|
|
'the transsexual operation' van diane arbus
legende bij een legende
commentaren
bij de
commentaar van Dirk van Bastelaere
op een foto van Diane
Arbus |
1. Het lijkt inderdaad een hoogst conventionele, nietszeggende foto die
zijn belang slechts krijgt door het onderschrift: "In 1958, at the age of fifty-two, this man became a woman, legally and physically" .
Het beeld lijkt wel gedegradeerd tot voorwendsel om zich in het onderschrift - 'hors-image',
of, meer in de geest van het Kinseytijdperk die ons uit
deze foto toewaait: 'onder de toog' - tot de ingewijden in de geheimen
van de transseksualiteit te kunnen rekenen. De foto -
het beeld - als uithangbord boven een onderschrift, als
(des)illustratie bij een verbaal statement, als dekmantel voor een potje progressief vendelzwaaien.
2. Met zijn tekst schaart Dirk van Bastelaere zich achter het door Diane Arbus
geheven transgressieve vaandel: hij kan zich als ingewijde verkneukelen om 'die
metafysische blik achter de Nietzscheaanse sluier van de waarheid, die
ons de vrouw toont'. Maar zijn tekst doet meer: het beeld van de vrouw die eigenlijk een man is, wordt tot
metafoor voor het beeld dat eigenlijk een tekst is.
Wat van het beeld zou moeten uitgaan, gaat in werkelijkheid uit van de
tekst: wat als 'hors-image' alleen maar supplement leek, maakt
uiteindelijk het beeld zelf tot supplement bij de tekst, zoniet tot
tekst tout-court. En door dat
'eigenlijke' van het beeld op de voorgrond te stellen, bekent Dirk van Bastelaere zich tot een nieuwe,
ditmaal artistieke transgressie: het doorbreken van de
conventionele opvatting van het beeld 'dat voor zich spreekt'. Vooraleer hij ons
ontsluiert waar de werkelijke kracht van deze foto vandaan komt,
verwijst van Dirk van Bastelaere meewarig naar pogingen om het beeld te begrijpen
vanuit 'compositie, camerastandpunt en de psychologie van het portret
waarin academiestudenten toen heilig dienden te geloven'. Nadat hij ons
het raadsel heeft ontsluierd, wijst hij er triomfantelijk op hoezeer na
de lectuur van het onderschrift het beeld 'op zijn grondvesten' 'schudt'.
'De foto is niet langer de foto van daarnet. Het bijschrift stroomt het
beeld binnen'. Geschrokken van zijn eigen beeldenstormend
elan, tempert Dirk van Bastelaere wat wel een zondvloed lijkt tot de
niet-hiërarchische relatie tussen communicerende vaten: "In de tekst
huist het beeld. In het beeld raast de tekst". Maar net zoals het
Arbus' beeld voor het onderschrift, is ook deze formulering maar een
dekmantel voor de echte boodschap: uit de voorbeelden leren we alleen hoe de tekst de lectuur van het beeld bepaalt.
En die positie wordt alleen maar bevestigd doordat hij de 'dialoog' niet
beschrijft als een wisselwerking tussen beeld en teken - tussen
mimesis
en semiosis - maar als 'grenzeloze
semiosis' .
3. De auteur beroept zich daarbij op Barthes en Derrida, de Franse
vaandeldragers van de 'semiotic
turn': zelf al tot bijzonder geval van het teken
geherdefinieerd, zou het beeld zijn
betekenis alleen maar ontlenen aan de - in laatste instantie altijd verbale - (con)tekst. En ook hier gooit
Dirk van Bastelaere de registers open: de context omvat niet alleen
het onderschrift, dat voor de gelegenheid tot 'literair
genre' wordt gepromoveerd. Het wordt op zijn beurt 'gesupplementeerd door
interpretaties en lecturen van beeld én tekst, en door allerhande
teksten die het fotografische discours vormen'. Een ware 'mise en abyme'
van het onderschrift tot het steeds groeiend corpus van teksten rond het
beeld - een 'grenzeloze semiosis' in de eigenlijke zin van het woord!
Dit komt neer op het onttronen van het beeld door de tekst - van de
fotograaf door de criticus/filosoof. Dat werpt een nieuw licht op de
parafrase van het onderschrift als 'de
legende, dat restant van het gerundivum: wat moet
gelezen worden'. 'Om te weten wat je ziet, moet je het bijschrift lezen.
Imperatief. De legende is verplichte lectuur.'
Tot die verplichte lectuur behoren natuurlijk ook teksten zoals deze
'legende' bij de foto van Diane Arbus.
Ongetwijfeld onderscheiden de teksten van Dirk van Bastelaerezich door hun virtuositeit -
wat ze eerder tot begeerde dan tot verplichte lectuur maakt. Daar is om te beginnen de postmoderne intertekstualiteit.
Vergelijk deze versie:
"Termen als 'binnen' en 'buiten' blijken niet langer in een
hiërarchische verhouding tot elkaar te staan, een verhouding die impliceerde dat het supplement (het buiten, het bijschrift) altijd later
komt dan de bij zichzelf aanwezige oorsprong (het binnen, de foto)"
met die van Wim de Jong in de Volkskrant van
20/02/1997:
"(T)ermen als 'binnen' en 'buiten' blijken niet langer in
een hiërarchische verhouding tot elkaar te staan als in een verhouding
die impliceert dat het supplement ('buiten') altijd later komt dan de
bij zichzelf aanwezige oorsprong ('binnen')".
*
Maar er is ook de meer conventionele metaforische
amplificatie/gelaagdheid. Zo worden het binnenstebuiten van de
transseksualiteit - de penis die binnenstebuiten wordt gekeerd tot
vagina - en het binnenstebuiten van beeld en onderschrift/tekst tot metaforen voor elkaar. Wat pas het pad effent voor het
omschrijven van Arbus' foto als een parodie/travestie van een schilderij
van Rosso Fiorentino waarin op de plaats waar bij Arbus niets is te zien
- het kruispunt van de diagonalen - bij de maniërist de 'katerballen'
van Mozes voor het grijpen liggen.
De metafoor van de travestie is overigens lang niet zo treffend als de
eerste. Eerder dan dat Diane Arbus een travestie zou zijn van Rosso Fiorentino,
is Rosso Fiorentino de dekmantel waarachter ditmaal de criticus het
transgressieve van zijn gebaar verbergt:
terwijl hij eerst het beeld van zijn sokkel haalde, tooit hij het door de verwijzing naar Rosso Fiorentino met de aura van het respectabele kunstwerk. Waardoor de
metafoor - wijzer zoals vaker dan zijn maker - toch weer treffend wordt in een andere zin: de travestie van
beeld als teken ('in het beeld raast de tekst') vergoelijkt en verborgen achter de travestie van
het teken als beeld (Arbus = 'kunst').
4. Typisch voor de verwarring tussen teken en beeld is dat van
Bastelaere
een compositorisch teken - het snijpunt van de diagonalen over het
'ontoonbare'
- verwart met
een beeld als hij van Arbus' foto beweert: 'En toch is dit een 'crotch-shot'.
Het
snijpunt als compositorische
vingerwijzing is immers alleen maar een niet-verbale
aanvulling van het onderschrift. Deze 'compositorische pornografie'
maakt het beeld niet tot crotch-shot, maar ontlast integendeel - net zoals
het onderschrift, en evenzeer 'hors-image' en dus 'onder de toog' - de fotograaf van het
overtreden van een taboe in het beeld. Dat maakt pas goed duidelijk dat de verwijzing naar Rosso
Fiorentino, bij wie op dit kruis inderdaad een kruis is te zien, alleen
maar verhult dat we hier inderdaad met een - zij het dan alweer andersoortige
- travestie te maken
hebben: niet zozeer de travestie van een transgressief onderschrift in
een beeld dat die transgressie logenstraft, maar in de eerste plaats de
travestie van een echt beeld in de transgressieve uitspraak onder de
toog: in het
onderschrift. De eerste travestie maakt pas de tweede mogelijk: zonder de
dekmantel van het beeld zou meteen duidelijk zijn dat het onderschrift
alleen maar een
teken is - de vlag van een transgressieve vendelzwaaier.
Temeer daar er in het beeld zelf - zij het dan
gedecentreerd, maar wel op de gulden snede - een zichtbaar
kruis is te zien: dat van de linkerbovenarm en het linkeronderbeen over het
zijwaarts geplooide rechterbeen dat op de zetel rust, wat pas echt de
verklaring zou kunnen zijn voor die hoogst ongewone houding, waarvan de
frivoliteit overigens 'sprekend' contrasteert met de hiëratische houding
van het bovenlichaam. Wat pas
duidelijk maakt dat het beeld wat minder 'nietszeggend' is dan het
lijkt: het wemelt van ambivalenties. Al concentreerde Diane Arbus zich
als volbloed fotografe meer op de zichtbare ambivalenties
dan op wat volgens de legende de kern van de zaak zou moeten zijn. Tenslotte valt er bij een vrouw geworden man - anders dan bij Rosso
Fiorentino's Mozes - in het 'exacte hart' weinig te zien: het is
eerder onzichtbaar dan ontoonbaar. Want transseksualiteit is precies een
kwestie van ambivalentie, en die is als waarneembare verschijning eerder
zichtbaar in de periferie dan in het centrum, waar voor en na alleen
maar eenduidigheid is te zien.
Dat wordt pas goed duidelijk als we de vergelijking maken met een andere foto
die Diane Arbus een jaar later maakte: haar 'A naked man being a woman'
(1968).
Het onderschrift is hier volstrekt overbodig, redundant zelfs, zoniet
riducuul, want het zegt niets wat niet al op het beeld is te zien. Op het beeld zien we inderdaad
een 'crotch', maar die spreekt alleen maar in combinatie met de rest
van het lichaam, niet op zich. En precies omdat hier alles open en bloot
is getoond, verliest de ambivalentie haar zeggingkracht: ze wordt meteen ontladen in
zekerheid. Waarom deze foto eerder iets heeft van het onderschrift bij
"The transsexual operation": een lekker transgressief statement. Terwijl
omgekeerd pas nu blijkt dat 'The transsexual operation' als beeld het
betere is, omdat het - ook beelden zijn vaak wijzer dan hun makers - bij nader toe zien welsprekender is dan het
onderschrift en de invasie van de betekeniservan overleeft. Al zal het overbodig
zijn om eraan te herinneren dat er ter zake veel meer te beleven valt
bij bv. da Vinci.
Omgekeerd verraadt Dirk van Bastelaere ongewild hoezeer het laatste
woord niet door het onderschrift wordt gesproken, maar door het beeld.
'Wie zegt ons of het bijschrift klopt?' vraagt hij zich af - om meteen
op zoek te gaan naar het antwoord ....in het beeld. Zij het dan op de
verkeerde plaats die hem wordt ingefluisterd door het concept
'transseksualiteit': in een crotch-shot, die het beeld goddank niet levert. Overigens laat ook
''A naked man being a woman' de kijker in het ongewisse. Volgens de begeleidende verhalen
- het hors-image, de context - gaat het hier niet om een transseksueel, maar gewoon om
een man die zijn penis tussen de benen geknepen houdt. Overigens is het
antwoord op die vraag inzake het beeld volstrekt irrelevant - pure
'context': het vertelt ons alleen iets over de figuur die model stond
voor het beeld. Het beeld is immers pure verschijning, schijn. Wat zich
achter de schermen afspeelt doet als hors-image niet ter zake: het
behoort tot de - in dit geval transgressieve - weetjes voor in een
gesofisticeerde versie van 'Dag
allemaal'.
Waarmee niet wil gezegd zijn dat er niet zoiets zou bestaan als het
volstromen van het beeld met betekenis. Het is integendeel de regel in bijzonder genre
van het 'beeld met
onderschrift' - denk slechts aan de cartoon, waar we pas weten wat we zien na
lezen van het onderschrift. Maar het is de uitzondering in het
op zichzelf staande beeld dat per definitie voor zich spreekt. En
vooral: het werkt pas als het beeld doelbewust niét voor
zich spreekt - als het als beeld tekort schiet, en daarom zijn zin vanbuitenuit
moet krijgen!
Zodat het hele verhaal van de legende alleen maar een legende blijkt te
zijn - een voorwendsel om met het door filosoferende critici geschapen genre 'beeld
met grenzeloze semiosis' het beeld onder een toevloed van eigen zin
binnenstebuiten te kunnen keren en zodoende, zoals de vrouw de man in
Arbus' transseksueel, als zingever de kunstenaar te verdringen.
© Stefan Beyst,
augustus 2011
*
Dirk
van Bastelaere
repliceerde hierop:" 'Legende' is een uittreksel van een lang
catalogusessay dat ik schreef in 1994, voor een tentoonstelling die ik
over de beeld-tekstproblematiek maakte. Het stuk werd gepubliceerd in
#2.1995 van Dietsche Warande & Belfort. Ik hoop dat Wim de Jong naar het
opstel verwijst." Dat wist ik uiteraard niet toen ik de tekst schreef.
De betreffende alinea's mogen dus geschrapt.
|
|
|
|
|
|
|
|