CONSUMPTIEVERMOGEN EN WELZIJN ALS TEKENS VAN TRIOMF
Concurrentie toont zich onverbloemd in het stellen van de daad
waarmee we onze superioriteit bewijzen: een vijand vloeren, een
mammoet vellen, het lekkerste gerecht bereiden, het mooiste epos
dichten, de mooiste kathedraal bouwen, het meest uitgestrekte
imperium veroveren, het grootste bedrijf uit de grond stampen, maar ook
de beste ouder of het meest beminnelijke kind zijn, de beste
minnaar, de meest loyale collega, de meest altruïstische
filantroop.
In vele gevallen resulteert de daad in een product dat de productie voor
kortere of langere tijd overleeft - de jachtbuit, de oogst, een gerecht, een schilderij,
een bouwwerk, een boek, een imperium, een bedrijf... Maar in andere
gevallen bestaat de prestatie uit het verrichten van de daad op zich - een vecht- of vrijpartij,
een redevoering, een dans, of een
muziekopvoering - en die is na afloop niet meer waarneembaar. Dat geldt van meet af aan als de prestatie onzichtbaar of ongrijpbaar is
(denken, mediteren, therapie), als ze het daglicht niet mag zien (roof of uitbuiting,
diefstal of drugshandel, het opzetten van een ponzischema), of
als ze gewoon een roemloos feit is zoals
erfgenaam zijn, schoon zijn, of winnaar zijn in een kansspel.
In al deze gevallen kan de daad worden vervangen door wat wel
waarneembaar is: de opbrengst ervan (de optocht van slaven als
oorlogsbuit, de harem, de omzetting van het verdiende geld in
opzichtige luxeproducten zoals paleizen, jachten, of gouden
sportwagens), of de effecten ervan (de wijsheid van de denker of de
innerlijke vrede van de mediteerder). Of om Veblen te parafraseren:
'conspicuous consumption' en 'conspicuous well-being' - te koop
lopen met de tekens van zijn rijkdom of welzijn, in het voetspoor
van het aloude uitpakken met puur fysieke schoonheid of het pronken met veren, staarten en horens van de mannejes in de
dierenwereld.
De tekenwaarde van de buit of de opbrengst wordt
verdubbeld als we ze schenken aan anderen, zoals in de potlach, de
liefdadigheid (caritas, zakat), de filantropie, en het mecenaat -
het Robin Hoodsyndroom zeg maar - of als we het aantal
afhankelijken dat uit onze handen eet kunnen opdrijven: het aantal
bedienden aan het hof, het aantal vrouwen in de harem, het aantal te
onderhouden kinderen, en voor de socialistische arbeiders van
weleer: de vrouw aan de haard. Bij de triomf van vermogend te zijn,
voegt zich dan die van schenker te zijn. Om alweer Veblen te
parafraseren: 'conspicuous philantropy'.
We willen daarom niet alleen de beste zijn in de effectieve
krachtmeting met anderen, maar zo mogelijk ook in het
plaatsvervangende overtreffen van anderen door demonstratieve
consumptie en demonstratief welzijn. Omdat velen onze rang daaraan
afmeten, komen we al te vaak in de verleiding om alleen de tekens
voor presteren te vertonen of te suggereren, zonder de bijbehorende
prestaties te leveren - denk slechts aan de patser die met vaders
sportwagen indruk tracht te maken - en dat is naast het verbergen
van de verdachte of eerloze herkomst van de rijkdom, een volgende
manier waarop we uitmuntendheid kunnen veinzen. Omgekeerd kunnen we
er integendeel op uit zijn om de tekenen van uitmuntenheid te
verbergen - bij uitstek als we het niet konden laten om ons boven de
anderen te verheffen. Dat doen we al als we niet willen neerkijken
op mensen die kleiner zijn en daarom onze rug niet rechten, of als
we onze schoonheid niet willen uitspelen en ons daarom niet
verzorgen, of als we als meisje onze borstjes onder een bocheltje
begraven. Bij uitstek in
de gemeenschap willen we benadrukken dat we ons niet onderscheiden
van de anderen, door demonstratief dagelijkse kost te eten (de
minister die een zakje friet eet en een gewoon pintje drinkt),
gewone kleren te dragen of in een doordeweekse wagen te rijden (Van
Besien in het koninklijk paleis). Of om Veblen een laatste maal te
parafraseren: 'conspicuous unostentatiousness' - demonstratieve
onopvallendheid.
Terug naar de beknopte versie.
Verder naar de volgende uitgebreide
paragraaf.