INLEIDING TOT 'BLEIERNE ZEIT (CAIN)'
"Race de Caïn, au ciel monte / Et sur la terre jette Dieu!"
"Race of Cain, storm up the sky / And cast God down to Earth!"
Baudelaire, Les Fleurs du mal.
In dit beeld staat alles in het teken van de dubbelzinnigheid.
Dat begint al bij de duiding van het voorwerp aan de horizon
rechtsonder. Het kan een ondergaande zon zijn of een opgaande maan, maar evengoed een komeet die in het wateroppervlak
verdwijnt - overigens heeft
het iets van Ikarus zoals hij bij Brueghel in het water stort,
of van Moby Dick zoals hij bij Melville
uit de roerloze wateren opduikt.
Het gaat verder met het 'oog' in de wolken links boven. Het is geconcipieerd als het oog van een wezen dat over de wateren zwevend somber en verongelijkt naar linksboven kijkend het onderwolkse achter zich wil laten. Maar - al is het moeilijk van de ene lectuur over te schakelen naar de andere - niets belet dat je het leest als dat van een indringer die vanuit de wolken met boosaardige blik het gebeuren in datzelfde onderwolkse lijkt te willen bestieren.
Het wordt ten top gedreven in het enigma van de zee. Ze lijkt bruisend en schuimend naar voren te ijlen, maar ontpopt zich bij inzoomen tot starre, ijzige vlakte.
En bij nader toezien blijkt de horizon getrapt zijn, waardoor wat een
zee leek tot zondvloed wordt die de ijzige uithoeken van de wereld
overspoelt -
het Finis terrae waar Ultima Thule heerst - bij het vallen van de
duisternis -
het loden tijdperk dat als einde der tijden de afgang van gouden over zilveren en ijzeren
tijdperk bezegelt.
Dubbelzinnigheid, ten slotte van de spiegeling. Want het Janusoog waaruit de
blikken in tegengestelde richting kijken, keert zich in het volledige
beeld binnenstebuiten tot
spiegeling van het oog in de wolken in het gebeuren aan de horizon - de
speelkaartstructuur van het beeld.
Die het ons onmogelijk maakt op te gaan in het beeld als in een noodlot
dat zich aan ons voltrekt, en ons dwingt om onder ogen te zien dat hier
integendeel
het onzegbare
plaatsgreep: de broedermoord.
Ook 'Bleierne Zeit' een 'Im Spiegel' dus, alwaar ditmaal niet Salomon,
maar Kaïn wordt opgevoerd.
Waarmee is aangegeven dat we - als we er niet in slagen de priester-koning
te zijn die ons in 'Im Spiegel' aankeek - drijvend op ressentiment, als Kaïn Abel verslagen om dan in
allerijl de plaats des onheils te ontvluchten waar de ondergang zich
voltrekt.
Waarmee het beeld zijn laatste dubbelzinnigheid prijsgeeft: de draaikolk
die ons in de afgrond sleurt als spiegel van de onwil om de wereld te
laten opgaan.
Stefan Beyst, mei 2015.