jan fabres crying body




In Antwerpen ging ‘Cyring Body’ in première, een nieuw stuk van Jan Fabre dat zomer 2005 in een meer uitgebreide versie in Avignon zal worden opgevoerd. Fabre is er al een tijdje mee bezig. Het begon deze zomer in de Internationale Sommerakademie für Bildende Kunst van Salzburg, waar de meester gastdocent was en zich boog over vragen als hoe de traan wordt geïnterpreteerd in andere culturen en in andere tijden, en wat het lichaam precies doet als de tranen over onze wangen rollen. Na nog een reeks workshops in Lissabon en een try-out in Rome, werkt Fabre ‘The crying body’ af in Antwerpen.


HET VERLOOP

Het stuk bestaat uit een opeenvolging van episodes. In een eerste episode zien we hoe vier paren elkaar in toenemende mate agressief benaderen. In een tweede episode hoort een pastoor de biecht van een vrouw in bruidskleed en raakt daarbij zo opgewonden dat hij zijn soutane aflegt en zich danig moet bedwingen om niet tot coïteren of masturberen over te gaan. Vervolgens begint iemand – zoals blijkt: Johannes de doper - geluidloos te articuleren en met opgeheven vinger te gesticuleren – en begint daar danig van te zweten. In een volgend gaan vier vrouwen achtereenvolgens met een been geheven staan wateren. Dan wordt Johannes de doper bespuwd door alle acteurs. Dan weer is er een interactie tussen Sinterklaas (!) en Johannes de doper. En als afsluiter mannen en vrouwen die zonder onderscheid des geslachts en elk op hun eentje de bewegingen van een man opvoeren die masturbeert en vrijt in alle mogelijke standjes. Ze zijn na verloop van tijd zodanig bezweet dat ze als bekroning van het geheel een fontein van zweet de hoogte in kunnen schudden. Het geheel is gekruid met liedjes als ‘Singing in de rain’ en ,,Ik voel me zo verdomd alleen'' van Danny de Munck uit ‘Ciske de Rat’. En niet te vergeten: ook gecombineerd met het beeld van het wenende gezicht van Els de Ceuckelier op een reuzengroot scherm. Een waar Gesamtkunstwerk dus.


PATERNOSTER


Al die losse stukjes worden aan elkaar geregen met drie ‘rode’ draden. Een ietwat zielig figuur met de bibber van Parkinson slaagt er maar niet in zijn fiets de scène op te krijgen, laat zich verder opmerken door het produceren van vettige slijmen uit zijn neus en het opdrinken van zijn eigen pis, en honoreert op het einde het vermogen van de acteurs om sappen te produceren met een passend certificaat. Een tweede rode draad wordt geregen door een soort heks die af en toe de tranen van de acteurs komt opvangen in een plastic zakje. En tenslotte zien we het hele stuk door een vrouw met een lange stok prikken of roeren in wat vermoedelijk wolken moeten zijn, tot uiteindelijk, na de opgang van de zweetfontein, een echte douchestraal uit de ‘wolken’ neerdaalt.

Maar die rode draden verdoezelen alleen maar het gebrek aan organische opbouw van een geheel dat niet meer is dan een losse aaneenschakeling - ‘montage’ zou een eufemisme zijn - van scènes, liedjes en filmbeeld. Het is dus niet alleen in zijn beelden dat Fabre niet kan componeren (zie: Searching for Utopia)


TABLEAU VIVANT


En dat geldt nog meer voor de episodes op zich: die bestaan domweg uit de - soms op de zenuwen werkende - herhaling van nauwelijks gevarieerde handelingen zoals vechten, spuwen, pissen of masturberen. Soms schopt Fabre het wat verder: hij bouwt dan de iets complexere vorm van een climax op, zoals wanneer alle acteurs na het optreden van Sinterklaas al maar luider het woord ‘motherfucker’ de zaal in schreeuwen. Maar van een subtieler verloop van de dramatische tijd: geen spoor.

Wat daar mechanisch aaneengeregen wordt, is dus zelf niet meer niet meer dan een reeks geanimeerde tableaux vivants.


REBUS


Met het tableau vivant hebben Fabres scènes nog gemeen dat ze verstomd zijn - woordloos. Of, om het wat mooier in te kleden: dat er sprake is van ‘biologisch’ in de plaats van ‘psychologisch’ acteren. Wat er aan mogelijke conflicten tussen man en vrouw kan spelen, wordt bij Fabre gereduceerd tot de ‘essentie’: lichamen die handtastelijk worden en af en toe een kreet uitstoten. Ongeveer zoals bij Nitsch het drama als zodanig wordt gereduceerd tot het slachten van een lam.

Bij ontstentenis aan woorden, is het niet altijd even duidelijk wat Fabre met zijn sketchen bedoelt. Wat te denken van de man met de Parkinsonbibber die zijn fiets maar niet de scène krijgt opgeduwd? Hoe het gebaar interpreteren van de vrouw die met een stok in de wolken prikt of roert? Fabre mag het weten.


FILOSOFIE


Het woord is niet helemaal afwezig: er wordt ook een vraag gesteld, evenzeer bij herhaling: 'Waarom wenen, als wenen niet helpt?' Waarop we het diepzinnige antwoord te horen krijgen: 'Omdat het niet helpt.'

Fabres filosofische workshops ten spijt, moet het ons toch van het hart: op een slecht gestelde vraag valt alleen maar een slecht antwoord te geven. Het punt is immers dat wenen wel degelijk helpt: dat weet elke ouder van wenende kinderen of elke man van een wenende vrouw.


GRENZEN VERLEGGEN


Moeten we dan misschien al dat spuwen, rochelen en pissen op de scène gedurfd vinden - revolutionair? Al is er de laatste eeuw wel een en ander te zien geweest op de scène, het mag toch merkwaardig heten dat uitgerekend in dit stuk over de lichaamsvochten dé sappen van het lichaam bij uitstek schitteren door hun afwezigheid: de melk uit de borst en het sperma uit de penis. En wat bleef verzwegen in de sketch met Sinterklaas – na afloop waarvan de voormalige Johannes de doper zich plotseling tot knaapje ontpopt – tot zielig Ciske de rat? Bij de bisschoppelijke kindervriend? Zou Jan Fabre – naast huomo universale inmiddels ook nog Grootofficier in de Kroonorde – misschien iemand iets verplicht zijn?


FILMBEELD


Het enige beklijvende aan deze voorstelling is het soms pakkende beeld van de wenende Els Deceukelier op een groot scherm op de achtergrond – het enige in de voorstelling waarvan kan gezegd dat het iets heeft van het organische van een ‘crying body’. Al wordt ons plezier meteen weer vergald doordat op het einde demonstratief – maar heel ongeloofwaardig - kwijl uit de mond wordt gestoten, als om te tonen dat dit stuk nog over meer sappen gaat dan over tranen alleen.

Of het beter zal zijn in Avignon?

Stefan Beyst, oktober 2004


DE KRITIEKEN

'* We laugh, despite ourselves, as a panting priest (naked but for his dog collar) slams his willy between the pages of his Bible to stop himself lusting after a woman giving sobbing confession. It’s about as subtle as Benny Hill, but its cartoonish humour is cleverer than it looks, allowing us to confront some uncomfortable truths through the veil of comedy' 'Much of what works in The Crying Body can be put down to rather elegant toilet humour
'. Ellie Carr, 24 October 2004 Sunday Herald. * Als we Rosita Boisseau ('Le Monde' (25/11/2004 te lezen op: http://homepage.mac.com/ margueritteg1/iblog/B473334831/C140285310/E572138441/) mogen geloven hebben we hier te maken met een 'pièce très politique': ' La religion, la politique, la morale, l'artiste flamand les attaque à la hache'. Want Jan Fabre toont de mensen 'nus et à quatre pattes dans l'authenticité de leur animalité'. Hoezo maakt men brandhout van de 'godsdienst, politiek en moraal' door ons mensen te tonen die snuiven, zweten, pissen en masturberen? De schrijfster herinnert aan 'As the World Needs a Warrior's Soul' 'qui roulait les bonnes mœurs dans le beurre et le ketchup'. Niet alleen religie, politiek en moraal krijgen er van langs, maar ook 'la mise en scène du mensonge telle qu'elle a cours, en particulier à la télévision'. Daar stelt Jan Fabre tegenover: 'la crudité de la vérité aussi vulgaire soit-elle'. 'Jan Fabre nous rappelle outrageusement qui nous sommes'. Het verschil tussen een obsceen gebaar en kritiek op gang van zaken in de wereld lijkt Rosita Boisseau volledig te ontgaan. En evenzeer ontgaat haar, op het formele vlak' het 'Benny Hill' gehalte van Fabres theater. Eerder ziet ze in 'la veine grotesque et violemment farceuse' iets waarin Jan Fabre 'fort doué' is. En de sketch van de masturberende pastoor in de biechtstoel is ' d'ores et déjà un "must" ' Maar zelfs deze fervente bewonderaarster van dedie ons hypocrieten een spiegel voorhoudt is niet blind voor de opvallende gebreken van 'He Crying Body' : 'l'insistance sur certaines actions, à travers des plans très longs, frôle la facilité'.

Anna Kisselgoff in haar jaaroverzicht over 2004 in The New York Times, December 26, 2004. Outsider Art. 'More equivocal at Lyon was a trend: visual artists who were not professional dancers but who call themselves choreographers. Frédéric Flamand and Jan Fabre, both Belgian, are very different and are essentially only as good as their dancers'.



* Onze revolutionaire meester Jan Fabre zet overigens de trend: 'The newspaper Le Parisien pointed out that the Paris stage currently offers nudity for all artistic tastes: "intellectual", like Médée-Matériau; bourgeois-bohemian or "bobo", like Love! Valour! Compassion!; and deliberately "provocative", like The Crying Body'. Al is er niets nieuws onder de zon: het volstaat om te herinneren aan de happenings en het Living Theatre in de sixties en aan body art in de seventies (John Lichfield, the Independent, 05 April 2005. (zie ook: Otto Mühl en Hermann Nitsch)

* Dat Fabre het niet alleen in Avignon voor de Franse pers heeft verkorven moge blijken uit volgende uitspraak van Evelyn Finger in 'Die Zeit' (28/7/2005).: 'Dawson has developed an impulsive, angular and precise language of movement and a demanding way of walking which foils the narcissistic strut of Xavier Le Roy or Jan Fabre .

JAN FABRE: ZIJ WAS EN ZIJ IS, ZELFS / ETANT DONNéS (1991/2004)


Jan Fabre schonk ons twee theatermonologen naar twee werken van Marcel Duchamp. ’Zij was en zij is/zelfs’ (1991) is geïnspireerd op ‘La mariée mise à nue par ses célibataires, même’ (19 )en ‘Etant donnés’ op 'Etant donnés: 1) la chute d'eau, 2) le gaz d'éclairage' (1946-1969). De tekst voor ‘Zij was en zij is/zelfs’ stamt uit 1975 en is niet veel meer dan een vrije associatie bij Marcel Duchamp’s allegorie. De tekst voor ‘Etant donnés’ borduurt verder op die van 1975, maar sluit aan bij het laatste werk van Marcel Duchamp. Als zodanig ligt hij helemaal in de lijn van de ‘performances’ van de vroege Fabre die, zoals zovele performances, veelal niet meer zijn dan geënsceneerde allegorieën over kunst. In ‘Zij was....’ is de allegorie alleen wat uitgesponnen, kwestie van ze te kunnen laten doorgaan als theater. Dit uitrekken ligt in het verlengde van het voorafgaandelijke omzetten van Duchamps stilstaande beelden in in een opeenvolging van woorden. Dat weerspiegelt zich in de ‘refreinen’ die doorheen het gehele tweeluik almaar worden herhaald: ‘Arme stakkers’, ‘Even wachten, even wachten’, en vooral het refrein dat zelf al een herhaling is: ‘En nog, en nog, en nog”. Adri de Brabandere meent dat door deze refreinen 'het literaire wordt herleid tot een bezweringsformule'. Maar dat is alleen maar een mooie manier om niet te moeten zeggen dat Fabre niet in staat is een tekst op te bouwen.

En dat onvermogen is alleen maar een bijzonder geval van het algehele onvermogen van Jan Fabre om de tijd in de theaterruimte uit te bouwen. Want het gebeuren op de scène kan eigenlijk het best omschreven worden als de montage van twee in tableau vivants omgezette installaties. De eerste installatie is van eigen makelij: het in de spiegel van de vloer verdubbelde beeld van een vrouw in bruidsjurk waarmee het werk begint - en als installatie mag dat beeld er zijn. De tweede installatie is ontleend aan Duchamps ‘Etant donnés’: het beeld van een naakte vrouw met open benen op takkenbossen. Iet of wat theatertalent had met dit gegeven wel iets weten op te bouwen. Maar wat zowaar de intendant van Theaterfestival van Avignon 2005 ons te zien geeft, is alleen maar één ongeïnspireerde, oersaaie, nietszeggende, parafrase op het alfa en het omega. Het heeft zowat weg van de spreker die zijn voordracht wat boeiender tracht te maken door af en toe van plaats en van houding te veranderen. Het werk van Marcel Duchamp is dus niet tot theater geworden. Eerder zijn we er getuige van hoe het ‘theater’ van Fabre niet meer is dan een uit de kluiten gewassen performance, die op haar beurt eigenlijk niet meer is dan een allegorie over een allegorie. Over allegorie gesproken: het gehele gebeuren puilt uit van de ‘metaforen’. Zo vindt de ‘witte bruid’ haar tegenhanger in drie ‘zwarte weduwen’ – zeg maar ‘vogelspinnen’ om in de stijl te blijven van de ‘pijp’ waaraan de bruid hartstochtelijk zuigt. En zo zouden we nog een tijdje kunnen doorgaan over ‘de macht van de metaforische subtiliteiten’. En – is Jan Fabre niet gebiologeerd door de idee van de metamorfose? – in het tweede deel zien we hoe Els de Ceuckelier letterlijk vervelt, t’is te zeggen: de plastic folie verliest waarin ze is ingepakt.

En dat brengt ons tot het acteren van Els de Ceuckelier. Dat doet overal aan denken, behalve aan Antonin Artaud. Een ongestructureerde opeenvolging van stereotiepe gebaartjes en trucjes, gesproken met een zwaar accent en overigens slechts voor de helft verstaanbaar – gelukkig is het verzamelde werk van onze grootmeester intussen al van de pers gerold. Ronduit grotesk is echter de manier waarop ze dialogeert met haar 'sprekende' vagina: ik moest aldoor denken aan de dialogen tussen Samson en Gert op ‘Eén’.

Allen daarheen!

Stefan Beyst, februari 2004.


I AM A MISTAKE (2007)

'I am a mistake' is alweer een 'Gesamtkunstwerk' van Jan Fabre. De muziek, onstage uitgevoerd door een orkest, werd gecomponeerd door Wolfgang Rihm, en de films op de achtergrond zijn van Chantal Ackerman. Op de scène scheuren vier rokende danseressen reclameafbeeldingen uit een krant om vervolgens foto's van George W. Bush, Vladimir Putin, Osama bin Laden en, ja hoor, Filip de Winter te lijf te gaan. Het stuk pretendeert een individueel protest te zijn tegen de gevestigde orde: "I am faithful to the pleasure that's trying to kill me."

Net zoals 'The crying body' en 'Zij was en zij is.....' is 'I am a mistake' een pseudrevolutionair werk van lamentabele artistieke kwaliteit. Om niet in herhaling te vallen verwijs ik naar: 'I am a mistake (Times on Line')

Stefan Beyst,December 2007.

BIBILOGRAFIE:

DE BRABANDERE, Adri:'Jan Fabre', Kritisch Theater Lexicon, Vlaams Theater Instituut, 1997

 fndeel fbvolg    twitter
 
beeld van de week

zelfomslag