Fabre pleegde niet alleen menig werkstukje met kevers, hij liet
inmiddels ook een en ander in brons gieten: na zijn 'Man die de wolken
meet' en zijn 'Man die vuur geeft' komt hij
nu in het kader van Beaufort 2003 te Nieuwpoort aangereden op een
tonnenzwaar beeld: de meester zelve, nog bij leven in brons gegoten,
gezeten op een schildpad, met deblik van een 'warrior soul' uitkijkend
over de weidse Noordzee:
'Searching for Utopia' heet het geval. Er naast kijken is onmogelijk:
het is zeven meter lang, vijf meter breed en drie meter hoog. Wat een
argeloze kunstacoliet in een gerenommeerde krant - de naam
kunstcriticus is niet meer van toepassing op dergelijke schrijvelaars
over kunst - de term 'monumentaal' in de mond deed
nemen. Waaruit blijkt dat niet alleen het onderscheid tussen kritiek en
reclame helemaal zoek is, maar ook elk bewustzijn van het verschil
tussen 'groot' en ‘monumentaal’. Het is niet omdat je een autootje
van Dinkey Toys uitvergroot tot het formaat van Fabres schildpad dat het
daarom plots monumentaal zou zijn geworden. Monumentaal is Fabres
schildpad nooit geweest, en ze zal het nooit worden, al zou je ze nog
tien keer groter maken. Met het mateloos uitvergroten van
onbenulligheden stap je in het beste geval alleen maar in het voetspoor
van Claes Oldenburg. En dat heeft zo zijn voordelen, zoals de New Yorkse
Action Painters al decennia eerder hebben begrepen: ware Fabres
schildpad tot handgroot oefeningetje gereduceerd, geen kat zou er nog
naar omkijken. Terwijl om het even welk object van die afmetingen
neergepoot temidden van badgasten gegarandeerd in de krant komt. En nog
beter betaalt ook. Waarom formaat en gewicht in de hedendaagse kunst
niet meer weg te denken zijn....
Inhoudelijk dan. Het zicht van Fabre op een met de voorpoten
scharrelende schildpad: dat deed me meteen denken aan Peter Pan
die voor zijn venster staat, op het punt om weg te vliegen. Of aan Nils
Holgerson op de nek van zijn gans. Of nog: aan het jongetje in E.T. dat
met zijn fiets de lucht in gaat - al zou dat op Fabres gedrocht niet van
zo'n leien dakje lopen.
Fabre poseert graag als 'romanticus'. Maar bij
romantiek dacht ik niet zozeer aan jongensdromen, eerder aan zoiets als
de Hyperion van Hölderlin. 'Utopia' lijkt me daaarom een nogal
overtrokken benaming voor de jeugdige bestemmingen waar deze jongetjes
naar op weg zijn. De zwaarwichtige titel ten spijt mag Fabres concept
toch wel magertjes - kinderlijk - heten.
En dan hebben we het nog niet over het beeld als zodanig gehad. Een
beeld is - de drie gulden regels van
Weiner ten spijt - toch nog iets meer dan een
concept. Want, al teert Fabre al een leven lang op een handvol ideetjes
uit zijn jongenstijd, concepten duiken aan een tempo van honderden per
dag op in om het even welke ietwat creatievr geest. Teveel dus om
allemaal uit te voeren, en onbegonnen werk om ze allemaal in tonnen
brons te laten stollen. Zo'n uitvoering is voor de meeste ideeën
overigens volstrekt overbodig: ze zijn ten volle genietbaar als pure
concepten. Wie meent dat zijn concepten moeten worden uitgevoerd, en wel
in groot formaat en in brons, mag zich toch eerst de vraag stellen of de
concrete uitvoering iets wezenlijks aan de draagwijdte van zijn concept
zal bijdragen.
Maar naar zo'n wezenlijk bijdrage van de belichaming in een beeld hebben
we bij Fabre het zoeken. Waarom het zo groot is weten we al. Blijft de
vraag waarom het in brons is. Waarom ging Fabre geen reuzenschildpad
vangen op de Galapagoseilanden, alwaar dat ras aan het uitsterven is, om
ze vervolgens door Damien Hirst te laten opzetten en er ten slotte een
wassenbeeld van meester Fabre, bij leven vervaardigd door de staf van
Madame Tussaud, op te laten aanbrengen? Dat zou al conceptkunst van een
iets hoger gehalte hebben opgeleverd! Zou het kunnen dat brons de
meester wat artistieker leek en hem meteen zijn plaats in de rij van
roemrijke voorvaderen liet toekomen? Beschouwt Fabre zich immers niet
als een der laatste exemplaren van dat ander uitstervend ras: de
kunstenaars? Al zal het niemand ontgaan dat het een schildpad - in
tegenstelling tot neem een gehoornde Mozes - ongeveer aan alles
ontbreekt wat een beeld tot een uitdaging maakt. Een beetje boetseerder
klaart de klus op een kwartier, blindelings, met de handen onder tafel.
Net iets moeilijker dan het kappen van een kei uit marmer. Een mannetje
maken is al andere koek, al staat de techniek tegenwoordig voor niets.
En dan hebben we het nog niet eens over de stuntelige
manier waarop het mannetje op de zeeschildpad is geplakt:
driedimensionale fotoshop voor beginners. Geef mij dan maar de
illustraties uit de Nils Holgersons reizen uit mijn jeugd!
En dan dat door de moderne kunst zo gewraakte fotografische
realisme,
dat wel een hommage lijkt aan het fotografische surrealisme van Delvaux,
die twee dorpjes verder in Sint-Idesbald zijn museum heeft ingericht!
Ware het niet dat Fabres gebrek aan kwaliteit eerder in de richting
wijst van het super-realisme van de ruimtetuigen en de fantastische
dieren in Star-Wars - of de modelvliegtuigjes uit de kinderjaren van
Fabre.
Welke belletjes doet dat rinkelen? Was het niet bij Weiner, de
paus van de conceptkunst, dat we uitgerekend in het rijk van het
onzinnelijke ‘concept’ plots het platste fotografische realisme zagen
opduiken? Met diezelfde kampioen van de conceptkunst heeft Fabre ook nog
de voorliefde gemeen om zijn concepten desgevallend de nodige
gewichtigheid te verlenen door ze in tonnen brons te gieten (zoals
alweer Weiner).
Ware Fabres baken niet in brons, maar in plaaster uitgevoerd en rozig
beschilderd, hij zou niet misstaan in het Hohenschwanstein van Ludwig II,
alwaar deze laatste der absolute monarchen zich graag als Lohengrin
placht op te voeren, in een bootje getrokken door een zwaan. Al heb ik
er enige moeite mee om de commercantenziel van Fabre - verkocht hij niet
eerst de naam en dan de waar? - in één adem te noemen met de toch heel
wat charmantere verschijning van Ludwig II. Deze stap van schildpad naar
zwaan kan niettemin niet verdoezelen dat de zwanenkoning evenzeer als
Fabre de kunst verstond om bij ontstentenis van eigen kunnen dan maar
echte kunstenaars voor zich in het gareel te spannen - geheel in
tegenstelling tot Wagner die zelf de tekst en de muziek schreef voor
zijn 'Gesamkunstwerke'. Niet in Beieren dus. Disneyland zou al een
betere locatie zijn, ditmaal voor een versie in gekleurd polyester, ware
het niet dat ze aldaar in de regel een hoger artistiek niveau halen, zij
het dan voor kinderen. Daarom zou Neverland van Michael Jackson, dat
ander grootgeworden kind, al beter voldoen. Maar in zand uitgevoerd zou
Fabres schildpad pas goed tot zijn recht komen op het
zandsculpturenfestival van Zeeburgge of Blankenberge. Of in ijs op het
midwinterfestival in Bokrijk. Kwestie van ook Limburg wat te gunnen...
En over Hyperion gesproken: een vluchtige vergelijking met dat andere
beeld dat in vroegere
tijden op de zeeën uitkeek - de Nike van Samothrake - volstaat om
er zich rekenschap van te geven in wat voor dieptepunt de beeldhouwkunst
op het einde van de twintigste eeuw is beland. Om nog maar te zwijgen
van het gehalte van de talloze kunsttoeristen en badgangers die zich
ongetwijfeld aan dit beeld zullen vergapen als aan het zevende
wereldwonder: eindelijk een kunstwerk naar hun beeld en gelijkenis! Al
moeten zij het bij hun tocht naar de golven stellen met een opblaasbaar
schildpadje rond de buik.
Jammer dat het beeld ondanks zijn hyper-realisme nooit tot leven zal
komen: dan hadden we het nogkunnen meemaken hoe het langzaam maar zeker
met scharrelende voorpoten in de golven zou verdwijnen. Waar het
thuishoort, tussen het overige schroot op de bodem van de Noordzee...
© Stefan Beyst