VERKLEINEN VAN DE OMVANG VAN DE CONCURRENTENPOOL DOOR GELEDING VAN DE ARENA
(1) RUIMTELIJK
Als we ons verduisterd voelen, kunnen we ook kleinere arena's
scheppen of opzoeken.
De concurrentenpool komt immers zelden in zijn geheel samen in één
enkele arena: vaak is hij verdeeld over een groot aantal locale
arena's - denk aan de stammen van weleer, of regionale eenheden
zoals dorpen en steden, regio's of landen. Bij aangroei kunnen deze
arena's worden opgedeeld, zoals wanneer een stam splitst in twee
zelfstandige stammen met elk een eigen opperhoofd, wanneer een
aangroeiende stad wordt opgedeeld in wijken elk met hun eigen tempel
of kerk, of een land in provincies. Naast dergelijke interne
opdeling is er ook de optelling van autonome eenheden die weet
hebben van van elkaar - denk aan naburige stammen, de Griekse
stadsstaten, aan elkaar grenzende rijken. Door opdeling en optelling
ontstaat een hiërarchie van arena's met een steeds grotere reikwijdte: de
buurt, het dorp of de stad, het land, het rijk of de keten van
stadsstaten, het contintent, de hele
wereld. Niet alle arena's worden daarbij wereldomvattend: terwijl
sport en (bij uitstek abstracte) schilderkunst zich tot
wereldomvattende arena's kunnen ontplooien, blijven literaire
arena's gebonden aan meer beperkte taalgebieden - en dat geldt ook
voor regionale of nationale muziekstijlen zoals Fado, Flamenco,
Tango, Griekse muziek...
Ook de
territoriale indeling van de wereld in landen omschrijft gebieden
die aanzienlijk groter zijn dan het gezin of
het dorp, maar die niettemin niet wereldomvattend zijn: ze
verdelen de mensheid in zo'n 200
concurrentenpools waarin kandidaten voor het politieke leiderschap de strijd aangaan met elkaar zonder
rekening te moeten houden met de concurrenten uit de 199
andere. Dat belet niet dat al die regionale arena's
zelf weer worden gerangschikt in een overkoepelende arena, waarin
qua landen de
president van de VS voorlopig de hoogste plaats inneemt, of qua
taalgebieden auteurs zoals Homeros of Shakespeare. Hoe dan
ook, hoe meer arena's op elke trap en hoe meer lagen de
hiërarchie omvat, hoe groter het aantal winnaars dat aan bod kan
komen: exemplarisch in hiërarchische structuren zoals de kerk,
waarin talloze kapellanen, pastoors, dekens, bisschoppen,
aartsbisschoppen naast de paus aan hun trekken kunnen komen, of in
legers met hun talloze graden van sterren en strepen.
In een hiërarchie van arena's is de verdeling van de
concurrentenpool over vele arena's slechts relatief: uiteindelijk
nemen alle concurrenten deel, maar pas wie op de lagere echelons
triomfeerde, mag opstijgen naar de hogere. Anders liggen de zaken
wanneer een deel van de concurrentenpool discriminerende criteria
invoert die concurrenten de toegang tot de arena ontzeggen. Veel van
die criteria omschrijven bestaande groepen: denk aan bloedverwantschap (bij uitstek voor
ouderzorg en erfelijkheid: bastaarden, stiefkinderen en vreemden
versus wettelijk kind), geslacht, ras, staatsburgerschap, ja
zelfs soort (mens versus robot), maar andere worden speciaal
geproduceerd als teken des onderscheids: denk aan lidmaatschap van
een vakbond of serviceclub, het behalen van een diploma, of
anciënniteit. Nog drastischer dan het invoeren van discriminerende
criteria is het uitschakelen van onze concurrenten door
moord (van de minnaar die onze plaats in bed innam, van de
rechtmatige erfgenaam van de troon of, omgekeerd, van alle mogelijke
andere troonpretendenten zoals bij de Ottomanen) of door aantasting
van hun vermogens (verwonden zoals bij voetbal,
omverduwen zoals bij wielersport, breken van de vingers van een
concurrerende muzikant, vernietigen van concurrerende fabrieken). In
beide gevallen is het verkleinen van de concurrentenpool absoluut.
Zowel absolute als relatieve verkleining werken slechts
voorwaardelijk. Bij hiërarchische inperking voelen we ons alleen de
besten als we naar onder kijken. En het is prestigieuzer om
uitverkoren te worden door zijn kwaliteit dan door concurrenten uit
te sluiten die ons wellicht zouden overtreffen: we zijn dan
eigenlijk alleen beter in het vervalsen van de concurrentie. Van
oudsher maakt men daarom onderscheid tussen erfelijke posities en meritocratie: de president wordt verkozen om zijn
verdienste, niet omwille van zijn geboorte zoals een koning. Daarom
ook is het prestige van de beste hoger als hij los van elke
belangengroep opereert: het individu dat zonder diploma als
autodidact beter
presteert dan de gediplomeerde - exemplarisch in de kunstenaars van
de vroege moderne kunst die niet aan de akademie studeerden, of in de self-made man die het zonder
erfenis of nepotisme wist klaar te spelen.
Merken we op dat het makkelijker is om alleen maar naar onder te
kijken als we geen persoonlijk contact hebben met een winnaar in een
hogere categorie - als hij geen familielid is (bij uitstek
binnen het gezin: broer of zus, ouder of kind), geen dorpsgenoot, of
geen collega. Dat is het probleem van de gebroeders van Herman en
Eric Van Rompuy, waarvan de ene president van de Europa was en de
andere slechts nationale politicus. Dat is ook het probleem niet
zozeer van de vader van een meer prestigieuze zoon zoals Leopold en
Wolfgang Amadeus Mozart, maar vooral van de zoon van een meer
prestigieuze vader zoals Bach en zijn zonen, of vader en zoon
Eyskens.
Terug naar de beknopte versie.
Verder naar de volgende uitgebreide paragraaf: