het beeld: mimesis herbekeken
deel VIII: oneigenlijk begrip van het beeld (2)
begrip van het beeld in termen van verwante domeinen
 

hoofdstuk 1

beeld en werkelijkheid


INLEIDING

In een eerste hoofdstuk moet onze aandacht uitgaan naar wat de absolute tegenstelling is tot het beeld of het nagebootste: het werkelijke.

De tegenstelling is zo fundamenteel, dat het wel onmogelijk lijkt om het beeld ermee te verwarren. Dat gaat makkelijker als het beeld vermomd gaat als kunst: vooral vanaf de twintigste eeuw wordt met steeds meer nadruk beweerd dat ook de werkelijkheid kunst kan zijn - denk slechts aan Oscar Wilde die onomwonden stelt: 'What are the two supreme and highest arts? Life and literature, life and the perfect expression of life' (The critic as artist), aan Joseph Beuys' 'erweiterter Kunstbegriff' als 'soziale Plastik', of aan 'The Blurring of Art and Life (1993) van Allan Kaprow. Geen wonder dat werkelijkheid - als werkelijk object of als werkelijke handeling - almaar vaker wordt tentoongesteld in de galeries en de musea.

In wat volgt geven we aan wat de verschillen zijn tussen beeld en werkelijkheid, bestuderen we hoe er verwarring kan ontstaan tussen beide, onderzoeken we langs welke kanalen kunst tot werkelijkheid wordt en hoe, omgekeerd, werkelijkheid tot kunst wordt uitgeroepen. Nadat we hebben bevestigd dat er niettemin fundamentele verschillen zijn, tonen we aan dat werkelijkheid en beeld vaak met elkaar worden gemengd.


WERKELIJKHEID: GEVONDEN EN TENTOONGESTELD/OPGEVOERD

Het 'werkelijke' als tegenstelling tot 'het beeld' of 'het nagebootste' is niet 'de werkelijkheid' in de zin van 'het bestaande' - want ook het beeld bestaat - maar 'het werkelijke' in de zin van wat 'echt' - werkelijk - bestaat, en niet zo maar 'schijnbaar' zoals een beeld of een nabootsing. Bij onmiddellijke mimesis is immers slechts één of een beperkt aantal dimensies werkelijk gegeven, terwijl de rest slechts als suggestie bestaat, en bij middellijke mimesis is de verschijning in het beeld slechts als voorstelling gegeven

Nu is niet alleen het beeld, maar bij uitstek de 'echt' bestaande werkelijkheid de bron van allerlei esthetische ervaringen - van de afschuw bij de geur van een rottend lijk of de ervaring van schoonheid bij een mooie bloem of een mooi lichaam, over het gevoel van superioriteit bij tentoonstellen van bezittingen, de morele genoegdoening bij het terechtstellen van een misdadiger, het ontzag voor gebalsemde lijken (Jeremy Bentham, Lenin), tot het gevoel van macht bij het aanschouwen van een leger. Daarom wordt deze werkelijkheid vaak tentoongesteld of opgevoerd: de aandacht wordt er dan op gevestigd en/of ze wordt toegankelijk voor alle geïnteresseerden. Vele bloemen zijn mooi, maar staan ergens langs de weg: als we ze plukken, kunnen we ze altijd bewonderen in een vaas. Vele dieren zijn mooi, maar leven in verre landen of op ontoegankelijke plaatsen: daarom worden vaak in kooien of aquaria tentoongesteld. Vele lichamen zijn mooi, maar worden normaal bedekt met kleren: daarom is het leuk als ze af en toe als zodanig in al hun schoonheid worden getoond. Dat geldt niet alleen voor mooie verschijnselen, maar ook voor rariteiten (Siamese tweelingen, vrouwen met meerdere borsten (polymastie), foetussen op sterk water, en wat die meer zij) of voor afschrikwekkende werkelijkheid: de gekruisigden langs de Via Appia, de gehangenen op het galgenveld. Het gaat daarbij niet alleen om visuele objecten, maar ook om auditieve: denk aan de nachtegalen in gouden kooitjes aan de keizerlijke hoven van weleer, of de hanen in kraaiwedstrijden. En ten slotte worden overblijfselen van het doen en laten van de mens vaak bewaard als archeologische vondst, reliek, ruïne of gedenkplaats.

bchenwald

Niet alleen objecten, maar ook handelingen worden tentoongesteld - al is 'opgevoerd' hier een betere term. Wijd verbreid is het opvoeren van allerlei gestandardiseerde vormen van bewegen zoals erotische dansen en militaire marsen; van symbolische handelingen bij 'rites de passage' allerhande (tonen van het kind bij de doop, van het paar bij het huwelijk, of van het lijk bij de begrafenis, de terechtstellingen van Hume); en van indrukwekkende prestaties (muzikale improvisaties en virtuositeit, sport en spel), enz. Vaak gebruikt men daarbij aangepaste kleren of objecten: denk aan het paraderen op promenades en terrassen, of aan autoparades in Saoudi-Arabië en botenparades in Nederland. In nog andere gevallen worden alleen objecten tentoongesteld of opgevoerd: klokkengelui, het loeien van sirenes, vendelzwaaien.

Daar staat tegenover dat veel werkelijkheid niet wordt getoond: ze wordt dan achteloos over het hoofd gezien of verborgen. Zo worden vele dingen alleen maar gebruikt zonder daarom als verschijning te worden bekeken - denk aan de turnzaal van Guillaume Bijl. Andere worden verborgen omdat ze het daglicht niet verdragen zoals de gasoven hierboven, het bewoonde toilet van Ilya Kabakov, of het plegen van misdaden. Uitgerekend het tentoonstellen of opvoeren van deze onopvallende of verborgen werkelijkheid kan zeer interessant zijn.

Tentoongestelde werkelijkheid wordt vaak aangeduid met de term 'object trouvé' of 'ready made', maar deze termen zijn niet erg geschikt: ze zijn toepasbaar op zo uiteenlopende verschijnselen als tentoongestelde werkelijkheid, mimetische objecten (bv. de stier uit een zadel en een stuur van Picasso), evenals op niet-verbale betekenaars zoals het fietswiel van Duchamp.


WERKELIJHEID IS GEEN BEELD

Het is evident dat werkelijkheid - tentoongesteld of niet - geen beeld is. In het eerste deel van dit boek gaven we aan waaarop die evidentie is gebaseerd: elk werkelijk origineel is waarneembaar in alle zintuiglijke dimensies en bevindt zich in een tijdruimte waarin de vertrouwde wetmatigheden gelden. In het beeld daarentegen is alleen de verschijning gegeven - werkelijk of voorgesteld - terwijl het origineel slechts wordt gesuggereerd, en is ons een wereld gegeven waarin niet noodzakelijk alle vertrouwde wetmatigheden gelden.

Dat in het beeld sommige aspecten van het origineel slechts zijn gesuggereerd, houdt in dat andere aspecten ervan werkelijk zijn, zoals we al benadrukten in I, 8. Werkelijk aan het beeld is, naast de verschijning, ook het (onmiddellijke of middellijke) mimetisch medium: er is een continuüm, met aan het ene uiteinde pure voorstellingen, aan het andere mimetische substituten (duplicaten die als substituut worden gebruikt, zie I, 2), en tussenin de trap van middellijke mimesis (waarbij de voorstellingopwekkende tekens werkelijk zijn en de voorstellingen onwerkelijk), en onmiddellijke mimesis (waarbij het mimetisch medium één of meerdere, maar niet alle zintuigen kan bestrijken en op die domeinen dus werkelijk is). Binnen de sector van de voorstellingopwekkende tekens in dit continuüm kunnen we vervolgens een onderscheid maken tussen intentionele tekens, die, omdat ze doelbewust zijn gemaakt om teken te zijn, minder 'werkelijk' overkomen dan niet-intentionele tekens, die bestaande objecten zijn die als teken worden gebruikt.


BRON VAN VERWARRING (1): ESTHETISCHE ERVARING

Omdat er van de werkelijkheid vaak esthetische ervaringen uitgaan, kan men ze gemakkelijk op gelijke voet stellen met het beeld, vooral als dat schuilgaat onder de naam 'kunst'. Maar, zoals we al zagen in VII, 4, is het opwekken van esthetische ervaringen geen privilege van het beeld. Dat werkelijkheid esthetische ervaringen oproept, volstaat niet om te beweren dat ze een beeld zou zijn. Het is niet omdat zonsondergangen, vulkaanuitbarstingen, sterrenhemels, of instortende Twin-towers esthetische ervaringen oproepen dat ze beelden zouden zijn.


BRON VAN VERWARRING (2): TENTOONSTELLEN IN GALLERIE EN MUSEUM

De indruk dat werkelijkheid kunst zou zijn, wordt alleen maar versterkt doordat werkelijkheid vaak wordt tentoongesteld of opgevoerd, zoals de regel is met beelden, temeer omdat tentoonstellen of opvoeren de 'esthetische afstand' schept die ons zo vertrouwd is van bij het beeld. Maar het is niet omdat werkelijkeid wordt tentoongesteld of opgevoerd, dat ze tot beeld wordt. Een opgebaard - tentoongesteld - lijk is echt, en dus geen beeld zoals het dodenmasker, dat bij de Romeinen 'imago' heette. Het optreden van de fascistische massa's op het Zeppelinfeld is echt, geen theater van acteurs die spelen dat ze fascisten zijn - het is pas Leni Riefenstahl die er een beeld van maakte.

De indruk wordt nog versterkt doordat werkelijkheid heel vaak, vooral na de Tweede Wereldoorlog, wordt getoond in galeries of musea waar normaal beelden hangen, en wel door kunstenaars die normaal beelden maken. Dat het tentoonstellen of opvoeren plaatsgrijpt in een galerie of een museum verandert uiteraard niets aan het feit dat wat wordt tentoongesteld werkelijkheid is - wat de 'institutionele definitie' van kunst daar ook over moge beweren. Dat geldt niet alleen voor het tentoonstellen van natuurlijke processen, zoals die van Haacke, maar ook voor het tentoonstellen van 'gevonden design'.




BRON VAN VERWARRING (3): CREATIE

De verwarring wordt, ten slotte, ook in de hand gewerkt doordat het gebruik van 'gevonden materiaal' gemakkelijk tot 'creatie' kan worden omgedoopt: het is immers een verdienste is - een creatieve daad - om het expressieve of esthetische potentieel van zo'n bestaande werkelijkheid te 'ontdekken'. Maar we weten uit VII, 3, dat scheppen geen privilege is van het beeld. Net zoals aan tentoonstellen gaat aan het maken van een beeld het 'vinden' of scheppen van een origineel vooraf. Dat vinden leidt hier niet tot tentoonstellen of opvoeren, maar tot het maken van een beeld. En, zoals we intussen maar al te goed weten, kan het beeld ook meer dan alleen maar esthetisch interessante werkelijkheid ''vinden': het laat toe onbestaande originelen te suggereren.


AFRITTEN UIT DE WERELD VAN HET BEELD (1):
VAN VISUEEL BEELD TOT VISUELE WERKELIJKHEID


Nadat we duidelijk hebben aangegeven wat het verschil is tussen beeld en werkelijkheid, komt het erop aan te tonen hoe het gebrekkig begrip van het beeld ertoe heeft geleid dat (de) kunst (van het maken van beelden) verglijdt in tentoonstellen van werkelijkheid en het tot 'kunst' verklaren van werkelijkheid.

Voor deze verglijding werd het pad geëffend door de introductie van werkelijkheid in de collage en de assemblage sedert het kubisme, evenals bij het doen van niet-verbale uitspraken waarbij objecten of handelingen als teken worden gebruikt (zie VIII, 4): het fietswiel van Duchamp, de stierslachtingen van Nitsch, Manzoni's sokkel, zelftentoonstellingen van Ben Vautier, Tim Ulrichs, Gilbert en George, enz. Aanvankelijk werd het gevonden werkelijke daarbij als mimetisch substituut gebruikt, maar al sedert Tatlins hoekreliëfs liet men de mimetische dimensie varen: alleen het esthetische effect bleef behouden. Dat geldt niet alleen voor assemblages van gevonden onderdelen, maar ook voor assemblages van integrale gehelen (fietsenaccumulatie zoals die van Arman en Ai Weiwei). Merken we op dat er niet alleen 'esthetische' combinaties zijn, maar ook surrealistische (spijkers op strijkijzer van Man Ray, de fietsenaccumulatie van Spoerri enz.).


spoerrifiets


Niet alleen objecten dreigen van beeld tot werkelijkheid te worden, maar ook handelingen. Denk slechts aan performances allerhande: van de zelfverminkingen van Schwarzkogler tot Abramovic. Die handelingen zijn wel ongebruikelijk, maar daarom niet minder echt: Abramovic kan door een werkelijke kogel worden gedood, de Venus van Milo niet.


AFRITTEN UIT DE WERELD VAN HET BEELD (2):
VAN AUDITIEF BEELD TOT AUDITIEVE WERKELIJKHEID


Bij auditieve mimesis werd de rol van katalysator gespeeld door de futuristen die geluiden introduceerden in plaats van tonen. Ook hier waren vele van die geluiden aanvankelijk nog mimetisch, wat aanleiding was tot de bloei van het domein van de gewone auditieve mimesis. Maar weldra wordt ook het domein van de creatie van 'werkelijk bestaande geluiden' betreden: de productie van geluiden die verbonden blijven met de oorspronkelijke geluidsbron: de geluiden van de (niet-mimetische) propeller van Antheil, of de 'gevonden geluiden' in timescapes zoals 'Poème symphonique’ voor 100 metronomen van Ligeti. en de Fluxus-Symphonie für 50 Hover-Staubsauger' van Wolf Vostell.

De grens tussen mimetische muziek en tentoonstellen of opvoeren van auditieve werkelijkheid kon hier des te gemakkelijker worden overschreden, omdat muziek al van meet af aan de naam had 'niet-mimetisch' te zijn.


AFRITTEN UIT DE WERELD VAN HET BEELD (3):
VAN ONMIDDELLIJKE EN MIDDELLIJKE VERBALE MIMESIS TOT WERKELIJKHEID:


Vooral in de literatuur ligt het verglijden van het mimetisch gebruik van woorden naar werkelijke (puur discursieve) woorden voor de hand, en dat wordt alleen maar vergemakkelijk doordat het verschil theoretisch nauwelijks wordt begrepen (zie VIII, 4).

Bij verbale onmiddellijke mimesis is er sprake van een sprong naar 'werkelijkheid' - naar gewoon discursief gebruik - zodra in de 'Gedankenlyrik' de 'Gedanken' niet meer worden gelezen als manier om een persoon te karakteriseren, maar als gedachten op zich, waarbij men dan geniet van de kunstige manier waarop ze werden geformuleerd. Dat geldt evenzeer voor het essay zodra het denken niet meer lyrisch wordt gelezen.,

Bij verbale middellijke mimesis - narratieve literatuur - kan er een verglijding zijn van voorstellingopwekkend gebruik van de taal naar gewoon discursief gebruik, zoals bij het inlassen van een essay in een roman (Musil).

Bij niet-verbale middellijke mimesis zien de voorstellingopwekkende objecten er uit als beeldhouwwerken en nodigen daarom uit om gewoon te worden bekeken als object.


OPRITTEN NAAR DE WERELD VAN HET BEELD

Vooral als het beeld schuilgaat onder de naam 'kunst', is de verleiding groot om alle werkelijkheid die esthetische ervaringen oproept (de Wirtschaftwerte van Beuys, de turnzaal van Guillaume Bijl, het toilet van Kabakov) of transgressief is (revolutionaire actie, 'soziale Plastik') in te lijven in het domein van het beeld.


MENGING WERKELIJKHEID EN BEELD

Pas nadat we het verschil hebben aangegeven tussen het beeld en de werkelijkheid of tussen het nagebootste en het werkelijke, en hebben beschreven hoe werkelijkheid voor beeld kan worden gehouden en omgekeerd, kunnen we duidelijk de gevallen onderscheiden waar beide worden gemengd.

In de regel verschijnt het beeld in een mediumaal veld dat is uitgespaard in het werkelijke en waarbij de grenzen worden beklemtoond door een extern kader of nis. Meestal worden dat kader of die nis dan gedesignd, zodat we te maken hebben met de menging van design en werkelijkheid waar we in volgend hoofdstuk op terugkomen. Maar in andere gevallen wordt de overgang tussen het nagebootste en het werkelijke verdoezeld: van de dieren op de wanden van de grot in Lascaux, over de hagedissen van da Vinci, de bronzen paarden die uit het water opduiken in het 'Bassin d'Appolon' van Tuby/Lebrun, tot de verschijningen van de heilige maagd in Lisieux, Lourdes en Fatima.

De scheidslijn tussen het nagebootste en het werkelijke kan ook midden door het beeld lopen: in alle gevallen waar mimetische substituten worden gebruikt - denk aan echte haren, echte attributen in de houten kop van Hausmann, echte kleren bij Duane Hanson, of de echte banken of zetels bij Segal. Een verwante menging is wanneer beelden worden opgesteld in werkelijke omgevingen die tevens de omgeving is waarin het beeld wordt geacht te zijn gesitueerd: denk aan 'Another Place' van Gormley waar het strand van De Panne fungeert als de omgeving waaruit de beelden opduiken in 'Another Place'.



In een bijzondere variant hiervan gebeurt de combinatie in verschillende zintuiglijke domeinen: werkelijkheid voor het ene zintuig, beeld voor het andere. Een goed voorbeeld is ‘Entfernte Züge’ (1983) van Bill Fontana: een echt station met nagebootste stationsgeluiden, of David Roentgen's Automaton en Queen Marie Antoinette The Dulcimer Player waarbij een driedimensionaal visueel beeld van een muzikant echte muziek speelt.

Van beide varianten bestaan 'surrealistische' versies: de 'surrealistische' combinatie van beeld en werkelijkheid in éénzelfde zintuiglijke domein (het beeld van een schaap in een echte kast in een bos zoals bij Judith Schils), of de combinatie van beeld in de ene zintuiglijke dimensie met werkelijkheid in een andere, zoals in Judith Schils' 'Laputa Splash', of in Bill Fontana's 'Sound Island' (1994), waarin hij het geluid van de branding aan de kust van Normandië liet weerklinken uit luidsprekers rond de Arc de Triomphe in Parijs, of Mark Applebaums Aphasia waar we auditieve beelden horen bij visuele gebaren die ze onmogelijk kunnen veroorzaken.

De menging gebeurt niet alleen in het domein van het visuele: we vinden ze ook in de auditieve dimensie: het kanonnengebulder en klokkengelui in de 'Ouverture Solennelle' (1812) van Peter Tsjaikovski, of het geloei van sirenes, het rinkelen van elektrische bellen en het zoeven van propellers in het 'Ballet méchanique' van Georges Antheil (1924).

Bij middellijke mimesis is er een structurele menging van werkelijkheid en nabootsing: de betekenaars van de tekens zijn echt, de voorstellingen zijn beelden. Dat valt vooral op bij voorstellingopwekkende objecten, omdat die, anders dan voorstellingopwekkende woorden, niet zijn ontworpen om als teken te fungeren. (Meer voorbeelden)

Menging van werkelijkheid en beeld vinden we ook als er manifeste interactie is van een werkelijk subject met het beeld, zoals die van de buiksprekers met zijn pop, of die van werkelijke muzikanten met het hologram van een lead singer


SAMENVATTING

Het beeld of het nagebootste is tegengesteld aan het werkelijke. Het origineel in de werkelijkheid is in al zijn zintuiglijke dimensies waarneembaar, het origineel in het beeld is geheel of ten dele onwaarneembaar. De verwarring tussen werkelijkheid en beeld kan in de hand worden gewerkt doordat het beeld in wisselende mate ook werkelijk is, doordat ook van de werkelijkheid vaak esthetische werkingen uitgaan, en daarom vaak wordt tentoongesteld. Er zijn vele kanalen waarlangs het beeld in werkelijkheid kan verglijden. Beeld en werkelijkheid worden vaak met elkaar gemengd.

 
 
ontdek
mijn nieuwe e-boek:


zelfomslag

het zelfbeeld
tussen spiegel en dagboek