning Albert II,
deed er nog een schepje bovenop door de rebel zowaar te verheffen tot 'Grootofficier
in de Kroonorde' (!!!). Jammer dat onze koningin niet meer behoort tot
het soort aristocratie dat niet alleen een aristocratie was van het bloed, maar
ook van de smaak. Geef toe dat er enig verschil is Julius II
die Michelangelo onder de arm nam om de Sixtijnse kapel te beschilderen
en zijn graftombe te beeldhouwen, en onze koningin die zich ontfermt
over iemand die de muren van het Louvre laat besch..ten door duifjes in
glas van Murano.... Koningin Paola is niet alleen de schaduw van die
schaduw van een koningin - Maria de Medici, het blijkt niet tot haar
door te dringen dat haar beschermeling niet meer is dan de schaduw van
de schaduw van Rubens. Wat zal ze zich gerustgesteld hebben gevoeld bij
de heiligverklaring van haar protégé in het Louvre! Jammer alweer dat de sleutels
tot dat voormalige Heilige der Heiligen niet langer worden bewaard door de zo gewraakte Hoeders
van de Kunst, maar door dat nieuwe zelfgenoegzame ras van verlichte
curators dat tegenwoordig de dienst uitmaakt in onze musea. Een schaduw
van een koningin, die de tentoonstelling opent voor een schaduw van een
kunstenaar, in wat een schaduw is geworden van een museum, onder warm
applaus van schaduwen van rebellen die de Keizer van de Artistieke
Impotentie komen installeren op zijn Grote K.kstoel in het Louvre: mis dat spektakel niet!
Volgende afspraak in Bayreuth?
© Stefan Beyst
We staan gelukkig niet alleen met onze kritiek. Enkele citaten van
Jean-Louis Harouel in 'Le
Figaro':
'Le soi-disant artiste contemporain continue de brandir les vieux
poncifs éculés de transgression et de révolte ressassés depuis un
siècle, alors qu'il poursuit en réalité une stratégie ambitieuse de
réussite personnelle.'
'L'art contemporain, qui n'est pas de l'art, cherche à se donner une
légitimité artistique en établissant une confrontation forcée avec les
plus grands chefs-d'œuvre de l'art.'
Lynn Barber
schrijft in 'The
Guardian' 'What a miserable worm!'. 'I
would have thought any first-year art student would leap at the chance
of making a giant worm for the Louvre, but Fabre gives us the sort of
standard-issue, beige draught-excluder you could find at any craft fayre.'
Volgend citaat vertelt alles over de fans van Jan Fabre:
'Jan Fabre work is now being exhibited at the Louvre in Paris, and, his
work: "Self Portrate as the World Biggest Worm" is like a ray of
sunshine amongst all the biblical, classical and renessance era crap
that's there.' (Moon
babies).
Ook onze minister van cultuur overtrof zichzelf op zijn website (11
april 2008):
Gisteren was ik een apetrotse minister van Cultuur.
Jan Fabre stelde tentoon in het Louvre in Parijs. Wat een sensatie, wat
een beleving!
Jan Fabre is een geweldig beeldend kunstenaar. Jan is een speciaal
geval, een creatieve duizendpoot die het onmogelijke waar maakt. Ik hou
van Fabre. Vooral als beeldend kunstenaar. In zijn theatervoorstellingen
is hij ook steeds met beelden bezig. Fabre is een fenomeen. Gisteren
stond hij in de rijkste kunstverzameling van de wereld. Tussen alle
grootsten der aarde. De moeder van alle musea, Le Louvre, is het summum
voor de kunstliefhebber. Het werelderfgoed is hier verzameld, via
oorlogen, plunderingen, diefstallen, aankopen, verwervingen uit alle
hoeken van de wereld. Hier zijn ook de grootste Vlaamse schilders
rijkelijk aanwezig: Rubens, Van Eyck, Van Dyck, Rogier Van Der Weyden,
noem maar op. En daartussen prominent Fabre. Met enkele fantastische
oude en nieuwe werken.
Fabre maakt de verbinding tussen eeuwen klassieke kunst. Hij doet de
mensen nadenken, hij shockeert, verbaast, verwondert. Hij doet lachen,
genieten, verlangen.Hij laat duiven schijten op de muren van het
Louvre.Hij brengt leven en dood, het heden en de eeuwigheid.Fabre met
een bloedneus, Fabre als worm, Fabre als Fabre.
Heel de wereld zag opnieuw een Vlaams kunstenaar in het hart van de
kunstwereld. De Vlamingen hebben reeds Avignon veroverd, Berlijn,
Londen, New York, Edingburg, nu Parijs. Zelfs het koninklijk bloed
stroomde voor de Vlaamse gemeenschap.Ja, hier ben ik fier op. Het is een
eerbetoon aan al onze kunstenaars. Méér dan knap!
Bert
Zie ook:
Aude de Kerros:
À quoi sert l'exposition Jan-Fabre au Louvre ?
Interview with Christine Sourgins ('Les mirages de l'Art contemporain'):
Prise d'otage au musée du Louvre
referrers
Soundblog
GalliaWatch
Culture Wars