home over kunst over kunstenaars besprekingen info/contact

DE RIDDER EN DE MONNIK

Over de aloude strijd tussen krijgers en priesters.



Joske had de pech om in een klas terecht te komen die in de school enige faam geniet vanwege haar nogal drukdoende en handtastelijke belhamels. Dat zorgde voor de nodige problemen bij zijn integratie in een leeftijdsgroep. Zijn contacten met individuele kinderen waren tot nog toe ‘normaal’ verlopen: afhankelijk van het gedrag van zijn vriendje, ging het meer of minder vlot. In het ideale geval kon hij urenlang uitstekend spelen - met zijn neefje bijvoorbeeld, zijn zes jaar oudere grote broer of een vriendinnetje uit de buurt. Maar op de speelplaats kwam hij lange tijd niet aan zijn trekken. Hij had geen verweer en liet zich doen. Tijdens de middag en na de school was hij vaak onhandelbaar of moest hij stoom aflaten.

Het is niet zo makkelijk om te weten te komen wat er zich afspeelt op school. Af en toe vangen we flarden op van kinderen die hem omduwen, pijn doen of gaan lopen met zijn speelgoed. Als hij op zekere dag met een krab op zijn oog thuiskomt, is het ook mij wat teveel van het goede. Ik had hem vroeger al eens ingefluisterd dat hij moest terugslaan en van zich afbijten. Maar daar antwoordde hij steevast op dat zoiets niet mocht van de juf. En hier zoals elders zijn degenen die zich aan de regels houden de pineut. Ik probeerde hem zelfs wat weerbaarder te maken door af en toe te boksen met hem. Maar dat ging hem helemaal niet af. En mij al evenmin: toen ik hem leerde boksen, voelde ik mezelf zo opgefokt - en met het beeld van de vechtspelletjes op de computer in mijn achterhoofd zo beschaamd - dat ik meteen begreep waarom hij het ook nooit zou leren. Ik heb geen problemen met competitiviteit, als het maar gaat om waardige vaardigheden en niet om methodes om zijn gelijk te halen op een manier die niet ter zake doet…

Dat wil niet zeggen dat Joske zich thuis laat doen. Tegenover ons en zijn oudere broer gebruikt hij zonodig nog minder eerbare middelen dan bruut geweld: wenen en (soms oorverscheurend!) gillen. En tegenover zijn jonge zusje aarzelt hij niet om misbruik te maken van zijn pure overmacht. Maar we proberen dit om te zetten niet zozeer in combattief voor zijn rechten opkomen, maar in een gedrag dat mensen veel beter op het lijf is geschreven: het model van de samenwerking. En dat luidt: als jij lief bent voor mij, ben ik lief voor jou. Met de bijbehorende clausule dat je zo’n relatie het best inluidt door zelf het initiatief te nemen.

Het wil al evenmin zeggen dat hij niet wordt aangesproken door het oerbeeld van de fysieke krachtmeting: het duel. Wel integendeel. Sinds geruime tijd is hij gefascineerd door ridders. Ik heb hem inmiddels stapels boeken gehaald over het onderwerp – van Keltische sagen tot historische boeken. Daarbij vereenzelvigde hij zich zonder probleem met de sterke overwinnaar, zonder enig spoor van mededogen met het lot van de verslagen ‘slechterikken’. Hij had zich een paar maanden geleden zelfs een harnas vervaardigd uit golfkarton, compleet met beenplaten, helm, zwaard, schild en vaandel. En toen hij dat alles heel zorgvuldig had beschilderd, ging hij vervolgens in de spiegel kijken hoe vervaarlijk hij er wel uit zag. Ook in zijn verhalen speelden ridders een rol - in het bijzonder die van de Duitse Orde, die hun vestiging hadden in Alden-Biezen, hier in de buurt. Maar zij speelden daar eerder de rol van beschermengelen van ‘Beeke’, niet die van modellen waarmee hij zich zou vereenzelvigen.

En het wil al zeker niet zeggen dat Joske niet populair is in de klas. Al kwam hij slechts moeizaam van de onder de rokken van de juf vandaan, de kinderen roepen tegenwoordig zijn naam als hij binnenkomt en dingen om zijn gunst. Hij doet het goed bij de meisjes, zozeer zelfs dat hij - naar eigen zeggen - de eerste was die ze aan de kaak stelden vanwege verliefd. Heel verontwaardigd kwam hij dat vertellen: het meisje is kwestie was maar zijn vriendin…

Een en ander heeft te maken met de ongelukkige sociale patronen waarbinnen kinderen vandaag opgroeien. Waar verwante mensen dicht in elkaars buurt wonen, groeien de kinderen op in een rijk net van sociale relaties. In hun omgang met kinderen hebben ze de keus tussen groepsgewijze optrekken met een leeftijdsgroep, individuele omgang met kinderen van hetzelfde of het andere geslacht, en vooral – omdat kinderen worden geacht voor elkaar te zorgen – omgang met oudere en jongere kinderen. In onze sociaal danig verpauperde samenleving pendelen kinderen heen-en-weer tussen de enge en beperkte relaties binnen het gezin en de eenzijdige omgang met een in de regel veel te grote groep leeftijdsgenoten in de klas. Zeker in te grote klassen kan het kind de relatie met de geliefde ouder niet nabootsen door ‘vadertje en moedertje’ te gaan spelen met een leeftijdsgenoot. Op de overbevolkte speelplaatsen ontstaat in plaats daarvan een opsplitsing in een jongensgroep en een meisjesgroep die zich volgens de meest stereotiepe criteria van elkaar proberen te onderscheiden. In plaats van te leren omgaan met het andere geslacht, veroordelen de kinderen zich zodoende tot eenzijdige en groepsgewijze omgang met hun eigen geslacht.

En dat levert natuurlijk problemen op voor degenen die zich niet kunnen conformeren aan wat als mannelijk of vrouwelijk wordt beschouwd. Vooraleer de wig van het geslachtsonderscheid de groepen definitief uit elkaar drijft, proberen vele jongens aan de dwingelandij te ontsnappen door aansluiting te zoeken bij de meisjes, die zich soms graag over hen ontfermen. Maar deze overlopers worden steevast als ‘flauwe meisjes’ afgedaan, als ‘mietjes’ – later als ‘homo’ – als ze al niet worden afgestraft doordat hen het stigma ‘verliefde’ wordt opgebrand. Omgekeerd proberen meisjes, die zich niet graag tot het vaak tuttige meisjesgedoe laten inperken, zich bij de jongens aan te sluiten, alleen maar om daar even meedogenloos uit de rangen te worden geweerd.

Vooral binnen de jongensgroep ontstaat een hiërarchie met wisselende bondgenootschappen. Een paar uitgesloten vriendenparen of eenzaten proberen zich aan de rand van het hele gebeuren een eigen plaats te veroveren rond alternatieve bezigheden. En in deze schermerzone vervagen ook de ‘geslachtelijke’ scheidslijnen. Temeer omdat van oudsher niet alleen kracht, maar vooral kennis een bron van prestige is. En wel bij alle kinderen, zonder onderscheid van geslacht.

Nu had Joske zich al vaker laten opmerken door het feit dat hij veel weet. Hij is zeer leergierig en wij doen ons best om die leergierigheid te voeden. Dat heeft zo zijn gevolgen. Tijdens klassengesprekken tikt hij andere kinderen – ja zelfs de juf – vaak op de vingers als ze iets vertellen wat onjuist is. In combinatie met zijn koppigheid, kwam een en ander tot een enigszins potsierlijk hoogtepunt, toen hij pertinent weigerde de juf na te bootsen, toen die voordeed wat volgens haar de bewegingen waren van de lava uit een vulkaan. Hij toonde de juffrouw hoe het dan wel moest, en was met geen stokken te overtuigen om toch maar mee te doen met het groepsgebeuren. Terwijl hij thuis de roep heeft een ‘kunstenaar’ te zijn, profileert hij zich in de school dus blijkbaar als ‘geleerde’.

Onder het motto ‘wie niet sterk is, moet slim zijn’ was Joske dus bezig zich een eigen plaats te veroveren in de groep. Daarom waren mijn pogingen om hem te leren ‘opboksen’ tegen de stoere mannetjesputters achterhaald en naast de kwestie. Maar aan zijn nieuwe strategie kleefde nog teveel van de zure druiven. Pas als ik mijn aansporingen om terug te slaan zou omzetten in een openlijke veroordeling van de krachtpatsers, en als ik me resoluut tot zijn waardeschaal zou bekennen, zou hij zijn positie in de school niet langer beschouwen als de slinkse uitweg van de verliezer, maar als een positief ideaal.

Een en ander raakte in een stroomversnelling na het bekijken van een reeks uitzendingen over de exploten van de kruisvaarders. Daarin werd duidelijk dat zijn bewonderde ridders in werkelijkheid alleen maar een bende plunderende, verkrachtende en vernietigende woestelingen waren: de gesel die al heel lang de aarde teistert. Gedurende gesprekken daarover kwam mij plots het woord ‘wildebeesten’ over lippen – Nietzsches ‘blonde beest’. Dat woord moet een en ander in mij hebben wakker geroepen, want, op het moment dat ik het uitsprak - gechoqueerd als ik was door de ravage die het militaire bent al millennia in de wereld aanricht - kreeg ik plots de inval om het te koppelen aan het gedrag van de wildebrassen op school. ‘Dat is gelijk die mannetjesputters op school, dat zijn ook zo’n wildebeesten als die ridders’.

En dat bleek voor Joske het verlossende woord te zijn! Tijdens het voorleesuurtje ‘s avonds onderbreekt hij mij plots: ‘Als ik in de middeleeuwen zou leven, zou ik geen ridder willen zijn’. ‘Wat zou je dan wel willen worden? ‘Monnik!’ Ik moet even slikken: ‘Hoezo monnik?’ ‘Omdat ridders in stukken worden gehakt, terwijl monniken vanzelf sterven’. En dan pas realiseer ik me dat monniken voor hem niet zozeer ongehuwde dienaren Gods zijn, maar wel de indrukwekkende geleerde figuren die in de kloosters mooie handschriften vervaardigden met prachtige illustraties. Mijn eigen kleutertijd indachtig – het ‘blonde beest’ is immers al een oud zeer, niet alleen in de wereldgeschiedenis, maar ook op de speelplaatsen in de scholen - besluit ik nog wat olie op dit vuur te gieten: ‘Ja, ik zou ook geen ridder willen zijn, dat zijn immers maar wildebeesten die elkaar in stukken hakken, vrouwen verkrachten en kinderen doden, dorpen afbranden en steden plunderen en alle mooie kerken en kunstwerken verwoesten die de monniken en kunstenaars hebben opgebouwd’. Hij besluit ter plekke een hééél dik boek te maken – een bijbel zowaar! - met vele mooie kunstwerken in. Maar eerst een klein boekje over de ‘The crazy Astronaut’…

Zo lijkt in de figuur van de monnik het voorbeeld van zijn moeder - die zijn artistieke aanleg met veel succes (en geduld) voedt - en dat van mij - die hem leerde lezen - te worden verenigd. Hoe dit verhaal zich verder zal ontwikkelen hangt in belangrijke mate af welke richting zijn kleinere zus en vooral zijn ouder broer zullen inslaan.

Maar in afwachting is het belangrijkste effect van deze wending dat hij zich bij zijn afwijzing van het brute geweld voortaan geruggensteund weet niet alleen door de juf, maar ook door ons. En daar voelt hij zich erg goed bij, vooral omdat hij nu een bres heeft geslagen in de opdeling van de klas in jongens en meisjes: hij wordt voor aller ogen door de meisjes opgeëist – waarover meer in een volgend verhaal.


© Stefan Beyst, april 2002

zoek op deze site

powered by FreeFind


Reacties: beyst.stefan@gmail.com


zie ook: stefan beyst over liefde: 'de extasen van eros'



Op de hoogte blijven van nieuwe teksten: mailinglist