CARLOS BARBARITO

het wegen van de dagen





klik op oom het volgende gedicht te lezen
best bekeken op volledig scherm (F11)








1







¿Qué hay de vida en este refugio?
Poco, nada: espalda contra espalda:
una mano se agita, lejos; en el aire
un relámpago helado, el olor
de un tabaco seco fumado entre varios,
urgido y trágico testamento
de la Especie.
¿Qué hay de luz sino su reverso,
lluvia negra y densa sobre el último
folio de la infancia?
- Por favor,
dicen, una lengua de cordero
por el glande de un niño,
mineros que caven hacia lo otro,
lo prometido y una y otra vez negado-
¿Qué si no la cicatriz, que duele,
en el centro de una materia
por siglos y naciones y mares amada?








Wat is er aan leven in dit schuiloord?
Weinig, niets; rug aan rug:
een hand wuift in de verte; in de lucht
een bevroren bliksem, de geur
van een droge tabak gerookt tussen vele andere,
dringend en tragisch testament
van de Soort.
Wat is er aan licht, tenzij het omgekeerde,
zwarte, dichte regen op de laatste
bladzij van de jeugd?
- Alsjeblieft,
zeggen ze, de tong van een lam
over de eikel van een kind,
mijnwerkers die naar het andere graven,
het beloofde en telkens weer geweigerde -
Wat anders dan het litteken, dat pijn doet,
in het hart van de materie
door eeuwen en naties en zeeën bemind?

o

















2






Una veleta gira y señala el sur:
desasosiego:
una abeja lucha desesperada,
brevemente, en la telaraña, antes
de resignarse; alguien
levanta la vista
y mira la vacilante luz
sobre la línea del horizonte
(La luz
no tarda en desaparecer,
la oscuridad trae preguntas
que no hallarán respuesta.)
Arriba, remota, una fuerza
hace caer de los plátanos
hojas que al contacto con la tierra
se corrompen, se convierten
en una materia deshonrosa,
inútil.






De windhaan draait en wijst het zuiden aan:
onbehagen:
een bij vecht wanhopig,
voor korte duur, in het spinnenweb, alvorens
het op te geven; iemand
kijkt op
en ziet het trillende licht
over de lijn van de horizon
(Het licht
talmt niet met verdwijnen,
de duisternis brengt vragen
die geen antwoord zullen vinden.)
Boven, ver weg, doet een kracht
blaren van de platanen
vallen die bij het contact met de grond
verrotten en verworden
tot onwaardige materie,

overbodig.

o


3





¿Quién fue? ¿Quién
de éstos que ahora mismo
miran con ojos de corderos asustados
la gran lluvia del mundo, matan
o mueren bajo un mismo cielo de antimonio?
¿O fui yo, en un momento de inconsciencia,
de locura, ciego, desesperado?
Hace frío, la noche habla un idioma extranjero,
una estrella consume su propio combustible
y se apaga, un árbol crece
en un país hiperbóreo y da un fruto
inútilmente dulce -.
Está escrito
todo cuanto debiera llover en este día.
Exactamente eso llueve.






Wie was het? Wie
van hen die op dit eigenste ogenblik
met ogen van angstige lammeren
naar de grote wereldregen kijken, doden
of sterven onder eenzelfde hemel van antimoon?
Of was ik het, in een ogenblik van onbewustheid,
van waanzin, blind, wanhopig?
Het is koud, de nacht spreekt een vreemde taal,
een ster brandt haar eigen brandstof op
en dooft uit, een boom groeit
in een hyperboreïsch land en brengt een vrucht voort
die onnodig zoet is -.
Het staat geschreven
hoeveel regen er moest vallen die dag.
Precies zoveel regent het.

o


4





Perdón para quien llega tarde a la oración
por los ahogados (tal vez
tenga los pies pequeños y el mundo
es demasiado grande.) Perdón
para la que desnuda ante su propia sombra
o no se desnuda a la hora de los relámpagos (tal vez
haya ruidos dentro de su cabeza,
cascos de caballos, ciudades a las que la tierra
se traga.) Perdón
para el animal que no da más
y se echa a un paso de la fuente,
para quien, confundido, grita
a las puertas del infierno
creyéndolas las puertas del cielo (tal vez
la única brújula sea un remolino,
un alocado giro de luces y sombras,
un caótico ascenso y descenso de tambores,
campanas.)





Vergiffenis aan wie te laat komt voor het gebed
voor de verdronkenen (misschien
zijn zijn voeten te klein en is de wereld
te groot). Vergiffenis
aan wie zich uitkleedt voor haar eigen schaduw
of zich niet uitkleedt in het uur van de bliksems (misschien
hoorde ze geluiden in haar hoofd,
paardenhoeven, steden verzwolgen
door de aarde). Vergiffenis
aan het dier dat niet meer kan
en neervalt op één pas van de bron;
aan hem die in verwarring roept
aan de poorten van de hel,
in de waan dat het de poorten van de hemel zijn (misschien
is het enige kompas een wervelwind,
een dolle draaikolk van lichten en schaduwen,
een chaotisch opstijgen en neerdalen van trommels,
klokken.)

o

5





No pudieron. No
los alumbró la esperanza celeste
ni la esperanza terrestre, no
hubo para ellos salmón de vida
ni el fuego de lo que se quema
en sueño propio o ajeno.
No
(perros, sólo perros
bajo un cielo remoto,
vacío)





Ze konden niet. Hen
verlichtte geen hemelse hoop,
geen aardse hoop, bij hen was niet
de zalm des levens,
noch het vuur van wat opbrandt
in de eigen of vreemde droom.
Nee
(honden, alleen honden
onder een hemel, ver
en leeg)

o

6





Desde la débil existencia
de esponja que somos, una hora se prefigura:
materia siempre blanda
y recién nacida, a la que los picos de los pájaros
sin piedad desgarran.
Temor y temblor de lo que vive





Vanuit het zwakke bestaan
van spons dat we zijn, schaduwt zich een uur vooraf:
materie, altijd zacht
en pas geboren, waaraan de snavels van vogels
zonder mededogen rukken.
Angst en beven van wat leeft.

o



7





Años y años en la agitación
de las aguas, a punto de perecer ahogados,
salvados un instante antes
por una gracia de las algas,
por el roce de una aleta de pez,
a veces por menos, por cierto olor
emanado del limo, así siempre, pero
¿hasta cuándo?







Jaren en jaren in het woelen
van de wateren, op het punt om verdronken te vergaan,
gered een ogenblik tevoren
door een gunst van de wieren,
door de streling van een vissenvin,
soms door minder nog, door een zekere geur
uit de modder, als altijd, maar
tot hoelang?

o


8





Cava, no lleva lámpara y está oscuro.
Deja atrás, arriba, los ruidos
de los truenos que los ecos multiplican,
la locura del cisne que mata
a picotazos a sus pichones. Cava,
no porque sienta que hay algo allá abajo,
ni porque crea que en su acto
está contenida la salvación.
Lo hace porque el deseo en sus uñas
es más poderoso que la voz interior
que le exige resignarse.
.





Hij graaft, nam geen lamp mee en het is donker.
Hij laat achter, boven, de geluiden
van donderslagen, almaar herhaald door de echo,
de waanzin van de zwaan die pikkend
haar kuikens vermoordt. Hij graaft,
niet omdat hij voelt dat er iets is, daar beneden,
noch omdat hij gelooft dat in zijn daad
de verlossing ligt besloten.
Hij doet het omdat het verlangen in zijn nagels
veel zwaarder weegt dan de innerlijke stem
die hem vraagt te verzaken.

o



9





No hay forma de llegar al océano.
El Motociclista, Rumble Fish.

Desde aquí y hasta donde da la vista,
tierra. Más allá del horizonte
-dicen-
está el mar (el mar:
vasto territorio
de bocas que se abren y se cierran,
horror y embriaguez de abismos, el origen)
- pero,
¿cómo llegar? ¿sobre qué ruedas,
o alas, o espaldas? ¿bajo
que fe, qué certeza?





Geen andere manier om de oceaan te bereiken
De motard, Rumble Fish.

Van hier tot waar het zicht reikt:
land. Achter de horizon
- zeggen ze -
is de zee (de zee:
uitgestrekt domein
van monden die opengaan en dichtgaan,
angsten roes van de afgrond, de oorsprong)
- maar,
hoe daar geraken? op welke wielen
of vleugels of ruggen? onder welk
geloof, in welke zekerheid?

o

10





Está desnudo y tiene el cuerpo pintado.
Debe atravesar una muchedumbre
que ríe, gesticula y repite en trance su nombre,
Anda mientras los sacerdotes le clavan agujas
en la carne. Debes
olvidar que eres un hombre, así
no sentirás dolor alguno.
Te convertirás en otra cosa,
en un dios. Pero
él no logra olvidar lo que es,
lo intenta pero no puede.
A cada pinchazo siente aún más dolor.
Camino del altar que le han levantado,
sufre.






Hij is naakt en zijn lichaam is beschilderd.
Hij moet een menigte door
die lacht, gebaart, en in trance zijn naam scandeert.
Hij stapt terwijl de priesters naalden drijven
in zijn vlees. Je moet
vergeten dat je een mens bent, zo
zul je geen pijn voelen.
Je zult veranderen in iets anders,
in een god. Maar
hij kan niet vergeten wat hij is,
probeert, maar kan het niet.
Bij elke steek voelt hij nog méér pijn.
De weg lang naar het altaar dat ze voor hem hebben opgericht
lijdt hij.

o


11





(A Enrique Molina)

Atado a una cruz que no es tal,
crucificado a un poste de telégrafo,
bajo la lluvia; su crimen, no mayor
que aplastar un insecto con el pie,
no menor que asfixiar
a un hijo con una almohada.
Se pregunta
por el descenso a cuál infierno:
al de las llamas que no acaban
nunca de consumir al alma
o al de las bocas
que repiten eternamente una misma frase:
Es tarde...






(Aan Enrique Molina)

Vastgebonden aan een kruis dat er geen is,
gekruisigd aan een telegraafpaal,
onder de regen; zijn misdaad, niet meer
dan een insect te vertrappelen met de voet,
niet minder dan een kind te versmachten
onder een kussen.
De vraag is
afdalen in welke hel:
die van de vlammen die nooit ophouden
de ziel te verteren
of die van de monden
die tot in de eeuwigheid dezelfde zin herhalen:
Het is te laat...

o

12





Un escarabajo en la harina
Una patita de pájaro arrastrada por el oleaje
Una avispa rodeada por las hormigas
Un papel sucio de tinta
Un nombre oído al pasar junto a una ventana

Estas cosas son capaces de matarnos

A veces morimos aun por menos







Een kever in het meel.
Het jong van een vogel meegesleurd door de branding.
Een wesp omsingeld door de mieren.
Een papier besmeurd met inkt.
Een getal gehoord bij het voorbijgaan langs een raam.

Deze dingen zijn in staat ons te doden.

Soms sterven we van minder nog.

o


12





En plena tormenta, solo.
Arboles sacudidos desde las raíces,
cables de teléfono que golpean
contra las ramas.
(Mientras
camina con dificultad, piensa
en un peñasco arrancado de algún planeta
girando en lo negro y profundo
del espacio.)
Hay
un perro ahogado en el fondo
de una cuneta, un paraguas roto,
abandonado.
(Cuando
el sol se abra paso a través
de las nubes y el viento deje paso
a la calma, todo para él,
qué horrible es decirlo, seguirá siendo
viento y lluvia, no
podrá percibir la progresiva irrupción
de la luz, la lenta llegada
del buen tiempo, cada paso suyo
será, como ahora, un paso más
entre charcos, postes caídos,
colmados desagües.)





In volle storm, alleen.
Bomen geschokt tot in de wortels,
telefoondraden die slaan
tegen de takken.
(Terwijl
hij zich met moeite een weg baant, denkt hij
aan een rotsblok losgerukt uit een of andere planeet
draaiend in het zwarte en diepe
van de ruimte.)
Er ligt
een hond verdronken op de bodem
van een sloot, een paraplu, kapot
en weggegooid.
(Als
de zon breekt door
de wolken en de wind plaats ruimt
voor windstilte, zal het alleen voor hem,
wat is het verschrikkelijk om dat te zeggen, doorgaan met.
waaien en regenen, hij zal
niet waarnemen de geleidelijke doorbraak
van het licht, de langzame aantocht
van het goede weer, elk van zijn stappen
zal, als nu, een stap temeer zijn
tussen plassen, omgevallen palen,
volle goten.)

o

14





Arriba, alumbra. Emite
luz de perfección,
de burla.






Hij komt aan en maakt licht. Hij straalt
het licht der volmaaktheid uit,
van het belachelijke.

o





15





Y es tanto el hambre que se devora
hasta al deseo.
Y por un largo pozo
caen sin final aparente el huevo,
el semen.








En zo groot is de honger dat hij zich nog
het verlangen opvreet.
En in een diepe put
vallen schijnbaar eindeloos het ei,
het zaad.

o





16





¿Llamar vida a esto?
¿A este montón de desechos?
¿Hacia dónde entonces?
¿Hacia una masa por cuyas grietas
apenas si entra el filo de un cuchillo?
¿Hacia un oráculo con idioma de lagarto?






Dat hier leven noemen?
Deze hoop afval?
Waarheen dan?
Naar een klomp in de barsten waarvan
niets eens de snede past van een mes?
Naar een orakel dat de taal der hagedissen spreekt?

o

17





El topo, ese animal ciego
que cava bajo la tierra
y no sueña porque no hay sueños
en la cabeza de quien nunca ha tenido ojos,
¿no es, a veces, cuando es de noche
y nos paseamos insomnes y angustiados
por un largo pasillo a oscuras
buscando una mano, otra respiración,
la llave de la luz, nuestro camarada?





De mol, dat blinde dier
dat graaft onder de aarde
en niet droomt omdat er geen dromen zijn
in het hoofd van wat nooit ogen had,
is dat soms niet zoals wanneer het nacht is
en wij slapeloos en angstig lopen
door een lange steeg met duistere hoeken
zoekend een hand, de ademhaling van een ander,
de knop van het licht, onze kameraad?

o


18





Una figura, de perfil
y en contraluz, repite,
sin que podamos verla, los gestos
de nuestra fragilidad,
de nuestra locura.





Een figuur, in profiel
en in tegenlicht, herhaalt,
zonder dat wij ze kunnen zien, de gebaren
van onze breekbaarheid,
van onze waanzin.

o

19





Recogido todo el hilo
no aparece lo anunciado en el extremo.
Sí una muerte nueva luego de la muerte,
un grano de sal sobre el párpado de lo amado.
...Y lo que debiera agitar las aguas
y bajar por ellas hasta el fondo
para traer entre sus brazos
a los bellos ahogados, gira
sumido en un sueño profundo,
alrededor de un mismo eje de silencio,
de polvo.





Als de draad helemaal is ingehaald,
verschijnt wat was aangekondigd niet aan het eind.
Wel een nieuwe dood na de dood,
een korrel zout op het ooglid van de geliefde.
... En hij die de wateren in beroering had moeten brengen
en erin had moeten afdalen tot op de bodem
om de mooie drenkelingen
in de armen te nemen, draait
verzonken in een diepe slaap,
omheen eenzelfde as van stilte,
van stof.

o



20





¿Qué colmillo o pétalo
vendrá a herirnos o a acariciarnos
cuando en nosotros el mundo se haya disipado
y seamos sólo furia inmaterial
contra la carne y el deseo?





Welke hoektand of kroonblad
komt ons verwonden of strelen
als in ons de wereld zich heeft opgelost
en wij slechts onstoffelijk razen zijn
tegen vlees en verlangen?

o

21





(Ostende, enero de 1982)

Ni la trompeta del ángel
perturbará el hondo sueño de las grúas abandonadas,
comidas por la herrumbre.





(Oostende, januari 1982)

Zelfs de trompet van de engel
zal de diepe slaap niet verstoren van de verlaten kranen
aangevreten door de roest.

o








22





Apagaron las linternas y la oscuridad
gana terreno hasta la casa donde se refugiaron.
Lejos y abajo, los cardúmenes
luchan contra cuchillos de sal
en batalla terrible y silenciosa.
Más cerca, maderas embetunadas,
alguien que yace, con los ojos abiertos,
bajo el peso de algún dios
ni vivo ni muerto.





Ze doofden de lampen en de duisternis
wint veld tot bij het huis waar ze zich verscholen.
Ver weg in de diepte vechten
scholen vissen tegen messen van zout
een verschrikkelijke en stille strijd.
Veel dichterbij, geteerd hout,
iemand die ligt, met de ogen open,
onder het gewicht van van een of andere god
noch levend, noch dood.

o




23





No son, a cada abrazo, lo que pretenden ser:
estallidos de magnesio capaces de alumbrar
la noche que los va cercando.
Son más bien música que no alcanza,
y se extravía entre aletas heridas,
la sangre se mezcla con el agua
y en el agua se disipa.





Ze zijn, bij elke omarming, niet wat ze zouden willen zijn:
explosies van magnesium in staat
de nacht te verlichten waarin ze zijn gedompeld.
Eerder zijn ze muziek die haar einde niet vindt
en verdwaalt tussen verwonde vinnen,
het bloed vermengt zich met het water
en in het water lost het op.

o


24





Y con la cabeza metida en el agua,
casi ahogado, ya no su boca, algo en él
denso y ciego como un pez ciego y denso pregunta:
¿Dónde el nudo, la fiebre?







En met het hoofd in het water gedompeld
haast verdronken, vraagt al niet meer zijn mond, maar iets in hem,
dicht en blind als een blinde en dichte vis:
waar is de knoop, de koorts?

o




25





Quizás, algún día,
repentina aparición arcangélica
en medio de un caos de relámpagos,
de astillas, de gritos,
de agujas, ya no la máscara:
el rostro.





Wie weet, op een dag,
de plotse aartsengelachtige verschijning
temidden van een chaos van bliksems,
van splinters, van kreten,
van naalden, niet langer het masker:
het aangezicht.

o



26





About suffering they were never wrong,
The Old Masters...
Auden.


Tampoco Mantegna se equivocó
acerca del hondo sufrimiento de la materia, y
ató parte de su espíritu con un hilo de plata
a una sonda y bajó hasta la cerrada noche
que sobreviene al martirio;
y dejó que el resto soplase
sobre otros cuerpos que, ignorantes de todo,
se amaban.





About suffering they were never wrong,
The Old Masters...
Auden.


Evenmin vergiste Mantegna zich
omtrent het diepe lijden van de materie, en
hij bond een deel van zijn geest met een draad van zilver
aan een sonde en liet zich neer in de gesloten nacht
die neerdaalt over de martelaar;
en liet het over aan de rest om te blazen
op andere lichamen die, van dit alles niets wetend,
elkaar beminden

o



27





(Un planisferio, Giovanni Leardo)

Al norte, un dixerto
dexabitado per fredo; al sur, un
dixerto dexabitado per caldo et serpentes;
al oeste, oscuridad; al este,
el Paraíso.





(Een planisfeer, Giovanni Leardo)*

In het Noorden, een woestijn,
onbewoond vanwege de koude; in het Zuiden, een
woestijn onbewoond vanwege de hitte en de slangen;
In het Westen, duisternis; in het Oosten,
het Paradijs.

o

* Onvertaalbaar is de verouderde schrijfwijze van 'dixerto' en 'dexabitado'




28





Toca la carne amada,
siente en la yema de los dedos
la vibración de algo
que lo supera en gravedad y misterio.







Hij raakt het beminde vlees aan,
en voelt in de toppen van zijn vingers
het trillen van iets
dat hem overstijgt in ernst en wonderlijkheid.

o



29






Un animal de pelaje espeso y blanco.
Lo golpean. Lejos,
un sol se apaga y se convierte
en una piedra enorme y helada.






Een dier met een dikke, witte vacht.
Ze slaan het. In de verte
dooft een zon uit en verandert
in een enorme, ijzige steen.

o


30





Contra un muro,
un bote enmohecido, una red rota,
el musgo, el salitre.
Aquí, salvados por unas horas
de la impiedad, del frío, de los desechos,
me das todo y no te consumes,
te doy todo y no me consumo.





Tegen een muur,
een vermolmde boot, een gescheurd net,
het mos, de salpeter.
Hier, voor enkele uren gered
van de hardvochtigheid, de kou, het afval,
geef je me alles en wordt niet verteerd,
geef ik je alles en word niet verteerd.

o



31





Adelante, nieblas eternas, que
pretenden ser eternas. Alrededor, voces
que instalan silencios, paren
infatigables roedores que mordisquean
el ruedo de los pantalones, los
cordones de los zapatos, los hilos
que asoman de la costura
de la camisa. Piedras solas,
al costado del camino-
eso somos o, al menos,
con eso nos compararon. Y
tal vez sea verdad,
en medio de la bruma,
acechados por dientes pequeños
pero filosos, como piedras esperamos,
¿qué? ¿hasta cuándo?





Verderop, nevels, die eeuwig zijn,
eeuwig menen te zijn. Rondom baren
stemmen die stiltes doen vallen
onvermoeibare knaagdieren die knabbelen
aan de zoom van de broeken, aan
de veters van de schoenen, aan draden
die loskomen uit de naden
van het hemd. Eenzame stenen,
aan de kant van de weg -
dat zijn we, of tenminste,
daarmee vergeleken ze ons. En
misschien is het waar,
midden in de mist,
bedreigd door tanden, klein
maar scherp, wachten we als stenen,
op wat? tot wanneer?

o

32





¿Cómo llamarte si no conozco tu nombre?
No importa; algo en mí siente que cualquier nombre,
si bueno, es capaz de nombrarte, así
como cada ola del mar es también el mar
con todas sus olas. Te llamaré
bosque en primavera, animal que se inclina
para mirarse en el agua, destello
en un cielo despejado, escarabajo
que arrastra una bola de barro.Y
también piedad para el que anda entre sombras
extraviado, luz en el fondo
cuando el corazón ya se resigna
a confundirse con lo oscuro.





Hoe je noemen als ik je naam niet ken?
Het is van geen belang, iets in mij voelt dat elke naam,
volstaat om je te noemen, net
zoals elke golf van de zee ook de zee is
met al haar golven. Ik zal je
bos in de lente noemen, dier dat zich vooroverbuigt
om zich te spiegelen in het water, vonk
in een heldere hemel, kever
die een bol modder voortrolt. En
ook medelijden met haar die in het donker
verdwaalt, licht in de verte
wanneer het hart er zich al bij neerlegt
op te gaan in het duister.

o

33





Eso que tiembla al final de la escalera,
en el rincón más secreto del altillo,
es también yo
aunque yo esté‚ sentado a la luz de una lámpara,
en otro cuarto, ante cierta página
digna o execrable. Ese
pez fuera del agua
que sabe que tiene nada más que un segundo
de vida, ese ratón en la trampa,
ese antílope cercado por el incendio,
es también yo
aunque yo haya abandonado la silla
al oírte llegar a la casa,
y ahora te abrace, y ría con risa franca,
y sienta que tu olor es el olor del mundo
cuando la lluvia lo lava.






Wat daar bibbert op het einde van de trap,
in de geheimste hoek van de zolder,
ben evenzeer ik,
al zit ik in het licht van een lamp,
in een andere kamer, voor een blad
waardig of waardeloos. Deze
vis buiten water
die weet dat hij niet langer dan een seconde meer
te leven heeft, deze rat in de val,
deze antilope omsingeld door het vuur,
ben evenzeer ik,
al ben ik van mijn stoel opgestaan
als ik je thuis hoorde komen,
en omarm ik je nu, en lach ik met een blije lach,
en ruik ik dat jouw geur de geur is van de wereld
als de regen hem wast.

o

34





(A Cecilia Pozzi, en memoria)

1

De rodillas, bajo la lluvia. En
silencio, tira del hilo y recoge, seco
y tieso, al pájaro que debiera agitar
las alas y volar. De rodillas
en el barro, a la sombra
de largas sombras
que paren sombras, aún más oscuras.
(Ella misma
una sombra, en el barro
y en el hedor del barro.)
Tira del hilo y recoge
una cáscara negra y dura
que debiera ser piel de un fruto
comido por el amor y el deseo.
Bajo la lluvia, de rodillas,
arriba un dios que parece no verla,
no oírla, ni siquiera conocerla.





(Aan Cecilia Pozzi, in memoriam)

1

Op de knieën in de regen. In
stilte trekt ze aan de draad, haalt in, droog
en verstijfd, een vogel die de vleugels
had moeten uitslaan en vliegen. Op de knieën
in de modder, in de schaduw van
lange schaduwen
die schaduwen baren, veel donkerder nog.
(Zijzelf
een schaduw, in de modder,
en in de stank van de modder.)
Ze trekt aan de draad en haalt
een zwarte, harde schaal in
die de schil had moeten zijn van een vrucht
gegeten voor de liefde en het verlangen.
In de regen, op de knieën,
komt er een god aan die haar niet lijkt te zien,
niet te horen, niet eens te kennen.

o

35





2

En la casa, un silencio poblado de gritos;
lo que fuera hogar de lo eterno se deshace
y reduce a polvo,

lo que fuera hogar de lo sujeto
a mudanza se deshace y reduce a cenizas.
Hubo un mundo hasta ayer, hasta hace un instante.
Ahora, llamas lejanas que sin embargo
queman las yemas de los dedos
que buscan la llave de la luz
para saber cual es la terrible hora
en que todo ocurre





2

In het huis een stilte vol kreten;
wat de woonplaats was van het eeuwige vervalt
en vergaat tot stof,
wat de woonplaats was van wat gedoemd is
te veranderen vervalt en vergaat tot as.
Er was een wereld tot gisteren, tot een ogenblik geleden.
Thans, verre vlammen die toch
de toppenverbranden van de vingers
die de knop zoeken van het licht
om te weten welk dat vreselijke uur is waarin alles gebeurt.

o

36





3

De aquello que acogiera al mar,
a sus bestias, a las lámparas,
escombros.





3

Over wat de zee herbergde,
haar dieren, de fakkels,
puin.

o



37





4

Se extiende mortaja de sal
sobre aquellos que, vencidos, se acostaron
a la espera del fin.
Se
corta el hilo que sostiene al mundo
y cae hacia lo ciego,
lo oscuro, lo que puesto de perfil
semeja tendón de cansancio
y puesto de frente semeja nudo de cansancio.
Pusieron una piedra en el camino
de los que van hacia Amor; la casa
se quedó en silencio y desde el silencio
gritan flacos jinetes y sombras flacas;
preguntan por bocas y responden
cardúmenes marchitos; preguntan por muslos
y responden orillas lodosas,
lejanas.





4

Een wade van zout is gespreid
over hen die, overwonnen, gingen liggen
in afwachting van het einde.
De draad
die de wereld draagt wordt doorgesneden
en tot in het blinde,
het duister, valt wat van opzij bezien
lijkt op de pees van de vermoeienis
en in vooraanzicht op de klier van de vermoeienis.
Ze leggen een steen op het pad
van hen die naar de Liefde gaan, het huis
blijft achter in stilte en vanuit de stilte
schreeuwen magere ruiters en magere schaduwen:
ze vragen naar monden en het antwoord komt
van verdwijnende zwermen; ze vragen naar lendenen
en het antwoord komt van oevers, modderig
en ver.

o

38





5

Gotea, perfora el silencio.
Canilla que deja caer una gota, sólo una
por vez y suma con cada gota
una nueva porción de angustia a la angustia
de quien, insomne, escucha.
Esto, y no otras cosas de las que hablan
las Escrituras, me ha parecido siempre
el Infierno.





5

Ze drupt, doorboort de stilte.
De kraan die een druppel laat vallen, slechts één
per keer, en bij elke nieuwe druppel
een nieuwe portie angst voegt bij de angst
van wie slapeloos toehoort.
Dit, en niet de andere dingen waarover
de Geschriften praten, heeft me altijd
de hel geleken.

o


39





¿Nos salvará lo que hacemos,
lo razonable o lo absurdo que hacemos?
El alma sucumbe bajo el peso de los días,
aquello que pretendemos ligero
se vuelve pesado y cae, las semanas pasan,
y las horas, las lluvias se suceden iguales
e igualmente mojan y ahogan. ¿Nada
nos sostendrá por más que recojamos el agua
en vasos de arcilla y llamemos a los sedientos,
y veamos, o creamos ver, signos de resurrección
donde otros ven ceniza, lodo, nubes?





Zal het ons redden wat we doen,
het rationele of absurde dat we doen?
De ziel bezwijkt onder het wegen van de dagen,
wat we licht waanden
blijkt zwaar te zijn en valt, de weken gaan voorbij,
en de uren, de regens volgen elkaar op, altijd dezelfde,
en ze bevochtigen en verdrinken gelijk. Niets
zal ons rechthouden, hoezeer we ook water verzamelen
in kruiken van klei en de dorstigen roepen,
en tekens van opstanding zien, of menen te zien,
waar anderen as zien, modder, wolken?

o





.
Copyright © Carlos Barbarito 1995
Copyright vertaling © Stefan Beyst 2005

Heb je genoten van de gedichten?
Stuur dan het adres van deze pagina door naar je vriend(inn)en!

Wil je worden verwittigd als er nieuwe gedichten verschijnen?
Stuur dan een mail met de vermelding: 'Barbarito'

Laat een boodschap aan de dichter achter in het gastenboek !
Wij vertalen ze voor hem in het Spaans.

zoek op deze site

powered by FreeFind