AFSTAND DOEN VAN CONCURREREN DOOR AFHANKELIJK
TE WORDEN OF TE BLIJVEN
"Every ego wants to be special.
If it can't be special by being
superior to others, it's also quite happy with being especially
miserable."
Eckhart Tolle
Heel vaak wordt uit het oog verloren dat de 'survival of de fittest'
niet noodzakelijk inhoudt dat de zwakkeren verkommeren of sterven. Alleen
bij puur solitair levende dieren worden alle individuen die uit de
boot vallen aan hun lot overgelaten.
Dieren die moeten groeien vooral ze volwassen worden zouden
alleen verkommeren of sterven als ze geen ouders hadden die voor hen
zorgden. Ook samenwerkende dieren - en daar behoren bij uitstek wij mensen
toe - kunnen rekenen op elkaars hulp. Positief gezien staan ze
sterker als ze groepsgewijze concurreren tegen individuele of
samenwerkende concurrenten,
maar ze hebben er bij langdurige samenwerking ook belang bij elkaar
te helpen als ëén van hen gewond is of ziek en zodoende tijdelijk niet kan
samenwerken. Ook leden van een gemeenschap (van stam tot religieuze gemeenschap) helpen vaak elkaar
'belangeloos'. Positief concurreren door presteren wordt
in al deze gevallen vervangen door wat we
negatief concurreren zullen noemen: het in het daglicht stellen, niet
van zijn vermogen om te presteren, maar van zijn onvermogen daartoe.
(De voormalige concurrenten worden nu tot te veroveren helpers). Dat neemt niet weg dat we ook in die negatieve concurrentie de beste
moeten zijn: het is van levensbelang om er in te slagen onze
hulpverleners - ouders, medewerkers, leden van de gemeenschap - voor
ons te laten zorgen.
Wij mensen zijn erg traag groeiende dieren en zijn dus heel lange
tijd afhankelijk, zij het op steeds minder terreinen naarmate we
volwassen worden. In afwachting van onze zelfstandigheid kunnen
daarom rekenen op de haast onvoorwaardelijke altruïstische steun van
onze ouders. Stap voor stap verwerven we de vaardigheden die nodig
zijn om ons als volwassenen door het leven te slaan: voedsel tot ons
nemen, lopen, spreken, onszelf aankleden, samenwerken met anderen,
evenals alles wat we ons in scholen eigen moeten maken. Omdat ook
onze ouders er belang bij hebben dat wij zo goed mogelijk presteren,
zijn ze des te meer geneigd om ons te helpen of in ons
levensonderhoud te voorzien naarmate we meer vaardigheden beter
leren beheersen - door ons te laten studeren zolang we daarin
uitblinken. Daarom zijn we als kinderen goed uitgerust om ons te
bekwamen in negatieve concurrentie: hoe hulpelozer, hongeriger,
behoeftiger, pijnhebbender we er als kind uitzien, hoe sterker de
neiging van onze ouders om ons te verzorgen - maar ook: hoe beter we
presteren, hoe langer ze bereid zijn om ons van de zorg om het
bestaan te ontslaan. Als we er de voorkeur aan geven om te worden
geholpen of te worden onderhouden, veeleer dan ons zelf in te
spannen of zelf te gaan werken, kunnen we hulpbehoevendheid veinzen:
als kind harder wenen dan nodig is, of als adolescent onze ouders
wijsmaken dat we beter hadden kunnen presteren ware het niet dat
.... We kunnen onszelf zelfs opzettelijk hulpbehoevend maken: als
kind ons laten vallen om te worden opgeraapt, in onze broek doen om
te worden ververst, ons pijn doen om te worden verzorgd, of als
adolescent ons laten zakken of, omgekeerd, nog een tweede diploma, een hoger diploma, of een
doctoraat halen om nog langer te worden onderhouden,
...
Negatieve concurrentie is niet alleen nodig als we kinderen zijn die
nog moeten groeien en leren, maar ook als we op om het even welke
leeftijd ziek zijn of gehandicapt, en vooral als we oud worden en niet meer in aanmerking komen voor het optreden
in de arena's. Hier komt het erop aan de hulpverleners duidelijk te maken
dat we hulp nodig hebben. Zeker, we willen zolang mogelijk proberen onszelf te redden en minimaliseren doorgaans
onze hulpbehoevendheid.
Maar we kunnen ze ook groter laten uitschijnen dan
ze is. Dat valt des te makkelijker omdat vele oorzaken van
hulpbehoevendheid niet waarneembaar zijn voor derden: bij uitstek pijn
en interne ongemakken. Bovendien zijn heel wat uiterlijk waarneembare symptomen makkelijk te
simuleren. En wat meer is: we kunnen ze ook onszelf aandoen. We werken
dit belangrijke thema uit in een afzonderlijke bijlage:
Ziekte
veinzen of onszelf aandoen)
In aanmerking voor hulp komen we ook als we slechts een gering of helemaal
geen deel van de koek konden veroveren: vroeger als we gewone leden van de stam
waren, later als slaven of als onderdanen van feodale heren, en vandaag als we vertoeven
in de onderste regionen van geïndustrialiseerde maatschappijen. Wij presteren
dan wel, maar kunnen daarbij zo weinig in de wacht slepen dat we
nauwelijks zelfstandig kunnen worden genoemd. Wij kunnen ons
beklag doen, en - bijkomend beroep doend op het gevoel van
rechtvaardigheid in onze gemeenschap - de meer succesvolle
concurrenten ertoe overhalen om ons te hulp te snellen, zodat we
meer krijgen dan we normaal uit de concurrentiestrijd zouden
wegslepen. Hoe armer we zijn, hoe sterker de drang om ons te helpen.
Hier komt het erop aan onze armoede tentoon te spreiden, en dat kan
bij uitstek door de rijkdom van de
winnaars in het daglicht te stellen, en hen zodoende op te zadelen
met het schuldgevoel dat ze zich boven de anderen hebben verheven. Ook hier kan bedrog
een handje helpen: verstoppen van andere bronnen van inkomsten,
zwartwerk, enz.
Daarom ontwikkelt zich al vroeg in elke maatschappij naast een
landschap van opwaartse piramides, een landschap van neerwaartse
piramides - de bergen en dalen van de concurrentie: een leger van
echte, geveinsde, of self-made hulpeloze kinderen, armen, zieken,
behoeftige bejaarden, en herkansende of eeuwige studenten, dat wordt
opgevangen in bijzondere instellingen zoals gezinnen en scholen,
armenhuizen, weeshuizen, bejaardenhuizen, ziekenhuizen, en/of wordt
bijgestaan door de christelijke caritas of de islamitische zakat, en
in moderne maatschappijen door beurzen, werklozensteun en
pensioenstelsel, bijstand en ziekenkassen. De vraag is of door de nieuwe technologische
ontwikkelingen de groep van degenen die al helemaal niet meer in
aanmerking komen om op te treden in de arena's niet danig zal
toenemen, ja zelfs of niet de mensheid als geheel aan het infuus zal
worden gelegd of gewoonweg zal worden uitgeschakeld - wat in alle
scherpte de vraag stelt naar de zin van hun bestaan, of dat van de
mensheid als zodanig.
Onnodig te vermelden dat het deze afhankelijken ontbreekt aan elk gevoel van
zelfvertrouwen, en al helemaal aan elk gevoel van superioriteit of onoverwinnelijkheid
zoals we dat aantreffen bij overwinnaars. Maar dat betekent niet dat
ze twijfelen aan zichzelf of zich minderwaardig voelen: dat doen
alleen verliezers. Afhankelijken daarentegen zijn doordrongen van het
gevoel van machteloosheid en kwetsbaarheid dat eigen is aan wie zijn lot niet meer in handen heeft, en daarom over almachtige,
magische, despotische beïnvloedingskracht zou willen beschikken -
idealiter in het commando over een leger van afstandsbediende robots dat zich ten
allen tijde gedwee onderschikt zonder om een tegenprestatie te
vragen, in het voetspoor van de almacht die we bezaten toen we ons
traject hier op aarde begonnen op de troon aan de moederborst, waar
ons geringste zuchtje onze ouders in beweging wist te zetten.
Het gevoel van onmacht van wie blijft hangen of terugvalt in de
status van de afhankelijke die eenzijdige hulp afdwingt, staat niet
alleen tegenover het gevoel van almacht van wie in staat is voor de
eigen bevrediging in te staan, maar vooral tegenover het gevoel van
onweerstaanbaarheid van wie bevrediging door een partner weet uit te
lokken door zelf eerst bevredigend te zijn.
De eenzijdigheid van de hulpbehoevende relatie verklaart onze opluchting als we van onze zware taak worden verlost door het
volwassen worden of het overlijden van onze afhankelijke(n), de
tegenhanger van het gevoel van de afhankelijke die wordt verlost van
de opgave om nog langer te moeten concurreren of - bij degenen die
nog zelfstandig moeten worden - het paradijselijke gevoel van zich
verzekerd te weten van de hulp van anderen.
Terug naar de beknopte versie.
Verder naar de volgende uitgebreide paragraaf: