over slagen en falen


Kaïn

hoe overleven als verliezer?





ONTWAARDEN VAN ZICHZELF EN ELK STREVEN (2): DE PROFETEN VAN DE ZINLOOSHEID

'Niets zo manifest hopeloos als dit eeuwig oplappen van mensen die nergens heen gaan en van zichzelf ook weten dat ze dat niet doen.'
De geesten, Yves Petri.

Daarom bestaat er van oudsher een meer vruchtbare - vierde - uitweg uit deze patstelling. We kunnen ons ontpoppen tot profeten van de zinloosheid en laten ons daarbij inspireren door eerbiedwaardige voorgangers: van Boeddha (alle leven is lijden als gevolg van almaar opnieuw opduikend verlangen), over christelijke monikken van Pachomius tot Franciscus (alle menselijk streven is zondig en alleen de liefde tot god is zaligmakend), Schopenhauer (alle geluk is slechts voorbijgaand en het is dus zinloos om het na te streven), tot Cioran en Camus (het leven is absurd). Dat ontslaat ons niet alleen van de plicht om nog om het even welk strijdperk te betreden, om nog om het even welke ideaal na te streven, het maakt ons onverhoeds tot overwinnaar in een onzichtbare arena: de arena waarin de overwinnaars in alle andere arena's tot verliezers worden omdat ze nog niet hebben ingezien dat overwinnen zinloos is, getuige van de ijdelheid van des mensen streven. Hoog verheven boven alle anderen laten wij ons niet meer misleiden door het nastreven van een of ander schijndoel - ons meestal niet bewust van het misleidende van een gedachtegang die stelt dat er slechts één verlangen is dat gelukkig maakt: het verlangen om alle (andere) verlangens op te geven, of van een formule die stelt dat het doel van het leven niet bestaat in het verwerven van macht of rijkdom, maar ... in het leven zelf (Bhagwan).

Voorwaarde om deze positie blijvend in te kunnen nemen is immers dat we niet verzaken aan het leven als zodanig, maar het een nieuwe zin geven: getuigen van de zinloosheid ervan - profeet van de zinloosheid worden. Aan deze nieuwe zinvolle bezigheid kunnen we het nodige prestige ontlenen, we kunnen er zelfs een al dan niet lucratief beroep van maken. Zodra we anderen ervan kunnen overtuigen dat hun streven zinloos is - of minstens van een allooi dat van minder inzicht getuigt - dwingen we de bewondering af van de naïeve, zichzelf voor de gek houdende strevers naar werelds succes. Als afbetaling van hun onvermogen om ermee op te houden hun vermeende geluk na te streven, voelden ze zich vroeger verplicht om ons als verlichten te onderhouden (de kom rijst voor de boeddhisten). Vandaag worden we onderhouden, niet zozeer door degenen die blind naar succes blijven streven, maar door andere verliezers die zich willen laten overtuigen van de zinloosheid van hun bestaan.

Vermits we als profeten van de zinloosheid geen einde aan ons zinloze leven maken, maar ons prestige verkrijgen - of ons brood verdienen - door anderen van de zinloosheid ervan te overtuigen, is het zaak om na de aanvankelijke verlichting toch een manier te ontwikkelen om dit zinloze leven te rekken en uit te leven tot de dood intreedt. Het komt er dan negatief op aan om te verzaken aan al wat de ongebreidelde levensdrang de gewone stervelingen influistert: vasten, een pij dragen, in een grot of een ton of een klooster leven, niet huwen en zich niet voortplanten, verzaken aan rijkdom, macht en geweld. Deze vormen van verzaken - ascese, Schopenhauers mortificatie van de wil - dienen ook als teken voor de ijdelheid van al wat de verblinde stervelingen nastreven door te strijden in de wereldlijke arena's. De verlichting of de unio mystica zijn niet waarneembaar voor buitenstaanders. Vandaar het belang van deze uiterlijke tekenen van ascese, het anti-ideaal van wat we - Vablen parafraserend - 'conspicious poverty' of 'conspicuous ascetism'zouden kunnen noemen: van de ton van Diogenes tot de hut van de heilige Franciscus.

Positief gezien is het zaak om bezigheden te vinden die het nastreven van de gewone levensdoelen verhinderen: zich concentreren op een mantra, ademhaling of bewustzijn in plaats van op de motieven die almaar opduiken in onze geest en ons als ik de wereld in drijven. Daarbij wordt een parcours uitstippeld - een gradus at parnassum - dat via een groot aantal, vaak nauwgezet omschreven trappen naar een veelal voor slechts weinige uitverkorenen tangentiaal bereikbaar einddoel van niet-bestaan leidt: moksha/nirwana, de ultieme verlichting, de unio mystica. Probleem daarbij is wel dat, anders dan bij de klim naar de Olympische top, voor buitenstaanders niet is waar te nemen wat zich afpseelt in het mystieke arcanum - zodat we wel nooit zullen weten of onze vaak jarenlange inspanning wel de moeite loont. Hoe dan ook, yoga, allerei vormen van mediteren, contempleren en bidden als middel om dit nieuw geformuleerde einddoel te bereiken, vervangen de oorspronkelijke paden naar de gebruikelijke levensdoelen die gewone stervelingen bewandelen - het overstijgen van het ik als een soort zelfmoord bij leven.

De zinloosheid verkondigen is zelfversterkend: hoe meer mensen we ervan kunnen overtuigen dat elk streven zinloos is, hoe meer we in ons geloof worden versterkt. Daarom treden we graag toe tot een gemeenschap van gelijkgezinden - van de verzameling der stylieten in de Egyptische woestijn, over de kloosters, tot de ashrams van vandaag. Daar kunnen we, naast van geborgenheid in een gemeenschap, ook genieten van wederzijdse erkenning - en/of ons verbonden weten door de gemeenschappelijke bewondering voor de idolen in onze esoterische arena.

De profeten van de zinloosheid trekken zich idealiter geheel terug uit de wereld der gewone stervelingen. Zij zorgen alleen voor het eigen welzijn: aan de verlichting of de unio mystica hebben alleen zijzelf een boodschap. De enige bijdrage die ze leveren tot het welzijn van anderen is dat ze het aantal concurrenten verkleinen en - als probaat antidepressivum - menig verliezer opvangen, en zo paradoxaal genoeg het functioneren optimaliseren van degenen die wel concurreren. Dat was de functie van de kloosters van weleer. Dat belet niet dat allen die zich uit de gewone arena's terugtrekken, bij uitstek geschikt zijn om taken op zich te nemen die neutraliteit veronderstellen (kloosters als hotels voor reizigers en handelaars) of waar anderen hun neus voor ophalen (ziekenzorg, bejaardenhulp, enz.). Of: hoe de zinloosheid ten lange leste toch weer een zinvol onderdeel van heel het wereldse gebeuren wordt ...

Een variant op dit thema zingen de antinatalisten of de negatieve utilitaristen (minimaliseren van lijden in plaats van maximaliseren van geluk), hun voorlopers in Encratitieten, Manicheërs, Bogomielen en Catharen, of seksuele asceten als zodanig. Zij willen met Schopenhauer de mensheid laten uitsterven, maar doen dat niet door te pleiten voor collectieve zelfmoord, maar voor collectief verzaken aan voortplanting. Zij hoeven geen zelfmoord te plegen, maar kunnen de rest van hun onzalige bestaan doorbrengen met anderen ervan te overtuigen dat ze moeten verzaken aan voortplanting. Ook hun streven kan alleen leiden tot het uitsterven van de gepredikte levenswijze: hoe meer degenen die het leven lijden vinden uitsterven, hoe groter de speelruimte voor degenen die het streven niet kunnen laten.

Een en ander neemt niet weg dat alle afzonderlijke ingrediënten van deze nieuwe levenswijze zinvol onderdeel kunnen uitmaken van het leven van normale stervelingen: niet alleen de keuze voor een kinderloos of celibatair bestaan, maar ook de keuze voor materiële ascese, en vooral het zich regelmatig terugtrekken uit het normale leven om de nodige perspectief op het verloop van ons leven te verkrijgen door meditatie.

Nauw verwant aan het verkondigen van de zinloosheid van het bestaan is overigens humor: naar het voorbeeld van de Griekse goden op de Olympus onze schaterlach laten weerklinken over het doen en laten van de mensen, met dien verstande dat er na het lachen brood op tafel moet staan - wat hofnarren, figuren als Rabelais, of menig stand-up comedian aardig lukt. En dan zijn er natuurlijk ook de romanciers die met het ensceneren van de zinloosheid van het leven hun leven zingeven en daarmee nog hun brood verdienen ook. Al volgen sommige van hun lezers de rattenvangers in de toverberg, voor vele anderen blijft het opgaan in zinloze universa een excursie in een mogelijk bestaan, waar ze des te gemakkelijker afstand van kunnen nemen naarmate ze bewonderaar kunnen worden van de evocatieve vaardigheden en de stijl van de schrijvers - exemplarisch bij de liefhebbers van figuren als Céline.


Terug naar de beknopte versie.
Verder naar de volgende uitgebreide paragraaf:

Voorbeelden van omslag van depressie naar profeteren van de zinloosheid:

Eckhart Tolle (*1948) die depressief was tot zijn 29ste, maar dan een 'innerlijke transformatie' onderging, jarenlang vertoefde in een staat van zaligheid, om zich uiteindelijk te ontpoppen tot wereldvermaarde spirituele leider (The power of now, 1997) .

© Stefan Beyst, 2018.

facebook facebookvolg   twitter
 
ontdek
mijn nieuwe e-boek:

zelfomslag

het zelfbeeld
tussen spiegel en dagboek