home over kunst over kunstenaars besprekingen info/contact

in de spiegel

van zelfportret over zelfopvoering tot selfie

english version forthcoming



VAN ZELFPORTRET OVER ZELFOPVOERING TOT SELFIE


"God hath given you one face and you make yourselves another"


William Shakespeare, Hamlet.

ECCE


Tot de uitvinding van de fotografie was het bewijzen van zijn meesterschap in de portretkunst dé drijfveer voor het maken van een zelfportret . Anders dan de patissier die zich moet laten afbeelden achter zijn kunststuk, kan de schilder volstaan met zichzelf in beeld te brengen: zijn kunststuk is de manier waarop hij dat doet. Het gevolg is wel dat in het beeld alleen maar zijn verschijning is te zien - en die is op zich niet noodzakelijk interessant. Daaraan kan verholpen door het opdrijven van de moeilijkheidsgraad - denk aan de 'tulband' en het hermelijn op het vermoedelijke zelfportret van Jan van Eyck uit 1433, of aan de marterpels waarmee Dürer zich uitdost op zijn zelfportret van 1500. Courbet gaat nog een stap verder door naast zichzelf bij het schilderen van een landschap ook nog vele andere personages te portretteren, evenals dieren en stillevens. En dat is op zijn beurt slechts een afschaduwing van de stunt van Velazquez die op Las Meninas zichzelf al schilderend in beeld brengt tezamen met de koningskinderen én het spiegelbeeld van de koning en de koningin. Maar een veel vruchtbaarder ontwikkeling is het laten spreken van de eigen verschijning. Dat doet Dürer door zich op het al vermelde portret als een soort Christus frontaal in beeld te brengen, of, op het portret van 1493 (afbeelding 1) als verleidelijke jonge man met gouden lokken in elegante kledij. Van een nog groter kunnen getuigt wellicht het schilderen van de geresigneerde blik in het vervallen, gerimpeld gezicht van een oude man, zoals al da Vinci in zijn vermoedelijke zelfportret, maar vooral de oude Rembrandt - de schilder die daarbij het 'kijk wat ik kan en hoe mooi ik ben!' uitdiept tot een 'kijk wat uit mij geworden is - ondanks alles wat ik kan' (afbeelding 2).


TONEN WAT NIET WORDT GETOOND

Om de verdere ontwikkeling te begrijpen, trekken we ons even terug in de ateliers waar de eerste zeldzame - want kostbare - spiegels zich in de loop van de vijftiende eeuw begonnen te verspreiden. Wat de schilders daar als eersten in de beslotenheid van het atelier te zien kregen, was het ongeziene in de dubbele zin van het woord: wat we anders van onszelf nooit te zien krijgen: ons gelaat - en wel het gelaat zoals we het alleen aan onszelf tonen. Zo'n aanblik voor eigen gebruik is al de gedaante die we hebben vooraleer in de buitenwereld te verschijnen: die van de niet-opgemaakte mens, zowel uiterlijk - nog niet gewassen, gekamd, geschminkt, gekleed . Meer nog is het de gedaante die niet beantwoordt aan onze eigen verwachtingen: zowel het uiterlijk waar we ons om schamen - als nog onvolgroeid kind, als onvolmaakte jonge man of vrouw, als aftakelende bejaarde - als de innerlijke - de wanhoop die op ons aangezicht staat te lezen, de angst, of nog: de walging (afbeelding 3). En dan hebben we het niet eens over de vele gedaanten die wij wel zouden willen aannemen, maar die anderen zeker zouden afkeuren, zodat alleen wijzelf ze in de spiegel te zien krijgen. Het zelfbewustzijn - voorheen vooral een kwestie van stemmen, die ons dank zij het schrift ook toespreken vanuit het dagboek - breidde zich zodoende nogmaals uit met een nieuwe, ditmaal visuele laag: onze verschijning die ons vanuit de spiegel aankijkt. En, zoals bij het dagboek de zelfbekentenis, hoort bij het spiegelbeeld de zelfonthulling.

Anders dan het portret dat is bestemd voor derden, onthult de spiegel dus vooral wat anderen niet mogen zien. Maar het naar buiten brengen van die in wezen private beelden kan een nieuw antwoord zijn op de vraag hoe de schilder zijn verschijning in beeld kan laten spreken: terwijl normale stervelingen zich laten portretteren zoals anderen het graag zien, kan de schilder in zijn zelfportret de mens tonen zoals hij nog niet is vertoond. Zo voegt zich bij het 'kijk wat ik kan' - bij de Dürer die in staat is jeugdige schoonheid te schilderen, of de Rembrandt die in staat is het verval in beeld te brengen - ongemerkt het 'kijk hoe ik mij durf te tonen' - de Dürer die zichzelf als lustknaap, ja zelfs als God durft op te voeren, of de Rembrandt die zichzelf in zijn aftakeling blootgeeft. Pas door dergelijke zelfonthulling ontplooit het zelfportret zich niet alleen tot volwaardige tegenhanger van het portret, maar ook tot zelfportret in de dubbele zin van het woord - een

zelfgemaakt

beeld van het '

ware zelf

', dat voortaan niet alleen het vermogen om een beeld te maken demonstreert, maar ook het vermogen om op dat beeld zichzelf te onthullen.


VAN ZELFPORTRET OVER ZELFOPVOERING IN BEELD TOT ZELFOPVOERING KORTWEG - EN TERUG


De nadruk komt daar bij steeds meer te liggen op het tweede aspect - het zich onthullen, vooral nadat de fotografie het eerste aspect - het maken van een beeld - van zijn prestige beroofde. Als het hem vooral om de zelfopvoering is te doen, kan het in beeld brengen ervan net zo goed aan een derde worden overgelaten. Wat zelfportret heet, is niet dan langer het zelfgemaakte beeld van een zelfonthulling, maar gewoon een beeld daarvan gemaakt door een derde - denk slechts aan Marcel Duchamp die als Rose Sélavy paradeert voor de camera van Man Ray, aan Claude Cahun - in feite Lucy Schwob - die zich in de dertiger jaren als man laat fotograferen door Marcel Moore - in feite Suzanne Malherbe - of aan de tegenhanger daarvan in de vijftiger jaren, de portretten van Pierre Molinier verkleed als vrouw.

Het verval van de nadruk op het kunnen met de bijbehorende verschuiving naar het durven, maakt de weg vrij voor een verdere stap: het opgeven van de omweg over het beeld. Want de aandacht die uitgaat naar de kunstenaar die zichzelf onthult, dreigt te worden gekaapt door de fotograaf die het aandurft die zelfonthulling in beeld te brengen. De kunstenaar kan zich daartegen alleen beschermen door zichzelf rechtstreeks aan het publiek te tonen, te meer omdat zelfonthulling van meer durf getuigt als ze niet langer in effigie, maar in vivo wordt uitgevoerd.

Maar die winst wordt betaald met een verlies. De zelfonthuller is immers geen beeldend kunstenaar meer, hij toont gewoon zichzelf. Onder de dekmantel van het woord 'kunst' verwordt de 'kunst' (van het maken van beelden) tot een plaatsvervangend kunnen: de (kunst van de) zelfopvoering. De weg werd gebaand door de bohème en de dadaïstische kunstenaars, wier werk in het atelier een steeds belangrijker aanvulling vond in hun optreden in café's en cabarets. Het professionele stadium werd ingeluid door Salvador Dali die zichzelf vakkundig voor de pers opvoert als de gekke kunstenaar met de puntige snor, daarin nagevolgd door Andy Warhol. Maar het is pas in de vijftiger jaren dat via Pollock de zelfopvoering de plaats van het schilderen gaat innemen en zo tot 'nieuwe kunstvorm' wordt bij Herman Nitsch, Otto Mühl, Rudolf Schwarzkogler, Gilbert en George, Chris Burden, Marina Abramovic, Orlan - en als collectieve zelfopvoering bij Spencer Tunick. Dit genre komt tot zijn - zij het postume - hoogtepunt als de al vermelde Pierre Molinier in 1976 zichzelf een kogel door het hoofd jaagt voor de spiegel waarin hij voorheen zijn erotische zelftransformaties placht uit te voeren.

Dat deze zelfopvoerders niet langer beelden maken, betekent nog niet dat er geen beelden worden gemaakt van hun optredens. Maar dat zijn slechts documentaire beelden, zoals die van sportevenementen, waarbij alle aandacht blijft uitgaan naar het gebeuren op het beeld, en niet naar de anonieme fotograaf en zijn foto. Niettemin overleven deze zelfopvoeringen hun concrete vertoning slechts dank zij het beeld. En omdat de zelfopvoering ook pas goed als beeld verkoopbaar is, zoeken Gilbert en George weer aansluiting bij de formule van de 'zelfopvoering in beeld', die als zodanig al verder werd ontwikkeld door Andy Warhol, Robert Mapplethorpe, Cindy Sherman, Jürgen Klauke, Rick Castro, Mohamed Benhadj, enz.

Omdat door de al dan niet beoogde verpakking in het beeld de zelfopvoering in steeds bredere kringen kan doordringen, schuiven in beide varianten de grenzen van wat als 'onthullend' wordt ervaren almaar op, bij voorkeur langs de assen van wat puur zichtbaar is aan het zelf: de erotische verschijning ('gender') en/of erotische handelingen (BDSM). Dat opbod leidt ertoe dat wat aanvankelijk zelfonthulling was hoe langer hoe meer tot maskerade wordt, tot het zichzelf om het even welk verschijning aanmeten om maar in de kijker te lopen - om weer de op de scène gegeerde rollen te mogen spelen. Dat is bijzonder duidelijk in het 'zelfportret' van Robert Mappelthorpe (afbeelding 4), die - getuige de uitdrukking in de blik - eerder het gewenste masker lijkt te hebben opgezet dan er een te hebben afgelegd. Deze (beelden van) zelfopvoeringen zijn inhoudelijk geen zelfportretten meer, geen openbaar maken van de eigen blik op zichzelf, maar eerder portretten van het conventionele soort: het zich restloos conformeren aan de blik van de derden.


HET ECHTE ZELFPORTRET EN ZIJN DUBBELE ONTKENNING IN HET SELFIE

Naast de lijn van de naakte zelfonthulling loopt intussen niet alleen de lijn van de 'zelfonthulling in beeld' verder, maar ook die van het echte zelfportret, die waarbij het meesterschap van het in beeld brengen gepaard gaat met dat van de zelfonthulling. In de vroege moderne kunst volstaat het om te verwijzen naar de velen die de formule van Rembrandt elk op hun manier uitwerken; Van Gogh, Schiele (ook met naakt lichaam), Kokoschka, de jonge Picasso, Giacometti, en ook nog Francis Bacon. In de academische traditie betreden figuren als Pietro Annigoni of Werner Tübke vooral begane paden. Maar het is merkwaardig genoeg in de fotografie dat we stuiten op zelfportretten die - rechtstreeks voor de camera - verschijningen van het zelf onthullen die velen nog niet eens van zichzelf in de spiegel zouden verdragen, zoals in het 'Zelfportret met tranen' van Robert Piccart (afbeelding 3).

Intussen is door het digitaliseren het maken van een beeld van zichzelf helemaal tot koud kunstje geworden - treffend 'selfie' gedoopt, want net zoals zijn voorloper, de zelfopvoering in beeld, nauwelijks nog zelfportret in de volle zin van het woord. (Ofwel is het de tot conventionele pose verworden tegenhanger ervan: een zelfgemaakt portret als presentatie van zichzelf - of van zijn naakt). Ofwel is het de tot conventionele pose verworden tegenhanger ervan: een zelfgemaakt portret als presentatie van zichzelf (of van zijn naakt), meteen geüpload om te verschijnen op het scherm van bestemmelingen die voor de afzender alleen maar bestaan als cijfer dat het aantal volgers aangeeft. En omdat dat cijfer niet mag afnemen, maar liefst zo groot moet worden als dat van Rihanna of Lady Gaga, moeten telkens opnieuw weer andere verschijningen de virtuele ruimte ingestuurd, al betekent dat in de werkelijke wereld alleen maar dat de lens van een mobieltje telkens opnieuw een even eenzaam wezen scant. Ofwel is het - blijkens de talloze uitgestoken tongen of grimassen, die van Ai Weiwei incluis - ook nog eens de ontkenning van het portret als presentatie: de onomwonden getuige van de angst om als beeld niet aan de verwachtingen in de blik van al die veel virtuele derden te voldoen.

Wat begon als dubbele demonstratie van technisch meesterschap en zelfonthulling, werd zodoende eerst tot zelfopvoering in beeld of zelfopvoering kortweg, waarbij het tot metier verworden technisch meesterschap wordt overgelaten aan derden, en de zelfonthulling omslaat in zelfpresentatie zoals in het portret, om vervolgens tot selfie te worden - als akkefietje de ontkenning van de technische prestatie, en als zelfpresentatie (of ontkenning) daarvan ook inhoudelijk de ontkenning (of dubbele ontkenning) van het zelfportret als zelfonthulling.


© Stefan Beyst, januari 2014



Uw reactie: beyst.stefan@gmail.com



Op de hoogte blijven van nieuwe teksten:: mailinglist


Zie ook: stefan beyst over hedendaagse kunstenaars



referrers:

Deze tekst werd gepubliceerd in
rekto:verso






zoek op deze site:



powered by FreeFind


Valide CSS!