home over kunst over kunstenaars besprekingen info/contact


OMGAAN MET EMOTIES.
Of: hoe een zielig vogeltje zich tot vervaarlijke Neanderthaler ontpopt…


Joske mocht wat langer opblijven, want ik zou met hem nog eens naar ‘Lancelot’ kijken, een film over een van zijn geliefde graalridders. Bij het slapen gaan is hij druk aan het nakaarten over kruisbogen, vlammenwerpers, bogen aan palen vastgemaakt en nog meer technische wetenswaardigheden uit het militair-sadistische universum. Plots barst hij in tranen uit en stopt zijn gezicht onder de lakens. Compleet verrast vraag ik hem wat er aan de hand is. ‘Ik kan die woorden niet vinden!’ ‘Welke woorden?’ ‘De woorden die Arthur roept als ze gaan aanvallen’. Ik gok wat, maar vang telkens weer bot. ‘Het waren andere woorden’ weent hij, opnieuw zijn hoofd onder de dekens verbergend. Ik beloof hem morgen nog eens naar de betreffende passage te kijken om te weten welke woorden Arthur sprak.

Maar voeg er meteen aan toe dat het toch niet daarom is dat hij zo hartsgrondig verdrietig is. Ik vraag hem wat uit en suggereer hem dat het misschien is omdat Arthur is gestorven. Weer barst hij in tranen uit. Dat was inderdaad een ontroerende scène! Al vroeger had hij een tekening gemaakt die mij onmiddellijk deed denken aan de indrukwekkende enscenering van de begrafenis in de film: een boot die op het meer glijdt, waarna de ridders hem met vuurpijlen in vlammen doen opgaan… Maar toen ontkende hij bij hoog en bij laag dat die scène er iets mee te maken had. We praten daar nog wat over door en dat doet hem blijkbaar goed.

Als zijn gezichtje weer is opgeklaard, begin ik hem toe te dekken. Tot hij plots opmerkt: ‘Dat gebeurt vaker de laatste tijd, dat ik plots begin te wenen. Hoe zou dat komen?’ Ik suggereer dat het komt omdat hij vaak bang is om te voelen wat hij voelt. Joske denkt even na, en filosofeert dan: ‘Ik denk dat ik begin te wenen als de buis van de tranen vol is door de traanklieren. En als de tranen uitgedroogd zijn, stopt het!’ ‘Ja, dat zou wel eens de verklaring kunnen zijn’ antwoord ik hem, niet zonder enige verbazing dat uit deze kindermond een theorie komt die al door menig wetenschapper voor hem werd verkondigd. Ik wil er niet verder op in gaan, want het is al laat en ik ben al blij genoeg dat hij het over zijn lippen had gekregen dat hij droevig was om de dood van koning Arthur.

Verontrust over deze ontwikkeling besluiten we wat meer aandacht te besteden aan de manier waarop hij met emoties omgaat. Een paar dagen kijkt hij met mama naar ‘Frank en Frey’. Als er iets heel droevigs staat aan te komen, begint hij grapjes te maken. Maar in plaats over het droevige gebeuren heen te lachen, laat mama heel duidelijk merken dat ze droevig is. Joske gaat nog even verder met grapjes maken, maar als hij merkt dat mama er niet op ingaat, raakt hij in de war. Hij krijgt door dat mama droevig is, kan niet langer aan zijn gevoelens weerstaan en begint plots tranen met tuiten te wenen.

Het is al een oud zeer met Joske. Als je hem vastpakt, begint hij vaak te slaan om zich niet te moeten laten gaan. Als je hem terechtwijst, begint hij luidkeels ‘Hou je kop!’ te snauwen, als hij al niet begint te stampen, met voorwerpen rond te gooien of de deur achter zich dicht te slaan. En als hem iets niet lukt, als hij verliest, of als iets anders hem te machtig wordt, balt hij zijn vuisten, steekt zijn kin vooruit en laat die op en neer bewegen, vervaarlijk heen-en-weer stappend met indrukwekkende passen en de ellebogen naar buiten gespreid: de ‘Neanderthaler’, zoals we deze vertoning zijn gaan noemen om zijn metamorfose een naam te kunnen geven. Die heeft hij zich een paar jaar geleden voor de spiegel aangemeten in een poging om er zonodig vervaarlijk uit te zien. Want als hij gewoon zichzelf is, oogt hij als een zielig vogeltje dat met vragende oogjes de wereld in kijkt. En daar zal hij tussen de belhamels van zijn toenmalige kleuterklas wel niet veel indruk mee hebben gemaakt.

Als ouder onderken je niet meteen de geleidelijke verschuivingen die van het kleine kwetsbare vogeltje plots een potsierlijke Neanderthaler maken. En als het zover is, ben je maar al te snel geneigd om het als een ‘natuurfeit’ te beschouwen – het toe te schrijven aan de ‘aanleg’, aan de ‘genen’. Nu is het ongetwijfeld zo dat Joske al van in de wieg een heel gevoelig wezentje was dat bij het minste probleempje meteen begon te wenen – of om het anders te formuleren: hulpeloos aan zijn emoties was overgeleverd. Zijn jongere zus daarentegen leek, evenzeer al van aan de borst, meteen voor alle problemen een oplossing in petto te hebben. Maar dat mag alleen maar een aansporing zijn om de ‘aanleg’ met des te meer ijver bij te schaven. Want als ouder zijn we in gebreke gebleven: omdat we nu eenmaal gevoelige trommelvliezen hebben, hebben we al te gemakkelijk de neiging om alleen maar tegen zijn luidkeelse wenen en schreeuwen op te treden, zonder altijd evenveel moeite te doen om hem te leren zijn problemen te verwoorden, of beter nog: eigenhandig aan te pakken. Daardoor ontnamen we hem alleen maar het kanaal om stoom af te laten, zonder tegelijk een nieuwe oplossing aan te bieden.

Heel wat goed te maken dus. Een paar dagen later ging hij bij het fietsen bijna uit de bocht wegens te grote snelheid bij een afdaling. Met bewonderenswaardige zelfbeheersing wist hij zich recht te houden, maar van zijn gezicht was alleen maar paniek af te lezen. Nadat we hem eerst hadden geprezen om zijn koelbloedigheid, zagen we meteen dat hij weer op punt stond om te beginnen stampen en de schuld op ons steken. Tot we op droevige, meelijwekkende toon zeiden: ‘Arme Joske, wij waren zo bang dat je uit de bocht zou gaan en over de grond zou schuren!’. Dadelijk begon de agressieve uitdrukking op zijn gezicht plaats te maken voor een uitdrukking van zelfmedelijden. Met als gevolg dat wij hem konden vastpakken en hem eraan herinneren hoe vastberaden hij had geprobeerd om zich recht te houden! Maar vooral dat wij hem konden herinneren aan zijn paniek: ‘Was jij ook niet bang om te vallen?’ ‘Ja’ zei hij - gewoon maar beteuterd, zonder in snikken uit te barsten. Want door hem te prijzen om zijn flinke houding, nam de grote jongen die zichzelf redt weer de bovenhand over de kleine baby die om zijn mama begint te wenen bij het minste gevaar. En door met de onze ook zijn angst te erkennen, leerde hij tegelijk ook het gevoel verdragen van niet almachtig te zijn. Zodat hij de vernedering van bijna uit de bocht te zijn gegaan niet langer moest afreageren door de getuigen ervan naar de hel te wensen.

Aangemoedigd door ons succes, probeerden we steeds meer het opduiken van de ‘Neanderthaler’ te voorkomen door tijdig in te grijpen. Achteraf wezen we hem er dan op hoe fijn het was als hij de Neanderthaler op stal liet staan. Hij begon door te krijgen dat hij met zijn agressief gedoe iedereen afstootte en ook nog eens iedereen agressief maakte op hem. En als ik er hem nog eens aan herinnerde hoe fijn het is als hij de Neanderthaler op stal laat staan, voegde hij er enthousiast aan toe: ‘Ik ga hem niet op stal zetten, maar met zijn kop tegen de muur te pletter gooien!’ Terwijl hij deze eerder gruwelijke woorden uitsprak, keek hij met zijn lieve oogjes weer in de mijne. Ontroerd streel ik hem door de haren, en hij vleit zich schuchter tegen mij aan: daar was de lieve gevoelige jongen weer die hij eigenlijk is en die ik zo graag heb. Al te vaak was onze relatie verstoord door zijn hatelijk gedrag.

Maar, zal men opwerpen, maak je het kwaad niet erger door hem zo tegen een stuk van zichzelf te keer te laten gaan? Beroof je hem niet definitief van de mogelijkheid om zijn ‘emoties’ te uiten door ze als een vreemde persoon in hem af te splitsen en dat stuk van zichzelf dan met de kop tegen de muur te pletter te laten gooien? (zie 'Solter'). Nee. Want het is uitkijken met ‘emoties’. De ene emotie is de andere niet. Er is een verschil tussen agressief worden op degene die getuige is van je onvermogen of die je op je fouten wijst enerzijds, en bang zijn omdat je soms onmachtig bent, of je schuldig voelen als je iets hebt gedaan wat niet mag anderzijds. Ook de agressie tegenover degene die je op je tekortkomingen of fouten wijst is een gevoel, maar het is een gevoel dat dient om een ander gevoel te onderdrukken: het gevoel van onmacht tegenover de overmacht van de natuurkrachten of het gevoel van minderwaardigheid tegenover de almachtigen die wel slagen. Pas als je deze laatste gevoelens aanvaardt, leg je je bescheiden bij de feiten neer, of neem je je integendeel voor om evenwaardig te worden aan je meerderen. En hetzelfde geldt voor het gevoel van schuld: pas al je dat aanvaardt, wordt vergeving je deel en neem je je voor om in de toekomst de fout niet meer te begaan. Tot ieders tevredenheid...

Sommige gevoelens moeten dus wel degelijk ‘onderdrukt’. Zodra het kind zelf drinken uit de koelkast kan nemen, past het niet meer dat het weent om dat van mama gedaan te krijgen. Om dezelfde reden moet een kind zich ook leren ‘vermannen’. Als Joske zich geneteld heeft of als een rode mier hem heeft gebeten, mag je van het zevenjarige knaapje dat hij intussen is geworden verwachten dat het niet luidkeels begint te wenen als een baby, maar zich vergenoegt met wat kreunen of een krachtterm. Een zevenjarige moet op zijn tanden kunnen bijten en wachten tot het jeuken vanzelf overgaat. En als hij verliest, mag hij stilletjes aan tot het inzicht komen dat zoiets nu eenmaal gebeurt in het leven (zie ‘Winnen en verliezen’).

Joskes metamorfose in ‘Neanderthaler’ is dus geenszins een uiting van gevoelens die je niet mag onderdrukken. De Neanderthaler is integendeel een groteske vermomming van een wenende babytje dat niet groot wil worden. Het komt erop aan hem te tonen hoe iemand van zijn leeftijd omgaat met de kleine probleempjes van het bestaan. Pas dan wordt de destructieve kettingreactie doorbroken waarbij een in het wild tierende knaap zijn omgeving steeds meer van hem vervreemdt. Pas dan kunnen meer volwassen gevoelens hun heilzame werk doen.

Zoals enkele dagen later bleek. Joske had zonder het te vragen – om stoer te doen voor zijn vriendinnetje – mijn cd-speler naar zijn kamer gebracht en de cd die erin lag met de goede kant naar onder op het kastje gelegd. Als ik ’s avonds, na terug mijn bezit naar zijn plaats te hebben gebracht, de cd wou beluisteren, begon hij te haperen, juist op een passage die ik van nabij wilde bestuderen. Volgende morgen roep ik hem op het matje. En ja hoor, daar dreigde hij weer de kop op te steken, de Neanderthaler. Gelukkig komt mama mij ter hulp: ‘Doe die onnozele kin weg en praat met papa!’ En dan deed zich plots het wonder voor: hij begint te huilen, zoals het hoort bij een schuldbewust kind dat de liefde van zijn ouders heeft verloren. En door zijn tranen heen breekt een meer volwassen reactie dan zijn vroegere slaan en stampen door: hij begint zich te rechtvaardigen: ‘Ik was vergeten welke kant er boven moest liggen!’. Waarop wij hem dadelijk vergeven en weer lief worden, hem belovend hem straks nog eens goed uit te leggen welke kant van boven moet liggen. Hij wist zichtbaar niet wat hem overkwam: gewoon schuld bekennen, maar tegelijk opmerken dat hij het niet uit onachtzaamheid had gedaan, bleek voldoende om zijn boze ouders weer in lieve ouders te veranderen, terwijl schreeuwen, ontkennen, op tafel kloppen of met deuren slaan zijn ouders alleen maar bozer maakte. Weer wezen we er hem op hoe veel fijner het is om schuld te bekennen en vergiffenis te krijgen, dan om de Neanderthaler tegen deze volwassen emoties in het geweer te brengen.

Iets later leg ik hem nog eens goed uit hoe dat zit met cd’s. Met het duidelijke voornemen om het in het vervolg goed te doen, luistert hij aandachtig. En ook ik merk, terwijl ik het uitleg, dat het inderdaad verwarrend is om te zeggen: ‘Leg de cd met de kant waar iets op staat naar boven.’ ‘Aan die kant staat er toch niets op!', antwoordde hij immers. ‘Ja maar’ legde ik uit ‘aan de kant waar niets op staat, staan allerlei onzichtbare gegevens. En om te weten wat die onzichtbare gegevens zijn, drukken ze op de kant waar niets op staat letters en tekeningen. De kant waar “niets” op staat is dus de kant waar “iets" op staat en die moet je dus naar boven leggen …’ Geen reden meer om kwaad te zijn op elkaar, of wrokkig. Integendeel: alleen maar wederzijds begrip….

Al zullen we dat varkentje waarschijnlijk nog jaren moeten wassen…

© Stefan Beyst, augustus 2003



zoek op deze site

powered by FreeFind

Reacties: beyst.stefan@gmail.com


zie ook: stefan beyst over liefde: 'de extasen van eros'



Op de hoogte blijven van nieuwe teksten: mailinglist