de rijke man


hoofdstuk vier van 'de ek-stasen van eros'


waarin de man tegenover de schoonheid van de vrouw zijn rijkdom stelt en daarmee de onwillige vrouw tot vrijen dwingt; w
waarin de man de moeder tot echtgenote maakt en de vrouw tot hoer;
waarin geld de coïtus verminkt tot simultaneïteit van diefstal en verkrachting;

waarin dodelijke ruil tussen schoonheid en rijkdom oude rijke mannen tegenover mooie jonge vrouwen plaatst,
 en man en vrouw gelijk van hun seksuele en parentale natuur vervreemdt;
waarin de man de vrouw ten slotte ook nog tot beeld reduceert.


Het amfitheater van de rijkdom.
Drie soorten vrouwen: echtgenotes, concubines en hoeren.
Eén man.
Het bordeel.
Androkratie.
De mooie man (2).
De schone en de beurs.
Mortificatio Veneris.
Mortificatio Martis (1): ontmanning.
Mortificatio Martis (2): ontvadering.
Inkrimping van de levensduur.
Het schimmentheater.
Polygamie en polygamie is veel (2)



HET AMFITHEATER VAN DE RIJKDOM

If a man is not strong and rich he will obtain nothing from women'

Nefzawi in 'The perfumed Garden' (p. 78).

In het vorige hoofdstuk beschreven we de opsplitsing van de volledige seksuele liefde in verleiden, vrijen en ouderschap en het daarmee gepaard gaande uiteenvallen van de volledige seksuele mens in de onderscheiden rollen van ouder, vrijer en verleider. Bij dit uiteenvallen van de seksuele relatie werden de mannen als onverzadigbare saters in het amfitheater nevengeschikt rond de mooiste maar koele vrouw. De dramatiek van dit gebeuren volgt uit een perverse trend die in elke liefde is ingebouwd: als zodanig is het een eeuwig, onveranderlijk en natuurlijk gegeven. Het ogenblik is nu gekomen om te onderzoeken welke factoren verantwoordelijk zijn voor de historische variaties op dit thema.

Een eerste reeks historische factoren versterken de tegenstelling tussen Venus frigida en Mars insatiatus, zonder ze kwalitatief te veranderen. Zo zal het duidelijk zijn dat de aantrekkelijkheidspiramide van beide geslachten op horde of stamniveau een zeer bescheiden omvang heeft: de top is niet hoog, de basis niet breed. De groepen waarbinnen de concurrentie plaatsgrijpt zijn te klein, de (nivellerende) gevolgen van inteelt te sterk en het milieu waaraan kleine groepen blootgesteld zijn te gelijk om dramatische spanningen te veroorzaken. Pas de ontwikkeling van handel en de vorming van steden en staten, de bijbehorende ontwikkeling van technieken voor vervoer en communicatie, meer nog de ontwikkeling van gespecialiseerde arena's zoals baden en sauna's, promenades en theaters, vooral echter de ontwikkeling van technieken voor beeldproductie verbreden de basis van de piramides en verhogen hun top.

De toenemende verschillen in politieke en economische macht, die de menselijke geschiedenis te zien geeft, zijn daarentegen een factor die de tegenstellingen niet alleen versterkt, maar ze kwalitatief doet omslaan tot ontwrichtend conflict.

Om dat te begrijpen moeten we even terugkeren naar de mooie man, die we in het vorige hoofdstuk verwaarloosd achter lieten. Niet alleen de vrouwen die geen oog hebben voor zijn schoonheid, maar ook wijzelf zijn voor diens beklagenswaardige positie verantwoordelijk. Wij vergaten erop te wijzen dat de man nog andere kwaliteiten bezit, waar vrouwen meer oog voor hebben. In het hoofdstuk over de oermoeder beschreven we hoe de oervrouw als eerste beweegster de mannen aan het werk zet. We weten inmiddels we dat het machtigste wapen om dat doel te bereiken niet zozeer de kreten van de bevalling zijn, maar haar betoverende schoonheid. Daarmee probeert ze de man met het grootste economische vermogen te verleiden. Voor hem vallen vrouwen even onweerstaanbaar als mannen voor de mooiste vrouw. Tegenover het amfitheater van de schoonheid komt het amfitheater van de rijkdom te staan.

Ook in dit amfitheater zijn in de vroegste stadia van de menselijke geschiedenis geen dramatische verschillen te zien. In de stameconomie is alles er integendeel op gericht om de verschillen uit te vlakken. Tussen stammen onderling kunnen wel grote verschillen bestaan, maar vermits er geen intertribale huwelijken voorkomen , spelen die bij de keuze van de partners geen rol. Een en ander verandert van zodra handel en industrie zich ontwikkelen. De verschillen tussen jagers in een primitieve stam verzinken in het niets bij de kloof die gaapt tussen machtige farao en arme boer, rijke handelaar en arme ambachtsman of bedelaar, rijke kapitalist en bediende, fabrieksarbeider of werkloze. Sommige mannen zijn er blijkbaar in geslaagd hun economisch vermogen sterk op te drijven, zij het dan ten koste van andere mannen. Verder in dit hoofdstuk beschrijven we welke motieven ook vrouwen ertoe kunnen aanzetten om hun economisch vermogen uit te bouwen en op te drijven. In afwachting concentreren we ons op de gevolgen van de greep van de mannen naar de economische macht. Die was tot voor kort de regel en bepaalt nog steeds ingrijpend tal van relaties.

Het verschijnen van de rijke man heeft zijn invloed op de wijze waarop de partnerkeuze tot stand komt. Terwijl alle mannen zoals voorheen de mooiste vrouw begeren, begeren vrouwen in toenemende mate de man aan de top van een steeds indrukwekkender en wereldwijd geworden economische piramide. De economische piramide van de mannen komt tegenover de esthetische piramide van de vrouwen te staan. Ook deze piramides lossen zich op van zodra overgegaan wordt tot keuze. Deze neemt hier de gedaante aan van de ruil van schoonheid tegen rijkdom.

Het resultaat is ditmaal geen feitelijke monogamie, zoals wanneer schoonheid tegen schoonheid geruild wordt. De rijkste man kan alle vrouwen krijgen, maar kiest daar uiteraard de mooiste uit. Vermits hij veel geld heeft en vermits de seksuele onwil van de vrouwen hem onverzadigbaar maakt, zal hij zoveel vrouwen in zijn harem verzamelen als zijn rijkdom het hem toelaat. Nadat hij zijn keuze heeft gemaakt is het de beurt aan de mannen lager op de piramide. Ook die hebben nog voldoende middelen om meerdere vrouwen te lokken. Vervolgens is het de beurt aan de grote middenmoot van mannen wiens inkomen slechts toereikend is voor het onderhoud van één vrouw. Vermits de top van de schoonheidspiramide reeds afgeroomd is moeten zij hun keuze doen uit wat er aan kruimels van de tafel is gevallen. Nadat ook de mannen die nauwelijks in staat zijn één vrouw te onderhouden de resterende buit in de wacht sleepten, komen uiteindelijk de mannen die economisch zo zwaar gecastreerd zijn dat ze helemaal geen vrouw meer kunnen onderhouden.

We zien dit patroon reeds verschijnen op stamniveau. Alleen het stamhoofd kan zich een aantal vrouwen toeëigenen. De rest moet zich tevreden stellen met één vrouw, terwijl de jongeren die door de chef onteigend zijn in het beste geval al blij mogen zijn als ze de vrouw van hun oudste broer mogen delen (fraternale polyandrie) . Pas na de vorming van staten en rijken en de ontwikkeling van handel krijgen we de ontplooide verschijning van dit patroon, dat we beschreven in het hoofdstuk 'de oervader'.


MODALITEITEN VAN DE RUIL.

Vrouwen hebben er alle belang bij zich te verkopen aan een man die zich zo dicht mogelijk bij of op de top bevindt. Dat zo'n man meerdere vrouwen wil is geen bezwaar, en wel niet om twee redenen. In de eerste plaats is het voordeliger de beurs van een rijkaard te delen met andere vrouwen, dan als enige vrouw het monopolie te bezitten over de beurs van een armoedzaaier. Boven alles echter kunnen vrouwen in een harem de lasten van moederschap, vrijen en huishoudelijk werk onder elkaar verdelen of afschuiven op vrouwen van lagere rang. Dat is een veel aantrekkelijker perspectief dan in een monogaam huwelijk én vrijster, én moeder, én huishoudster te moeten zijn. tezamen met de mogelijkheid om via het inkomen van de rijke man een polyandrische harem van werkende mannen te kunnen uitbouwen is dat de reden waarom vele vrouwen zich verheugen in polygynie veeleer dan in monogamie. De mooiste vrouwen laten zich dus gewillig in de mannelijke harems lokken. Als alle harems gevuld zijn blijven er nog heel wat vrouwen over die aan hun trekken willen komen, maar die stuiten op het gebrek aan koopkracht van de mannen of op hun eigen onaantrekkelijkheid. Er is een overschot aan vrouwen, ditmaal niet omdat er meer vrouwen zijn dan mannen, ook niet omdat ze allemaal méér dan mooi zouden zijn, maar omdat de totale koopkracht van de rijke mannen nooit zou volstaan om alle vrouwen op te kopen.

De mannen die vrouwen hebben gekocht, voeren ze van het podium af en maken ze zwanger en daardoor seksueel onwillig. Bij de mannen duikt dan ook het idee op om de seksuele aantrekkelijkheid van een vrouw te behouden door ze - meegaand met de perverse trend - te ontlasten van het moederschap. Zo'n vrouw is voor de man aanzienlijk goedkoper: hij moet geen bijkomende kinderen onderhouden en de vrouw slechts voor zolang ze aantrekkelijk is. Vermits de kostprijs van dergelijke vrouwen daalt, stijgt het aantal mannen dat ze zich kan veroorloven.

Mannen kunnen de kostprijs nog meer verlagen door hun tot seksuele partners gereduceerde vrouwen slechts te betalen als ze ermee omgaan, of anders uitgedrukt: door anderen ermee te laten vrijen als zij elders bezig zijn. Voor de mannen betekent dit dat hun seksuele partners nog goedkoper worden: ze betalen ze slechts voor fragmenten van de periode dat ze seksueel aantrekkelijk zijn, terwijl andere mannen instaan voor de betaling van andere fragmenten. De sommen die in harems besteed worden aan vaste vrouwen, die men des te minder gebruikt naarmate de harem voller is, zijn grandioze verkwisting. Ook vrouwen hebben baat bij deze regeling: hun schoonheid wordt productiever wanneer ze hun seksuele vermogens niet laten braak liggen, maar optimaal uitbuiten. Of om het met Vatsjajana in de Kama Soetra te zeggen: 'Een courtisane die iedere dag veel geld kan verdienen doordat ze veel klanten heeft, moet zich niet tot één minnaar beperken' . Ze moeten dan wel harder 'werken', maar dat levert een hogere economische status op dan lager op de ladder te trouwen. Door de creatie van goedkopere vrouwen stijgt het aantal mannen dat polygaam kan worden (of hoe dan ook een vrouw kan krijgen). Naast de kleine feodale adel beginnen ook handelaars er concubines op na te houden, en op de laagste trappen van de piramides (bijvoorbeeld bij de talloze soldaten in alle staten en rijken) begint de hoererij van laag allooi te floreren.


DRIE SOORTEN VROUWEN, EEN MAN..

Economisch gezien krijgen we voortaan drie soorten vrouwen. In de eerste plaats is er de echtgenote: een al dan niet mooie vrouw die moeder wordt en een levenslange relatie met een man aangaat die zowel man als vader is voor haar. Een echtgenote is een ongespecialiseerde, volledige vrouw: ze is eerst mooi, wordt dan moeder en blijft mooi in functie daarvan. Concubines en hoeren daarentegen zijn gespecialiseerde vrouwen, die alleen maar vrouw willen zijn, maar geen moeder, halve vrouwen dus, en zij worden door een eveneens gespecialiseerde man onderhouden die alleen man, maar geen vader wil zijn, een halve man dus. Ze kunnen zich slechts verkopen gedurende de zeven mooie jaren van hun leven. De hoer onderscheidt zich daarbij van de concubine door het feit dat ze zich ook nog in stukjes verkoopt aan stukken van een halve man. Of om alles op een rijtje te zetten: een echtgenote is een vrouw die zich levenslang eerst als vrouw, dan als moeder verkoopt aan een volledige man; een concubine is een stuk van een vrouw die zich voor een stuk van haar leven aan een halve man verkoopt; een hoer is een stuk vrouw dat zich voor een stuk van haar leven in stukken verkoopt aan stukken van een stuk man .

Het gaat hier om drie economische modaliteiten van de seksuele relatie, die niet met elkaar verward mogen worden onder het mom dat het alle drie economische relaties zijn en dat de vrouwen zich dus in de drie gevallen 'verkopen'. Men mag de term 'hoer' hoogstens als metafoor gebruiken voor de economische positie van de echtgenote. Ook gaat het niet op om zoals Weininger en de volksmond de mooie vrouw uit het vorige hoofdstuk tot 'hoer' te promoveren en daarmee elk verschil te verdonkeremanen tussen spontane verleiding en koele berekening.

Echtgenote worden van een rijke man is voor een vrouw die zelf geen inkomen heeft zoals tot voor kort de regel was de meest begerenswaardige economische positie. Via de kinderen is ze dan levenslang van het hoge inkomen van de man verzekerd. Hoe lager het inkomen van de man, hoe interessanter het voor een vrouw wordt om niet te trouwen, maar zich te verkopen als concubine of beter nog als hoer: een mooie vrouw die als exclusieve concubine slechts één man bedient, gebruikt haar 'kapitaal' onproduktiever dan een hoer die met meerdere mannen vrijt en daarmee de opbrengst van haar 'kapitaal' vermenigvuldigt. Voor vele vrouwen wordt het zodoende aantrekkelijker aan moederschap te verzaken en zich financieel op te werken als concubine, of beter nog als hoer zo mogelijke als courtisane of exclusieve 'escort girl'.

Geld is dus de olie die het vuur van de perverse trend pas goed doet oplaaien. Pas hier verschijnen vrouwen die zich principieel alleen als schoonheid aanbieden aan mannen die alleen willen vrijen, met of zonder voorbereidende sier. Hun optreden laat anderzijds toe dat de voortplanting van haar seksuele omkadering wordt ontdaan: doordat hoeren en concubines de seksualiteit van vrijers naar zich toe halen, kunnen moeders zich concentreren op de voortplanting en proberen ze hun mannen tot bevruchters te reduceren. Bij de scheiding van seksualiteit en voortplanting horen twee rollen, die van verleidster of vrijster en die van moeder, en drie soorten economische status, die van hoer of concubine en die van echtgenote.

Zolang de vrouw economisch afhankelijk was van de man of daarvoor koos, beantwoordden aan de drie vrouwelijke rollen drie mannelijke: die van echtgenoot, concubinehouder en hoerenloper. Bij de man worden de rollen echter gecombineerd in één persoon. De man is niet of echtgenoot, of concubinehouder of hoerenloper; als echtgenoot is hij tevens ook concubinehouder of hoerenloper. Of om het met Demosthenes te zeggen: 'Wij hebben hetaeren voor ons plezier, concubines voor onze dagelijkse behoeften en vrouwen om ons wettige kinderen te schenken en voor het huishouden te zorgen' . Of met Khan i Azam Mirza Aziz Koka: 'Een man moet vier vrouwen huwen; een Perzische om mee te praten; een Khoerassaanse om het huishouden te doen; een Hindoe(se?) om voor de kinderen te zorgen en een vrouw uit Mewar oen Nahir of Transoxiana, om er de zweep over te leggen ter afschrikking van de drie andere' .

Bij de vrouw daarentegen zijn de rollen principieel gescheiden: moederschap maakt ondeugdelijk voor hoerendom of concubinaat, een concubine verliest haar aantrekkelijkheid als ze ook hoer is en bijgevolg geen exclusief bezit meer.


HET BORDEEL

Historisch gezien heeft deze ontwikkeling tot gevolg dat de polygame harem of het monogame huwelijk geleidelijk aangevuld worden met concubinaat of hoerendom. Deze minder in het oog springende en goedkopere relatievormen verdringen geleidelijk de eerder feodale harem, die steeds onbetaalbaarder wordt Men zou ruwweg kunnen stellen dat de ontwikkeling van harem tot bordeel parallel loopt aan de vervanging van slaven en feodale lijfeigenen door loonarbeiders.

Om hoererij te krijgen moet er eerst een tegenstelling geschapen zijn tussen een rijk en een arm deel van de bevolking. Dat is de waarheid aan het verhaal dat prostitutie te onderscheiden van vrijwillige slippertjes van de mooie vrouw, die sinds de oertijden aan het werk was in primitieve maatschappijen slechts werd geïntroduceerd bij de komst van betalende westerlingen . Slechts voor de 'mooie vrouw' geldt wat Weininger van het hoerendom beweert: dat het 'diepgeworteld is in het wezen van de mens' en niet 'af te leiden uit sociale wantoestanden'.

De nieuwe relatievormen verschijnen pas laat in de geschiedenis: vanaf de ontwikkeling van handel en de vorming van steden, staten en rijken. Ze komt tot bloei ten behoeve van handelaars (ter land er ter zee: zeelui) die zich tussen tempels, kloosters, marktplaatsen, karavanserails of havens bewegen en ten behoeve van de talloze soldaten die sedertdien de andere helft van de reizende bevolking vormen. Prostitutie voorzag uiteraard ook in lokale behoeften: zowel de veeleisende van de nieuwe rijken als de minder veeleisende van de verpauperden.

De oudste vorm van prostitutie is wellicht de gastvrijheid waarmee het stamhoofd één van zijn vrouwen aanbiedt aan bezoekers. De opvolger daarvan vanaf de ontwikkeling van de maatschappij is tempelprostitutie. Burgers van de stad stonden hun dochters permanent of tijdelijk af als 'heilige hoeren', al werden veel vaker slaven ingezet zoals in de harems. Tempelprostitutie werd beoefend bij de oude Egyptenaren, bij de Soemeriërs, in de tempels van Isjatar bij de Babyloniërs, van Baal bij de Chaldeeën, van Mylitta in Assyrië, van Afrodite bij de Grieken (vooral in Korinthe), van Moloch bij de Moabieten, van Astarte bij de Pheniciers, van Anaïtis bij de Armeniërs. De Joden bestreden de tempelprostitutie (onder meer ten tijde van David en Salomon) zonder succes. De Romeinen hadden maagdelijke Vestaalse maagden tegenover hoeren op het Circus Maximus onder hoede van Venus Afrodite. We vinden tempelprostitutie ook in India (devadasi, beter bekend onder de Portugese naam van 'bajaderes'), in Afrika en in de Nieuwe Wereld bij de Inca's en bij de Azteken. In China fungeerde vele taoistische en boeddhistische kloosters als toevluchtsoord voor hoeren die zich niet officieel wilden inschrijven en in het Westen moeten volgens vele berichten heel wat kloosters gefungeerd hebben als bordelen .

Niet alleen de tempels gebruikten hoererij als bron van inkomen, ook de steden vonden er weldra een middel in om de stadskas te spijzen. In Griekenland opende Solon (6e eeuw a.C.) de eerste 'dikteria' (vooral voor zeelui) onder toezicht van een openbare ambtenaar (de 'pornotropos'). In China verschijnen ze onder de Han . In Japan waren er de legendarische hoerenbuurten in Kioto, Osaka en Tokio en in het Westen hadden alle grote steden, ook die onder kerkelijke jurisdictie, tot aan de Reformatieeen 'prostibulum publicum' of openbare baden. Er waren ook legerhoeren: de 'troshoeren' onder bevel van een 'hoerenkapitein' . We vinden ze in legertros door keizer Woe onder de Han (met danseressen en muzikanten), in het voetspoor van de Romeinse legioenen, in het kielzog van de kruisvaarders, van de Boergondische legers en van het leger van Alva enz .

Ten slotte verbreidt zich overal de private prostitutie. We vinden ze in alle handelssteden (havens en karavanserails en herbergen), op vele bedevaartsplaatsen (op de wegen naar Jeruzalem, Rome, Santiago de Compostella), evenals in alle keizerlijke en koninklijke steden over de hele feodale wereld. Vooral echter in de industriesteden die beginnen te woekeren in het voetspoor van het kapitalisme komt het hoerendom tot volle bloei. Het personeel werd aanvankelijk zoals dat in de harems verkregen door veldtochten: Romeinse veldheren voerden bij hun triomftochten hun exotische veroveringen mee om ze later aan bordelen te verkopen. Daarnaast werden ronselaars uitgestuurd naar Afrika en lange tijd ook naar Europa. Hoe langer hoe meer bieden verschoppelingen zich in de steden aan, op eigen initiatief of na verkoop, verstoting of 'te vondeling leggen' door de ouders. Niet steeds werden ze in de steden toegelaten of hoefden ze zich daar te vestigen. Bij de Etrusken en Inca' werden hoeren uit de stad geweerd en naar het platteland verwezen. In het Romeinse rijk waren er talloze plattelandshoeren ten behoeve van de vele reizigers langs de Romeinse heirwegen (via Appia). In Europa zijn er vanaf de Karolingische tijd rondzwervende vaganten, die pas na de oprichting van stadsbordelen vaste voet in de steden kregen. Vooral de laatste vijftig jaar is de stroom van hongerigen van het platteland in de derde wereld naar de waterhoofdsteden niet meer te stuiten. Vanaf de ontdekkingsreizen worden ze ook ter plaatse opgezocht door figuren als Gauguin en andere kolonialen. Exotische hoeren inspireerden velen die graag hun financiële overmacht over het hoofd zagen en zien tot lofzangen op de paradijselijke onbekommerdheid van niet Europese of niet Christelijke volkeren. Dat geldt zowel voor de gemporteerde meisjes als voor degene die opgezocht worden door 19de en 20ste eeuwse 'seks toeristen': de zigeuners en Joden uit het Oost europa van de negentiende eeuw, de Thais en Filippino's, en recentelijk in toenemende mate de hoeren uit Oost Europa.

Er zijn ook vormen van hoererij die niet strikt coïtaal zijn, maar meer plaats ruimen voor de esthetische en/of intellectuele aspecten van de vrouw. In de Oudheid en het Oosten vinden we vaak een 'corps de ballet' aan de tempels: een principieel voor de cultivering van de eigen schoonheid vrijgesteld ras. We verwijzen naar 'esthetische prostitutie' bij Hebreeuwen en Grieken (auletriden en hetaeren), Islam en bajadères in India, en de geishas in Japan en de danseressen en dichteressen in China vanaf de Tsjow. In het Westen bespraken we reeds de door heel het amfitheater begeerde actrice of ballerina en de schoonheden in cabarets en striptease-bars.

Van deze elitehoeren verwierven er vele onsterfelijke faam. Vermelden we bij de Grieken Lamia de oudere, lief van Themistocles en Lamia de jongere, minnares van de Macedonische koning Demetrios Poliorketes, die haar schatrijk maakte en daartoe de Atheners een extra belasting moest opleggen; Aspasia minnares van Perikles; Thais lief van Ptolemaios; de reeds besproken Phryne, het model van Praxiteles, die zo rijk was dat ze op haar eentje aanbood de muren van de stad Thebe te laten herstellen op voorwaarde dat men er het opschrift op aanbracht: 'Verwoest door Alexander, opgebouwd door Phryne, de hetaere', en tenslotte Lais, het model van Apelles en Myron. Bij de Romeinen kennen we Clodia van Catullus en Catilina. In India ontving de courtisane (ganika) Ambapali Boedha in haar mangabos. In China is er een hoogbloei onder de T'ang (7de-8ste eeuw) met courtisanes zoals Tsjao Loan-loan, Hsu Hsiue-jing, Ju Hsuan-ki en Hsiue-T'ao. Bij de Japanners werden gegeerde courtisanes op gekleurde houtsneden vereeuwigd. In Europa verschijnen de courtisanes op het einde van de 15e eeuw niet alleen in Italie maar ook in Frankrijk beroemde courtisanes : Tullia d'Aragona, Veronica Franco, Imperia Cognata. In de 18e eeuw verschijnen figuren als Barbara Villiers, Duchess of Cleveland, Catharine Sedley en Nell Gwyn, die van Charles II een rijkelijke jaarlijke toelage en een enorme erfenis aan vastgoed opstreek; Claudine de Tencin, lief van Richelieu; Jeanne-Antoinette Poisson, die het tot Madame de Pompadour schopte, en Jeanne Bécu, die zich tot Comtesse du Barry wist op te werken. In de 19e eeuw vermelden we de 'demi-mondaines' Théroigne de Méricourt en Olympe de Gouges, maar vooral het prototype voor de 'Dame aux Camélias': Alphonsine Plessis, die het naast een aantal kapitaalkrachtigen onder meer aanlegde met A. de Musset, Fr. Liszt en uiteraard met A. Dumas. En dit is slechts een vluchtige greep uit de talloze mooie vrouwen die heersten in de bovenste regionen van de bijenkorf of de termietenheuvel.

Nog talrijker zijn uiteraard die mannen die met de geldbeugel aanschoven in de rij. Wellicht zou het sneller gaan om op te sommen wie er niet bij hoorde, maar we willen U toch de namen van enkele notoire hoerenlopers niet onthouden: vermelden we Socrates, Nero, die in het openbaar in het Colsosseum dineerde te midden van hoeren, Domitianus, aartsbisschop Christian van Mainz (12de eeuw), J. Villon, Titiaan, Voltaire (bij de 'nimfen' van Madame Justine Paris in het Hôtel du Roule), Charles II, Lord Byron, de Goncourts, de Victoriaanse Edward VII, onze Leopold II enz. Een bijzonder geval is H. Hefner, uitgever van Playboy 'waarvan aangenomen wordt dat hij copuleerde met meer dan 2000 jonge aantrekkelijke vrouwen gedurende een periode van twintig jaar' .


ANDROKRATIE.

'Wissen Sie, was der Mann mir schuldig ist, der mich erniedrigt hat?'.
'Weet je wel wat de man die mij vernederde, mij verschuldigd is?'

Uit 'Fräulein Julie', Strindberg.

In het vorige hoofdstuk lieten we Mars onverzadigd achter, hulpeloos overgeleverd aan de triomf van de mooie vrouw. We beschreven hoe hij op zijn afwijzing reageerde door impotentie, maar kondigden aan dat hij nog andere reacties in petto had.

Indrukwekkender dan zijn impotentie, waarbij hij zijn afwijzing slechts passief ondergaat, is de reactie waarbij hij actief zijn nevenschikking ongedaan wil maken: zijn greep naar de economische macht, waarmee hij de onwillige vrouw of ze nu echtgenote is, hoer of concubine tot vrijen kan dwingen. Daardoor breekt hij de gynaekokratie*, de macht van de vrouwelijke schoonheid die hem veroordeelde tot nevenschikking in de polyandrische harem. Hij vestigt daarbij wat we de androkratie* kunnen noem: het afdwingen van de seksuele horigheid van de vrouw op basis van economische macht. Pas de geldbeugel tovert het amfitheater om tot winkelcentrum, het duidelijkst in de hoerenbuurten, waar de tentoongestelde vrouwen van meet af aan veroordeeld zijn om gekocht te worden en uit de etalages achter de schermen te verdwijnen. Terwijl de vrouw voorheen de mannen des te begeriger maakte naarmate ze hen het vrijen belette, wordt ze nu tot onomwonden toegeven gedwongen. Omdat er vele mannen zijn die de schaarse seksueel beschikbare vrouwen kunnen kopen, moeten zij voortdurend het podium verlaten. En nadat de man zijn behoefte heeft gedaan, maakt zijn bewondering plaats voor minachting. De schaarste aan vrouwen neemt af doordat meer vrouwen het moederschap weigeren en zich specialiseren op vrouwzijn én doordat degenen die dat doen veel vaker vrouw worden. Op die manier kan het verlangen van de man, dat hem deed aanschuiven in de arena's, afnemen.

Pas nu begrijpen waarom het bij uitstek mannen zijn die hun economisch vermogen opdrijven. Alleen door de politieke en economische machinerie te installeren kunnen degenen die de hefbomen ervan in handen krijgen de mooiste vrouw behagen. De mooiste vrouw hoeft deze hefbomen niet zelf in handen te krijgen: door de veel sterkere magie van de schoonheid onderwerpt zij de man die de hefbomen bedient. Niemand werkt graag in het zweet zijns aanschijns, en waarom zou een vrouw, die door haar schoonheid anderen aan het werk kan zetten, nog méér doen dan zich ontsluieren? Dat is er de fundamentele verklaring voor waarom vrouwen er in principe niet op uit zijn de politieke of economische macht eigenhandig te veroveren: het bezit en de ontwikkeling van hun schoonheid werpt hen de vruchten ervan in de schoot zonder dat ze meer moeten doen dan hun schoonheid ten toon spreiden. De werkende man schept daarmee ook de luie vrouw (= de economisch frigide vrouw) die hij wil onderhouden. Dat geldt uiteraard alleen voor vrouwen op de top van de piramide: de lelijke vrouwen aan de basis zullen voor hun eigen onderhoud moeten instaan. Dat de mannen, die daarbij door hun succesrijker geslachtsgenoten aan de top economisch uitgebuit worden, op hun beurt weer de onfortuinlijker vrouwen aan de basis van de piramide aan het werk zetten, mag ons niet blind voor maken voor het centrale gebeuren aan de top van de piramide. Pas tegen deze achtergrond wordt begrijpelijk waarom in de eerste plaats feministen nu eens de spot drijven met luie parasiterende vrouwen , dan weer de economische uitbuiting van de vrouwen aan de kaak stellen.

Dat het vooral mannen zijn die op economische potentie belust zijn wordt veelal toegeschreven aan het feit dat vrouwen minder in aanmerking kwamen voor de meest lucratieve maatschappelijke bezigheden (oorlog en handel) tengevolge van het in hun lichaam verankerde aandeel in het ouderschap, terwijl omgekeerd hun geringe beweeglijkheid hen voorbeschikte voor landarbeid en de niet lucratieve bezigheden aan de haard. Ook in deze gedachtegang verdringen mannen de schoonheid van de vrouw die hen weerloos maakt achter de gedaante van de hulpeloze moeder en leiden daarmee meteen de aandacht af van het feit dat ze door het bezit van geld de seksuele androkratie willen vestigen. Omgekeerd hebben ook vrouwen er belang bij aandacht af te leiden van de gynaekokratie. Dit is er de verklaring voor waarom de gynaekokratie, meer nog dan het matriarchaat - dat minstens nog in de oertijden wordt erkend - niettegenstaande zijn verpletterende tegenwoordigheid toch nauwelijks tot iemands bewustzijn doordringt, noch tot dat van de mannen, noch tot dat van de vrouwen.

Dat neemt niet weg dat androkratie slechts een illusie is. Vrouwen die teren op schoonheid geven mannen wel de wapens voor hun onderschikking in de hand, maar weten ze uiteindelijk toch tegen de onderschikkende mannen te keren en zo de terugkeer van de verdrongen gynaekokratie te bewerkstelligen. Talloos zijn de klachten van mannen die zich door vrouwen leeggemolken voelen en niet voor niets gaan vele van deze klachten gepaard met een pleidooi voor androkratische polygynie. Al in de Kama Soetra heet het : 'De courtisane moet zich de rijkdommen toeëigenen van de persoon die zich aan haar heeft gehecht, en hem wegzenden wanneer ze hem al zijn bezittingen heeft ontnomen'. Capellanus - de ideoloog van de 'hoofse liefde' - klaat erover dat de vrouwen er nooit mee ophouden 'de rijkdommen van hun minnaar op te schrokken en hem te ruïneren door hun onophoudelijke eisen. Mar wanneer zijn patrimonium is opgesoupeerd, minachten en haten ze hem en laten yem links liggen als een onvruchtbare bij. Pas dan verschijnen ze in hun natuurlijke kleuren'. 'Zelfs indien de hele wereld en de zeeën in goud zouden worden omgetoverd, zouden ze de hezucht van de vrouwen niet kunnen stillen'. Michelet klaagt: 'Een walvis schrokt nog minder dan de 'dame aux camélias' . Madame Bovary drijft haar man tot het bankroet. Krafft Ebing waarschuwt met verwijzing naar Lodewijk de XIV en het oude Griekenland van de hetaeren voor het gevaar dat 'maîtressen en hun aanhang de staat regeren en deze ten gronde richten'. Weininger beschrijft hoe de mooie vrouw verlangt 'naar steeds nieuwe toiletten en edelstenen, naar geld om het met handenvol uit te geven, naar luxe in plaats van comfort' en heeft het over haar 'triomftocht door de wereld op de zegekar van het schone lichaam'. Hij herinnert eraan hoezeer de 'maîtresse' als 'meesteres' 'de meeste macht van alle mensen heeft, en de grootste en zelfs uitsluitende invloed uitoefent op alle menselijke leven dat niet door mannenbonden (van de turnverenigingen tot aan de staat) is geregeld'. Ortega y Gasset meent dat historici teveel aandacht besteedden aan de 'grote mannen' die de geschiedenis bestuurden en wijst daarentegen op de invloed van de vrouw. Zij doet dat door 'van de man steeds grotere volmaaktheid te eisen'.

Vele van deze klachten gaan begrijperlijkerwijze gepaard met een pleidoo voor andoratisch polygynie. In 1682 bepleit Leyser de polygynie om de vrouwelijke zucht naar onafhankelijkheid, ontrouw en luxe tegen te gaan In 1685 meent Beger dat monogamie de vrouw te zeker maakt van haar man zodat ze zich elke vrijheid meent te kunnen permitteren terwijl ze in een harem moet dingen om de gunst van de man . Ook Montesquieu meent dat de 'Perzische harem' de vrouwen volgzamer maakt. en Rousseau verdenkt de vrouwen ervan dat ze monogamie van de man eisen 'om hun heerschappij te vestigen en het geslacht dominant te maken dat eigenlijk zou moeten gehoorzamen'. Slechts in deze zin geldt de uitspraak van Roberts dat hoeren 'de eerste vrouwen waren die "nee" zeiden tot het patriarchale eigendom' .

Dat de androkratie slechts een illusie blijkt te zijn is een reden te meer om de polyandrie te verdringen. Voor zover mannen de polyandrie van de schoonheid al erkennen, ontwaarden ze die als demonisch. Net zoals de demonisch ontwaarde matriarchale macht belichaamd wordt in Lady Macbeth, zo wordt de demonisch ontwaarde gynaekokratische macht belichaamd in het beeld van Salome die het hoofd van de man als beloning wil. Reeds bij McLennan blijken 'de meer ondernemende vrouwen uit de horde omgeven te zijn door bewonderaars' en daarin niet te verschillen van de mooie vrouwen in de 'zondige steden' van vandaag en Weininger begrijpt de mooie vrouw meteen als hoer. Bij vele auteurs is polyandrie omgekeerd de 'academische' naam voor hoererij: zo heeft Forel het over de 'polyandrischen Prostituierten'. Een andere constructie waarmee de polyandrie verdrongen wordt is de wijdverbreide opvatting dat mannen als actieve wezens de schuwe passieve vrouw veroveren. Ortega y Gasset veroordeelt de vrouw, die de man voor haar schoonheid met zijn leven laat betalen als volgt: 'De normale vrouw is het tegendeel van het roofdier, dat zich op de buit werpt: zij is de buit die zich voor de voeten van het roofdier werpt'. Mannen die zich graag gedragen als jagers die het vrouwelijke wild moeten veroveren, besparen zichzelf alleen maar het pijnlijk inzicht dat in werkelijkheid Diana hén in de netten van haar schoonheid strikt

Vrouwen ontwikkelen weldra een andere reactie tegen de androkratie van de man dan hem leeg te melken. Vanwege het afnemend economisch belang van kinderen, de daling van de kindersterfte, en de stijgende kost van opvoeding worden vrouwen steeds meer ontlast van het moederschap en komen ook voor hen de deuren naar betaalde arbeid op te staan. Het is echter twijfelachtig of economisch potent geworden succesrijke vrouwen op hun beurt seksueel aantrekkelijke mannetjes als concubines of hoeren zouden onderschikken. Om mannen aan zich te verplichten heeft de vrouw immers geen geld nodig: haar schoonheid volstaat. Terwijl de man werkt om de vrouw economisch onder te schikken, beginnen vrouwen in toenemende mate te werken om zich aan deze onderschikking te kunnen onttrekken en zo het gynaekokratische regime van de verleiding te kunnen herstellen. 'Zij onderhoudt zichzelf. Zij is geen parasiet, geen afhankelijk wezen, geen leegganger, geen klaploper, geen troeteldier' - ' meent Brown en verzwijgt in deze omschrijving én de drijfveer van de ontkenning (ontkenning van de androkratie) én het eigenlijke doel ervan (gynaekokratische onderschikkeing van de man). Wat een vrouw méér verdient dan ze nodig heeft om zichzelf (en haar eventuele kinderen) te onderhouden, gebruikt ze dan ook niet om mannen te kopen, maar integendeel om middelen in handen te krijgen waarmee ze zichzelf nog mooier kan maken of langer mooi kan blijven schoonheidsspecialistes, couturiers, binnenhuisontwerpers en dies meer of om de last van haar eventuele kinderen en huishoudelijk werk af te wentelen op ondergeschikte vrouwen - van Thaise kindermeid tot Poolse poetsvrouw. Gigolo's worden niet zozeer gebruikt door rijke carrièrevrouwen, dan wel door aftandse echtgenotes van rijke mannen. Dat vrouwen zelden beroep doen op mannelijke hoeren pleit noch voor hun monogame wezen noch voor hun hoogstaande natuur: wat mannen slechts met geld verkrijgen wordt hen door hun schoonheid in de schoot geworpen en daarbij zijn ze zowel polygamer als minder kieskeurig dan de man (Groult). Zo verkeert de mooie maar luie vrouw in de ondernemende maar mooie ontkenning ervan. Bij voorkeur zwaait ze de scepter over een ploeg bekwame maar horige mannelijke ondergeschikten.

Pas deze reactie van de vrouw op de androkratie zal op termijn het amfitheater in ere herstellen herstellen en definief paal en perk stellen aan de optocht van harems, die zelf reeds plaats moesten ruimen voor concubinaat en hoerendom. In afwachting is de androkratie nog steeds op vele plaatsen in de wereld en vele lagen van de bevolking het overheersende regime. Waar vrouwen weerwerk beginnen te bieden mogen in de eerste plaats zij niet onderschatten hoezeer de androkratie de scène blijft beheersen, niet in het minst omdat het generaties duurt vooraleer de patronen doorbroken worden, die in de kinderjaren van moeder op dochter worden overgeleverd. Het zal niet overbodig blijken de regels zijn van het androkratisch spel aan een grondig onderzoek te onderwerpen.

DE MOOIE MAN (2).

'De courtisane moet zich de rijkdommen toeeigenen van de persoon die zich aan haar heeft gehecht,
en hem wegzenden wanneer ze hem al zijn bezittingen heeft ontnomen'.

Vatsjajana, Kama Soetra, deel VI, hoofdstuk III.

Dat vrouwelijke schoonheid geruild wordt tegen mannelijke rijkdom maakt pas goed duidelijk waarom vrouwen in de regel zo'n geringe belangstelling opbrengen voor mannelijk schoon, terwijl mannen er bij de vrouw zo verslaafd aan zijn. Bij de vrouw bestaat de schoonheid van het lichaam vooral uit tekens voor fertiliteit, terwijl de seksuele aantrekkelijkheid van de man vooral uitgaat van lichamelijke eigenschappen die tekens zijn voor een primitieve economische potentie: spierkracht en behendigheid. Door de ontwikkeling van de middelen om politieke en economische macht te verkrijgen verliezen deze tekens steeds meer aan betekenis ten voordele van rijkdom. Die valt jammer genoeg niet af te lezen van het lichaam, maar van de goudstukken in de beurs.

Weinige auteurs begrijpen welke processen er aan het werk zijn. Krafft Ebing stelt tegenover de lichamelijke schoonheid de geestelijke schoonheid van de man: 'De vrouw wordt bij de keuze van haar levensgezel veel meer door geestelijke als door lichamelijke kwaliteiten geleid . Forel meent dat in de oertijden mannen uitverkoren werden op grond van moed en dapperheid, zoals vandaag nog de 'Don Juans', maar dat vandaag geestelijke kwaliteiten hun plaats hebben ingenomen. Mannelijke schoonheid daarentegen speelt een veel geringere rol: 'Het is verbazingwekkend in wat voor lelijke, oude en zelfs misvormde mannen vrouwen verliefd kunnen worden' . Briffault schrijft: 'De morele kwaliteiten zoals moed en karakter, die de hoofdrol spelen in de seksuele keuze van de vrouw, spelen geen rol in de keuze van de man, die slechts kiest volgens seksuele maatstaven' . Ford en Beach menen dat vrouwelijke schoonheid meer gewaardeerd wordt dan mannelijke en dat bij de man 'bekwaamheid en dapperheid' worden gewaardeerd. Symons meent dat vrouwelijke schoonheid vooral bepaald wordt door fysische kenmerken die correleren met jeugd, terwijl bij de man vooral 'politieke en economische bekwaamheid' bepalend zijn. Symons vindt hierin zelfs de verklaring waarom vrouwen het mooie geslacht zijn: status is niet af te leiden uit fysieke verschijning. Het is veeleer omgekeerd: 'Een sober uiterlijk connoteert veeleer een verantwoordelijk en hardwerkende huisvader . Buss concludeerde uit een onderzoek bij zevenendertig volkeren in driendertig landen dat mannen zich aangetrokken voelen tot jonge, knappe, pittige vrouwen, terwijl de vrouwen vielen op mannen met veel bezittingen, veel grond of veel geld. Hutchison concludeert: 'Mannen worden in het algemeen door lichamelijke kenmerken, met name jeugdigheid en lichamelijke schoonheid, aangetrokken. De ene enquête na de ander blijft echter aantonen dat vrouwen door kenmerken als status, macht, kundigheid worden aangetrokken'. Giroud schrijft onomwonden dat 'vrouwen van macht houden' en hoe bij haar lelijkheid - in casu die van Sartre - niet de 'adoratie' in de weg staat, maar wel de 'aanraking' en het 'bedrijven van de liefde'!!!

De reductie van de mannelijke aantrekkelijkheid tot de hoeveelheid goudstukken in de beurs of de sterren op het uniform is de tegenhanger van de reductie van de vrouwelijke aantrekkelijkheid in het algemeen tot pure fysieke schoonheid, die al evenzeer door weinig auteurs begrepen werd. Forel meent dat mannen sedert de ontwikkeling van het hoerendom geen moeite meer moesten doen om te verleiden, terwijl vrouwen juist hun verleidingskunsten extra moesten ontwikkelen om een man voor het huwelijk te strikken. We beschreven reeds hoe Briffault van mening was dat de vrouwen pas hun schoonheid begonnen te cultiveren nadat ze sedert de landbouwrevolutie haar economisch functie verloor.

DE SCHONE EN DE BEURS

De courtisane heeft tot taak de man aangenaam te zijn, maar ze moet zich niet aan hem hechten,
al moet ze zich wel gedragen alsof ze werkelijk aan hem gehecht was'

Vatsjajna, Kama Soetra, deel VI hoofdstuk II.

Normaal wordt schoonheid tegen schoonheid geruild, vrijen tegen vrijen, zaad tegen eicel en - zoals we in volgend hoofdstuk zullen zien - mannelijke arbeid tegen vrouwelijke. De veelzijdige en wederzijdse aantrekkingskracht tussen mannen en vrouwen, die reeds door de schaarste aan schoonheid tot eenzijdige belangstelling voor vrouwelijke schoonheid was ingeperkt, wordt nu ook aan mannelijke zijde ingeperkt tot eenzijdige belangstelling voor zijn rijkdom. De schoonheid van de vrouw komt niet meer tegenover de schoonheid van de man te staan maar tegenover zijn economisch vermogen, dat op zijn beurt niet meer afgewogen wordt tegen het economisch vermogen van de vrouw, maar tegen haar schoonheid. De sluimerende asymmetrie tussen Venus frigida en Mars insatiatus wordt alleen maar ten top gedreven doordat ze tegenover elkaar komen te staan als de schone en de beurs.

Voortaan is de man voor de vrouw in de eerste plaats een bron van inkomen en macht. Hoer noch echtgenote zijn geïnteresseerd in de tot vrijen aanzettende schoonheid van de man. Dat maakt ze pas goed frigide. Hun frigiditeit ontstaat ditmaal niet omdat ze op vlak van schoonheid een tweederangskeuze moesten maken, maar op vlak van economische status: geen man is rijk genoeg naar hun zin en de seksuele gunsten worden toegekend naarmate het mannetje vorderingen maakt. De frigiditeit wordt echter principieel, omdat niet de seksuele, maar de economische aantrekkelijkheid van de man motief voor de keuze is: seksuele verlangens doen niet ter zake en moeten geschrapt. Vrouwen staan voortaan niet alleen meer huiverig tegenover vrijen, maar principieel vijandig. Dat is vooral pijnlijk voor de vrouwen die zich niet kunnen verzetten tegen het vrijen van de man, en dat is principieel zo bij hoeren. Hun frigiditeit is geen weigering die nog belofte inhoudt, maar ervaren werkelijkheid. Dat vele vrouwen zich bekwamen in het opvoeren van een vurig nummertje kan alleen mannen misleiden die naïef zijn of die in hun gedrevenheid over hun vernedering heen wensen te kijken.

Voor de man, wiens verlangen om te vrijen en te bevruchten door de vrouwen ditmaal principieel wordt afgewezen, is geld een middel om de dubbele perversie van de vrouw én haar onwil te breken. Echtgenotes willen hem wel kinderen geven in zoverre dit hen van zijn levenslange financiële steun verzekert, maar van vrijen zonder voortplanting is er geen sprake. Ofwel kan hij dan zijn echtgenote dwingen, ofwel betaalt hij een concubine of hoer. Maar ook de hoer ontvangt hem niet omdat zij seksueel naar hem verlangde of omdat hij haar verleidde door zijn schoonheid, maar alleen maar omdat de goudstukken rinkelen in zijn beurs.

Hetzelfde geld dat mannen pas goed onverzadigbaar maakt, maakt de vrouw pas goed frigide. De seksuele verkoeling van de vrouw is alleen maar de tegenhanger van haar onstilbaar geworden geldzucht. Daardoor wordt Venus frigida tot dievegge: ze neemt geld voor iets wat ze niet geeft. Omgekeerd koopt de man wat hij op een andere manier niet kan krijgen. Daardoor wordt Mars insatiatus tot verkrachter en dat maakt Venus pas terecht frigida. Met de omzetting van inhoudelijk symmetrische ruil in asymmetrische verdwijnt in de verleiding elke wederzijdsheid. De asymmetrie van de ruil tussen schoonheid en rijkdom verminkt de coïtus tot simultaneïteit van verkrachting en diefstal. Twee aspecten van de volledige relatie: tot vrijen verleidende schoonheid en economische samenwerking komen haaks op elkaar te staan. Een noodlottig kruis! Pas onder dit voorteken geldt wat zo treffend maar door ontbreken het voorteken onwaar door Briffault is verwoord: 'Vrouwen zijn seksuele prooien voor mannen en mannen zijn economische prooien voor vrouwen' . En het is dus geenszins een (socio-)biologisch te verklaren gegeven wanneer Symons vaststelt dat 'bij alle volkeren de coitus beschouwd wordt als een gunst die vrouwen aan mannen verschaffen veeleer dan omgekeerd, ongeacht welk geslacht meer geniet of geacht wordt meer te genieten van de seksuele omgang' .


MORTIFICATIO VENERIS

De asymmetrisch ruil van schoonheid tegen geld verminkt niet alleen de relatie tussen man en vrouw, maar verinnerlijkt zich in beide geslachten tot interne verscheurdheid.

Hoeren worden tot vrijen gedwongen, echtgenotes tot zwangerschap. Hoeren ontlasten de echtgenotes van vrijen, echtgenotes de hoeren van zwangerschap. De twee helften waarin de vrouw door geld wordt opgesplitst keren zich tegen elkaar: hoeren en echtgenotes verachten in elkaar waaraan ze verzaakten. Getuigen daarvan zijn de eeuwenoude en periodisch opflakkerende conflicten tussen hoeren (en hun opvolgers in de 'pornografie') en echtgenotes. En de beide helften verachten niet alleen de helften die ze afstootten in elkaar, maar ook nog de helft waartoe ze bij de halvering zelf werden gereduceerd. De hoer veracht het vrijen waartoe ze gedwongen wordt en de echtgenote het moederschap. Voor de hoer wordt vrijen verachtelijk en voortplanting onmogelijk. Het conflict woedt in alle hevigheid omdat ze met vrijen haar kost verdient en omdat ze dat slechts kan als ze niet zwanger is. De hoer wordt daardoor tot levende ontkenning van haar vrouwzijn. Voor echtgenotes wordt zwangerschap verachtelijk en verleiden onmogelijk. Ook hier woedt het conflict in alle hevigheid omdat ze pas als moeder van haar inkomen kan genieten.

Pas nu begrijpen we goed de diepere achtergronden van seksuele en maternale frigiditeit. De kindervijandigheid van echtgenotes wordt alleen maar verdoezeld in de mythe van het moederschap, net zoals de seksuele frigiditeit in de mythe van de seksueel bevredigende vrouw: beide bestaan alleen maar als belofte in de fantasie of in de kunst.


MORTIFICATIO MARTIS (1): ONTMANNING

Ook bij de man leidt de asymmetrisch ruil van geld tegen schoonheid tot innerlijke verscheurdheid. In zijn creatie van hoer en echtgenote schiep de man ook zijn eigen innerlijke verdeeldheid in vrijer en vader. En deze wonde wordt alleen maar verder opengereten door de pogingen om het geld in handen te krijgen, waarmee hij vrijen bij hoeren en bevruchten bij echtgenotes kan forceren.

De man kan zijn economische aantrekkelijkheid immers slechts verkrijgen ten koste van zijn seksuele aantrekkelijkheid. Hij verlangt seksueel naar de vrouw, maar wordt door haar slechts op zijn economisch vermogen getaxeerd. Vooraleer zijn seksuele lusten te kunnen botvieren zal hij eerst moeten presteren en vooraleer hij dat kan zal hij eerst nog zijn talenten moeten ontwikkelen door oefening of studie. Rijkdom wordt immers - tenzij hij geërfd wordt, waarover zo dadelijk meer - verkregen door eigen inspanning: Scott Fitzgeralds 'Great Gastby' of Kubricks 'Barry Lyndon' trekken zich eerst jarenlang terug om zich ascetisch in stilte op te werken, vooraleer na hun eerste afwijzing opnieuw in het amfitheater te verschijnen, ditmaal met rinkelende beurs. En dat is niet alleen zo in romans. Caesar moest eerst Gallië veroveren vooraleer Cleopatra te huwen, Kennedy moest eerst president worden vooraleer Marilyn Monroe te kunnen versieren, Onassis moest eerst zijn fortuin vergaard hebben vooraleer Maria Callas voor zich te winnen jammer dat hij niet van muziek hield om haar vervolgens te laten zitten voor de nog prestigieuzere Jacqueline Kennedy. Sartre verklaart onomwonden: 'Dat ik filosoof ben geworden, dat ik zo sterk naar die bekendheid verlang die maar niet wil komen, is in feite om maar één reden: het verleiden van vrouwen' . En toen vrouwen zich verdrongen rond Dustin Hoffman kreet hij het plots uit: 'Waar waren jullie toen ik jullie nodig had?' .

In plaats van zich naar het amfitheater te begeven zal de man zich moeten afzonderen in studeerkamer, werkplaats of kantoor. Terwijl de hoer zich de hele dag aantrekkelijk moet voordoen en zich daarmee tot vrijen veroordeelt, moet de man de hele dag werken en zich daarmee tot ascese verdoemen. Ongetwijfeld adelt arbeid, maar vermoeien en de aandacht opeisen die anders naar schoonheid zou kunnen uitgaan doet hij nog meer, en dat is dodelijk voor het seksuele verlangen. Leeggang, vlinderende aandachtsloosheid en verkwikkende slaap daarentegen zijn de beste afrodisiaca, oorkussens des duivels. Niet voor niets waarschuwt Forel: 'Rijkelijke voeding en nietsdoen prikkelen de seksuele begeerte en drijven tot polygamie, terwijl omgekeerd intensieve arbeid, vooral lichamelijke arbeid, tot rust brengt' . Uitgerekend het middel om te kunnen vrijen heft het vermogen ertoe op. Kissinger had gelijk met zijn bewering dat macht het beste afrodisiacum is, maar vergat erbij te vermelden dat de middelen om macht te verwerven meer weg hebben van kamfer.

De dagelijkse strijd tegen de verleiding moet jarenlang worden volgehouden. Pas na een vaak levenslange inspanning kan de man voldoende rijk zijn om zich de gedroomde vrouw aan de top van de piramide te veroveren. Hoe langer het duurt vooraleer het beoogde doel wordt bereikt, hoe zwakker niet zozeer het seksuele verlangen wordt waar alles om begonnen was, dan wel het seksuele vermogen. Dat is niet in het minst door de dagelijkse ascese vaak getaand als men eindelijk aan zijn trekken dacht te komen. Om nog maar te zwijgen van de schoonheid: de mooie jongeling is tot verlepte grijsaard geworden, met slappe huid, borstelige wenkbrauwen, grote oren en haren in de neus. Weliswaar storen op geld beluste vrouwen zich niet aan de aftandsheid van dergelijke mannen, maar voor de mannen zelf blijft er niet veel meer over dan kwijlend toe te kijken. Om zijn harem te veroveren moet de oervader dus niet zozeer zijn zonen castreren, dan wel zichzelf: hij zal zijn seksuele natuur moeten offeren op het altaar van het gouden kalf.

Lager op de piramide wordt de strijd tegen de seksualiteit de man ook onrechtstreeks opgedrongen. De rijkdom van de enen is steeds de armoede van de anderen. Het geld dat de rijke aan de arme ontfutselt maakt dat deze laatste niet alleen moet werken voor zijn eigen vrouw, maar ook nog voor de koning, de handelaar of de kapitalist en daarmee ook voor diens echtegenote(s), concubine(s) of hoer(en). De tijd die de economisch zwakkeren moeten besteden aan extra werk wordt onttrokken aan hun relatie, en het inkomen dat hen ontnomen wordt maakt hen minder aantrekkelijk voor hun vrouwen. Ook zij werken hard, maar ze zullen nooit de top van de piramide bereiken. Een handvol gelukkigen kan wat hogerop geraken, maar het gros van de mannen trappelt ter plaatse, of glijdt aan de rand van het vlot in de golven. De autocastratie van de oervader vindt zijn verlengde in de castratie die hij oplegt aan de onderdanen die zijn rijkdom produceren, en bij deze beide vormen van castratie moeten we de onwil voegen om te vrijen met frigide vrouwen. Ziedaar het seksuele drama dat zich afspeelt in de bijenkorf of de termietenheuvel!

Alleen de gezegende die mooi is én zijn rijkdom erft kan aan dit lot ontsnappen. Hij delegeert het aan degenen die hij voor zich kan laten werken. Nog in het volle bezit van zijn schoonheid en zijn seksuele vermogen kan hij zich de mooiste vrouwen toeëigenen en de kans dat die niet alleen maar schoonheid tegen geld ruilen is dan ook iets groter.

Deze mannelijke autocastratie wordt slecht beschreven en nog gebrekkiger verklaard. Bij Michelet wordt het tanen van de seksuele aantrekkelijkheid van de presterende man toegeschreven aan zijn 'specialisering': 'Uitgerekend de specialisering die verantwoordelijk was voor het succes in zijn beroep, zijn kunst of zijn wetenschap, is verantwoordelijk voor zijn beperking en ontnam hem het oneindige, deze grote illusie van de liefde' . Weininger is iets duidelijker: 'Terwijl de vrouw geheel vervuld en in beslag genomen wordt door de seksualiteit, bezit de man nog een dozijn andere interesses: wedstrijd en spel, gezelligheid en drinkgelag, discussie en wetenschap, zaken en politiek, godsdienst en kunst'. 'De vrouw is uitsluitend seksueel, de man is tevens seksueel' . Ook bij Freud is de man tot hogere 'sublimatie' in staat dan de vrouw. In zijn voetspoor baseert Unwin de superioriteit van cultuurvolkeren tegenover primitieven op hun monogame inperking van de seksuele lust .


MORTIFICATIO MARTIS (2): ONTVADERING

De economische aantrekkelijkheid vervreemdt de man niet alleen van zijn seksuele schoonheid en zijn seksueel vermogen, maar ook van zijn vaderlijke natuur. Hoe harder de man moet werken om zijn weg naar de top af te leggen of om de vrouwen van andere mannen aan de top te onderhouden, hoe minder tijd hij zal kunnen doorbrengen bij zijn kinderen. Hoe armer de man, hoe meer hij de zorg om zijn kinderen moet afstaan aan zijn vrouw en aan gespecialiseerde opvoeders in scholen, die productiever zijn, net zoals hoeren. En hij mag van geluk spreken als hij ze niet reeds van kleins af aan het werk moet zetten om zelf de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Zijn aandeel in het vaderschap reduceert zich tot bevruchting. Maar ook hier keert de economische positie zich tegen het mannelijke verlangen: de economische macht van de man neemt af met het stijgen van het aantal van zijn kinderen. Vandaar dat de man zich zijn tweede vrouwen kinderloos wenst.

Zo keert geld, het wapen dat de triomf over de vrouw mogelijk maakte, zich in de eerste plaats tegen zijn schepper, nog vooraleer de vrouw hem ermee treft. Het reduceert hem tot kostwinner of carrièremaker die af en toe een zaadje plant, en overigens met zijn seksualiteit en zijn verlangen om zich voort te planten geen raad weet. Dat is een moment van waarheid in het oervaderverhaal van Freud: dat de oervader zijn zonen verjaagt! Geld wordt de kannibaal niet alleen van de vrouwelijke, maar ook nog van de mannelijke natuur. De man wordt ontvaderd en ontmand: dat is de dubbele betekenis van de castratie, waarvan Freud slechts de seksuele kant van beschreef.

I NKRIMPING VAN LEVENSDUUR

Onze klaagzang is nog niet uitgezongen. Hij komt pas tot zijn hoogtepunt als we het hierboven beschrevene in het perspectief van de gehele levensloop plaatsen.

We zien dan niet alleen hoe de rijkdom van de man toeneemt met de leeftijd, die zijn fysieke aantrekkelijkheid en zijn seksueel vermogen in dezelfde mate doet afnemen, maar ook hoe omgekeerd de schoonheid van de vrouw afneemt naarmate ze ouder wordt. Geen enkele vrouw ontsnapt aan dit verval, dat zo schrijnend is verbeeld in Rodins 'Celle qui fût la belle Heaulmière': de (steen geworden of in brons gestolde) tragedie van figuren als Brigitte Bardot, Sylvia Christel enz. Ook Germaine Greer weet inmiddels van wanten.

In dit tegengestelde verloop van de aantrekkelijkheid openbaart zich de asymmetrie van de ruil tussen schoonheid tegen geld in al zijn glorie: oude rijke mannen komen tegenover jonge mooie vrouwen te staan en sluiten wat men in de Angeslaksische wereld treffend 'mei-decemberhuwelijken' noemt. D. Buss, kwam na een jarenlang onderzoek naar de partnerkeuze bij de mens tot de conclusie dat 'mannen de voorkeur geven aan jongere partners en vrouwen aan oudere partners' . De specialisering van de vrouw tot vrijster en die van de man tot kostwinner leiden tot een reductie van de aantrekkelijke leeftijd, die alleen maar des te pijnlijker wordt omdat bij de vrouw het leven wordt gereduceerd naar de jeugd toe, bij de man naar de ouderdom toe.

Deze asymmetrie wordt alleen maar verhuld doordat een man niet altijd wacht tot hij oud is om een vrouw te huwen, net zo min als een vrouw wacht tot de prins harer dromen haar op de witte schimmel tilt. Als jonge man is hij al blij als hij überhaupt een vrouw kan strikken, en dat is in de regel een vrouw die zich eerder op de lage trappen van de schoonheidspiramide bevindt. Tweede keus dus, waarvan hij slechts half houdt. De blik blijft immers (net zozeer als die van de vrouw) heimelijk gericht op de top van de piramide, met het oog waarop de man zijn economisch vermogen uitbouwt. Beklimmen van hogere treden op de piramide brengt aantrekkelijker vrouwen binnen zijn bereik. Zo bereikt de rijk wordende man trapsgewijs de vrouw van zijn dromen. Dat resulteert in een ketting van relaties, elk voor de duur van de bloeiperiode van één vrouw: we verwezen reeds naar de manier waarop Ibn Saoed vierhonderd vrouwen de revue liet passeren. Daarbij verzinken de paternosters van figuren als Picasso en Chaplin in het niets. De man verbruikt daarbij in principe zeven maal de zeven vette jaren van zeven vrouwen. Voor hem worden de magere jaren alsmaar vetter. In de polygame versie neemt de man steeds meer vrouwen naarmate zijn vermogen toeneemt. Op stamniveau zijn het in de regel alleen oude mannen die meerdere vrouwen hebben, terwijl de jongere mannen zich met één of geen tevreden moeten stellen. Hier pas schept het 'tekort aan rijke mannen' het overschot aan vrouwen dat nodig is om polygynie te realiseren. Pitt Rivers ziet over het hoofd hoezeer deze economische verhoudingen in polygame gemeenschappen verantwoordelijk zijn voor het uitstellen van de huwbare leeftijd van mannen en daarmee voor het relatieve overschot aan vrouwen .

Dat geldt natuurlijk alleen maar voor de opklimmende mannen (in een mobiele maatschappij). Tegenover degenen die trapsgewijs opklimmen staan degenen voor wie het uitstel afstel blijft. Na een heel leven lang hard gewerkt te hebben hebben ze nog altijd evenveel - of even weinig - geld als in het begin, zodat ze gedwongen zijn met dezelfde vrouw oud te worden.

Daartegenover staan de vrouwen uit zo'n mannelijke huwelijksketen. Bij hen evolueert de huwelijkscarrière in omgekeerde richting: van hoge status naar lage, en zonder trappen ditmaal: van de hemel storten ze in de hel. Voor hen volgen op de zeven vette jaren, de tweeënveertig magere. Na het verval van haar schoonheid werden vele haremvrouwen opnieuw uitgehuwelijkt aan mannetjes die lager staan op de piramide, of ze kwamen als hoeren of koppelaarsters aan de kost, voor zover ze zich niet terugtrokken in de kloosters of veroordeeld werden tot de bedelstaf.

Dat geldt natuurlijk alleen maar voor de mooie vrouwen die zich lieten verleiden door de rijkste man. De minder aantrekkelijke vallen niet, omdat ze nooit zijn opgeklommen. Uit angst voor de vrije val kiezen vele vrouwen toch voor moederschap dat hen van trouwere mannen verzekert. Onder dergelijke voortekens is de ideale carrière voor een vrouw om een oude rijke man te strikken als ze jong is, als deze sterft zijn erfenis op te strijken en dan met een jonge man te trouwen om kinderen te maken en die dan door minder fortuinlijke geslachtsgenoten te laten zogen en grootbrengen, zodat ze zich ongestoord in het amfitheater kan bewegen zolang haar schoonheid het toelaat, en als die het laat afweten jonge knapen te lokken met de goudstukken uit de beurs van haar overleden man .

De inkrimping van de aantrekkelijke levensduur tot de zeven mooie jonge jaren van de vrouw en de zeven rijke oude jaren van de man leidt noodzakelijkerwijze tot herhaling van de relaties: de man die er steeds nieuwe schoonheden op nahoudt is niet alleen polygaam in zoverre hij meerdere schoonheden simultaan consumeert of tegelijkertijd een relatie met een of meerdere echtgenotes onderhoudt, maar ook nog promiscu*, in zoverre die relaties elkaar opvolgen. Naar deze promiscuïteit zal onze aandacht in het volgende tweeluik uitgaan.


HET SCHIMMENTHEATER

''De best betaalde hoer Athenlais,die de stad in vuur en vlam zet, ligt naakt naast mij in mijn droom, de hele nacht door tot het ochtendgloren,
en ze geeft zich aan mij helemaal voor niets.
Niet langer zal ik de wrede schoonheid aanklagen, noch mezelf beklagen, nu de slaap mij zoiets gunt'.

Een anonieme Athener .

De ruil van rijkdom tegen schoonheid brengt de mannetjes die verteerd worden door hun seksueel verlangen geen soelaas: voor zover hun zwaard nog gloeit komt het niet terecht in het hete vuur maar in een koele schede.

Vrijen met een onbewogen vrouw doet uiteindelijk bij elke man de lust vergaan: pas opwinden is immers opwindend. Vandaar de reeds vermelde fascinatie van mannen door het beeld van vrouwen die zichzelf of elkaar bevredigen, ook al worden zij daarbij uitgesloten.

Geen wonder dat vrouwen vaak een vertoning opvoeren of dat mannen vaak het ontbrekende aanvullen in de fantasie. Daarmee is de basis gelegd voor de ver-beeld-ing van de bewogen vrouw. De vrouw als buikdanseres die na de verleiding ook nog het orgasme opvoert, maakt geleidelijk plaats voor het vleesloze tweedimensionale beeld. We beschreven de etappes in de ontwikkeling van dit imaginair amfitheater in vorig hoofdstuk (Helena). In dit amfitheater van de beelden worden de vrouwen ontdaan van hetzelfde lichaam, dat van hun weigering getuigt en gesublimeerd tot pure beelden. De vrouw als beeld: dat is de vrouw zoals de man ze zich wenst: mooi, uitnodigend en verlangend, en overigens beschikbaar zonder omhaal. De vrouw als beeld kan alleen maar aanschouwd worden en dat bespaart de man de ontgoocheling die dreigt bij tastbare omgang. Als beeld is de vrouw bovendien nog goedkoper dan hoeren geworden: een habbekrats volstaat. Geen wonder dat ontelbare mannen geen interesse meer vertonen voor de werkelijke amfitheaters. Ze gaan plaatsnemen in het schimmentheater, waar ze de geliefde opzoeken waarmee ze ten slotte in afzondering gaan vrijen. Al ten tijde van de Grieken werd een man zo verliefd op de Afrodite die Praxiteles beeldhouwde naar het model van Phryne, dat hij ze 's nachts ging omarmen en er een vlek op naliet. Zo lossen de bordelen, die zelf reeds de harems opvolgden, zich op in een sterrenhemel van beelden, die vanuit het duister van de filmzaal of het schemerduister van de huiskamer door begerige ogen worden aangestaard.

In het schimmentheater herrijst de harem op (al dan niet hoog-)technologisch niveau zoals in de beeldenharem van Boon. In zoverre de pin ups door honderden bekeken worden veralgemeent het schimmentheater de exhibitionistische polyandrie en weldra ook de dito polygynie. In zoverre elke toeschouwer zich in zijn fantasie de enige waant is veralgemeende maar imaginaire promiscuïteit* wellicht een betere omschrijving van deze sociale relaties.

Na de echtgenote, de concubine en de hoer schiep de man zich uiteindelijk een vierde soort vrouw, de allergoedkoopste: de vrouw als pure verschijning. Zo eindigt hij als Fellini's Casanova in de armen van een mechanisch bewogen ledepop (de echo van de pop waarmee Kokoschka het theater bezocht of die waarmee Bellmer zijn sadistische fantasieën construeerde). Ook Dali's 'Christus van Cadaquez', die met uitgestrekte armen in de eierstokken van de baarmoeder verstrengeld voorovergebogen aan zijn eigen penis hangt te zuigen hoort in deze reeks thuis, evenals de hartstochtelijke masturbator Nietzsche die het uitschreeuwt: 'Ik leef in mijn eigen licht, ik drink de vlammen in mij terug, die uit mij breken'.

Zoals we bij 'Venus frigida' beschreven fantaseren uiteraard ook vrouwen . Net zoals hun frigiditeit heeft ook hun fantasie een andere wortel: fantaseren is alleen maar een zoveelste vorm van afwijzende triomf over Mars insatiatus. Vandaar ook de geringe belangstelling van de vrouwen voor het beeld: zich aan het beeld van een man verhangen ruikt haar te zeer naar vernederende afhankelijkheid. Nader is haar de spiegel aan de wand.

Het is niet overbodig erop te wijzen dat ook de omgang met ingebeelde of nagebootste partners omgang is. Of om het met Paulus te zeggen: ook zondige gedachten zijn zondig. Wie tijdens de coïtus in gedachten met een ander vrijt wat reeds in de Kama Soetra wordt beschreven en vandaag door velen ook nog wordt aangeprezen bedrijft ontrouw, en wel de meest geraffineerde vorm ervan: niemand komt het te weten. Overigens zijn de meesten die het toch weten zo afgestompt dat ze zich daar niet gekwetst door menen te voelen. De taal steekt een handje toe bij de verdringing: de term 'zelfbevrediging' verzwijgt dat de bevredigende hand alleen maar het afstandsbediende voertuig is van een geest die nog geen lichaam wist te vinden. Borneman seksuoloog en jaloersheidsexpert probeert een vrouw van de verdenkingen van haar man vrij te pleiten met de verontschuldiging: 'De vrouw had juist géén echtbreuk gepleegd, maar alleen maar zichzelf bevredigd' .

De opeenvolging van harem over bordeel naar schimmentheater gaat gepaard met een seksuele drooglegging. Seksualiteit wordt steeds meer teruggetrokken uit leven. In de harem heeft elke vrouw een seksuele relatie. Bij gespecialiseerde hoeren worden de moeders thuis drooggelegd (al dan niet met hun instemming). Vanaf de opkomst van het schimmentheater worden ook nog de hoeren drooggelegd. De seksuele activiteit neemt toe, maar de sociale contacten nemen af. Deze beweging preludeert de ascese als ultieme doorlegging. Maar dat is stof voor ons achtste hoofdstuk.


POLYGAMIE EN POLYGAMIE IS VEEL (2)

Vooraleer naar het volgende hoofdstuk over te gaan moeten we nog even stilstaan bij de gevolgen van het bovenstaande voor ons begrip van polygamie. Op het einde van 'De mooie vrouw' moesten we het begrip polygamie inhoudelijk differentiëren door polygamie van de verleiding, van het vrijen, van voortplanting en van samenwerken te onderscheiden. Na dit hoofdstuk over 'De rijke man' stuiten we op een nieuw probleem. 'Gamos' betekent huwelijk. In strikte zin betekent 'polygamie' dan ook dat iemand met meerdere partners gehuwd is. We stellen voor om de betekenis van de term uit te breiden zodanig dat hij ook de minder omvattende en minder langdurige relaties met concubines en hoeren kan omvatten evenals de vluchtige polygamie van de verleiding en voor alles de omgang met beelden .

Polygamie betekent dan niet alleen dat men met meerdere partners gehuwd is, maar ook dat men er meerdere concubines op nahoudt of bij herhaling meerdere hoeren bezoekt, of tenslotte ook dat men met beelden omgaat. Polygamie kan ook betekenen dat men met één of meerdere partners gehuwd is en daarnaast relaties onderhoudt met concubines, hoeren of beelden. Meest voorkomend is het patroon waarbij een combinatie gerealiseerd wordt tussen een relatie met een echtgenote waarbij men kinderen heeft en een relatie met een concubine of hoer waarmee men vrijt, of het patroon waarbij een monogame man een druk seksueel leven leidt in het schimmentheater, al dan niet simultaan met zijn omgang met een echte vrouw. Vele auteurs vervalsen het beeld op de werkelijkheid door slechts huwelijken in de economische en inhoudelijke zin (als relatie tussen economisch samenwerkende ouders) in rekening te brengen. Men kan dan zonder problemen beweren dat Westerlingen monogaam zijn: hun 'buitenhuwelijkse' relaties of hun uitstapjes in het schimmentheater zijn dan immers geen relaties. Malinowski rekent seksuele relaties niet tot het huwelijk. Murdock slaagt er pas in de polyandrie tot een 'antropologische rariteit' te reduceren nadat hij zich eerst beweerde dat 'seksuele privileges geenszins huwelijken zijn'. Volgens dezelfde Murdock is 'de uitbreiding van seksuele rechten' van een man op de zussen van zijn vrouw of van de vrouw op de broers van haar man 'geenszins een zeldzaam fenomeen'. Polygynie en polyandrie komen dus frequenter voor dan men zou denken (en dat geldt ook ook het later te bespreken seksueel communisme en promiscuÏteit ).

De ontwikkelingen die we in 'De mooie vrouw' en 'De rijke man' beschreven dwongen ons niet alleen de polygamie inhoudelijk en formeel te differentiëren. Ze maken ook duidelijk dat de nieuwe relaties niet meer te vatten zijn in termen van eenzijdige polygamie. Een hoer is seksueel polyandrisch in zoverre ze meerdere vaste klanten heeft, en dat is vaak het geval met de mooiste en succesrijkste exemplaren. Maar ze kan geen aanspraak maken op de exclusieve liefde van de minnaars in haar harem. Mannen hebben naast hun relatie met de hoer in de regel ook een relatie met een vaste huwelijkspartner (of andere vaste hoeren). Of een aantal jongeren is vaste klant bij de gemeentelijke hoeren, zoals bij de jongeren in middeleeuwse stadsbordelen. De polyandrie van de hoer staat dus tegenover de polygynie van de man: er is geen sprake meer van eenzijdige polygamie, maar van wederzijdse polygamie. Heeft de hoer slechts eenmalige relaties met telkens andere mannen, dan is de term 'polygamie' al helemaal niet meer van toepassing, omdat een eenmalig contact moeilijk een relatie genoemd kan worden. We zullen voor dit relatiepatroon de term 'promiscuïteit'* introduceren.

De hoer confronteert ons dus met twee nieuwe relatiepatronen: wederzijdse polygamie en promiscuïteit. Deze zullen het onderwerp worden van ons volgende tweeluik.

© Stefan Beyst.


 fndeel fbvolg    twitter
 
ontdek
mijn nieuwe e-boek:

zelfomslag


het zelfbeeld
tussen spiegel en dagboek

eXTReMe Tracker