WENNEN
AAN KLEINE ZUS
Het duurde maanden vooraleer Joske lijfelijk contact opnam met zijn vijf
jaar jongere zus. In ‘De robot’ beschreven we hoe hij maandenlang eerst op zijn eentje trachtte klaar te komen met
haar komst.
Zolang Betje de eerste maanden van haar leven vooral in bed lag te slapen of door ons werd rondgedragen, slaagde hij er erg goed in om haar bestaan volkomen te negeren. Maar
zodra ze begon rond te kruipen, en zeker als ze begon te lopen, werd dat hoe langer hoe moeilijker. Ze begon hem letterlijk voor de voeten te lopen. En wat erger was: in de buurt van zijn bouwsels te komen!
Zodat zijn eerste contact erin bestond haar botweg weg te stampen. En
dat had een onverwacht gevolg: Betje lachte! Blijkbaar nam ze het op als een spelletje. Joske was door deze reactie enigszins verrast: het lachen van Betje was een aansporing om het nog te doen. Waarop hij gretig inging. Al speelde zijn genot om haar weg te duwen nog lange tijd mee, door haar lachen slaagde Betje er toch in om in hem een speelneiging wakker te roepen.
Hoe meer hij haar wegduwde, hoe harder ze lachte. En dat effect op haar leek hem te plezieren, temeer daar wij met zichtbaar genoegen kwamen toekijken.
Hij had een manier gevonden om met zijn zus om te gaan...
Dit conflict tussen zijn oude verlangen om Betje af te stoten en zijn nieuw ontdekte verlangen
baande de weg naar een positiever vorm van omgang. Ook als hij Betje onder de oksels nam en ze over de vloer
van zijn constructies wegsleurde, schaterde ze het uit. Met als gevolg dat hij haar soms gewoonweg over de vloer begon rond te sleuren, niet langer om haar te neutraliseren, maar omdat
ze het zo leuk vond! En hijzelf vond het blijkbaar ook leuk dat hij
iemand kon doen lachen: het gaf hem duidelijk het gevoel dat hij iemand
was, dat hij iets betekende voor Betje. Toen hij op een dag ontdekte dat ze begon te schateren als hij snuiten trok of gek
deed was het hek pas goed van de dam. Hij begon heelder clownsvertoningen voor haar
op te voeren.
Maar naast de clown stak ook de oude duivel vaak de kop op. Temeer daar
hij nu een manier had gevonden om zich te vermommen. Als Betje hem in de
weg liep, begon Joske haar te stampen of ermee te sleuren, maar dan agressiever dan normaal. Aanvankelijk reageerde Betje dan door nog harder te
schateren. Wat Joske dan weer aanzette om haar nog ruwer te behandelen. Tot haar schaterlachen plots omsloeg in wenen.
Waarop wij verontwaardigd kwamen aangelopen en steevast te horen kregen: ‘Jamaar, ze vindt dat leuk!’..
Niet alleen de reacties die hij bij Betje wist uit te lokken baanden de
weg voor het eerste contact. Ook dat Betje in toenemende mate een
mogelijke speelkameraad werd, deed het nodige. Sedert enkele maanden kan Betje
hoe langer hoe beter overweg met de loopfiets. Toen Joske haar eens de straat zag
opfietsen voegde hij zich meteen op een tweede loopfiets bij haar. Het was een vertederend gezicht om ze zo allebei over straat de zien scheren. Betje vond het super. En Joske nog meer: eindelijk iets waar hij mee kon doen met Betje, zonder dat ze hem in de weg liep
of zijn spel stoorde.
Opvallend bleef echter de complete onverschilligheid tegenover Betje, zijn algehele gebrek aan natuurlijke sympathie. Als ze eens van haar loopfiets tuimelde en met haar beentje geklemd zat, stond hij gewoon toe te kijken, zonder ook maar de impuls te voelen om tussen te komen, hoe hard ze ook
weende!
Hoe dan ook, het begon tot hem door te dringen dat er iemand in de huiskamer
rondliep en dat hij daar op een of andere manier moest mee leren omgaan. Geleidelijk begon ik hem er ook op te wijzen hoe andere kinderen van zijn leeftijd met peuters omgingen.
Hij begon
door te krijgen dat een vriendinnetje uit een kroostrijk gezin uit de buurt heel anders met haar jongere broer omging.
Al trok hij daar weinig conclusies uit. Blijkbaar belette het feit dat ze een meisje was dat hij zich met haar identificeerde.Want het was pas het voorbeeld van zijn zes jaar oudere broer dat hem tot nadenken
aanzette. Die ging heel fijn met Betje om met als gevolg dat ze vooral met hem begon op te trekken, op hem begon te roepen als ze in nood was, en hem heel blij verwelkomde als hij thuis kwam. Het contrast met de manier waarop Betje hem angstig uit de weg ging, begon hem op te vallen en het was aan hem te merken dat hij ook wel zou zo’n uitverkoren broer zou willen worden.
De volgende dagen deed hij vaker zijn best. We leerde hem 'met mate’ te pesten, zodat
Betje het leuk bleef vinden. Maar vooral leerden we hem echt leuke dingen met haar te doen.
Zoals haar leren spreken in plaats van haar geluiden na te bootsen. Dat kwam ons ook van pas. Kinderen bootsen vaak gretiger andere kinderen na dan hun ouders. Zo reageert Anna nauwelijks als wij haar ‘nee’ voorzeggen, maar toen ik aan Joske vroeg om het afwisselend met mij voor te zeggen, keek ze aandachtig naar hem, en deed meteen een poging om hem na te zeggen.
Dat stimuleerde hem om haar nog meer woordjes te leren. Geleidelijk mocht ze
ook op zijn schoot komen zitten! En op een dag wou ze zelfs onder zijn bloes op zoek gaan naar
zijn ‘titi’s’. Ik moedigde hem aan zijn spontane afweerreactie te onderdrukken en zei hem dat ze aan zijn tepel wou zuigen. Meteen ging hij op die uitnodiging in en ze schaterden het
allebei uit. Wat later deed hij pogingen om haar rond te dragen, wat nog niet zo best wilde lukken.
Als ik hem ‘s avonds bij het slapen leggen herinnerde aan zijn fijne omgang met Betje, beloofde hij om haar wat minder te ‘spelepesten’ en veel meer echt leuke dingen met haar te doen. Ik vroeg hem of hij het niet fijn zou vinden als Betje
op hem zou roepen als op zijn oudere broer en als ze zo blij naar hem zo komen toegelopen als hij thuiskwam. Zijn oogjes glunderden. Maar dan zei hij, doelend op zijn oudere broer: ‘Maar ik heb al een vriend!’. Waarop ik antwoordde: ‘Ja, maar het is dubbel zo fijn als je twee dikke vriendjes
hebt!’En daar moest hij blijkbaar toch eens diep over nadenken!
Het effect liet niet
op zich wachten. Toen Betje een paar dagen geleden viel, vroeg ik hem om
haar te troosten. Na enig aarzelen stapte hij resoluut naar haar toe en
hielp haar recht. Toen bij hulpeloos bleef toezien zei ik: 'Vraag eens
waar ze pijn heeft en geef haar dan een kusje!'. Wat hij enigszins
onbeholpen deed. Betje keek hem heel vertederend aan. Hijzelf stond paf
van zijn vermogen om een wenend kindje te troosten! Hij begon dadelijk
met volle toewijding met haar te spelen.
En deed dat de laatste dagen hoe langer hoe meer.
Maar
het ijs werd pas goed gebroken toen wij gisteren boos waren op Joske en hij begon te wenen.
Betje zat toe te kijken en haar gezicht begon ook op huilen te staan.
Vol medelevenkroop ze over tafel naar hem toe, en wou hem hem kost wat kost een kusje geven.
Daar stond hij zo verbouwereerd van dat hij bijna vergat te wenen.Tot
hij haar weer pruilend afweerde. Maar Betje bleef aandringen 'tus! tus!'
Daar kon hij niet aan weerstaan en hij liet zich vertederd door haar
kussen. Toen ze broerke zo had getroost, ging Betje weer parmantig in
haar stoeltje zitten.
Maar
je kon er niet naast kijken: Betje had het hart van haar broertje
gestolen. 's Avonds zag ik hem met veel geduld met haar spelen met de
kussens.
Hij had zelfs een koosnaampje voor haar bedacht: ‘Naina!’
©
Stefan
Beyst,
december 2002
Reacties:
beyst.stefan@gmail.com
zie ook:
stefan beyst
over liefde: 'de extasen van eros'
Op
de hoogte blijven van nieuwe teksten: mailinglist
|